Overwegingen bij COM(2023)107 - Standpunt in de samenwerkingsraad EU-Irak in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit tot de oprichting van een subcomité ontwikkelingssamenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (hierna “de overeenkomst” genoemd), is door de Unie gesloten bij Besluit 2018/1107/EG 4 van de Raad en is op 1 augustus 2018 in werking getreden.

(2) Overeenkomstig artikel 111, lid 1, van de overeenkomst is de samenwerkingsraad opgericht om toezicht te houden op de uitvoering van de overeenkomst. Overeenkomstig artikel 112, lid 2, van de overeenkomst kan de samenwerkingsraad besluiten gespecialiseerde subcomités of lichamen op te richten die hem bij de uitvoering van zijn taken kunnen bijstaan. De samenwerkingsraad bepaalt de samenstelling, de taken en de werking van dergelijke comités of lichamen.

(3) Zowel de EU als Irak hebben belangstelling getoond voor de oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking om een specifieke dialoog over alle aspecten van de ontwikkelingssamenwerking tussen de Unie en Irak mogelijk te maken en de doeltreffende uitvoering van de ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s van de Unie in Irak te bevorderen.

(4) De samenwerkingsraad stelt tijdens zijn derde zitting of, in voorkomend geval, via een schriftelijke procedure vooraf of achteraf overeenkomstig artikel 10, lid 1, van bijlage I bij zijn reglement van orde 5 , een besluit vast betreffende de oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking en de vaststelling van het mandaat van dit subcomité.

(5) Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de samenwerkingsraad, aangezien het besluit bindend zal zijn voor de Unie.