Overwegingen bij COM(2022)689 - Normen voor organen voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, sociale zekerheid en de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2022)689 - Normen voor organen voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, sociale zekerheid en de toegang tot en het aanbod van ... |
---|---|
document | COM(2022)689 |
datum | 7 mei 2024 |
(2) Artikel 19, lid 1, VWEU bepaalt dat de Raad, onverminderd de andere bepalingen van de Verdragen, binnen de grenzen van de door de Verdragen aan de Unie verleende bevoegdheden, met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, en na goedkeuring door het Europees Parlement, passende maatregelen kan nemen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden.
(3) Deze richtlijn heeft als doel minimumvoorschriften vast te stellen voor de werking van organen voor gelijke behandeling om hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, teneinde de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling zoals dat voortvloeit uit de Richtlijnen 79/7/EEG 65 , 2000/43/EG 66 , 2000/78/EG 67 en 2004/113/EG 68 van de Raad, te versterken.
(4) Richtlijn 79/7/EEG verbiedt discriminatie op grond van geslacht op het gebied van de sociale zekerheid.
(5) Richtlijn 2000/43/EG verbiedt discriminatie op grond van ras of etnische afstamming.
(6) Richtlijn 2000/78/EG verbiedt discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid in arbeid, beroep en beroepsopleiding.
(7) Richtlijn 2004/113/EG verbiedt discriminatie op grond van geslacht bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten.
(8) De richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG verplichten de lidstaten een of meer organen aan te wijzen voor de bevordering van de gelijke behandeling van alle personen, met inbegrip van de analyse, monitoring en ondersteuning van gelijke behandeling, zonder discriminatie op de gronden die onder de respectieve richtlijnen vallen (hierna “organen voor gelijke behandeling” genoemd). De richtlijnen vereisen dat de lidstaten waarborgen dat deze organen onder andere bevoegd zijn om onafhankelijke bijstand te verlenen aan slachtoffers, onafhankelijke enquêtes uit te voeren over discriminatie, onafhankelijke verslagen te publiceren en aanbevelingen te doen over elk onderwerp dat met dergelijke discriminatie verband houdt.
(9) De Richtlijnen 2006/54/EG 69 en 2010/41/EU 70 van het Europees Parlement en de Raad voorzien ook in de aanwijzing van organen voor gelijke behandeling.
(10) Alle lidstaten hebben organen voor gelijke behandeling opgericht overeenkomstig de Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG. Er is een divers systeem van organen voor gelijke behandeling opgezet en er zijn goede praktijken naar voren gekomen. Veel organen voor gelijke behandeling staan echter voor problemen, met name wat betreft de middelen, onafhankelijkheid en bevoegdheden die nodig zijn om hun taken uit te voeren 71 .
(11) De Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG laten de lidstaten een ruime beoordelingsmarge met betrekking tot de structuur en de werking van organen voor gelijke behandeling. Dit heeft geleid tot aanzienlijke verschillen tussen de organen voor gelijke behandeling in de verschillende lidstaten wat betreft hun mandaten, bevoegdheden, structuur, middelen en operationele werkwijze. Dit betekent dat de bescherming tegen discriminatie van lidstaat tot lidstaat verschilt.
(12) Hoewel de Richtlijnen 79/7/EEG en 2000/78/EG de lidstaten niet verplichten organen voor gelijke behandeling aan te wijzen voor de aangelegenheden die onder die richtlijnen vallen, zijn die organen in de meeste lidstaten wel bevoegd voor deze aangelegenheden, indien het nationale recht dat vereist. Dat is echter niet in alle lidstaten het geval, wat leidt tot verschillende niveaus van bescherming tegen discriminatie in de Unie met betrekking tot de aangelegenheden die onder die richtlijnen vallen.
(13) Om ervoor te zorgen dat organen voor gelijke behandeling doeltreffend kunnen bijdragen tot de handhaving van de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG door gelijke behandeling te bevorderen, discriminatie te voorkomen en bijstand te verlenen aan alle personen en groepen die in de Unie worden gediscrimineerd bij de toegang tot de rechter, moeten bindende minimumnormen voor de werking van die organen worden vastgesteld en moet hun mandaat worden uitgebreid tot de aangelegenheden die onder de Richtlijnen 79/7/EEG en 2000/78/EG vallen. De nieuwe normen moeten uitgaan van de lessen die zijn getrokken uit de toepassing van Aanbeveling 2018/951 van de Commissie 72 , waarbij wordt voortgebouwd op een aantal bepalingen daaruit en waar nodig nieuwe regels worden vastgesteld. Zij moeten ook putten uit andere relevante instrumenten, zoals de algemene beleidsaanbeveling nr. 2 73 over organen voor gelijke behandeling, die door de Europese Commissie tegen Racisme en Onverdraagzaamheid (ECRI) is aangenomen en de Beginselen van Parijs 74 die door de Verenigde Naties zijn aangenomen en van toepassing zijn op nationale mensenrechteninstellingen.
(14) In Richtlijn (EU).../... [betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen in arbeid en beroep, en tot schrapping van artikel 20 van Richtlijn 2006/54/EG en artikel 11 van Richtlijn 2010/41/EU] 75 zijn dezelfde bindende minimumnormen voor de werking van organen voor gelijke behandeling vastgesteld wat betreft de aangelegenheden die vallen onder de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU.
(15) Deze richtlijn moet van toepassing zijn op het optreden van organen voor gelijke behandeling met betrekking tot de aangelegenheden die onder de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG vallen. De normen mogen alleen betrekking hebben op de werking van organen voor gelijke behandeling en mogen het materiële of personele toepassingsgebied van die richtlijnen niet uitbreiden.
(16) Bij het bevorderen van gelijke behandeling, het voorkomen van discriminatie en het bijstaan van slachtoffers van discriminatie moeten organen voor gelijke behandeling bijzondere aandacht besteden aan discriminatie op een aantal van de gronden die door de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG worden beschermd.
(17) Organen voor gelijke behandeling kunnen hun rol alleen doeltreffend vervullen als zij volledig onafhankelijk kunnen optreden zonder enige invloed van buitenaf. Daartoe moeten de lidstaten rekening houden met een aantal criteria die bijdragen tot de onafhankelijkheid van organen voor gelijke behandeling. Organen voor gelijke behandeling mogen niet worden opgericht als onderdeel van een ministerie of orgaan dat rechtstreeks instructies van de regering krijgt. Elk personeelslid of elke persoon die een leidinggevende functie bekleedt bijvoorbeeld als bestuurslid of hoofd van het orgaan voor gelijke behandeling of diens plaatsvervanger of waarnemer moet onafhankelijk zijn, gekwalificeerd zijn voor zijn of haar functie en worden geselecteerd via een transparante procedure. Organen voor gelijke behandeling moeten hun eigen begroting en middelen kunnen beheren, onder meer door hun eigen personeel te selecteren en te beheren, en hun eigen prioriteiten kunnen vaststellen.
(18) Om ervoor te zorgen dat organen voor gelijke behandeling al hun bevoegdheden kunnen uitoefenen en al hun taken kunnen vervullen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de interne structuur van organen voor gelijke behandeling de onafhankelijke uitoefening van hun verschillende bevoegdheden mogelijk maakt. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan situaties waarin de organen zowel onpartijdig moeten zijn als slachtoffers moeten ondersteunen. Dit is met name van belang wanneer het orgaan voor gelijke behandeling beschikt over bevoegdheden om bindende besluiten te nemen die onpartijdigheid vereisen of deel uitmaakt van een orgaan met meerdere mandaten waarbij een ander mandaat onpartijdigheid vereist. Een interne structuur die zorgt voor een strikte scheiding tussen de relevante bevoegdheden en taken moet waarborgen dat het orgaan voor gelijke behandeling deze daadwerkelijk kan uitoefenen.
(19) Het gebrek aan passende middelen is een belangrijk probleem, waardoor organen voor gelijke behandeling niet goed in staat zijn hun taken naar behoren uit te voeren. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat organen voor gelijke behandeling voldoende financiering ontvangen, gekwalificeerd personeel kunnen aanwerven en over passende lokalen en infrastructuur beschikken om al hun taken doeltreffend, binnen een redelijke termijn en binnen de krachtens het nationale recht vastgestelde termijnen uit te voeren. Hun begrotingstoewijzing moet stabiel zijn, behalve in geval van uitbreiding van de bevoegdheden, op meerjarige basis worden gepland, en ze in staat stellen kosten te dekken die moeilijk te voorzien kunnen zijn, zoals kosten in verband met rechtszaken. Om ervoor te zorgen dat organen voor gelijke behandeling over voldoende middelen beschikken, mogen bezuinigingen op hun begroting bijvoorbeeld niet beduidend groter zijn dan de gemiddelde bezuinigingen bij andere overheidsinstanties; evenzo moet de jaarlijkse groei van hun financiering ten minste worden gekoppeld aan de gemiddelde groei van de financiering van andere entiteiten. De middelen moeten evenredig toenemen als de taken en het mandaat van de organen voor gelijke behandeling worden uitgebreid.
(20) Geautomatiseerde systemen, met inbegrip van kunstmatige intelligentie, vormen een nuttig instrument om patronen van discriminatie vast te stellen, maar ook algoritmische discriminatie vormt een risico. Organen voor gelijke behandeling moeten daarom toegang hebben tot gekwalificeerd personeel of gekwalificeerde diensten, die enerzijds geautomatiseerde systemen kunnen gebruiken voor hun werk en die anderzijds kunnen beoordelen of die systemen voldoen aan de non-discriminatievoorschriften. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het uitrusten van organen voor gelijke behandeling met passende digitale middelen, hetzij rechtstreeks, hetzij via onderaanneming.
(21) Organen voor gelijke behandeling spelen, samen met andere actoren, een belangrijke rol bij het voorkomen van discriminatie en het bevorderen van gelijkheid. Om de structurele aspecten van discriminatie aan te pakken en bij te dragen tot sociale verandering, moeten zij gelijkheidsverplichtingen, goede praktijken, positieve actie en de integratie van gelijke behandeling bij publieke en private entiteiten bevorderen en deze entiteiten relevante opleiding, informatie, advies, begeleiding en ondersteuning bieden. Zij moeten communiceren met publieke en private entiteiten en groepen die het risico lopen te worden gediscrimineerd, en het openbaar debat aangaan om stereotypen te bestrijden en het bewustzijn over diversiteit en de voordelen ervan te vergroten, een belangrijke pijler van de gelijkheidsstrategieën van de Unie.
(22) Naast preventie is ook het verlenen van bijstand aan slachtoffers van discriminatie een centrale taak van gelijkheidsorganen. Deze bijstand moet ook altijd bestaan in het verstrekken van essentiële informatie aan klagers en een voorlopige beoordeling van hun klacht, op basis van de initiële informatie die op vrijwillige basis bij de partijen is verzameld. De lidstaten moeten worden belast met het vaststellen van de modaliteiten waaronder het orgaan voor gelijke behandeling deze beoordeling zou verrichten, zoals het tijdschema van de procedure of procedurele waarborgen tegen repetitieve of oneigenlijke klachten.
(23) Om ervoor te zorgen dat alle slachtoffers een klacht kunnen indienen, moet het mogelijk zijn om op verschillende manieren een klacht in te dienen. De lidstaten moeten ook terdege rekening houden met Aanbeveling 2018/951 van de Commissie, op grond waarvan klachten moeten kunnen worden ingediend in een taal die de klager verkiest en die gebruikelijk is in de lidstaat waar het orgaan voor gelijke behandeling is gevestigd. Om een van de oorzaken van onderrapportage aan te pakken, namelijk angst voor represailles, en onverminderd Richtlijn (EU) 2019/1937 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden 76 , moet vertrouwelijkheid worden geboden aan getuigen en klokkenluiders en, voor zover mogelijk, aan klagers.
(24) Om een snelle en betaalbare buitengerechtelijke beslechting van geschillen mogelijk te maken, moeten de lidstaten de partijen de mogelijkheid bieden om een minnelijke schikking van hun geschillen te zoeken onder leiding van het orgaan voor gelijke behandeling of een andere bestaande specifieke entiteit. Zij moeten de modaliteiten van de procedure voor een minnelijke schikking vaststellen overeenkomstig het nationale recht.
(25) Wanneer de organen voor gelijke behandeling vermoeden dat het in de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG of 2004/113/EG neergelegde beginsel van gelijke behandeling mogelijk wordt geschonden, moeten zij verdere actie kunnen ondernemen naar aanleiding van een klacht of op eigen initiatief.
(26) Bewijs is van cruciaal belang om te bepalen of er sprake is van discriminatie en is vaak in handen van de vermeende dader. Organen voor gelijke behandeling moeten daarom toegang hebben tot de informatie die nodig is om discriminatie vast te stellen en samenwerken met de betrokken overheidsdiensten, zoals arbeids- of onderwijsinspecties. De lidstaten moeten een passend kader vaststellen voor de uitoefening van deze bevoegdheid, in overeenstemming met de nationale regels en procedures.
(27) Organen voor gelijke behandeling moeten hun beoordeling op grond van het, hetzij op basis van vrijwilligheid, hetzij via een onderzoek verzamelde bewijsmateriaal aan de klager en de vermeende dader voorleggen. De lidstaten moeten de juridische waarde van deze beoordeling bepalen, die een niet-bindend advies of een bindend afdwingbaar besluit kan inhouden. Beide moeten de motivering van de beoordeling vermelden en, indien nodig, maatregelen omvatten om vastgestelde inbreuken te verhelpen en nieuwe inbreuken te voorkomen. Om de doeltreffendheid van de werkzaamheden van de organen voor gelijke behandeling te waarborgen, moeten de lidstaten passende maatregelen nemen voor de follow-up van adviezen en de handhaving van besluiten.
(28) Om hun werkzaamheden en het recht inzake gelijkheid te promoten, moeten organen voor gelijke behandeling een samenvatting van hun adviezen en besluiten kunnen publiceren zonder persoonsgegevens openbaar te maken.
(29) Organen voor gelijke behandeling moeten het recht hebben om op te treden in gerechtelijke procedures in burgerlijke of bestuursrechtelijke zaken, teneinde bij te dragen tot het waarborgen van de eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling dat is neergelegd in de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG. Hoewel die gerechtelijke procedures onderworpen moeten zijn aan het nationale procesrecht, met inbegrip van de nationale regels inzake de ontvankelijkheid van vorderingen, mogen die regels, en met name voorwaarden inzake rechtmatig belang, niet zodanig worden toegepast dat afbreuk wordt gedaan aan de doeltreffendheid van het recht van de organen voor gelijke behandeling om op te treden. De onderzoeks- en besluitvormingsbevoegdheden en het recht om op te treden in gerechtelijke procedures die door deze richtlijn aan organen voor gelijke behandeling worden verleend, zullen de praktische uitvoering van de huidige bepalingen van de Richtlijnen 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG inzake de bewijslast en de verdediging van rechten vergemakkelijken. Onder de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden kunnen organen voor gelijke behandeling feiten vaststellen “die directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden” en op die manier wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8 van Richtlijn 2000/43/EG, artikel 10 van Richtlijn 2000/78/EG en artikel 9 van Richtlijn 2004/113/EG. Hun steun zal daarom de toegang tot de rechter voor slachtoffers vergemakkelijken.
(30) Procesbevoegdheid stelt organen voor gelijke behandeling in staat om namens of ter ondersteuning van slachtoffers op te treden, waardoor deze toegang kunnen krijgen tot de rechter in gevallen waarin procedurele en financiële belemmeringen of angst voor victimisatie hen vaak afschrikken. Procesbevoegdheid stelt organen voor gelijke behandeling ook in staat om strategisch te selecteren welke zaken zij voor de nationale rechter willen brengen en om bij te dragen tot de juiste interpretatie en toepassing van de wetgeving inzake gelijke behandeling.
(31) Sommige gevallen van discriminatie zijn moeilijk te bestrijden omdat er geen klager is die de zaak zelf voor de rechter brengt. In zijn arrest in zaak C-54/07 (Feryn) 77 , die door een orgaan voor gelijke behandeling in eigen naam aanhangig was gemaakt, heeft het Hof van Justitie bevestigd dat discriminatie ook zonder een geïdentificeerd slachtoffer kan worden vastgesteld. Daarom is het belangrijk dat organen voor gelijke behandeling in eigen naam kunnen optreden om het algemeen belang te verdedigen.
(32) Organen voor gelijke behandeling moeten ook mondelinge of schriftelijke verklaringen kunnen indienen bij de rechtbanken – bv. als amicus curiae – als een eenvoudigere manier om zaken met hun deskundig advies te ondersteunen.
(33) De rechten van organen voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden, moeten de beginselen van een eerlijk proces en van gelijkheid van wapens eerbiedigen. Tenzij het orgaan voor gelijke behandeling optreedt als partij in een procedure inzake de handhaving of rechterlijke toetsing van een eigen besluit of als amicus curiae, mag het orgaan voor gelijke behandeling derhalve niet worden toegestaan om in een gerechtelijke procedure bewijsmateriaal over te leggen dat is verkregen door eerder onderzoek van dezelfde zaak en dat de vermeende dader of een derde wettelijk verplicht was over te leggen.
(34) Om de eerbiediging van de rechten van het individu te waarborgen, moeten de lidstaten de bevoegdheden van organen voor gelijke behandeling flankeren met passende procedurele waarborgen, zodat essentiële beginselen zoals het recht op verdediging, het recht op rechterlijke toetsing en het recht op vertrouwelijkheid naar behoren worden beschermd.
(35) De bepalingen inzake het recht van organen voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden, doen geen afbreuk aan de rechten van slachtoffers en van verenigingen, organisaties of andere rechtspersonen die de rechten van slachtoffers handhaven en die er overeenkomstig de in hun nationale recht vastgestelde criteria een rechtmatig belang bij hebben om te waarborgen dat de Richtlijnen 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG worden nageleefd, zoals bepaald in die richtlijnen.
(36) De doeltreffendheid van het werk van organen voor gelijke behandeling hangt ook af van de volledige toegang tot hun diensten voor groepen die het risico lopen gediscrimineerd te worden. Uit een enquête van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten 78 blijkt dat 71 % van de leden van etnische of immigrantenminderheden niet op de hoogte was van het bestaan van enige organisatie die steun of advies verleent aan slachtoffers van discriminatie. Een belangrijke stap om deze toegang te ondersteunen is dat de lidstaten ervoor zorgen dat mensen hun rechten kennen en op de hoogte zijn van het bestaan van en de diensten die worden aangeboden door organen voor gelijke behandeling. Dit is met name van belang voor kansarme groepen en groepen wier toegang tot die informatie kan worden belemmerd, bijvoorbeeld door hun economische status, handicap, geletterdheid of gebrek aan toegang tot online-instrumenten.
(37) Iedereen moet op voet van gelijkheid toegang hebben tot de diensten en publicaties van organen voor gelijke behandeling. Daartoe moeten mogelijke belemmeringen voor de toegang tot de diensten van organen voor gelijke behandeling worden geïdentificeerd en aangepakt. De diensten moeten gratis zijn voor klagers. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat de diensten van organen voor gelijke behandeling beschikbaar zijn voor alle potentiële slachtoffers op hun hele grondgebied, bijvoorbeeld door de oprichting van lokale kantoren, met inbegrip van mobiele kantoren, de organisatie van lokale campagnes of samenwerking met lokale afgevaardigden of maatschappelijke organisaties.
(38) De Unie en alle lidstaten zijn partij bij het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap 79 (UNCRPD), waarin de verplichting is opgenomen discriminatie op grond van handicap te verbieden en personen met een handicap gelijke en doeltreffende rechtsbescherming tegen discriminatie op alle gronden te waarborgen. Deze richtlijn moet worden uitgelegd op een wijze die in overeenstemming is met het UNCRPD. Om gelijke en effectieve rechtsbescherming te waarborgen en ervoor te zorgen dat personen met een handicap toegang hebben tot alle diensten en activiteiten van organen voor gelijke behandeling, moeten toegankelijkheid, overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn (EU) 2019/882, en redelijke aanpassingen worden gewaarborgd. Organen voor gelijke behandeling moeten zorgen voor fysieke en digitale 80 toegankelijkheid door de belemmeringen te voorkomen en weg te nemen waarmee personen met een handicap kunnen worden geconfronteerd bij de toegang tot hun diensten en informatie, en moeten voorzien in redelijke aanpassingen, waarbij in een specifiek geval de nodige en passende wijzigingen en aanpassingen worden aangebracht.
(39) Organen voor gelijke behandeling in staat stellen regelmatig en op lange termijn op verschillende niveaus hun activiteiten te coördineren en samen te werken, is van cruciaal belang voor wederzijds leren, samenhang en consistentie, en kan het bereik en de impact van hun werkzaamheden verbreden. Organen voor gelijke behandeling moeten met name samenwerken met andere organen voor gelijke behandeling in dezelfde lidstaat en in andere lidstaten – onder meer in het kader van het Europees netwerk van organen voor de bevordering van gelijke behandeling (Equinet) – en met publieke en private entiteiten op lokaal, regionaal, nationaal, Unie- en internationaal niveau, zoals maatschappelijke organisaties, gegevensbeschermingsautoriteiten, vakbonden, arbeids- en onderwijsinspecties, rechtshandhavingsinstanties, instanties die op nationaal niveau verantwoordelijk zijn voor de verdediging van de mensenrechten, autoriteiten die middelen van de Unie beheren, nationale Roma-contactpunten, consumentenorganen en nationale onafhankelijke mechanismen voor de bevordering, bescherming en monitoring van het UNCRPD. Deze samenwerking mag niet gepaard gaan met de uitwisseling van persoonsgegevens (d.w.z. gegevens over gelijkheid waarmee personen kunnen worden geïdentificeerd).
(40) Organen voor gelijke behandeling kunnen hun rol als deskundigen op het gebied van gelijke behandeling niet ten volle vervullen als zij tijdens het beleidsvormingsproces niet tijdig genoeg worden geraadpleegd over aangelegenheden die verband houden met de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG. Daarom moeten de lidstaten transparante procedures vaststellen om ervoor te zorgen dat de raadpleging tijdig plaatsvindt. Zij moeten organen voor gelijke behandeling ook in staat stellen aanbevelingen te doen en deze te publiceren.
(41) Gegevens over gelijkheid zijn essentieel om bewustwording te creëren, mensen te sensibiliseren, discriminatie te kwantificeren, trends zichtbaar te maken, het bestaan van discriminatie te staven, de uitvoering van gelijkheidswetgeving te evalueren, de noodzaak van positieve actie aan te tonen en bij te dragen tot de feitelijke onderbouwing van de beleidsvorming 81 . Organen voor gelijke behandeling hebben een rol te spelen bij de ontwikkeling van relevante gegevens over gelijkheid voor die doeleinden, bijvoorbeeld door regelmatig rondetafelgesprekken te organiseren met alle relevante entiteiten. Zij moeten ook gegevens over hun eigen activiteiten verzamelen en analyseren of enquêtes uitvoeren en moeten toegang hebben tot en gebruik kunnen maken van statistische informatie die is verzameld door andere publieke of private entiteiten – zoals de nationale bureaus voor de statistiek, nationale rechtbanken, arbeids- en onderwijsinspecties, vakbonden of maatschappelijke organisaties – met betrekking tot de aangelegenheden die hun zijn toevertrouwd krachtens de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG. Die statistische informatie mag geen persoonsgegevens bevatten.
(42) Naast de publicatie van een jaarverslag over hun activiteiten moeten organen voor gelijke behandeling regelmatig een verslag publiceren met een algemene beoordeling van de situatie in de lidstaten met betrekking tot de discriminatie die onder hun mandaat valt. Dat verslag moet informatie verschaffen voor publieke en private entiteiten en dienen als leidraad voor het bepalen van de toekomstige prioriteiten van de organen voor gelijke behandeling. De verslagen mogen geen persoonsgegevens bevatten.
(43) Om hun toekomstvisie en de doelstellingen van hun organisatie te bepalen, moeten organen voor gelijke behandeling een meerjarenplan vaststellen. Dit moet ze in staat stellen de samenhang van hun verschillende werkterreinen in de loop van de tijd te waarborgen en systemische kwesties van discriminatie die onder hun mandaat vallen, aan te pakken als onderdeel van een langetermijnactieplan.
(44) Om de doeltreffendheid van deze richtlijn te beoordelen, moet een mechanisme worden ingesteld om toe te zien op de toepassing ervan en, naast het toezicht op de naleving, de praktische effecten ervan te beoordelen. De Commissie moet met dat toezicht worden belast en regelmatig een verslag over de toepassing opstellen. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de verslagleggingsverplichtingen van de lidstaten uit hoofde van artikel 16, lid 2, met betrekking tot de praktische effecten van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een lijst van relevante indicatoren op te stellen op basis waarvan gegevens moeten worden verzameld. Dit toezicht mag niet gepaard gaan met de verwerking van persoonsgegevens.
(45) Deze richtlijn stelt minimumvoorschriften vast en laat de lidstaten daarmee de keuze gunstiger bepalingen aan te nemen of te handhaven. De uitvoering van deze richtlijn mag niet als rechtvaardiging dienen voor enigerlei verlaging van het in de lidstaten reeds bestaande beschermingsniveau.
(46) Deze richtlijn bouwt voort op de voorschriften van de Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG door strengere normen voor de werking van organen voor gelijke behandeling in te voeren. Eerdere bepalingen over organen voor gelijke behandeling in artikel 13 van Richtlijn 2000/43/EG en artikel 12 van Richtlijn 2000/113/EG moeten daarom worden geschrapt.
(47) Deze richtlijn heeft tot doel ervoor te zorgen dat organen voor gelijke behandeling volgens minimumnormen functioneren, teneinde hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, en zo de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling te versterken. Aangezien de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve op het niveau van de Unie moet worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn, die beperkt blijft tot het vaststellen van minimumnormen, niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
(48) De verwerking van persoonsgegevens door organen voor gelijke behandeling in het kader van deze richtlijn dient te geschieden met volledige inachtneming van Verordening (EU) 2016/679. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de taken van organen voor gelijke behandeling duidelijk bij wet zijn vastgelegd, overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2016/679, gelezen in samenhang met artikel 6, leden 2 en 3, van die verordening. Organen voor gelijke behandeling mogen persoonsgegevens alleen verwerken voor zover dat nodig is voor het vervullen van hun taken uit hoofde van deze richtlijn, die gericht is op de handhaving van de grondrechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG. Personen van wie persoonsgegevens worden verwerkt, moeten worden geïnformeerd over hun rechten als betrokkenen, met inbegrip van de rechtsmiddelen waarover zij op nationaal niveau beschikken.
(49) Wanneer voor de vervulling van de taken van organen voor gelijke behandeling bijzondere categorieën persoonsgegevens moeten worden verwerkt, te weten gegevens over ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap of seksuele geaardheid, moeten de lidstaten er ook voor zorgen dat het nationale recht de wezenlijke inhoud van het recht op bescherming van persoonsgegevens eerbiedigt en passende en specifieke maatregelen treft ter bescherming van de grondrechten en de belangen van de betrokkene, overeenkomstig artikel 9, lid 2, punt g), van Verordening (EU) 2016/679. Dergelijke waarborgen moeten bijvoorbeeld interne beleidslijnen en maatregelen omvatten om ervoor te zorgen dat gegevens tot een minimum worden beperkt, onder meer door, waar mogelijk, persoonsgegevens te anonimiseren; pseudonimisering en versleuteling van persoonsgegevens toe te passen; ongeoorloofde toegang tot en doorgifte van persoonsgegevens te voorkomen; en ervoor te zorgen dat persoonsgegevens niet langer worden verwerkt dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.
(50) Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op [datum] heeft hij een advies uitgebracht.