Overwegingen bij COM(2023)192 - Code van de Unie betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De algemene geneesmiddelenwetgeving van de Unie is in 1965 vastgesteld en was zowel bedoeld om de volksgezondheid te beschermen als de interne markt voor geneesmiddelen te harmoniseren. Sindsdien is deze wetgeving aanzienlijk ontwikkeld maar deze overkoepelende doelstellingen zijn bij alle herzieningen bepalend geweest. In de wetgeving wordt de verlening van vergunningen voor het in de handel brengen voor alle geneesmiddelen voor menselijk gebruik geregeld door de voorwaarden en procedures vast te stellen voor het in de handel brengen en blijven ervan. Een fundamenteel beginsel is dat een vergunning voor het in de handel brengen alleen wordt verleend voor geneesmiddelen waarvan na beoordeling van hun kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid is gebleken dat de baten-risicobalans positief is.

(2) De meest recente uitgebreide herziening van de geneesmiddelenwetgeving heeft tussen 2001 en 2004 plaatsgevonden, terwijl gerichte herzieningen inzake de monitoring na verlening van een vergunning (geneesmiddelenbewaking) en vervalste geneesmiddelen daarna werden vastgesteld. De farmaceutische sector is in de bijna twintig jaar sinds de laatste uitgebreide herziening veranderd en steeds meer geglobaliseerd, zowel op het gebied van ontwikkeling als vervaardiging. Bovendien zijn wetenschap en technologie in hoog tempo geëvolueerd. Er is echter nog steeds sprake van onvervulde medische behoeften, dat wil zeggen ziekten waarvoor geen of slechts met suboptimale behandelingen bestaan. Bovendien kunnen sommige patiënten niet profiteren van innovatie omdat geneesmiddelen onbetaalbaar kunnen zijn of in de betrokken lidstaat niet op de markt worden gebracht. Er is ook sprake van meer bewustzijn van de milieugevolgen van geneesmiddelen. Meer recent is het kader op de proef gesteld door de COVID-19-pandemie.

(3) Deze herziening maakt deel uit van de uitvoering van de farmaceutische strategie voor Europa en is bedoeld om innovatie te bevorderen, met name wat onvervulde medische behoeften betreft, en tegelijkertijd de regeldruk en de milieugevolgen van geneesmiddelen te verminderen; te zorgen voor de toegankelijkheid van innovatieve en gevestigde geneesmiddelen voor patiënten, met bijzondere aandacht voor het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het terugdringen van de risico’s op tekorten, waarbij rekening wordt gehouden met de uitdagingen van de kleinere markten van de Unie, en om een evenwichtig en concurrerend systeem tot stand brengen waardoor geneesmiddelen betaalbaar blijven voor zorgstelsels en tegelijkertijd innovatie wordt beloond.

(4) Bij deze herziening ligt de nadruk op bepalingen die relevant zijn om de specifieke doelstellingen ervan te verwezenlijken; daarom omvat de herziening alles behalve bepalingen inzake vervalste, homeopathische en traditionele kruidengeneesmiddelen. Desalniettemin moet omwille van de duidelijkheid Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad 38 worden vervangen door een nieuwe richtlijn. De bepalingen inzake vervalste, homeopathische en traditionele kruidengeneesmiddelen worden daarom in deze richtlijn gehandhaafd zonder de inhoud ervan ten opzichte van eerdere harmonisaties te wijzigen. In het licht van de veranderingen in de governance van het Bureau wordt het Comité voor kruidengeneesmiddelen echter vervangen door een werkgroep.

(5) Alle regels op het gebied van vergunningverlening voor, vervaardiging van, toezicht op, en distributie en gebruik van geneesmiddelen moeten de bescherming van de volksgezondheid als voornaamste doelstelling hebben. Dergelijke regels moeten ook het vrije verkeer van geneesmiddelen waarborgen en ervoor zorgen dat de belemmeringen voor de handel in geneesmiddelen voor alle patiënten in de Unie worden weggenomen.

(6) In het regelgevingskader voor geneesmiddelen moet ook rekening worden gehouden met de behoeften van ondernemingen in de farmaceutische sector en de handel in geneesmiddelen binnen de Unie, zonder daarbij de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van geneesmiddelen in gevaar te brengen.

(7) De EU en al haar lidstaten zijn als partijen bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, in de mate van hun bevoegdheid gebonden door de bepalingen van dat verdrag. Hieronder vallen het recht op informatie zoals bepaald in artikel 21 en het recht op het hoogst haalbare gezondheidsniveau zonder discriminatie op grond van handicap, zoals bepaald in artikel 25.

(8) Bij deze herziening wordt het behaalde harmonisatieniveau gehandhaafd. Waar nodig en passend zorgt de herziening voor een verdere verkleining van de resterende verschillen door regels vast te stellen voor het toezicht op en de controle van geneesmiddelen en de rechten en plichten van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten om naleving van de wettelijke eisen te waarborgen. In het licht van de ervaring met de toepassing van de geneesmiddelenwetgeving van de Unie en de evaluatie van de werking ervan, moet het regelgevingskader worden aangepast aan de wetenschappelijke en technologische vooruitgang, de huidige marktomstandigheden en de economische realiteit in de Unie. Wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen leiden tot de innovatie en ontwikkeling van geneesmiddelen, onder andere voor therapeutische gebieden waar nog onvervulde medische behoeften bestaan. Om deze ontwikkelingen te benutten, moet het farmaceutische kader van de Unie worden aangepast aan de wetenschappelijke ontwikkelingen zoals genomica en geavanceerde geneesmiddelen, bv. gepersonaliseerde geneesmiddelen, en aan technologische veranderingen zoals gegevensanalyse, digitale hulpmiddelen en het gebruik van kunstmatige intelligentie. Deze aanpassingen dragen ook bij tot het concurrentievermogen van de farmaceutische industrie van de Unie.

(9) Voor geneesmiddelen bij zeldzame ziekten en geneesmiddelen voor kinderen moeten wat hun kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid betreft, dezelfde voorwaarden gelden als voor alle andere geneesmiddelen, bijvoorbeeld betreffende de procedures voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen, en de eisen voor de kwaliteit en voor de geneesmiddelenbewaking. Gezien de unieke kenmerken van deze groepen geneesmiddelen, gelden er echter ook specifieke eisen voor. Dergelijke eisen worden momenteel gedefinieerd in afzonderlijke wetgeving en moeten in het algemene rechtskader voor geneesmiddelen worden opgenomen om te zorgen voor duidelijkheid en samenhang van alle maatregelen die op deze geneesmiddelen van toepassing zijn. Aangezien er voor sommige geneesmiddelen waarvoor een vergunning is verleend voor gebruik bij kinderen, door de lidstaten een vergunning is verleend, moeten er bovendien specifieke bepalingen in deze richtlijn worden opgenomen.

(10) Het systeem van een richtlijn en een verordening voor de algemene geneesmiddelenwetgeving moet worden gehandhaafd om versnippering van de nationale wetgeving inzake geneesmiddelen voor menselijk gebruik te voorkomen, aangezien de wetgeving is gebaseerd op een systeem van door de Unie verleende en van door de lidstaten verleende nationale vergunningen voor het in de handel brengen. Door de lidstaten verleende nationale vergunningen voor het in de handel brengen worden verleend en beheerd op basis van nationale wetten voor de uitvoering van de geneesmiddelenwetgeving van de Unie. Uit de evaluatie van de algemene geneesmiddelenwetgeving is niet gebleken dat door de keuze van het rechtsinstrument specifieke problemen zijn veroorzaakt of dat er een gebrek aan harmonisatie is ontstaan. Bovendien bleek uit een advies van het Refit-platform 39 in 2019 dat er onder de lidstaten geen steun was om Richtlijn 2001/83/EG om te zetten in een verordening.

(11) Om innovatie mogelijk te maken en het concurrentievermogen van de farmaceutische industrie van de Unie en met name dat van kmo’s te bevorderen, moet de richtlijn in synergie werken met de verordening. Met het oog hierop wordt een systeem van stimulansen voorgesteld waarmee innovatie wordt beloond, met name op het gebied van onvervulde medische behoeften en innovatie die patiënten bereikt en waardoor de toegankelijkheid van geneesmiddelen in de hele Unie wordt bevorderd. Om het regelgevingssysteem efficiënter en innovatievriendelijker te maken, is de richtlijn er ook op gericht om de administratieve lasten te verminderen en de procedures voor ondernemingen te vereenvoudigen.

(12) De definities en het toepassingsgebied van Richtlijn 2001/83/EG moeten worden verduidelijkt om hoge normen voor de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van geneesmiddelen te verwezenlijken en om — zonder het algemene toepassingsgebied te wijzigen — mogelijke lacunes in de regelgeving aan te pakken als gevolg van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, zoals geneesmiddelen met een gering productievolume, geneesmiddelen die aan bed worden vervaardigd of gepersonaliseerde geneesmiddelen die niet in een industrieel productieproces worden vervaardigd.

(13) Om overlappende eisen voor geneesmiddelen in deze richtlijn en in de verordening te voorkomen, zijn de algemene normen voor de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van geneesmiddelen in deze richtlijn van toepassing op geneesmiddelen waarvoor een nationale vergunning voor het in de handel is afgegeven en ook op geneesmiddelen waarvoor een gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen is afgegeven. Daarom gelden de eisen voor een aanvraag voor een geneesmiddel voor beide, en zijn ook de regels inzake de status ten aanzien van receptplichtigheid (voorschriftplichtigheid), productinformatie, wettelijke bescherming en regels inzake vervaardiging, levering, reclame, toezicht en andere nationale eisen van toepassing op geneesmiddelen waarvoor een gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen is afgegeven.

(14) Of een product aan de definitie van een geneesmiddel beantwoordt, moet per geval worden bepaald, rekening houdend met de in deze richtlijn genoemde factoren, zoals de aanbiedingsvorm van het product of de farmacologische, immunologische of metabole eigenschappen.

(15) Om rekening te houden met zowel de opkomst van nieuwe therapieën als het groeiende aantal zogenoemde “grensproducten”, die zich tussen de geneesmiddelensector en andere sectoren bevinden, moeten bepaalde definities en afwijkingen worden gewijzigd om twijfel over de toepasselijke wetgeving te voorkomen. Wanneer een product volledig aan de definitie van een geneesmiddel beantwoordt en ook aan de definitie van andere gereguleerde producten voldoet, zijn omwille van de duidelijkheid de regels voor geneesmiddelen krachtens deze richtlijn van toepassing. Om de duidelijkheid van de toepasselijke regels te waarborgen, moet de consistentie van de terminologie van de geneesmiddelenwetgeving worden verbeterd en moet in die wetgeving duidelijk worden aangegeven welke producten buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

(16) De nieuwe definitie van een stof van menselijke oorsprong in de [SoHO-verordening] omvat alle stoffen die op welke wijze dan ook uit het menselijk lichaam worden afgenomen, ongeacht of zij cellen bevatten en ongeacht of zij voldoen aan de definitie van “bloed”, “weefsel” of “cel”, bijvoorbeeld moedermelk, darmmicrobiota en andere SoHO die in de toekomst op de mens kunnen worden toegepast. Dergelijke stoffen van menselijke oorsprong, met uitzondering van weefsels en cellen, kunnen uit SoHO afgeleide geneesmiddelen, anders dan geneesmiddelen voor geavanceerde therapie, worden wanneer de SoHO wordt onderworpen aan een industrieel proces dat systematisering, reproduceerbaarheid en routinematige bewerkingen of bewerkingen per partij omvat zodat een product met een gestandaardiseerde consistentie wordt geproduceerd. Wanneer een proces inhoudt dat een werkzaam bestanddeel wordt geëxtraheerd uit SoHO, anders dan weefsels en cellen, of dat de SoHO, anders dan weefsels en cellen, een transformatie ondergaat waarbij de intrinsieke eigenschappen ervan veranderen, moet het product van dit proces ook als een uit SoHO afgeleid geneesmiddel worden beschouwd. Wanneer een proces inhoudt dat er tijdens de bereiding van bloedbestanddelen elementen worden geconcentreerd, gescheiden of geïsoleerd, moet dit niet worden beschouwd als het veranderen van de intrinsieke eigenschappen.

(17) Om twijfel te voorkomen, moet de veiligheid en kwaliteit van menselijke organen bestemd voor transplantatie alleen worden geregeld bij Richtlijn 2010/53/EU van het Europees Parlement en de Raad 40 , en de veiligheid en kwaliteit van stoffen van menselijke oorsprong bestemd voor medisch begeleide voortplanting alleen bij [de SoHO-verordening of indien die niet van kracht is, bij Richtlijn 2004/23/EG].

(18) Geneesmiddelen voor geavanceerde therapie die volgens een individueel medisch recept voor een op bestelling gemaakt product voor een bepaalde patiënt overeenkomstig specifieke kwaliteitsnormen op niet-routinematige basis worden bereid en in dezelfde lidstaat in een ziekenhuis onder de exclusieve professionele verantwoordelijkheid van een beoefenaar van een medisch beroep worden gebruikt, moeten van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten terwijl er tevens voor wordt gezorgd dat relevante regels van de Unie met betrekking tot de kwaliteit en de veiligheid niet worden ondergraven (“ziekenhuisvrijstelling”). De ervaring heeft geleerd dat er grote verschillen tussen de lidstaten bestaan bij de toepassing van de ziekenhuisvrijstelling. Om de toepassing van de ziekenhuisvrijstelling te verbeteren, worden bij deze richtlijn maatregelen ingevoerd voor het verzamelen en rapporteren van gegevens alsook voor het jaarlijks evalueren van deze gegevens door de bevoegde autoriteiten en de bekendmaking ervan door het Bureau in een register. Bovendien moet het Bureau een verslag voorleggen over de uitvoering van de ziekenhuisvrijstelling op basis van bijdragen van de lidstaten om te onderzoeken of er een aangepast kader moet worden vastgesteld voor bepaalde minder complexe geneesmiddelen voor geavanceerde therapie die in het kader van de ziekenhuisvrijstelling zijn ontwikkeld en gebruikt. Wanneer een vergunning voor de vervaardiging en het gebruik in het kader van een ziekenhuisvrijstelling van een geneesmiddel voor geavanceerde therapie om veiligheidsredenen wordt ingetrokken, stellen de relevante bevoegde autoriteiten de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten daarvan in kennis.

(19) Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de bepalingen van Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad 41 , waaronder de bepalingen betreffende de rechtvaardiging en optimalisatie van de bescherming van patiënten en andere personen bij wie sprake is van medische blootstelling aan ioniserende straling. Bij therapeutische toepassingen van radiofarmaceutica moeten regels voor vergunningen voor het in de handel brengen en voor dosering en toediening, met name aan de eisen van die richtlijn voldoen dat blootstellingen van doelvolumes afzonderlijk moeten worden gepland en dat de toediening op passende wijze wordt gecontroleerd ermee rekening houdend dat de doses voor niet-doelvolumes en -weefsels zo laag moeten zijn als redelijkerwijs mogelijk is en dat zij in overeenstemming moeten zijn met het beoogde therapeutische doel van de blootstelling.

(20) In het belang van de volksgezondheid mag een geneesmiddel alleen in de Unie in de handel worden gebracht wanneer er een vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel is verleend en de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van het geneesmiddel zijn aangetoond. Er moet echter vrijstelling van deze eis worden verleend wanneer er sprake is van een dringende behoefte om een geneesmiddel toe te dienen om aan de specifieke behoeften van een patiënt te voldoen of om de bevestigde verspreiding van ziekteverwekkers, toxinen, chemische agentia of nucleaire straling die schade kunnen veroorzaken, tegen te gaan. Om te voorzien in speciale behoeften, moet lidstaten met name worden toegestaan om geneesmiddelen die worden geleverd naar aanleiding van een bonafide bestelling op eigen initiatief, die volgens de specificaties van een officieel erkend gezondheidswerker worden bereid en die bestemd zijn voor gebruik door patiënten die onder zijn of haar rechtstreekse, persoonlijke verantwoordelijkheid vallen, van de bepalingen van deze richtlijn uit te sluiten. Lidstaten moet worden toegestaan om tijdelijk toestemming te verlenen voor de distributie van geneesmiddelen waarvoor geen vergunning voor het in de handel brengen is verleend, om de vermeende of geconstateerde verspreiding van ziekteverwekkers, toxinen, chemische agentia of nucleaire straling die schade kunnen veroorzaken, tegen te gaan.

(21) Besluiten over het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen moeten worden genomen op basis van objectieve wetenschappelijke criteria, namelijk kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van het betrokken geneesmiddel, met uitsluiting van economische of andere overwegingen. Bij wijze van uitzondering moeten de lidstaten echter het gebruik van geneesmiddelen op hun grondgebied kunnen verbieden.

(22) Uit de gegevens en documenten die bij een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel moeten worden gevoegd, blijkt dat de therapeutische werkzaamheid van het geneesmiddel zwaarder weegt dan de mogelijke risico’s. De baten-risicobalans van alle geneesmiddelen zal worden beoordeeld wanneer zij in de handel worden gebracht en op elk ander moment dat de bevoegde autoriteit dit nodig acht.

(23) Aangezien is gebleken dat marktwerking alleen niet voldoende is om adequaat onderzoek naar, de ontwikkeling van en de vergunningverlening voor geneesmiddelen voor de pediatrische populatie te stimuleren, is er een systeem van beloningen en stimulansen opgezet.

(24) Voor nieuwe geneesmiddelen en voor geneesmiddelen waarvoor reeds een vergunning is verleend en die door een octrooi of door een aanvullend beschermingscertificaat worden beschermd, moet daarom de eis worden ingevoerd dat bij de indiening van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen of een aanvraag voor een nieuwe therapeutische indicatie, een nieuwe farmaceutische vorm of een nieuwe wijze van toediening, de resultaten van onderzoek bij de pediatrische populatie overeenkomstig een goedgekeurd plan voor pediatrisch onderzoek dan wel het bewijs dat een vrijstelling of opschorting is verkregen, moeten worden verstrekt. Om te voorkomen dat kinderen worden blootgesteld aan onnodige klinische proeven en vanwege de aard van de geneesmiddelen, mogen die eisen echter niet van toepassing zijn op generieke geneesmiddelen of gelijkwaardige biologische geneesmiddelen, geneesmiddelen waarvoor via de procedure inzake langdurig gebruik in de medische praktijk een vergunning is verleend, noch op homeopathische en traditionele kruidengeneesmiddelen waarvoor via de vereenvoudigde registratieprocedures van deze richtlijn een vergunning is verleend.

(25) Om ervoor te zorgen dat de gegevens ter ondersteuning van de vergunning voor het in de handel brengen met betrekking tot het gebruik van een geneesmiddel bij kinderen waarvoor krachtens deze verordening een vergunning is verleend, correct tot stand zijn gekomen, moeten de bevoegde autoriteiten de naleving van het goedgekeurde plan voor pediatrisch onderzoek en eventuele vrijstellingen en opschortingen bij de validatiestap van de aanvragen voor een vergunning voor het in de handel brengen controleren.

(26) Om naleving van alle maatregelen van het goedgekeurde plan voor pediatrisch onderzoek te belonen, moet voor geneesmiddelen die onder de bescherming van een aanvullende beschermingscertificaat vallen, indien relevante informatie over de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken bij de productinformatie is gevoegd, een beloning worden toegekend in de vorm van een verlenging van zes maanden van het aanvullende beschermingscertificaat dat bij [Verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad 42 — PB: gelieve referentie te vervangen door een nieuw instrument wanneer dit wordt aangenomen] is ingesteld.

(27) Bepaalde gegevens en documenten die doorgaans moeten worden ingediend bij een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen, hoeven niet te worden vereist indien een geneesmiddel een generiek geneesmiddel is of een gelijkwaardig biologisch geneesmiddel (biosimilar) waarvoor in de Unie een vergunning wordt of werd verleend. Zowel generieke geneesmiddelen als biosimilars spelen een belangrijke rol bij het waarborgen van de toegankelijkheid van geneesmiddelen voor een bredere patiëntenpopulatie en het scheppen van een concurrerende interne markt. In een gezamenlijke verklaring hebben de autoriteiten van de lidstaten bevestigd dat in de afgelopen 15 jaar uit de ervaring met goedgekeurde biosimilars is gebleken dat zij qua werkzaamheid, veiligheid en immunogeniteit vergelijkbaar zijn met hun referentiegeneesmiddel en derhalve onderling verwisselbaar zijn en in plaats van het referentiegeneesmiddel kunnen worden gebruikt (of omgekeerd), of door een ander biosimilar van hetzelfde referentiegeneesmiddel kunnen worden vervangen.

(28) Uit ervaring is gebleken dat het raadzaam is duidelijk de gevallen te omschrijven waarin voor het verkrijgen van een vergunning voor een geneesmiddel dat in wezen gelijkwaardig is aan een geneesmiddel waarvoor reeds een vergunning is verleend, de resultaten van de toxicologische en farmacologische tests of klinische studies niet hoeven te worden verstrekt, waarbij ervoor moet worden gewaakt dat innoverende ondernemingen worden benadeeld. Voor deze gespecificeerde categorieën geneesmiddelen biedt een verkorte procedure aanvragers de mogelijkheid om zich te baseren op gegevens die door eerdere aanvragers zijn ingediend en om dus alleen enkele specifieke documenten in te dienen.

(29) Voor generieke geneesmiddelen hoeft alleen de equivalentie van het generieke geneesmiddel aan het referentiegeneesmiddel te worden aangetoond. Voor biologische geneesmiddelen worden alleen de resultaten van vergelijkbaarheidstests en -onderzoeken aan de bevoegde autoriteiten verstrekt. Voor hybride geneesmiddelen, dat wil zeggen in gevallen waarin het geneesmiddel niet onder de definitie van een generiek geneesmiddel valt of het ten opzichte van het referentiegeneesmiddel anders is wat betreft de concentratie, farmaceutische vorm, toedieningsweg of therapeutische indicaties, worden de resultaten van de passende niet-klinische tests of klinische studies verstrekt voor zover dat nodig is om een wetenschappelijke brug te slaan naar de gegevens waarop de vergunning voor het in de handel brengen van het referentiegeneesmiddel is gebaseerd. Hetzelfde geldt voor hybride biologische geneesmiddelen, dat wil zeggen in gevallen waarin een biosimilar vergeleken met het biologische referentiegeneesmiddel anders is wat betreft de sterkte, de farmaceutische vorm, de toedieningsweg of de therapeutische indicaties. In de laatste twee situaties blijkt uit de gegevens voor die wetenschappelijke brug dat de eigenschappen van de werkzame stof van het hybride geneesmiddel qua veiligheid of werkzaamheid niet aanzienlijk verschillen. Wanneer er wat die eigenschappen betreft wel sprake is van aanzienlijke verschillen, moet de aanvrager een volledige aanvraag indienen.

(30) De regelgevende besluitvorming inzake de ontwikkeling van, de vergunningverlening voor en het toezicht op geneesmiddelen kan worden ondersteund door de toegang tot en analyse van gezondheidsgegevens, in voorkomend geval met inbegrip van gegevens uit de praktijk, dat wil zeggen gezondheidsgegevens die buiten het kader van klinische studies worden gegenereerd. De bevoegde autoriteiten moeten dergelijke gegevens kunnen gebruiken, onder meer via de interoperabele infrastructuur van de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens.

(31) In Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad 43 worden bepalingen vastgesteld betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt op basis van de beginselen van vervanging, vermindering en verfijning. Voor elk onderzoek waarbij dieren worden gebruikt en dat essentiële gegevens over de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van een geneesmiddel oplevert, moet rekening worden gehouden met die beginselen van vervanging, vermindering en verfijning voor zover zij de verzorging en het gebruik van levende dieren voor wetenschappelijke doeleinden betreffen, en dat ontwerp en die uitvoering moeten worden geoptimaliseerd zodat de meest bevredigende resultaten met een minimaal aantal dieren worden geleverd. De procedures voor dergelijke onderzoeken moeten zodanig worden opgezet dat pijn, lijden, angst of blijvende schade bij dieren worden voorkomen; bij deze procedures moeten de beschikbare richtsnoeren van het EMA en de ICH worden gevolgd. De aanvrager en de houder van een vergunning voor het in de handel brengen moeten met name rekening houden met de beginselen die zijn vastgelegd in Richtlijn 2010/63/EU, met inbegrip van, waar mogelijk, de toepassing van nieuwe benaderingsmethoden (new approach methodologies) in plaats van dierproeven. Daarbij kan het gaan om: in-vitromodellen, zoals microfysiologische systemen, waaronder orgaan-op-chip, (2D- en 3D-) celkweekmodellen, organoïden, en modellen op basis van menselijke stamcellen, in-silicohulpmiddelen of “read-across”-modellen.

(32) Er moeten procedures worden ingevoerd om, waar mogelijk, te vergemakkelijken dat dierproeven gezamenlijk worden uitgevoerd, zodat wordt voorkomen dat proeven met levende dieren, die onder Richtlijn 2010/63/EU vallen, onnodig worden gedupliceerd. Aanvragers en houders van een vergunning voor het in de handel brengen moeten alles in het werk stellen om de resultaten van dierproeven te hergebruiken en de resultaten van die proeven openbaar te maken. Voor verkorte aanvragen moeten aanvragers van een vergunning voor het in de handel brengen naar de relevante onderzoeken die voor het referentiegeneesmiddel zijn uitgevoerd, verwijzen.

(33) Betreffende klinische proeven, met name die welke buiten de Unie worden uitgevoerd, met geneesmiddelen die bestemd zijn om in de Unie te worden toegelaten, moet bij de beoordeling van de aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen worden nagegaan of deze proeven zijn uitgevoerd in overeenstemming met de beginselen van goede klinische praktijken en de ethische eisen die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen van Verordening (EU) nr. 536/2014 van het Europees Parlement en de Raad 44 .

(34) Het is mogelijk om onder bepaalde omstandigheden vergunningen voor het in de handel brengen afhankelijk van specifieke verplichtingen of voorwaarden, op voorwaardelijke basis of onder uitzonderlijke omstandigheden te verlenen. De wetgeving moet het onder vergelijkbare omstandigheden mogelijk maken dat er voor geneesmiddelen met een standaardvergunning voor het in de handel brengen op voorwaardelijke basis of onder uitzonderlijke omstandigheden voor nieuwe therapeutische indicaties een vergunning wordt verleend. De geneesmiddelen waarvoor op voorwaardelijke basis of onder uitzonderlijke omstandigheden een vergunning is verleend, moeten in beginsel voldoen aan de eisen voor een standaardvergunning voor het in de handel brengen, met uitzondering van de specifieke afwijkingen of voorwaarden die zijn vermeld in de desbetreffende voorwaardelijke of uitzonderlijke vergunning voor het in de handel brengen, en worden onderworpen aan een specifieke evaluatie van de naleving van de opgelegde specifieke voorwaarden of verplichtingen. De gronden voor de weigering van een vergunning voor het in de handel brengen moeten in dergelijke gevallen van overeenkomstige toepassing zijn.

(35) Behalve voor de geneesmiddelen die aan de bij [herziene Verordening (EU) nr. 726/2004] ingestelde gecentraliseerde vergunningsprocedure zijn onderworpen, moet een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel door een bevoegde autoriteit in één lidstaat worden verleend. Om onnodige administratieve en financiële lasten voor de aanvragers en de bevoegde autoriteiten te vermijden, hoeft de volledige grondige beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor een geneesmiddel slechts eenmaal te gebeuren. Daarom is het passend om speciale procedures voor de wederzijdse erkenning van nationale vergunningen vast te stellen. Bovendien moet het met het oog op een gemeenschappelijke beoordeling onder leiding van een van de betrokken lidstaten mogelijk zijn dezelfde aanvraag gelijktijdig in verschillende lidstaten in te dienen.

(36) Bovendien moeten er overeenkomstig die procedures regels worden vastgesteld om in een coördinatiegroep voor wederzijdse erkenning en gedecentraliseerde procedures voor geneesmiddelen (“de coördinatiegroep”) onverwijld onenigheden tussen de bevoegde autoriteiten op te lossen. Bij een verschil van mening tussen lidstaten omtrent de kwaliteit, de veiligheid of de werkzaamheid van een geneesmiddel behoort er op Unieniveau een wetenschappelijke beoordeling te gebeuren om tot één enkel, voor de betrokken lidstaten bindend besluit over de geschilpunten te komen. Dit besluit moet tot stand komen met gebruikmaking van een snelle procedure, waarbij zorg wordt gedragen voor nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten.

(37) In bepaalde gevallen waar sprake is van grote meningsverschillen die niet overbrugd kunnen worden, moet de zaak worden geëscaleerd en onderworpen worden aan een wetenschappelijk advies van het Bureau dat vervolgens via een besluit van de Commissie wordt uitgevoerd.

(38) De lidstaten moeten, met het oog op een betere bescherming van de volksgezondheid en het voorkomen van onnodige overlapping bij het onderzoek van aanvragen voor een vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen, systematisch voor elk geneesmiddel waarvoor zij een vergunning verlenen, beoordelingsverslagen opstellen die op verzoek door hen moeten worden uitgewisseld. Een lidstaat moet bovendien het onderzoek van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel, die op dat tijdstip in een andere lidstaat daadwerkelijk wordt behandeld, kunnen opschorten met de bedoeling het besluit van laatstgenoemde lidstaat te erkennen.

(39) In het belang van een zo breed mogelijke toegang tot geneesmiddelen moet een lidstaat die er belang bij heeft toegang te krijgen tot een bepaald geneesmiddel waarvoor een vergunning wordt verleend via de gedecentraliseerde procedure en de procedure voor wederzijdse erkenning, kunnen kiezen voor die procedure.

(40) Om de beschikbaarheid van geneesmiddelen met name op kleinere markten te verbeteren, moet, in gevallen waarin de aanvrager in een bepaalde lidstaat geen aanvraag voor een vergunning voor een geneesmiddel in het kader van de procedure voor wederzijdse erkenning indient, die lidstaat de mogelijkheid hebben om, wegens gegronde redenen in verband met de volksgezondheid, een vergunning te verlenen voor het in de handel brengen van dat geneesmiddel.

(41) Bij generieke geneesmiddelen waarbij voor het referentiegeneesmiddel een vergunning voor het in de handel brengen is verleend via de gecentraliseerde procedure, moeten de aanvragers van een vergunning voor het in de handel brengen onder bepaalde voorwaarden wel tussen beide procedures kunnen kiezen. De procedure voor wederzijdse erkenning of de gedecentraliseerde procedure moet eveneens facultatief toegankelijk blijven voor bepaalde geneesmiddelen, zelfs als zij een therapeutische innovatie betekenen of een voordeel voor de samenleving of voor de patiënt opleveren. Aangezien generieke geneesmiddelen een groot deel van de geneesmiddelenmarkt uitmaken, moet in het licht van de opgedane ervaring de toegang van deze producten tot de markt van de Unie worden vergemakkelijkt. Daarom moeten de procedures om andere betrokken lidstaten bij een dergelijke procedure te betrekken, verder worden vereenvoudigd.

(42) De vereenvoudiging van de procedures mag geen gevolgen hebben voor de normen of de kwaliteit van de wetenschappelijke beoordeling van geneesmiddelen om de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid te waarborgen en daarom moet de wetenschappelijke beoordelingsperiode worden gehandhaafd. Er wordt echter voorzien dat de totale duur van de procedure voor het verlenen van een vergunning voor het in de handel brengen zal worden verkort van 210 tot 180 dagen.

(43) De lidstaten moeten zorgen voor toereikende financiering van de bevoegde autoriteiten voor het uitvoeren van hun taken uit hoofde van deze richtlijn en [herziene Verordening (EU) nr. 726/2004]. Daarnaast moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten voldoende middelen toegewezen krijgen voor hun bijdragen aan de werkzaamheden van het Bureau, rekening houdend met de op kosten gebaseerde vergoeding die zij van het Bureau ontvangen.

(44) Bij eerdere wijzigingen van de geneesmiddelenwetgeving van de Unie is de toegankelijkheid van geneesmiddelen aangepakt door te voorzien in een versnelde beoordeling van aanvragen voor vergunningen voor het in de handel brengen of door toe te staan dat er voorwaardelijke vergunningen voor het in de handel brengen worden verleend voor geneesmiddelen voor onvervulde medische behoeften. Hoewel door deze maatregelen de vergunningverlening voor innovatieve en veelbelovende therapieën is versneld, bereiken deze geneesmiddelen niet altijd de patiënt en varieert de toegankelijkheid van deze geneesmiddelen voor patiënten in de Unie. De toegankelijkheid van geneesmiddelen voor patiënten is van vele factoren afhankelijk. Houders van een vergunning voor het in de handel brengen zijn niet verplicht een geneesmiddel in alle lidstaten in de handel te brengen; zij kunnen besluiten hun geneesmiddelen in een of meer lidstaten niet in de handel te brengen of ze daar weer uit de handel te nemen. Andere factoren die van invloed zijn op de marktintroductie en de toegankelijkheid voor patiënten, zijn het nationale prijsstellings- en vergoedingsbeleid, de omvang van de populatie, de organisatie van zorgstelsels en nationale administratieve procedures.

(45) Zoals ook wordt benadrukt in de conclusies van de Raad 45 en een resolutie van het Europees Parlement 46 is de aanpak van de ongelijke toegankelijkheid van geneesmiddelen voor patiënten een belangrijke prioriteit geworden van de farmaceutische strategie voor Europa. De lidstaten hebben opgeroepen tot herziene mechanismen en stimulansen voor de ontwikkeling van geneesmiddelen die zijn afgestemd op onvervulde medische behoeften en tegelijkertijd de duurzaamheid van zorgstelsels en de toegankelijkheid en beschikbaarheid van betaalbare geneesmiddelen voor patiënten in alle lidstaten waarborgen.

(46) Bij de toegankelijkheid van geneesmiddelen speelt betaalbaarheid ook een grote rol. Wat dit betreft eerbiedigt de geneesmiddelenwetgeving van de Unie de bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van prijsstelling en vergoeding. Als aanvulling hierop wordt met deze wetgeving een positief effect beoogd op de betaalbaarheid en duurzaamheid van zorgstelsels met behulp van maatregelen om de concurrentie van generieke geneesmiddelen en biosimilars te ondersteunen. De toegankelijkheid van geneesmiddelen voor patiënten moet ook als gevolg van de concurrentie van generieke geneesmiddelen en biosimilars verbeteren.

(47) Om de dialoog tussen alle spelers betrokken bij de levenscyclus van geneesmiddelen te waarborgen, zullen in het geneesmiddelencomité besprekingen worden gevoerd over beleidskwesties in verband met de toepassing van de regels met betrekking tot de verlenging van de wettelijke gegevensbescherming voor marktintroductie. De Commissie kan organen die verantwoordelijk zijn voor de evaluatie van gezondheidstechnologie als bedoeld in Verordening (EU) 2021/2282, of nationale organen die verantwoordelijk zijn voor prijsstelling en vergoeding, indien nodig, uitnodigen om deel te nemen aan de beraadslagingen van het geneesmiddelencomité.

(48) Hoewel besluiten over prijsstelling en vergoeding onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, zijn in de farmaceutische strategie voor Europa maatregelen aangekondigd ter ondersteuning van de samenwerking tussen de lidstaten om de betaalbaarheid te verbeteren. De Commissie heeft de groep van nationale bevoegde autoriteiten inzake prijsstelling en terugbetaling en betalers van openbare gezondheidszorg (de NCAPR) omgevormd van een ad-hocforum tot een permanente vrijwillige samenwerking om informatie en beste praktijken uit te wisselen op het gebied van prijsstellings-, betalings- en aanbestedingsbeleid om de betaalbaarheid en kosteneffectiviteit van geneesmiddelen en de duurzaamheid van zorgstelsels te verbeteren. De Commissie zet zich in om deze samenwerking te intensiveren en de uitwisseling van informatie tussen nationale instanties verder te ondersteunen, met inbegrip van de openbare aanbestedingen voor geneesmiddelen, waarbij zij de bevoegdheden van de lidstaten op dit gebied volledig respecteert. De Commissie kan de leden van de NCAPR ook uitnodigen om deel te nemen aan de beraadslagingen van het farmaceutisch comité over onderwerpen die van invloed kunnen zijn op het prijsstellings- of vergoedingsbeleid, zoals de stimulans voor een marktintroductie.

(49) Gezamenlijke aanbestedingen, zowel binnen een land als tussen landen, kunnen, met name voor kleinere landen, de toegankelijkheid, betaalbaarheid en de voorzieningszekerheid van geneesmiddelen verbeteren. Lidstaten die belangstelling hebben voor gezamenlijk aanbestedingen voor geneesmiddelen kunnen gebruikmaken van Richtlijn 2014/24/EU 47 die voorziet in aankoopprocedures voor overheidsinkopers, de gezamenlijk aanbestedingsovereenkomst 48 en de voorgestelde herziening van het Financieel Reglement 49 . Op verzoek van de lidstaten kan de Commissie geïnteresseerde lidstaten ondersteunen door de coördinatie te vergemakkelijken om de toegang tot geneesmiddelen voor patiënten in de Unie en de uitwisseling van informatie mogelijk te maken, met name voor geneesmiddelen bij zeldzame en chronische ziekten.

(50) Het is nodig om een op criteria gebaseerde definitie van “onvervulde medische behoefte” vast te stellen om de ontwikkeling te stimuleren van geneesmiddelen voor therapeutische gebieden waar onvoldoende aandacht voor is. Om ervoor te zorgen dat het begrip “onvervulde medische behoefte” de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen en de huidige kennis weergeeft op het gebied van ziekten waar onvoldoende aandacht voor is, moet de Commissie na een wetenschappelijke beoordeling door het Bureau door middel van uitvoeringshandelingen de criteria voor een bevredigende methode voor diagnose, preventie of behandeling, “resterende hoge mortaliteit en morbiditeit” en “relevante patiëntenpopulatie” specificeren en actualiseren. Het Bureau zal een breed scala van autoriteiten of organen die betrokken zijn bij de levenscyclus van geneesmiddelen, om input vragen in het kader van het raadplegingsproces dat krachtens [herziene Verordening (EG) nr. 726/2004] is vastgesteld en het zal ook rekening houden met de wetenschappelijke initiatieven op EU-niveau of tussen lidstaten in verband met de analyse van onvervulde medische behoeften, ziektelast en het stellen van prioriteiten voor onderzoek en ontwikkeling. De lidstaten kunnen vervolgens de criteria voor “onvervulde medische behoeften” gebruiken om specifieke therapeutische aandachtsgebieden te identificeren.

(51) Door nieuwe therapeutische indicaties toe te voegen voor geneesmiddelen waarvoor een vergunning is verleend, wordt bijgedragen aan de toegang van patiënten tot aanvullende therapieën en daarom moet deze toevoeging worden gestimuleerd.

(52) Voor de oorspronkelijke aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen voor een geneesmiddel dat een nieuwe werkzame stof bevat, moet het indienen van klinische proeven waarbij een empirisch onderbouwde bestaande behandeling als comparator is gebruikt, worden gestimuleerd om het genereren van relevant vergelijkend klinisch bewijsmateriaal te bevorderen, waarmee latere beoordelingen van gezondheidstechnologie en besluiten over prijsstelling en vergoeding door de lidstaten kunnen worden ondersteund.

(53) Een houder van een vergunning voor het in de handel brengen moet gedurende de gehele levensduur van een geneesmiddel een passende en continue voorziening van dat middel waarborgen onafhankelijk van het feit of er voor dat geneesmiddel een leveringsstimulans geldt.

(54) Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (“kmo’s”), entiteiten zonder winstoogmerk of entiteiten met beperkte ervaring met het systeem van de Unie moeten extra tijd krijgen om een geneesmiddel in de handel te brengen in de lidstaten waar de vergunning voor het in de handel brengen geldig is, zodat zij aanvullende wettelijke gegevensbescherming kunnen krijgen.

(55) Wanneer de houders van een vergunning voor het in de handel brengen en de lidstaten de bepalingen inzake stimulansen voor het in de handel brengen toepassen, moeten zij alles in het werk stellen om tot een onderling overeengekomen geneesmiddelenvoorziening te komen, die in overeenstemming is met de behoeften van de betrokken lidstaat, zonder dat daarbij de andere partij onnodig wordt vertraagd of belemmerd om gebruik te maken van haar rechten krachtens deze richtlijn.

(56) De lidstaten zullen de mogelijkheid hebben om met het oog op verlenging van de gegevensbescherming voor marktintroductie ontheffing te verlenen van de voorwaarde voor marktintroductie op hun grondgebied. Dit kan gebeuren door middel van een verklaring van geen bezwaar om de periode van wettelijke gegevensbescherming te verlengen. Dit zal naar verwachting met name het geval zijn in situaties waarin de marktintroductie in een bepaalde lidstaat praktisch gezien onmogelijk is of omdat er bijzondere redenen zijn waarom een lidstaat wenst dat de marktintroductie op een later tijdstip plaatsvindt.

(57) De afgifte door de lidstaten van documenten met betrekking tot de verlenging van de gegevensbescherming met het oog op de levering van geneesmiddelen in alle lidstaten waar een vergunning voor het in de handel brengen geldig is en met name de ontheffing van de voorwaarden voor een dergelijke verlenging, doet op geen enkel moment afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten met betrekking tot de voorziening van en prijsbepaling voor geneesmiddelen of tot het opnemen van geneesmiddelen in de nationale ziektekostenverzekeringsregelingen. De lidstaten zien niet af van de mogelijkheid om op enig moment vóór, tijdens of na de verlenging van de gegevensbeschermingsperiode een verzoek in te dienen voor vrijgave of levering van het betrokken product.

(58) Een alternatieve manier om aan te tonen dat er wordt geleverd, houdt verband met het opnemen van geneesmiddelen in een positieve lijst van geneesmiddelen die onder de nationale ziektekostenverzekeringsregeling vallen overeenkomstig Richtlijn 89/105/EEG. De desbetreffende onderhandelingen tussen ondernemingen en de lidstaat moeten te goeder trouw worden gevoerd.

(59) Een lidstaat die van oordeel is dat voor zijn grondgebied niet aan de leveringsvoorwaarden is voldaan, moet op zijn laatst in de procedure van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik een met redenen omklede verklaring van niet-naleving van de wijziging in verband met de verstrekking van de betrokken stimulans indienen.

(60) De Commissie en de lidstaten monitoren de gegevens en de kennis die door de toepassing van het stimuleringssysteem worden verworven om, onder meer door middel van uitvoeringshandelingen, de toepassing van deze bepalingen te verbeteren. De Commissie stelt in dit verband een lijst van nationale contactpunten op.

(61) Wanneer een relevante autoriteit in de Unie een dwanglicentie heeft verleend om een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid aan te pakken, kan wettelijke gegevensbescherming, indien deze nog steeds van kracht is, het effectieve gebruik van de dwanglicentie verhinderen, aangezien die bescherming een belemmering vormt voor het verlenen van een vergunning voor generieke geneesmiddelen en dus voor de toegankelijkheid van de geneesmiddelen die nodig zijn om de crisis te bestrijden. Wanneer een dwanglicentie is verleend om een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid aan te pakken, moet daarom de gegevens- en marktbescherming worden opgeschort. Een dergelijke opschorting van de wettelijke gegevensbescherming mag alleen met betrekking tot de verleende dwanglicentie en de begunstigde ervan worden toegestaan. De opschorting moet in overeenstemming zijn met het doel, de territoriale reikwijdte, de duur en het onderwerp van de verleende dwanglicentie.

(62) De opschorting van de wettelijke gegevensbescherming mag alleen voor de duur van de dwanglicentie worden toegestaan. Een “opschorting” van de gegevens- en marktbescherming bij een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid betekent dat de gegevens- en marktbescherming geen gevolgen hebben voor de specifieke licentiehouder van de dwanglicentie zolang die dwanglicentie van kracht is. Wanneer de dwanglicentie vervalt, worden de gegevens- en marktbescherming weer van kracht. De opschorting mag niet leiden tot een verlenging van de oorspronkelijke duur van de gegevens- en marktbescherming.

(63) Momenteel is het voor aanvragers van een vergunning voor het in de handel brengen van generieke geneesmiddelen, biosimilars, hybride of hybride biologische geneesmiddelen mogelijk om onderzoeken en proeven uit te voeren en gevolg te geven aan de daaruit voortvloeiende praktische eisen die nodig zijn om wettelijke goedkeuringen voor die geneesmiddelen te verkrijgen gedurende de beschermingstermijn van het octrooi of het aanvullend beschermingscertificaat (ABC) van het referentiegeneesmiddel, zonder dat dit als een inbreuk op een octrooi of ABC wordt beschouwd. Er is echter sprake van een versnipperde toepassing van deze beperkte vrijstelling in de Unie en het wordt noodzakelijk geacht het toepassingsgebied ervan te verduidelijken om het op de markt brengen van generieke geneesmiddelen, biosimilars, hybride of hybride biologische geneesmiddelen die op een referentiegeneesmiddel berusten, te vergemakkelijken teneinde een geharmoniseerde toepassing in alle lidstaten te waarborgen, zowel wat betreft de begunstigden als wat betreft de bestreken activiteiten. De vrijstelling moet beperkt blijven tot het uitvoeren van onderzoeken, proeven en andere activiteiten die nodig zijn voor het wettelijke goedkeuringsproces, de evaluatie van gezondheidstechnologie en verzoeken voor prijsstelling en vergoeding, hoewel hiervoor een aanzienlijke hoeveelheid in testproductie moet worden vervaardigd om aan te tonen dat de vervaardiging betrouwbaar is. Tijdens de beschermingstermijn van het octrooi of het ABC van het referentiegeneesmiddel kunnen de resulterende geneesmiddelen die zijn verkregen met het oog op het wettelijk goedkeuringsproces niet commercieel worden gebruikt.

(64) Door de vrijstelling wordt het onder andere mogelijk om onderzoek uit te voeren ter ondersteuning van de prijsstelling en vergoeding, evenals de vervaardiging of aankoop van door octrooien beschermde werkzame stoffen met als doel in die periode vergunningen voor het in de handel brengen te verkrijgen en zo bij te dragen aan het op de markt komen van generieke geneesmiddelen en biosimilars zodra de bescherming door een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat wegvalt.

(65) De bevoegde autoriteiten mogen de validatie van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen waarin wordt verwezen naar gegevens van een referentiegeneesmiddel, alleen weigeren op grond van de in deze richtlijn vermelde gronden. Hetzelfde geldt voor elk besluit om de vergunning voor het in de handel brengen te verlenen, te wijzigen, te schorsen, te beperken of in te trekken. De bevoegde autoriteiten kunnen niet op andere gronden een besluit nemen. Deze besluiten kunnen met name niet worden gebaseerd op de octrooi- of ABC-status van het referentiegeneesmiddel.

(66) Om het probleem van resistentie tegen antimicrobiële stoffen aan te pakken, moeten antimicrobiële stoffen worden verpakt in hoeveelheden die geschikt zijn voor de behandelingscyclus die relevant is voor dat product, en moeten de nationale regels inzake receptplichtige antimicrobiële stoffen waarborgen dat zij worden verstrekt op een wijze die overeenstemt met de in het recept beschreven hoeveelheden.

(67) Het verstrekken van informatie over het passende gebruik en de passende bewaring en verwijdering van antimicrobiële stoffen aan gezondheidswerkers en aan patiënten is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de houders van vergunningen voor het in de handel brengen en de lidstaten, die voor een passend inzamelingssysteem voor alle geneesmiddelen moeten zorgen.

(68) Hoewel bij deze richtlijn het gebruik van antimicrobiële stoffen wordt beperkt door bepaalde categorieën van deze stoffen receptplichtig te maken, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten gezien de toename van de resistentie tegen antimicrobiële stoffen in de Unie verdere maatregelen overwegen, bijvoorbeeld een uitbreiding van het aantal antimicrobiële stoffen dat receptplichtig is, of het verplichte gebruik van diagnostische tests voorafgaand aan het voorschrijven ervan. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten dergelijke verdere maatregelen overwegen aan de hand van het niveau van resistentie tegen antimicrobiële stoffen op hun grondgebied en de behoeften van patiënten.

(69) De verontreiniging van water en bodem met farmaceutische residuen is een opkomend milieuprobleem en er zijn wetenschappelijke gegevens dat de aanwezigheid van deze stoffen in het milieu als gevolg van de vervaardiging, het gebruik en de verwijdering ervan een risico vormt voor het milieu en de volksgezondheid. Uit de evaluatie van de wetgeving is gebleken dat de bestaande maatregelen ter beperking van de gevolgen van de levenscyclus van geneesmiddelen voor het milieu en de volksgezondheid moeten worden uitgebreid. Maatregelen krachtens deze verordening vormen een aanvulling op de belangrijkste milieuwetgeving, met name op de kaderrichtlijn water (2000/60/EG 50 ), de richtlijn milieukwaliteitsnormen (2008/105/EG 51 ), de grondwaterrichtlijn (2006/118/EG 52 ), de richtlijn behandeling stedelijk afvalwater (91/271/EEG 53 ), de drinkwaterrichtlijn ((EU)2020/2184 54 ) en de richtlijn industriële emissies (2010/75/EU 55 ).

(70) Aanvragen voor vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen in de Unie moeten een milieurisicobeoordeling en risicobeperkende maatregelen omvatten. Indien een aanvrager niet een volledige of voldoende onderbouwde milieurisicobeoordeling indient of geen risicobeperkende maatregelen voorstelt om de in de milieurisicobeoordeling vastgestelde risico’s in voldoende mate aan te pakken, moet de vergunning voor het in de handel brengen worden geweigerd. De milieurisicobeoordeling moet worden geactualiseerd wanneer er nieuwe gegevens of kennis over relevante risico’s beschikbaar komen.

(71) Aanvragers van vergunningen voor het in de handel brengen moeten rekening houden met milieurisicobeoordelingsprocedures van andere EU-rechtskaders die van toepassing kunnen zijn op chemische stoffen afhankelijk van hun gebruik. Naast deze verordening zijn er vier andere belangrijke kaders: i) industriële chemische stoffen die onder Verordening (EG) nr. 1907/2006 (Reach-verordening) vallen; ii) biociden (Verordening (EU) nr. 528/2012); iii) pesticiden (Verordening (EG) nr. 1107/2009), en iv) diergeneesmiddelen (Verordening (EU) 2019/6). De Commissie heeft in het kader van de Green Deal een “één stof — één beoordeling”-benadering voorgesteld voor chemische stoffen 56 om de efficiëntie van het registratiesysteem te bevorderen en kosten en het onnodig testen op dieren te beperken.

(72) De emissies en lozingen van antimicrobiële stoffen in het milieu vanaf productielocaties kunnen leiden tot resistentie tegen antimicrobiële stoffen (“AMR”), wat een mondiaal probleem is ongeacht de plaats van de emissies en lozingen. Daarom moet de reikwijdte van de milieurisicobeoordeling worden uitgebreid zodat deze ook het risico op selectie van resistente micro-organismen (AMR-selectie) gedurende de volledige levenscyclus van antimicrobiële stoffen, met inbegrip van de vervaardiging, bestrijkt.

(73) Het voorstel bevat ook bepalingen voor een risicogebaseerde aanpak betreffende de verplichtingen van de milieurisicobeoordeling voor houders van vergunningen voor het in de handel brengen die vóór oktober 2005 zijn verleend, en voor het opzetten van een systeem van milieurisicobeoordelingsmonografieën voor werkzame stoffen. Dit systeem van milieurisicobeoordelingsmonografieën moet beschikbaar zijn voor aanvragers zodat zij dit bij het uitvoeren van een milieurisicobeoordeling voor een nieuwe aanvraag kunnen gebruiken.

(74) Voor geneesmiddelen waarvoor vóór oktober 2005 een vergunning is verleend zonder een milieurisicobeoordeling, moeten specifieke bepalingen worden ingevoerd om een risicogebaseerd prioriteringsprogramma op te zetten voor het indienen of actualiseren van de milieurisicobeoordeling door de houders van een vergunning voor het in de handel brengen.

(75) Cyprus, Ierland, Malta en Noord-Ierland zijn van oudsher afhankelijk van de levering van geneesmiddelen vanuit of via andere delen van het Verenigd Koninkrijk dan Noord-Ierland. Om tekorten aan geneesmiddelen te voorkomen en uiteindelijk een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid te waarborgen, moeten er na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie specifieke afwijkingen van deze richtlijn worden opgenomen voor geneesmiddelen die vanuit of via andere delen van het Verenigd Koninkrijk dan Noord-Ierland aan Cyprus, Ierland, Malta en Noord-Ierland worden geleverd. Om een uniforme toepassing van het recht van de Unie in de lidstaten te waarborgen, mogen de in Cyprus, Ierland en Malta geldende afwijkingen slechts van tijdelijke aard zijn.

(76) Om ervoor te zorgen dat alle kinderen in de Unie toegang hebben tot de geneesmiddelen waarvoor specifiek voor pediatrisch gebruik een vergunning is verleend, moet de houder van de vergunning voor het in de handel brengen, wanneer een goedgekeurd plan voor pediatrisch onderzoek heeft geleid tot de verlening van een vergunning voor een pediatrische indicatie voor een geneesmiddel dat reeds voor andere therapeutische indicaties in de handel is gebracht, worden verplicht het geneesmiddel binnen twee jaar na de datum van goedkeuring van de indicatie op dezelfde markten in de handel te brengen.

(77) In het belang van de volksgezondheid moet ervoor worden gezorgd dat veilige en werkzame geneesmiddelen waarvoor een vergunning is verleend voor pediatrische indicaties, beschikbaar blijven. Daarom moeten er voorzieningen worden getroffen om ervoor te zorgen dat, wanneer de houder van de vergunning voor het in de handel brengen voornemens is een dergelijk geneesmiddel uit de markt te nemen, de pediatrische populatie daarover kan blijven beschikken. Daartoe moet het Bureau tijdig van dit voornemen in kennis worden gesteld en dit voornemen openbaar maken.

(78) Om onnodige administratieve en financiële lasten voor zowel de houders van vergunningen voor het in de handel brengen als de bevoegde autoriteiten te voorkomen, moeten bepaalde stroomlijningsmaatregelen worden ingevoerd, in overeenstemming met het beginsel “standaard digitaal”. Er moet een elektronische aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen en voor wijzigingen aan de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen worden ingevoerd.

(79) In de regel hoeven er geen risicomanagementplannen voor generieke geneesmiddelen en biosimilars te worden opgesteld en ingediend, aangezien er voor het referentiegeneesmiddel een dergelijk plan bestaat, behalve in specifieke gevallen waarin wel een risicomanagementplan moet worden verstrekt. Bovendien moet doorgaans een vergunning voor het in de handel brengen voor onbepaalde tijd worden verleend; bij wijze van uitzondering kan alleen om gerechtvaardigde redenen in verband met de veiligheid van het geneesmiddel worden besloten dat er één keer moet worden verlengd.

(80) Bij een risico voor de volksgezondheid moeten de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de bevoegde autoriteiten op eigen initiatief urgente veiligheids- of werkzaamheidsbeperkingen kunnen opleggen. In dat geval moeten, wanneer de verwijzingsprocedure wordt ingeleid, dubbele beoordelingen worden voorkomen.

(81) Om in de behoeften van patiënten te voorzien, wordt een steeds groter aantal innovatieve geneesmiddelen afgeleid van of gecombineerd met andere producten die uit hoofde van meer dan één rechtskader van de Unie kunnen worden vervaardigd of getest en gereguleerd. Op dezelfde locaties wordt steeds vaker toezicht gehouden door autoriteiten die uit hoofde van verschillende rechtskaders van de Unie zijn opgericht. Om een veilige en efficiënte productie van en toezicht op dergelijke producten te waarborgen en om een passende levering aan patiënten mogelijk te maken, is het van belang om voor samenhang te zorgen. Er kan alleen voor samenhang en voldoende afstemming worden gezorgd door middel van passende samenwerking bij de ontwikkeling van praktijken en beginselen die uit hoofde van verschillende rechtskaders van de Unie worden toegepast. Om die reden moet een passende samenwerking in verschillende bepalingen van deze richtlijn worden ingebed, zoals de bepalingen betreffende advies voor classificatie, toezicht of de ontwikkeling van richtsnoeren.

(82) Voor producten die bestaan uit een combinatie van een geneesmiddel en een medisch hulpmiddel, moet de toepasbaarheid van de twee respectieve regelgevingskaders worden gespecificeerd en moet een passende interactie tussen de twee toepasselijke regelgevingskaders worden gewaarborgd. Hetzelfde moet gelden voor combinaties van geneesmiddelen met andere producten dan medische hulpmiddelen.

(83) Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten over alle informatie beschikken die nodig is voor de beoordeling van integrale combinaties van een geneesmiddel met een medisch hulpmiddel of van combinaties van geneesmiddelen met andere producten dan medische hulpmiddelen, moet de aanvrager van een vergunning voor het in de handel brengen gegevens indienen waaruit blijkt dat de integrale combinatie van het geneesmiddel met het medische hulpmiddel of de combinatie van een geneesmiddel met het andere product veilig en doeltreffend kan worden gebruikt. De bevoegde autoriteit moet de baten-risicobalans van de integrale combinatie beoordelen, rekening houdend met de geschiktheid van het gebruik van het geneesmiddel samen met het medische hulpmiddel of het andere product.

(84) Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten over alle informatie beschikken die nodig is voor hun beoordeling van geneesmiddelen uitsluitend voor gebruik met een medisch hulpmiddel (dat wil zeggen geneesmiddelen die in een verpakking met een medisch hulpmiddel worden aangeboden of die met een medisch hulpmiddel moeten worden gebruikt waarnaar in de samenvatting van de productkenmerken wordt verwezen), verstrekt de aanvrager van de vergunning voor het in de handel brengen gegevens waaruit blijkt dat het geneesmiddel, rekening houdend met het gebruik ervan in combinatie met het medische hulpmiddel, veilig en doeltreffend kan worden gebruikt. De bevoegde autoriteit moet de baten-risicobalans van het geneesmiddel beoordelen, rekening houdend met het gebruik van het geneesmiddel samen met het medische hulpmiddel.

(85) In de richtlijn wordt ook verduidelijkt dat een medisch hulpmiddel dat een onderdeel is van een integrale combinatie, moet voldoen aan de algemene veiligheids- en prestatie-eisen van bijlage I bij Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad 57 . Een medisch hulpmiddel dat uitsluitend met een medisch hulpmiddel wordt gebruikt, moet aan alle eisen van Verordening (EU) 2017/745 voldoen. Een geneesmiddel dat uitsluitend met een medisch hulpmiddel wordt gebruikt en waarvan de werking niet ondersteunend is bij die van het medische hulpmiddel, moet aan de eisen van deze richtlijn en van [herziene Verordening (EG) nr. 726/2004] voldoen, rekening houdend met het gebruik ervan met het medische hulpmiddel en onverminderd de specifieke eisen van Verordening (EU) 2017/745.

(86) Voor al deze producten (integrale combinaties van een geneesmiddel met een medisch hulpmiddel, geneesmiddelen uitsluitend voor gebruik met medische hulpmiddelen en combinaties van een geneesmiddel met een ander product dan een medisch hulpmiddel) moet de bevoegde autoriteit ook de aanvrager van een vergunning voor het in de handel brengen kunnen verzoeken alle benodigde aanvullende informatie te verstrekken en moet de aanvrager van een vergunning voor het in de handel brengen verplicht worden de gevraagde informatie in te dienen. Voor een geneesmiddel dat uitsluitend met een medisch hulpmiddel wordt gebruikt en waarvan de werking niet ondersteunend is bij die van het medische hulpmiddel, verstrekt de aanvrager van de vergunning voor het in de handel brengen op verzoek van de bevoegde autoriteit ook alle aanvullende informatie betreffende het medische hulpmiddel die relevant is voor de monitoring na de verlening van een vergunning voor het geneesmiddel, rekening houdend met het gebruik ervan in combinatie met het geneesmiddel, en onverminderd de specifieke eisen van [herziene Verordening (EG) nr. 726/2004].

(87) Voor integrale combinaties van een geneesmiddel met een medisch hulpmiddel en voor combinaties van een geneesmiddel met een ander product dan een medisch hulpmiddel moet de houder van de vergunning voor het in de handel brengen de algemene verantwoordelijkheid dragen voor het volledige product wat betreft de conformiteit van het geneesmiddel met de eisen van deze richtlijn en [herziene Verordening (EG) nr. 726/2004] en moet hij of zij gedurende de gehele beoordelingsprocedure en de levenscyclus van het geneesmiddel de coördinatie van de informatiestroom tussen de sectoren waarborgen.

(88) Om de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van het geneesmiddel in alle stadia van de vervaardiging en distributie te waarborgen, is de houder van de vergunning voor het in de handel brengen, indien nodig, verantwoordelijk voor het traceren van een werkzame stof, een hulpstof of een andere stof die bij de vervaardiging van het geneesmiddel wordt gebruikt en die is bestemd als onderdeel van het geneesmiddel of die naar verwachting in het geneesmiddel aanwezig zal zijn, bijvoorbeeld onzuiverheden, afbraakproducten of contaminanten.

(89) In het belang van de volksgezondheid moeten de houders van een vergunning voor het in de handel brengen in alle stadia van de vervaardiging en distributie de traceerbaarheid kunnen waarborgen van elke stof die in een geneesmiddel wordt gebruikt, bestemd is als onderdeel van een geneesmiddel of die daarin naar verwachting aanwezig zal zijn, en moeten zij alle natuurlijke of rechtspersonen die hun deze stoffen hebben geleverd, kunnen identificeren. Daarom moeten er procedures worden ingesteld en systemen opgezet om die informatie te verstrekken indien dit met het oog op de kwaliteit, veiligheid of werkzaamheid van geneesmiddelen nodig zou zijn.

(90) Er wordt ingezien dat de ontwikkeling van geneesmiddelen een gebied is waar noch de wetenschappelijke noch de technologische ontwikkeling stil staat. In de afgelopen decennia zijn er nieuwe categorieën geneesmiddelen verschenen, zoals biologische geneesmiddelen, biosimilars, geneesmiddelen voor geavanceerde therapie of in de toekomst faagtherapieën. Voor die categorieën producten kunnen in sommige gevallen aangepaste regels nodig zijn om ten volle rekening te houden met hun specifieke kenmerken. Daarom moet een toekomstgericht rechtskader bepalingen bevatten om op basis van strikte criteria en een machtiging van de Commissie die wordt gestuurd door de wetenschappelijke input van het Europees Geneesmiddelenbureau, dergelijke aangepaste kaders mogelijk te maken.

(91) In vergelijking met standaard geneesmiddelen kunnen deze aanpassingen aangepaste, aangescherpte, of opgeschorte eisen betreffen of eisen waarvan ontheffing is verleend. Het kan met name gaan om wijzigingen van de eisen voor dossiers voor dergelijke geneesmiddelen, de wijze waarop de aanvragers de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van deze geneesmiddelen aantonen, of op maat gesneden productiecontroles en eisen inzake goede productiepraktijken, alsook aanvullende controlemethoden vóór en tijdens de toediening en het gebruik ervan. De aanpassingen mogen echter niet verder reiken dan wat nodig is voor het bereiken van de doelstelling om aanpassingen aan de specifieke kenmerken uit te voeren.

(92) Om de paraatheid en respons bij gezondheidsbedreigingen, met name de opkomst van resistentie tegen antimicrobiële stoffen, te vergroten, kunnen aangepaste kaders relevant zijn om de snelle verandering van de samenstelling van antimicrobiële stoffen te vergemakkelijken om hun werkzaamheid te behouden. Door gevestigde platforms te gebruiken zou een efficiënte en tijdige aanpassing van die geneesmiddelen aan de klinische context mogelijk worden.

(93) Om het gebruik van middelen voor zowel aanvragers van een vergunning voor het in de handel brengen als bevoegde autoriteiten te optimaliseren en dubbele beoordeling van chemische werkzame stoffen van geneesmiddelen te voorkomen, moeten aanvragers van een vergunning voor het in de handel brengen kunnen vertrouwen op een basisdossiercertificaat voor werkzame stoffen of een monografie van de Europese farmacopee, in plaats van de relevante gegevens in te dienen zoals vereist overeenkomstig bijlage II. Het Bureau kan een certificaat basisdossier werkzame stof verlenen wanneer de relevante gegevens over de betrokken werkzame stof nog niet worden bestreken door een monografie van de Europese Farmacopee of door een ander certificaat basisdossier werkzame stof. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om de procedure voor de unieke beoordeling van een basisdossier werkzame stof vast te stellen. Om het gebruik van hulpbronnen verder te optimaliseren, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om het gebruik van een certificeringsregeling ook toe te staan voor aanvullende basiskwaliteitsdossiers, d.w.z. voor werkzame stoffen anders dan chemische werkzame stoffen, of voor andere stoffen die aanwezig zijn in of worden gebruikt bij de vervaardiging van een geneesmiddel, zoals overeenkomstig bijlage II vereist, bijvoorbeeld in het geval van nieuwe hulpstoffen, adjuvantia, radiofarmaceutische uitgangsstoffen en tussenproducten van de werkzame stof, wanneer het tussenproduct zelf een chemische werkzame stof is of in verbinding met een biologische stof wordt gebruikt.

(94) Om redenen van volksgezondheid en juridische coherentie, en met het oog op beperking van de administratieve belasting en verbetering van de voorspelbaarheid voor de marktdeelnemers, moeten voor wijzigingen van alle soorten vergunningen voor het in de handel brengen geharmoniseerde regels gelden.

(95) De voorwaarden van een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel kunnen worden gewijzigd nadat deze is verleend. Hoewel de kernelementen van een wijziging in deze richtlijn zijn vastgelegd, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om deze elementen aan te vullen door verdere noodzakelijke elementen vast te stellen, het systeem aan de wetenschappelijke en technologische vooruitgang, met inbegrip van digitalisering, aan te passen, en ervoor te zorgen dat onnodige administratieve lasten voor zowel de houders van vergunningen voor het in de handel brengen als de bevoegde autoriteiten worden vermeden.

(96) Wetenschappelijke en technologische vooruitgang op het gebied van gegevensanalyse en gegevensinfrastructuur biedt waardevolle ondersteuning bij de ontwikkeling van, vergunningverlening voor en het toezicht op geneesmiddelen. De digitale transformatie heeft gevolgen gehad voor de besluitvorming op regelgevingsgebied, waardoor deze gegevensgestuurd wordt en de regelgevende autoriteiten gedurende de hele levenscyclus van een geneesmiddel veel meer mogelijkheden hebben om toegang te krijgen tot bewijsmateriaal. In deze richtlijn wordt de bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten erkend om onafhankelijk van de aanvrager van een vergunning voor het in de handel brengen of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen ingediende gegevens te raadplegen en te analyseren. Op basis hiervan moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten het initiatief nemen om de samenvatting van de productkenmerken te actualiseren indien nieuwe gegevens over de werkzaamheid of veiligheid van invloed zijn op de baten-risicobalans van een geneesmiddel.

(97) De toegang tot gegevens van afzonderlijke patiënten uit klinische studies in een gestructureerd formaat waardoor er statistische analyses kunnen worden gedaan, kan regelgevers helpen om het ingediende bewijsmateriaal te begrijpen en kan helpen om regelgevende besluitvorming betreffende de baten-risicobalans van een geneesmiddel te onderbouwen. De invoering van een dergelijke mogelijkheid in de wetgeving is belangrijk om gegevensgestuurde baten-risicobeoordelingen in alle fasen van de levenscyclus van een geneesmiddel beter mogelijk te maken. Bij deze richtlijn krijgen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten daarom de bevoegdheid om als onderdeel van de beoordeling van de oorspronkelijke aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen en aanvragen na verlening van een vergunning voor het in de handel brengen, dergelijke gegevens op te vragen. Gezien de gevoelige aard van gezondheidsgegevens moeten de bevoegde autoriteiten hun verwerkingsactiviteiten beveiligen en ervoor zorgen dat zij voldoen aan de gegevensbeschermingsbeginselen van rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie, doelbinding, minimale gegevensverwerking, juistheid, opslagbeperking, integriteit en vertrouwelijkheid. Wanneer de verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk is voor de toepassing van deze richtlijn, moet deze gebeuren overeenkomstig het recht van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens. Verwerking van persoonsgegevens krachtens deze richtlijn moet gebeuren in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 58 en Verordening (EU) 2018/1725 59 van het Europees Parlement en de Raad.

(98) Geneesmiddelenbewakingsregels zijn nodig voor de bescherming van de volksgezondheid om bijwerkingen van geneesmiddelen die in de Unie in de handel zijn gebracht, te voorkomen, op te sporen en te beoordelen, aangezien er pas een volledig beeld van het veiligheidsprofiel van geneesmiddelen kan worden verkregen nadat zij in de handel zijn gebracht.

(99) Teneinde de veiligheid van geneesmiddelen die in gebruik zijn, blijvend te waarborgen moet ervoor worden gezorgd dat de systemen voor geneesmiddelenbewaking in de Unie voortdurend worden aangepast aan de vorderingen op het gebied van wetenschap en techniek.

(100)Er moet rekening worden gehouden met wijzigingen ten gevolge van een internationale harmonisatie van definities, terminologie en technologische ontwikkelingen op het gebied van geneesmiddelenbewaking.

(101)De toename van het gebruik van elektronische netwerken voor de communicatie van informatie over bijwerkingen van in de Unie in de handel gebrachte geneesmiddelen is bedoeld om het mogelijk te maken dat de bevoegde autoriteiten tegelijkertijd over dezelfde informatie beschikken.

(102)Het is in het belang van de Unie om ervoor te zorgen dat de systemen voor geneesmiddelenbewaking voor geneesmiddelen waarvoor een gecentraliseerde vergunning is verleend en voor geneesmiddelen waarvoor via andere procedures een vergunning is verleend, verenigbaar zijn.

(103)De houders van vergunningen voor het in de handel brengen moeten proactief verantwoordelijk zijn voor de lopende geneesmiddelenbewaking voor de door hen in de handel gebrachte geneesmiddelen.

(104)Het gebruik van kleurstoffen in geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik is momenteel geregeld bij Richtlijn 2009/35/EG van het Europees Parlement en de Raad 60 en is beperkt tot kleurstoffen die zijn toegelaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake levensmiddelenadditieven 61 , waarvoor specificaties zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie 62 . Het gebruik van andere hulpstoffen dan kleurstoffen in geneesmiddelen is onderworpen aan de Unieregels inzake geneesmiddelen en wordt beoordeeld in het kader van de algemene beoordeling van het baten-risicoprofiel van een geneesmiddel.

(105)Uit ervaring is gebleken dat het beginsel van het gebruik van die als levensmiddelenadditieven toegelaten kleurstoffen in geneesmiddelen tot op zekere hoogte moet worden gehandhaafd. Er moet echter ook worden voorzien in een specifieke beoordeling van het gebruik van kleurstoffen in geneesmiddelen wanneer een levensmiddelenadditief uit de EU-lijst van levensmiddelenadditieven wordt geschrapt. Daarom moet het EMA in dit specifieke geval zijn eigen beoordeling voor het gebruik van de kleurstof in geneesmiddelen uitvoeren, waarbij rekening wordt gehouden met het advies van de EFSA en de daaraan ten grondslag liggende wetenschappelijke gegevens, alsook met eventueel aanvullende wetenschappelijke gegevens en waarbij met name aandacht wordt besteed aan het gebruik van de kleurstof in geneesmiddelen. Het EMA moet ook verantwoordelijk zijn voor het in de gaten houden van wetenschappelijke gegevens voor de kleurstoffen die voorbehouden zijn voor gebruik in specifieke geneesmiddelen. Richtlijn 2009/35/EG moet derhalve worden ingetrokken.

(106)Wat het toezicht en de inspecties betreft, staat de vervaardiging en de invoer van grondstoffen of tussenproducten en ook van functionele hulpstoffen onder toezicht vanwege hun ondersteunende werking bij de werkzame stof en vanwege de mogelijke effecten van deze stoffen op de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van geneesmiddelen.

(107)Alle regelgeving op het gebied van de vervaardiging en distributie van geneesmiddelen moet met name gericht zijn op de bescherming van de volksgezondheid.

(108)Het is van belang dat in de lidstaten het toezicht en de controle op de vervaardiging en distributie van geneesmiddelen worden uitgeoefend door officiële vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit wiens kwalificaties aan de minimumeisen voldoen.

(109)Er kunnen zich situaties voordoen waarbij de vervaardigings- of teststappen van geneesmiddelen moeten plaatsvinden op locaties in de nabijheid van patiënten, bijvoorbeeld bij geneesmiddelen voor geavanceerde therapie met een korte houdbaarheid. Om patiënten in de hele Unie te bereiken, kan het in die situaties nodig zijn deze vervaardigings- of teststappen te decentraliseren naar meerdere locaties. Wanneer de vervaardigings- of teststappen gedecentraliseerd zijn, moeten deze worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde persoon van een centrale locatie waarvoor een vergunning is verleend. Voor de gedecentraliseerde locaties mag geen afzonderlijke vergunning voor de vervaardiging worden vereist anders dan de vergunning die voor de centrale locatie is verleend, maar ze moeten worden geregistreerd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de gedecentraliseerde locatie is gevestigd. Bij geneesmiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn afgeleid van autologe SoHO, moeten de gedecentraliseerde locaties wat betreft de activiteiten in verband met onderzoek naar de historie van donoren en beoordeling van hun geschiktheid, het testen van donoren en de inzameling, of alleen wat betreft inzameling bij producten die voor autoloog gebruik zijn vervaardigd, worden geregistreerd als een SoHO-entiteit zoals gedefinieerd in en overeenkomstig [de SoHO-verordening].

(110)De kwaliteit van de geneesmiddelen die in de Unie worden vervaardigd of beschikbaar zijn, moet worden gewaarborgd door te eisen dat de werkzame stoffen die bij de samenstelling ervan worden gebruikt, ten aanzien van die geneesmiddelen aan de beginselen van goede productiepraktijken voldoen. Het is noodzakelijk gebleken de bepalingen van de Unie inzake inspecties aan te scherpen en een databank van de Unie met de resultaten van die inspecties aan te leggen.

(111)De controle op de naleving van de wettelijke eisen voor de vervaardiging, de distributie en het gebruik van geneesmiddelen door relevante entiteiten via een toezichtsysteem is van fundamenteel belang om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van deze richtlijn daadwerkelijk worden verwezenlijkt. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de bevoegdheid hebben om inspecties ter plaatse of op afstand uit te voeren in het kader van het toezichtsysteem in alle stadia van de vervaardiging, de distributie en het gebruik van geneesmiddelen of werkzame stoffen, en moeten zij op de resultaten van inspecties vertrouwen, die door bevoegde autoriteiten van betrouwbare derde landen worden uitgevoerd. Om de doeltreffendheid van de inspecties te waarborgen, moeten de bevoegde autoriteiten gezamenlijke inspecties en ook, indien noodzakelijk, onaangekondigde inspecties kunnen uitvoeren.

(112)De frequentie van de controles moet door de bevoegde autoriteiten worden vastgesteld aan de hand van het risico en de mate van naleving die in verschillende situaties wordt verwacht. Die aanpak moet die bevoegde autoriteiten in staat stellen om middelen in te zetten waar de risico’s het grootst zijn. In sommige gevallen moet het toezichtsysteem ongeacht het niveau van de risico’s of van de vermoedelijke mate van niet-naleving worden toegepast, bijvoorbeeld voorafgaand aan de verlening van vergunningen voor de vervaardiging.

(113)Het Europees Directoraat voor de kwaliteit van medicijnen en gezondheidszorg controleert in het kader van de procedure voor de “Certification of Suitability to the monographs of the European Pharmacopoeia” door middel van inspecties of de door de aanvrager ingediende gegevens die door de Raad van Europa zijn vastgesteld, bevestigen dat monografieën geschikt zijn om de chemische zuiverheid, microbiologische kwaliteit en het risico op TSE (indien relevant) te controleren. Het gaat ook na of de vervaardiging aan de goede productiepraktijken voor werkzame stoffen voldoet. Afhankelijk van het resultaat van de inspectie wordt een certificaat van naleving of niet-naleving van goede productiepraktijken afgegeven door het Europees Directoraat voor de kwaliteit van medicijnen en gezondheidszorg of door de lidstaat die aan de inspectie deelneemt.

(114)Elke onderneming die geneesmiddelen vervaardigt of invoert, moet een mechanisme instellen waardoor het mogelijk wordt te waarborgen dat alle informatie die over een geneesmiddel wordt verstrekt, aan de goedgekeurde gebruiksvoorwaarden voldoet.

(115)De voorwaarden voor het afleveren van geneesmiddelen aan het publiek moeten worden geharmoniseerd.

(116)In dat opzicht heeft eenieder die zich in de Unie verplaatst, het recht een redelijke hoeveelheid rechtmatig verkregen geneesmiddelen voor eigen gebruik mee te nemen. Ook moet het voor een in een lidstaat gevestigd persoon mogelijk zijn zich een redelijke hoeveelheid geneesmiddelen voor persoonlijk gebruik uit een andere lidstaat te laten toezenden.

(117)Krachtens [herziene Verordening (EG) nr. 726/2004] zijn bepaalde geneesmiddelen aan een vergunning van de Unie voor het in de handel brengen onderworpen. In dit verband moet worden vastgesteld wat de status ten aanzien van receptplichtigheid is van geneesmiddelen waarvoor een vergunning van de Unie voor het in de handel brengen is afgegeven. Derhalve is het belangrijk om de criteria te bepalen op grond waarvan de besluiten van de Unie zullen worden genomen.

(118)Daarom moeten, uitgaande van de ter zake reeds door de Raad van Europa vastgestelde beginselen en van de harmonisatiewerkzaamheden in het kader van de Verenigde Naties betreffende verdovende middelen en psychotrope stoffen — het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961 en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971 — de basisbeginselen die van toepassing zijn op de status ten aanzien van receptplichtigheid van geneesmiddelen in de Unie of in de betrokken lidstaat, worden geharmoniseerd.

(119)Talrijke groothandelsverrichtingen op het gebied van geneesmiddelen kunnen gelijktijdig verscheidene lidstaten bestrijken.

(120)Om te waarborgen dat de geneesmiddelen onder passende omstandigheden worden bewaard, vervoerd en behandeld moet er controle worden uitgeoefend op de gehele distributieketen van geneesmiddelen, van de vervaardiging of de invoer ervan in de Unie tot de aflevering aan het publiek. De daartoe vast te stellen eisen zullen het uit de handel nemen van ondeugdelijke producten aanzienlijk vergemakkelijken en zullen het mogelijk maken doeltreffender op te treden tegen namaakproducten.

(121)Ieder die aan de groothandel in geneesmiddelen deelneemt, moet een bijzondere vergunning bezitten. Apothekers en personen die gemachtigd zijn geneesmiddelen aan het publiek af te leveren en zich tot die activiteit beperken, moeten worden ontheven van deze vergunningsplicht. Apothekers en personen die gemachtigd zijn geneesmiddelen aan het publiek af te leveren, moeten een register van de tot inslag van geneesmiddelen leidende transacties bijhouden teneinde de controle op de gehele distributieketen van geneesmiddelen mogelijk te maken.

(122)Aan de vergunning voor het in de handel brengen moeten bepaalde essentiële voorwaarden worden verbonden, en het is de verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaat om erop toe te zien dat aan die voorwaarden wordt voldaan. Iedere lidstaat moet de door de andere lidstaten verleende vergunningen erkennen.

(123)Sommige lidstaten leggen bepaalde “verplichtingen inzake openbare dienstverlening” op aan groothandelaren die geneesmiddelen leveren aan apothekers en aan personen die gemachtigd zijn geneesmiddelen aan het publiek af te leveren. Deze lidstaten moeten die verplichtingen kunnen blijven opleggen aan op hun grondgebied gevestigde groothandelaren. Zij moeten die verplichtingen ook kunnen opleggen aan groothandelaren uit andere lidstaten, op voorwaarde dat zij hun geen strengere verplichtingen opleggen dan aan hun eigen groothandelaren en voor zover deze verplichtingen omwille van de bescherming van de volksgezondheid als gerechtvaardigd kunnen worden beschouwd en in verhouding staan tot het doel van deze bescherming.

(124)Er moeten regels worden vastgesteld voor de wijze waarop de etikettering moet geschieden en de bijsluiter moet worden opgesteld.

(125)De bepalingen inzake de voorlichting van patiënten moeten de gebruikers een hoog beschermingsniveau bieden, dat wil zeggen dat zij aan de hand van volledige en begrijpelijke informatie een juist gebruik van de geneesmiddelen mogelijk moeten maken.

(126)Het in de handel brengen van geneesmiddelen waarvan de etikettering en de bijsluiter aan deze richtlijn voldoen, mag niet om redenen die verband houden met de etikettering of de bijsluiter, worden verboden of verhinderd.

(127)Het gebruik van elektronische en technologische mogelijkheden anders dan papieren bijsluiters kan de toegankelijkheid en de distributie van geneesmiddelen bevorderen en moet, vergeleken met papieren productinformatie, altijd zorgen voor een gelijke of betere kwaliteit van de informatie voor alle patiënten.

(128)In de lidstaten is sprake van uiteenlopende niveaus van digitale geletterdheid en internettoegang. Bovendien kunnen de behoeften van patiënten en gezondheidswerkers uiteenlopen. Daarom moeten de lidstaten over een discretionaire bevoegdheid beschikken bij de vaststelling van maatregelen om de elektronische verstrekking van productinformatie mogelijk te maken en er tegelijkertijd voor te zorgen dat er geen patiënten aan hun lot wordt overgelaten, waarbij zij rekening houden met de behoeften van de verschillende leeftijdscategorieën en de verschillende niveaus van digitale geletterdheid van de bevolking, en ervoor zorgen dat productinformatie voor alle patiënten gemakkelijk toegankelijk is. De lidstaten moeten elektronische productinformatie geleidelijk mogelijk maken, waarbij zij de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens volledig in acht nemen en zich houden aan geharmoniseerde normen die op EU-niveau zijn ontwikkeld.

(129)Wanneer de lidstaten besluiten dat de bijsluiter in beginsel alleen elektronisch beschikbaar mag worden gesteld, moeten zij er ook voor zorgen dat er op verzoek en zonder extra kosten voor patiënten een papieren versie van de bijsluiter beschikbaar wordt gesteld. Zij moeten er ook voor zorgen dat de informatie in digitaal formaat voor alle patiënten gemakkelijk toegankelijk is, bijvoorbeeld door in de buitenverpakking van het product een digitaal leesbare streepjescode op te nemen die de patiënt naar de elektronische versie van de bijsluiter leidt.

(130)Het gebruik van meertalige verpakkingen kan een instrument zijn voor de toegankelijkheid van geneesmiddelen, met name voor kleine markten en noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid. Wanneer er meertalige verpakkingen worden gebruikt, kunnen de lidstaten toestaan dat op de etikettering en de bijsluiter een officiële taal van de Unie wordt gebruikt, die algemeen wordt begrepen in de lidstaten waar de meertalige verpakking in de handel wordt gebracht.

(131)Om een hoge mate van transparantie over overheidssteun voor onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen te waarborgen, moet de verslaglegging over overheidsbijdragen aan de ontwikkeling van een bepaald geneesmiddel een eis zijn voor alle geneesmiddelen. Aangezien het echter in de praktijk moeilijk is om vast te stellen hoe indirecte overheidsfinancieringsinstrumenten, zoals belastingvoordelen, een bepaald product hebben ondersteund, moet de verslagleggingsverplichting alleen betrekking hebben op directe overheidsfinanciering, zoals directe subsidies of contracten. Daarom waarborgen de bepalingen van deze richtlijn, onverminderd de regels inzake de bescherming van vertrouwelijke en persoonsgegevens, transparantie met betrekking tot alle rechtstreekse financiële steun die van overheidsinstanties of overheidsorganen wordt ontvangen om activiteiten voor onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen uit te voeren.

(132)Om de juistheid te garanderen van de informatie die door de houder van de vergunning voor het in de handel brengen openbaar wordt gemaakt, moet de opgegeven informatie worden onderworpen aan een audit door een onafhankelijke auditor.

(133)Om een geharmoniseerde en consistente verslaglegging over overheidsbijdragen aan de ontwikkeling van een bepaald geneesmiddel te waarborgen, moet de Commissie uitvoeringshandelingen kunnen vaststellen om te verduidelijken aan welk formaat en aan welke beginselen de houder van een vergunning voor het in de handel brengen zich bij de verslaglegging over deze informatie moet houden.

(134)Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de toepassing van maatregelen die zijn vastgesteld krachtens Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad 63 of krachtens Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad 64 . Daarom moeten de bepalingen van deze richtlijn betreffende reclame voor geneesmiddelen in voorkomend geval worden beschouwd als een lex specialis ten opzichte van Richtlijn 2005/29/EG.

(135)Reclame, zelfs voor geneesmiddelen die niet receptplichtig zijn, kan invloed hebben op de volksgezondheid en kan de concurrentie verstoren. Daarom moet reclame voor geneesmiddelen aan bepaalde criteria voldoen. Personen die bevoegd zijn om geneesmiddelen voor te schrijven, toe te dienen of af te leveren, kunnen dankzij hun kennis, opleiding en ervaring de gegevens uit de reclame naar behoren beoordelen. Reclame voor geneesmiddelen die gericht is op personen die geen behoorlijk oordeel kunnen vellen over de risico’s die met het gebruik ervan verbonden zijn, kan aanleiding geven tot een verkeerd gebruik of tot overconsumptie van geneesmiddelen, en dit kan schade toebrengen aan de volksgezondheid. Daarom moet publieksreclame voor geneesmiddelen die alleen op medisch recept verkrijgbaar zijn, worden verboden. Bovendien moet het verboden zijn om monsters voor promotiedoeleinden aan het grote publiek te verstrekken; ook telewinkelen voor geneesmiddelen is krachtens Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad 65 verboden. Er moet worden toegestaan, mits aan bepaalde beperkende voorwaarden is voldaan, dat aan personen die bevoegd zijn om geneesmiddelen voor te schrijven of af te leveren, gratis monsters van geneesmiddelen worden verstrekt teneinde hen in staat te stellen met nieuwe geneesmiddelen vertrouwd te geraken en ervaring met het gebruik ervan te verkrijgen.

(136)Reclame voor geneesmiddelen moet gericht zijn op de verspreiding van objectieve en onpartijdige informatie over het geneesmiddel. Daartoe moet het uitdrukkelijk verboden zijn om een ander geneesmiddel in een kwaad daglicht te plaatsen of te suggereren dat het geneesmiddel waarvoor reclame wordt gemaakt, veiliger of werkzamer zou kunnen zijn dan een ander geneesmiddel. Geneesmiddelen mogen alleen worden vergeleken als dergelijke informatie wordt vermeld in de samenvatting van de productkenmerken van het geneesmiddel waarvoor reclame wordt gemaakt. Dit verbod geldt voor alle geneesmiddelen, ook voor biosimilars, en het zou daarom misleidend zijn als er in de reclameboodschap wordt vermeld dat de biosimilar niet uitwisselbaar zou zijn met het oorspronkelijke biologische geneesmiddel of een andere biosimilar van hetzelfde biologische geneesmiddel. Aanvullende strenge regels inzake negatieve en vergelijkende reclame voor concurrerende geneesmiddelen zullen claims die personen kunnen misleiden die bevoegd zijn om geneesmiddelen voor te schrijven, toe te dienen of af te leveren, verbieden.

(137)Het verspreiden van informatie waarmee de aankoop van geneesmiddelen wordt aangemoedigd, moet worden beschouwd als reclame voor geneesmiddelen, zelfs wanneer die informatie geen betrekking heeft op een specifiek geneesmiddel, maar op niet-gespecificeerde geneesmiddelen.

(138)Geneesmiddelenreclame moet aan strikte voorwaarden en aan afdoend en doeltreffend toezicht worden onderworpen. Daarbij moet worden uitgegaan van de monitoringmechanismen die bij Richtlijn 2006/114/EG zijn ingesteld.

(139)Artsenbezoekers spelen bij de stimulering van de verkoop van geneesmiddelen een belangrijke rol. Er moeten hun derhalve bepaalde verplichtingen worden opgelegd, in het bijzonder de verplichting om de bezochte persoon een samenvatting van de productkenmerken ter hand te stellen.

(140)Innovatieve “combinatiegeneesmiddelen” en andere ontwikkelde geneesmiddelen zijn complex wat betreft de samenstelling en toediening ervan. Daarom moeten naast personen die bevoegd zijn om geneesmiddelen voor te schrijven, ook personen die bevoegd zijn om geneesmiddelen toe te dienen, vertrouwd zijn met alle kenmerken van die geneesmiddelen, met name met veilige toediening en veilig gebruik, waaronder de volledige instructies voor de patiënten. Daartoe is informatie over receptplichtige geneesmiddelen ook duidelijk toegestaan voor personen die bevoegd zijn om ze toe te dienen.

(141)Personen die bevoegd zijn om geneesmiddelen voor te schrijven, toe te dienen of af te leveren, moeten toegang hebben tot een neutrale, objectieve informatiebron over op de markt verkrijgbare geneesmiddelen. Het is echter aan de lidstaten om in het licht van hun specifieke situatie alle daartoe noodzakelijke maatregelen te nemen.

(142)Om ervoor te zorgen dat er op het moment van de verlening van een vergunning voor het in de handel brengen naar behoren rekening wordt gehouden met de informatie over het gebruik van geneesmiddelen bij kinderen, moet daarom voor nieuwe geneesmiddelen en voor geneesmiddelen waarvoor reeds een vergunning is verleend en die door een octrooi of door een aanvullend beschermingscertificaat worden beschermd, de eis worden ingevoerd dat bij de indiening van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen of een aanvraag voor een nieuwe therapeutische indicatie, een nieuwe farmaceutische vorm of een nieuwe wijze van toediening, de resultaten van onderzoek bij de pediatrische populatie overeenkomstig een goedgekeurd plan voor pediatrisch onderzoek dan wel het bewijs dat een vrijstelling of opschorting is verkregen, moeten worden verstrekt. Om ervoor te zorgen dat de gegevens ter ondersteuning van de vergunning voor het in de handel brengen met betrekking tot het gebruik van een geneesmiddel bij kinderen volledig zijn, moeten de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van een vergunning voor een geneesmiddel de naleving van het goedgekeurde plan voor pediatrisch onderzoek en eventuele vrijstellingen en opschortingen bij de validatiestap van de aanvragen voor een vergunning voor het in de handel brengen controleren.

(143)Om gezondheidswerkers en patiënten informatie te verstrekken over het veilige en doeltreffende gebruik van geneesmiddelen bij de pediatrische populatie, moet passende informatie over de resultaten van de overeenkomstig een plan voor pediatrisch onderzoek uitgevoerde onderzoeken, ongeacht of zij het gebruik van het geneesmiddel bij kinderen al dan niet ondersteunen, in de samenvatting van de productkenmerken en, in voorkomend geval, in de bijsluiter worden opgenomen. In de productinformatie moet ook informatie over ontheffingen worden opgenomen. Wanneer alle maatregelen in het plan voor pediatrisch onderzoek zijn nageleefd, moet dit in de vergunning voor het in de handel brengen worden vermeld; op basis van deze vermelding moeten bedrijven vervolgens beloningen kunnen ontvangen.

(144)Relevante gegevens en informatie die zijn verzameld via klinische studies die zijn uitgevoerd vóór de invoering in de Unie van een verordening betreffende pediatrische geneesmiddelen en die door de bevoegde autoriteiten zijn ontvangen, moeten onverwijld worden beoordeeld en in aanmerking worden genomen bij eventuele wijzigingen van bestaande vergunningen voor het in de handel brengen.

(145)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 66 .

(146)Aangezien de algemene goedkeuringstermijnen voor geneesmiddelen moeten worden verkort, moet de tijd tussen het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de definitieve beslissing over een besluit van de Commissie betreffende nationale vergunningen voor het in de handel brengen, met name voor verwijzingen, in beginsel worden teruggebracht tot 46 dagen.

(147)Op basis van het advies van het Bureau moet de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een besluit over de verwijzing vaststellen. In gerechtvaardigde gevallen mag de Commissie het advies voor verder onderzoek terugzenden of in haar besluit van het advies van het Bureau afwijken. Rekening houdend met de noodzaak om geneesmiddelen snel beschikbaar te maken voor patiënten, moet worden erkend dat de voorzitter van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik de beschikbare regelingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 182/2011 zal gebruiken en met name de mogelijkheid om het advies van het Comité in te winnen via een schriftelijke procedure en binnen een korte termijn die, in beginsel, niet meer dan tien kalenderdagen zal bedragen.

(148)De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om in bijlage II, teneinde deze aan te passen aan de vooruitgang van de wetenschap en van de techniek, elke daartoe benodigde wijziging aan te brengen.

(149)Teneinde bepaalde niet-essentiële elementen van deze richtlijn aan te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de nadere bepaling van de procedure voor het onderzoek van de aanvraag voor een certificaat van het basisdossier werkzame stof, de bekendmaking van dergelijke certificaten, de procedure voor veranderingen in het basisdossier werkzame stof en het bijbehorende certificaat en toegang tot het basisdossier werkzame stof en het bijbehorende beoordelingsrapport; de nadere bepaling van aanvullende basiskwaliteitsdossiers voor het verstrekken van informatie over een component van een geneesmiddel, de procedure voor het onderzoek van de aanvraag voor een certificaat aanvullend basiskwaliteitsdossier, de bekendmaking van dergelijke certificaten, de procedure voor wijzigingen in het basiskwaliteitsdossier en het bijbehorende certificaat, en de toegang tot het basiskwaliteitsdossier en het bijbehorende beoordelingsverslag; de bepaling in welke situaties werkzaamheidsonderzoek na verlening van een vergunning vereist kan zijn; de nadere bepaling van de categorieën van geneesmiddelen waarvoor een aan specifieke verplichtingen onderworpen vergunning voor het in de handel brengen kan worden verleend en de nadere bepaling van de procedures en eisen voor het verlenen van een dergelijke vergunning en voor de verlenging ervan; de nadere bepaling van de vrijstellingen van wijziging en van de categorieën waarin wijzigingen moeten worden ingedeeld, de vaststelling van procedures voor het onderzoeken van aanvragen voor wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen, alsook de nadere bepaling van de voorwaarden en procedures voor samenwerking met derde landen en internationale organisaties voor het onderzoeken van aanvragen voor dergelijke wijzigingen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 67 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(150)Met deze richtlijn wordt beoogd het recht op toegang tot preventieve gezondheidszorg en op medische verzorging onder de door de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden mogelijk te maken, en om bij de vaststelling en uitvoering van al het beleid en elk optreden van de Unie een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te verzekeren, zoals vastgelegd in artikel 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(151)Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het vaststellen van regels betreffende geneesmiddelen voor het waarborgen van de bescherming van de volksgezondheid en het milieu alsook de werking van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat nationale regels zouden leiden tot het terugdraaien van harmonisatie, een ongelijke toegankelijkheid van geneesmiddelen voor patiënten en belemmeringen voor de interne markt, maar vanwege hun effecten beter door de Unie worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(152)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken 68 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.