Overwegingen bij COM(2022)541 - Behandeling van stedelijk afvalwater (herschikking) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2022)541 - Behandeling van stedelijk afvalwater (herschikking). |
---|---|
document | COM(2022)541 |
datum | 26 oktober 2022 |
(1) Richtlijn 91/271/EEG van de Raad 35 is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd 36 . Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.
91/271/EEG overweging 1 (aangepast)
In overweging genomen dat de Raad de Commissie in zijn resolutie van 28 juni 1988 betreffende de bescherming van de Noordzee en van andere wateren in de Gemeenschap 37 heeft verzocht voorstellen in te dienen voor maatregelen die op Gemeenschapsniveau zijn vereist voor de behandeling van gemeentelijk afvalwater;
91/271/EEG overweging 2 (aangepast)
In overweging genomen dat verontreiniging ten gevolge van een ontoereikende zuivering van afvalwater in een Lid-Staat dikwijls van invloed is op de wateren van andere Lid-Staten dat daarom in overeenstemming met artikel 130 R optreden op het niveau van de Gemeenschap noodzakelijk is;
91/271/EEG overweging 3
In overweging genomen dat stedelijk afvalwater in het algemeen een secundaire zuivering dient te ondergaan om te voorkomen dat het milieu nadelig wordt beïnvloed door de lozing van ontoereikend gezuiverd stedelijk afvalwater;
91/271/EEG overweging 4
In overweging genomen dat het nodig is in kwetsbare gebieden een ingrijpender zuivering verplicht te stellen; dat in sommige minder kwetsbare gebieden evenwel een primaire zuivering toereikend kan worden geacht;
91/271/EEG overweging 5
In overweging genomen dat industrieel afvalwater dat in opvangsystemen terechtkomt alsmede de lozing van afvalwater en de afvoer van slib van stedelijke waterzuiveringsinstallaties aan algemene regels, voorschriften en/of bijzondere vergunningen dienen te worden onderworpen;
91/271/EEG overweging 6
In overweging genomen dat er passende eisen dienen te gelden voor lozingen van biologisch afbreekbaar industrieel afvalwater afkomstig van bepaalde bedrijfstakken, dat vóór de lozing in de ontvangende wateren niet in stedelijke waterzuiveringsinstallaties komt;
91/271/EEG overweging 7
In overweging genomen dat recycling van slib afkomstig van afvalwaterzuivering dient te worden aangemoedigd; dat de afvoer van slib naar oppervlaktewateren geleidelijk moet worden beëindigd;
91/271/EEG overweging 8
In overweging genomen dat het nodig is de zuiveringsinstallaties, de ontvangende wateren en de afvoer van slib te controleren om ervoor te zorgen dat het milieu wordt beschermd tegen de nadelige gevolgen van lozingen van afvalwater;
91/271/EEG overweging 9
In overweging genomen dat het van belang is ervoor te zorgen dat er in de vorm van periodieke rapporten informatie ter beschikking van het publiek wordt gesteld over de afvoer van stedelijk afvalwater en slib;
91/271/EEG overweging 10
In overweging genomen dat er door de Lid-Staten nationale programma's voor de uitvoering van deze richtlijn opgesteld en aan de Commissie voorgelegd moeten worden;
91/271/EEG overweging 11
In overweging genomen dat er een comité moet worden ingesteld om de Commissie bij te staan bij aangelegenheden die verband houden met de uitvoering van deze richtlijn en de aanpassing ervan aan de vooruitgang van de techniek,
nieuw
(2) Bij Richtlijn 91/271/EEG is het rechtskader vastgesteld voor het opvangen, de behandeling en de lozing van stedelijk afvalwater en de lozing van biologisch afbreekbaar afvalwater van bepaalde bedrijfstakken. Deze richtlijn is bedoeld om het milieu te beschermen tegen de nadelige gevolgen van ontoereikend behandelde lozingen van stedelijk afvalwater. Deze richtlijn moet op dezelfde doelstelling gericht blijven en daarnaast ook een bijdrage leveren aan de bescherming van de volksgezondheid, wanneer bijvoorbeeld stedelijk afvalwater wordt geloosd in zwemwater of in waterlichamen die gebruikt worden voor de winning van drinkwater, of wanneer stedelijk afvalwater wordt gebruikt als indicator voor parameters die relevant zijn voor de volksgezondheid. De richtlijn moet ook voor verbetering zorgen van de toegang tot sanitaire voorzieningen en tot essentiële informatie in verband met de governance van de werkzaamheden bij het opvangen en de behandeling van stedelijk afvalwater. Tot slot moet deze richtlijn bijdragen tot de geleidelijke eliminatie van de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van de werkzaamheden bij het opvangen en de behandeling van stedelijk afvalwater, met name door de uitstoot van stikstof verder terug te dringen maar ook door energie-efficiëntie en de productie van hernieuwbare energie te stimuleren, en moet zij zo bijdragen aan de doelstelling van klimaatneutraliteit in 2050 die krachtens Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad 38 is vastgesteld.
(3) De Commissie heeft in 2019 een evaluatie uitgevoerd van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad in het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving 39 (de “evaluatie”). Uit die exercitie is gebleken dat het nodig was sommige bepalingen van die richtlijn bij te werken. Er werden drie belangrijke bronnen vastgesteld van de overblijvende verontreinigingsbelasting als gevolg van stedelijk afvalwater, die vermeden kunnen worden, namelijk overstorting van hemelwater en afvloeiing van water in steden, potentieel slecht functionerende afzonderlijke systemen (bv. systemen voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater dat niet in opvangsystemen terechtkomt) en kleine agglomeraties die op dit moment niet volledig onder Richtlijn 91/271/EEG vallen. Die drie bronnen van verontreiniging vormen een aanzienlijke belasting voor de oppervlaktewaterlichamen in de Unie. Bovendien werd in het verslag over de evaluatie de noodzaak benadrukt om de transparantie en governance van de werkzaamheden in verband met stedelijk afvalwater te verbeteren, de door de sector voor de behandeling van stedelijk afvalwater geboden kans te grijpen om het potentieel ervan voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie te benutten en concrete stappen te zetten op weg naar energieneutraliteit als bijdrage aan de klimaatneutraliteit, en om het toezicht op stedelijk afvalwater wat betreft gezondheidsparameters zoals het COVID-19-virus en zijn varianten, te harmoniseren ter ondersteuning van maatregelen op het gebied van de volksgezondheid.
(4) Kleine agglomeraties vormen een aanzienlijke belasting voor 11 % van de oppervlaktewaterlichamen in de Unie 40 . Om de verontreinigingen van dergelijke agglomeraties te bestrijden en om lozingen van onbehandeld stedelijk afvalwater in het milieu te voorkomen, moet het toepassingsgebied van deze richtlijn alle agglomeraties met 1 000 inwonerequivalenten (i.e.) en hoger omvatten.
(5) Om een doeltreffende behandeling van stedelijk afvalwater vóór lozing in het milieu te waarborgen, moet al het stedelijke afvalwater van agglomeraties met 1 000 i.e. en hoger in gecentraliseerde opvangsystemen worden opgevangen. Indien dergelijke systemen al bestaan, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat alle bronnen van stedelijk afvalwater daarmee zijn verbonden.
(6) Indien kan worden aangetoond dat het opzetten van een gecentraliseerd opvangsysteem voor stedelijk afvalwater geen milieuvoordelen op zou leveren en excessieve kosten met zich mee zou brengen, moet de lidstaten bij uitzondering worden toegestaan om afzonderlijke systemen te gebruiken om stedelijk afvalwater te behandelen, zolang zij hetzelfde behandelingsniveau waarborgen als dat van secundaire of tertiaire behandeling. Daartoe moeten de lidstaten nationale registers aanleggen om de afzonderlijke systemen vast te stellen die op hun grondgebied worden gebruikt en alle nodige maatregelen nemen om te waarborgen dat het ontwerp van die systemen geschikt is, dat de systemen naar behoren worden onderhouden en dat zij aan een regelmatige nalevingscontrole worden onderworpen. De lidstaten moeten met name waarborgen dat de afzonderlijke systemen die voor het opvangen en opslaan van stedelijk afvalwater worden gebruikt, ondoorlatend en lekvrij zijn, en dat er met regelmatige en vaste tussenpozen controles en inspecties van de systemen worden uitgevoerd.
(7) De overstorting van hemelwater en afvloeiing van water in steden vormen tijdens regenval een aanzienlijke overblijvende bron van verontreiniging die in het milieu wordt geloosd. Er wordt verwacht dat de hoeveelheid water die op deze manier vrijkomt, zal toenemen vanwege de gecombineerde effecten van urbanisatie en de geleidelijke verandering van het neerslagpatroon in verband met de klimaatverandering. Er moeten op lokaal niveau oplossingen worden uitgewerkt om die bron van verontreiniging te verminderen waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke lokale omstandigheden. Die oplossingen moeten worden gebaseerd op geïntegreerd kwantitatief en kwalitatief waterbeheer in stedelijke gebieden. De lidstaten moeten daarom zorgen dat er op lokaal niveau geïntegreerde beheersplannen voor stedelijk afvalwater worden vastgesteld voor alle agglomeraties met 100 000 i.e. en hoger, aangezien een aanzienlijk deel van de vrijgekomen verontreiniging aan die agglomeraties kan worden toegeschreven. Bovendien moeten er ook geïntegreerde beheersplannen worden opgesteld voor stedelijk afvalwater voor agglomeraties met 10 000 tot 100 000 i.e. indien overstorting van hemelwater of afvloeiing van water in steden een risico vormt voor het milieu en de gezondheid van de mens.
(8) Om ervoor te zorgen dat de geïntegreerde beheersplannen voor stedelijk afvalwater kosteneffectief zijn, is het belangrijk dat ze zijn gebaseerd op beste praktijken in geavanceerde stedelijke gebieden. De maatregelen die in overweging moeten worden genomen, moeten daarom op een grondige analyse van de lokale omstandigheden worden gebaseerd, waarbij een preventieve aanpak wordt bevorderd, die erop is gericht om het opvangen van niet-verontreinigd regenwater te beperken en het gebruik van bestaande infrastructuren te optimaliseren. Gezien de voorkeur voor “groene” ontwikkelingen, mogen er alleen nieuwe grijze infrastructuren worden voorzien indien die absoluut noodzakelijk zijn. Om het milieu, en met name het kust- en mariene milieu, en de volksgezondheid te beschermen tegen de negatieve gevolgen van de lozing van onvoldoende behandeld stedelijk afvalwater, moeten alle lozingen van agglomeraties met 1 000 i.e. en hoger een secundaire behandeling ondergaan.
(9) Uit de beoordeling bleek dat door de uitvoering van Richtlijn 91/271/EEG een aanzienlijke vermindering van de stikstof- en fosforemissies is bereikt. Desalniettemin blijven stedelijke waterzuiveringsinstallaties volgens deze beoordeling een belangrijke weg waarlangs deze verontreinigende stoffen in het milieu terechtkomen, wat direct leidt tot eutrofiëring van waterlichamen en zeeën in de Unie. Een deel van deze verontreiniging kan worden vermeden, aangezien door de technologische vooruitgang en de toepassing van beste praktijken is gebleken dat de emissiegrenswaarden die krachtens Richtlijn 91/271/EEG voor fosfor en stikstof zijn vastgesteld, verouderd zijn en moeten worden aangescherpt. Er moet systematisch een tertiaire behandeling worden opgelegd aan alle stedelijke waterzuiveringsinstallaties met 100 000 i.e. en hoger, aangezien dergelijke installaties een belangrijke overblijvende bron vormen voor de lozing van stikstof en fosfor.
(10) Tertiaire behandeling moet worden verplicht in agglomeraties met 10 000 i.e. en hoger, die lozen in gebieden onderhevig aan, of met een risico op eutrofiëring. Om ervoor te zorgen dat de inspanningen ter beperking van eutrofiëring op het niveau van de desbetreffende stroomgebieden worden gecoördineerd voor de gehele afwateringszone, moeten gebieden waar eutrofiëring op grond van de huidige beschikbare gegevens als een probleem wordt beschouwd, in deze richtlijn worden vermeld. Om voor coherentie tussen de desbetreffende wetgeving van de Unie te zorgen, moeten de lidstaten daarnaast vaststellen welke gebieden op hun grondgebied onderhevig zijn aan, of een risico lopen op eutrofiëring, met name op basis van de gegevens die krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad 41 , Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad 42 en Richtlijn 91/676/EEG van de Raad 43 zijn verzameld. De combinatie van de aanscherping van de grenswaarden, een meer coherente en inclusieve vaststelling van de gebieden die gevoelig zijn voor eutrofiëring en de verplichting om tertiaire behandeling te waarborgen voor alle grote installaties, zal bijdragen aan de beperking van de eutrofiëring. Aangezien hiervoor aanvullende investeringen op nationaal niveau nodig zijn, moeten de lidstaten voldoende tijd krijgen om de vereiste infrastructuur aan te leggen.
(11) Door de recente wetenschappelijke kennis waarmee verschillende strategieën van de Commissie 44 worden onderbouwd, wordt benadrukt dat er maatregelen moeten worden genomen om het probleem van de microverontreinigingen aan te pakken, die nu in alle wateren in de Unie worden aangetoond. Een aantal van die microverontreinigingen zijn, zelfs in kleine hoeveelheden, schadelijk voor de volksgezondheid en het milieu. Er moet daarom een aanvullende behandeling, namelijk een quartaire behandeling, worden geïntroduceerd om ervoor te zorgen dat er een breed spectrum aan microverontreinigingen uit stedelijk afvalwater wordt verwijderd. Quartaire behandeling moet in de eerste plaats gericht zijn op organische microverontreinigingen, die een aanzienlijk deel vormen van de verontreiniging en waarvoor al verwijderingstechnologieën zijn ontworpen. De behandeling moet worden opgelegd op basis van de voorzorgsbenadering in combinatie met een op risico’s gebaseerde benadering. Daarom moeten alle stedelijke waterzuiveringsinstallaties met 100 000 i.e. en hoger quartaire behandelingen verschaffen, aangezien die installaties een aanzienlijk aandeel vormen van de lozingen van microverontreinigingen in het milieu en het verwijderen van microverontreinigingen door stedelijke waterzuiveringsinstallaties op die schaal kosteneffectief is. De lidstaten moeten worden verplicht om voor agglomeraties met 10 000 tot 100 000 i.e. quartaire behandeling toe te passen op gebieden waarvan op basis van duidelijke, nader te specificeren criteria is vastgesteld dat zij gevoelig zijn voor verontreiniging met microverontreinigingen. Dergelijke gebieden moeten locaties omvatten waar de lozing van behandeld stedelijk afvalwater in waterlichamen leidt tot lage verdunningsverhoudingen, of waar de ontvangende waterlichamen worden gebruikt voor de productie van drinkwater of als zwemwater. Om de verplichting van quartaire behandeling te vermijden voor agglomeraties met 10 000 tot 100 000 i.e. moeten de lidstaten worden verplicht om op basis van een gestandaardiseerde risicobeoordeling aan te tonen dat er geen risico’s bestaan voor het milieu of voor de volksgezondheid. Om de lidstaten voldoende tijd te geven om de noodzakelijke infrastructuren te plannen en te leveren, moet de eis voor quartaire behandeling tot 2040 geleidelijk worden toegepast, met duidelijke tussentijdse doelstellingen.
(12) Om ervoor te zorgen dat er steeds aan de eisen voor secundaire, tertiaire en quartaire behandeling voor de lozingen van waterzuiveringsinstallaties wordt voldaan, moeten er monsters worden genomen overeenkomstig de eisen van de richtlijn, en die monsters moeten overeenstemmen met de parameterwaarden die daarin zijn vastgesteld. Met het oog op mogelijke technische variaties in de resultaten van die monsters moet er een maximumaantal worden vastgesteld voor monsters die niet aan die parameterwaarden voldoen.
(13) De quartaire behandeling die nodig is om microverontreinigingen uit stedelijk afvalwater te verwijderen, brengt aanvullende kosten met zich mee, zoals kosten in verband met controle en met nieuwe geavanceerde apparatuur die in bepaalde stedelijke waterzuiveringsinstallaties moet worden geïnstalleerd. Om deze aanvullende kosten te dekken en in overeenstemming met het beginsel dat de vervuiler betaalt zoals uitgedrukt in artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), is het essentieel dat de producenten die producten in de Unie in de handel brengen, waarin stoffen zitten die aan het einde van de levensduur van die producten als microverontreinigingen in stedelijk afvalwater worden gevonden (“microverontreinigende stoffen”), de verantwoording nemen voor de aanvullende behandeling die nodig is om die stoffen te verwijderen, die in het kader van hun professionele activiteiten worden gegenereerd. De meest passende manier om dit te bereiken is een systeem van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, aangezien dit de financiële gevolgen voor de belastingbetaler en het watertarief zou beperken en tegelijkertijd de ontwikkeling van groenere producten zou stimuleren. Residuen van geneesmiddelen en cosmetische producten vormen op dit moment de belangrijkste bron van de microverontreinigingen die in stedelijk afvalwater worden gevonden en waarvoor een aanvullende behandeling (quartaire behandeling) nodig is. Om die reden moet op die twee groepen uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van toepassing zijn.
(14) Indien producten in kleine hoeveelheden op de markt worden gebracht, dat wil zeggen minder dan twee ton aan producten, moet ontheffing van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid echter mogelijk zijn, aangezien de extra administratieve lasten voor de producent dan onevenredig zouden zijn in verhouding tot de milieuvoordelen. Er moeten ook ontheffingen mogelijk zijn indien de producent aan kan tonen dat er aan het einde van de levensduur van een product geen microverontreinigingen worden gegenereerd. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien kan worden bewezen dat de residuen van een product snel biologisch afbreekbaar zijn in het afvalwater en het milieu, of dat zij de stedelijke waterzuiveringsinstallaties niet bereiken. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen tot het vaststellen van uitvoeringshandelingen om gedetailleerde criteria vast te stellen voor het identificeren van in de handel gebrachte producten die geen microverontreinigingen genereren aan het einde van hun levensduur. De Commissie moet bij de ontwikkeling van deze criteria rekening houden met wetenschappelijke of andere beschikbare informatie, waaronder relevante internationale normen.
(15) Ter voorkoming van verstoringen van de interne markt moeten er minimumeisen voor de uitvoering van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in deze richtlijn worden vastgesteld, terwijl over de praktische organisatie van het systeem op nationaal niveau moet worden besloten. De bijdragen van de producenten moeten in verhouding staan tot de hoeveelheid producten die zij in de handel brengen en tot de gevaarlijkheid van de residuen ervan. De bijdragen moeten de kosten dekken voor de controleactiviteiten betreffende microverontreinigingen, voor het verzamelen, de verslaglegging en de onpartijdige verificatie van de statistieken over de hoeveelheden en de gevaarlijkheid van de in de handel gebrachte producten, en voor het op efficiënte wijze en overeenkomstig deze richtlijn toepassen van quartaire behandeling van stedelijk afvalwater, maar mogen deze kosten niet overstijgen. Aangezien stedelijk afvalwater collectief wordt behandeld, is het passend om een eis te introduceren dat producenten lid worden van een centrale organisatie die namens hen uitvoering kan geven aan de verplichtingen in het kader van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
(16) Uit de beoordeling is ook gebleken dat de afvalwaterbehandelingssector de gelegenheid biedt om het energiegebruik ervan aanzienlijk te beperken en om hernieuwbare energie te produceren, bijvoorbeeld door een beter gebruik van de beschikbare oppervlakken van de stedelijke waterzuiveringsinstallaties voor de productie van zonne-energie, of door biogas uit slib te produceren. Uit deze beoordeling is ook gebleken dat er zonder duidelijke wettelijke verplichtingen slechts een gedeeltelijke vooruitgang in deze sector kan worden verwacht. In dit kader moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de totale hoeveelheid energie die wordt gebruikt door alle stedelijke waterzuiveringsinstallaties op hun grondgebied, die een belasting van 10 000 i.e. en hoger behandelen, niet groter is dan de productie door die stedelijke waterzuiveringsinstallaties van energie uit hernieuwbare bronnen zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad 45 . Die doelstelling moet uiterlijk op 31 december 2040 geleidelijk via tussentijdse doelen worden bereikt. Het behalen van deze energieneutraliteitsdoelstelling zal helpen om de vermijdbare uitstoot van broeikasgassen door de sector met 46 % terug te dringen en tegelijkertijd bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit in 2050 en daarmee samenhangende nationale doelstellingen en doelstellingen van de Unie, zoals de doelstellingen die in Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad 46 zijn vastgesteld. Het stimuleren van de productie van biogas en zonne-energie in de EU en tegelijkertijd de energie-efficiëntiemaatregelen verbeteren in overeenstemming met het beginsel “energie-efficiëntie eerst” 47 , wat inhoudt dat er zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met kostenefficiënte energie-efficiënte maatregelen bij het vormgeven van energiebeleid en het nemen van relevante investeringsbeslissingen, zal helpen om de energieafhankelijkheid van de Unie te verminderen, wat een van de doelen is die in het REPowerEU-plan van de Commissie 48 worden genoemd. Dit is ook in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2018/844 van het Europees Parlement en de Raad 49 en Richtlijn (EU) 2018/2001 waarin locaties voor de behandeling van stedelijk afvalwater worden gekwalificeerd als “go-to”-locaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, dat wil zeggen een locatie die bijzonder geschikt is voor het plaatsen en gebruiksklaar maken van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen. Om de energieneutraliteitsdoelstelling via optimale maatregelen voor elke stedelijke waterzuiveringsinstallatie en voor het opvangsysteem te bereiken, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat er om de vier jaar energieaudits worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad 50 . Bij die audits moet onder andere worden vastgesteld wat het potentieel is voor het kosteneffectieve gebruik of de kosteneffectieve productie van hernieuwbare energie volgens de criteria van bijlage VI bij Richtlijn 2012/27/EU.
(17) Doordat waterverontreiniging een grensoverschrijdend karakter heeft, moeten naburige lidstaten of derde landen samenwerken bij de aanpak van dergelijke verontreiniging en bij de vaststelling van maatregelen om de bron ervan te bestrijden, en indien aanzienlijke verontreiniging afkomstig van lozingen van stedelijk afvalwater in één lidstaat of derde land, grote gevolgen heeft of waarschijnlijk zal hebben voor de kwaliteit van het water in een andere lidstaat of derde land, moeten de lidstaten worden verplicht om elkaar of het derde land hiervan op de hoogte te brengen. In het geval van incidentele verontreiniging die aanzienlijke gevolgen heeft voor de stroomafwaarts gelegen waterlichamen, moet dergelijke informatie onmiddellijk worden doorgegeven. De Commissie moet op de hoogte worden gebracht en, zo nodig, op verzoek van de lidstaten deelnemen aan de vergaderingen. Het is ook belangrijk om de grensoverschrijdende verontreiniging afkomstig van derde landen die dezelfde waterlichamen delen met een aantal van de lidstaten, te bestrijden. Voor de aanpak van verontreiniging afkomstig van derde landen of verontreiniging die in derde landen arriveert, kan de samenwerking en coördinatie met derde landen worden uitgevoerd in het kader van het Waterverdrag van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (UNECE) 51 of andere relevante regionale verdragen, zoals de verdragen inzake regionale zeeën of rivieren.
(18) Om de bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens te waarborgen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de stedelijke waterzuiveringsinstallaties die zijn gebouwd om aan de eisen van deze richtlijn te voldoen, worden ontworpen, gebouwd, geëxploiteerd en onderhouden zodat zij onder alle normale plaatselijke weersomstandigheden op bevredigende wijze blijven functioneren.
(19) Stedelijke waterzuiveringsinstallaties ontvangen ook niet-huishoudelijk afvalwater, met inbegrip van industrieel afvalwater, dat diverse verontreinigende stoffen bevat, die niet expliciet worden bestreken door Richtlijn 91/271/EEG, zoals zware metalen, microplastics, microverontreinigingen en andere chemische stoffen. Er is in de meeste gevallen sprake van een gebrekkig inzicht in en beperkte kennis van dergelijke verontreiniging waardoor het functioneren van het behandelingsproces slechter zou kunnen worden, er zou worden bijgedragen aan de verontreiniging van de ontvangende wateren, en de terugwinning van slib en het hergebruik van behandeld afvalwater zou worden belemmerd. De lidstaten moeten daarom die niet-huishoudelijke verontreiniging die in stedelijke waterzuiveringsinstallaties binnenkomt en in waterlichamen wordt geloosd, regelmatig controleren en daarover verslag uitbrengen. Om verontreiniging als gevolg van lozingen van niet-huishoudelijk afvalwater bij de bron te voorkomen, moeten lozingen van industrieën of ondernemingen die met opvangsystemen verbonden zijn, worden onderworpen aan vooraf te verstrekken vergunningen. Om ervoor te zorgen dat de opvangsystemen en stedelijke waterzuiveringsinstallaties technisch in staat zijn om de binnenkomende verontreiniging te ontvangen en te behandelen, moeten de exploitanten verantwoordelijk voor het beheer van de stedelijke waterzuiveringsinstallaties waarin niet-huishoudelijk afvalwater wordt ontvangen, worden geraadpleegd voordat die vergunningen worden verstrekt, en moeten zij de verstrekte vergunningen kunnen raadplegen om hun behandelingsprocessen aan te kunnen passen. Indien er in binnenkomende wateren niet-huishoudelijke verontreiniging wordt vastgesteld, moeten de lidstaten passende maatregelen nemen om die verontreiniging bij de bron terug te dringen door de controle op verontreinigingen in opvangsystemen te verbeteren zodat de bronnen van verontreiniging kunnen worden vastgesteld en door, zo nodig, de aan de desbetreffende, verbonden stedelijke waterzuiveringsinstallaties verstrekte vergunningen opnieuw te bezien. De watervoorraden van de Unie staan in toenemende mate onder druk, wat leidt tot tijdelijke of permanente waterschaarste in sommige gebieden in de Unie. Het vermogen van de Unie om op de toenemende druk op watervoorraden te reageren, kan worden verbeterd door het hergebruik van behandeld stedelijk afvalwater uit te breiden zodat de winning van zoet water uit oppervlakte- en grondwaterlichamen wordt beperkt. Het hergebruik van behandeld stedelijk afvalwater moet om die reden worden aangemoedigd en, waar passend, toegepast, rekening houdend met de noodzaak om te waarborgen dat de doelstellingen van een goede ecologische en chemische toestand van de ontvangende wateren zoals gedefinieerd in Richtlijn 2000/60/EG, worden behaald. De aanscherping van de eisen voor de behandeling van stedelijk afvalwater, en van de maatregelen voor een betere controle op, opsporing en vermindering van verontreiniging bij de bron zal gevolgen hebben voor de kwaliteit van behandeld stedelijk afvalwater en zal daarom het hergebruik van water bevorderen. Indien hergebruik van water wordt ingezet voor landbouwirrigatie, moet het overeenkomstig Verordening (EU) 2020/741 van het Europees Parlement en de Raad 52 worden uitgevoerd.
(20) Om ervoor te zorgen dat deze richtlijn correct wordt uitgevoerd en dat met name de emissiegrenswaarden worden gerespecteerd, is het belangrijk om de lozingen van stedelijk afvalwater in het milieu te controleren. Deze controle moet worden uitgevoerd door op nationaal niveau een systeem van vooraf te verstrekken vergunningen op te zetten voor het lozen van behandeld stedelijk afvalwater in het milieu. Om te voorkomen dat er onbedoelde lozingen van biomedia van kunststof in het milieu plaatsvinden uit stedelijke waterzuiveringsinstallaties die deze techniek gebruiken, is het daarnaast essentieel om specifieke verplichtingen in die lozingsvergunningen op te nemen teneinde voortdurend op deze lozingen te controleren en ze te voorkomen.
(21) Om de bescherming van het milieu te waarborgen, moeten directe lozingen van biologisch afbreekbaar niet-huishoudelijk afvalwater in het milieu door bepaalde bedrijfstakken worden onderworpen aan een vooraf te verstrekken vergunning op nationaal niveau en aan passende eisen. Die eisen moeten ervoor zorgen dat directe lozingen van bepaalde bedrijfstakken worden onderworpen aan secundaire, tertiaire en quartaire behandeling waar dit nodig is voor de bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens.
(22) Overeenkomstig artikel 168, lid 1, VWEU vullen maatregelen van de Unie nationaal beleid aan en moeten deze worden gericht op de verbetering van de volksgezondheid en het voorkómen van ziekten. Om een optimaal gebruik van relevante volksgezondheidsgegevens afkomstig uit stedelijk afvalwater te waarborgen, moet toezicht op stedelijk afvalwater worden ingesteld en gebruikt voor preventie en vroege waarschuwing, bijvoorbeeld voor het aantonen van specifieke virussen in stedelijk afvalwater als signaal van het opkomen van epidemieën of pandemieën. De lidstaten moeten een permanente dialoog en coördinatie opzetten tussen de bevoegde autoriteiten verantwoordelijk voor de volksgezondheid en de bevoegde autoriteiten verantwoordelijk voor het beheer van stedelijk afvalwater. In het kader van die coördinatie moet de frequentie en locatie van de monsterneming worden vastgesteld evenals een lijst van parameters die relevant zijn voor de volksgezondheid en die in stedelijk afvalwater moeten worden gecontroleerd. Bij deze aanpak zullen andere initiatieven van de Unie op het gebied van bescherming van de volksgezondheid worden benut en aangevuld, zoals milieucontrole die toezicht op afvalwater 53 omvat. Op basis van de tijdens de COVID-19-pandemie verzamelde gegevens en de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van de Aanbeveling van de Commissie betreffende een gemeenschappelijke aanpak voor de invoering van systematisch toezicht op de aanwezigheid van SARS-CoV-2 en varianten daarvan in afvalwater in de EU 54 (“de aanbeveling”), moeten de lidstaten verplicht worden gesteld om regelmatig op gezondheidsparameters in verband met SARS-CoV-2 en varianten daarvan in afvalwater te controleren. Om het gebruik van die geharmoniseerde methoden te waarborgen, moeten de lidstaten, voor zover mogelijk, de bemonsterings- en analysemethoden gebruiken die in de aanbeveling voor de controle op SARS-CoV-2 en varianten daarvan worden vermeld.
(23) De Unie erkent het belang van het tegengaan van resistentie tegen antimicrobiële stoffen (AMR) en heeft in 2017 het Europees “één gezondheid”-actieplan tegen AMR 55 vastgesteld. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is erkend en gedocumenteerd dat afvalwater een zeer belangrijke bron van antimicrobiële agentia en de metabolieten daarvan is, alsook van bacteriën die resistent zijn tegen antimicrobiële stoffen en de genen van die bacteriën. Om de kennis inzake de belangrijkste bronnen van AMR te vergroten, is het nodig om een verplichting in te stellen voor controle op de aanwezigheid van AMR in stedelijk afvalwater om onze wetenschappelijke kennis verder te vergroten en in de toekomst mogelijk adequate maatregelen te nemen.
(24) De lidstaten moeten de risico’s vaststellen die door het beheer van stedelijk afvalwater worden veroorzaakt, om het milieu en de gezondheid van de mens te beschermen. Op basis van die vaststelling en om, waar nodig, te voldoen aan de eisen van de Uniewetgeving inzake water, moeten de lidstaten strengere maatregelen nemen voor het opvangen en behandelen van stedelijk afvalwater dan die welke zijn vereist om te voldoen aan de minimumeisen van deze richtlijn. Die maatregelen kunnen afhankelijk van de situatie onder andere bestaan uit het opzetten van opvangsystemen, de ontwikkeling van geïntegreerde beheersplannen voor stedelijk afvalwater of de toepassing van secundaire, tertiaire of quartaire behandeling van stedelijk afvalwater voor agglomeraties of stedelijke waterzuiveringsinstallaties die de drempelwaarden voor i.e. die aanleiding geven voor de toepassing van de standaardeisen, niet halen. De maatregelen kunnen ook een meer geavanceerde behandeling omvatten dan die welke nodig is om de minimumeisen te respecteren, of desinfectie van het behandelde stedelijk afvalwater die nodig is om aan Richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad 56 te voldoen.
(25) Duurzameontwikkelingsdoelstelling 6 en de daarmee samenhangende doelstelling verplicht lidstaten om uiterlijk in 2030 “toegang tot behoorlijke en eerlijke sanitaire voorzieningen en hygiëne voor iedereen [te] verwezenlijken en een einde [te] maken aan openbare ontlasting, met speciale aandacht voor de behoeften van vrouwen en meisjes en personen in kwetsbare situaties” 57 . Bovendien wordt in beginsel 20 van de Europese pijler van sociale rechten 58 verklaard dat iedereen het recht heeft op toegang tot basisvoorzieningen van goede kwaliteit, waaronder water en sanitaire voorzieningen. Tegen die achtergrond en in lijn met de aanbevelingen van de richtlijnen inzake sanitaire voorzieningen en gezondheid van de WHO (WHO Guidelines on Sanitation and Health) 59 en de bepalingen van het Protocol betreffende water en gezondheid 60 moeten de lidstaten het probleem van de toegang tot sanitaire voorzieningen op nationaal niveau aanpakken. Dat moet gebeuren door middel van maatregelen gericht op het verbeteren van de toegang tot sanitaire voorzieningen voor iedereen, bijvoorbeeld door het installeren van sanitaire voorzieningen in openbare ruimten, alsook het aanmoedigen van de beschikbaarheid van passende sanitaire voorzieningen in overheids- en openbare gebouwen die gratis en/of voor iedereen betaalbaar zijn. Met sanitaire voorzieningen moet het veilige beheer en de veilige verwijdering van urine, ontlasting en menstrueel bloed van de mens mogelijk worden. Ze moeten veilig worden beheerd, wat inhoudt dat ze op elk moment toegankelijk moeten zijn voor iedereen, dus ook voor mensen met specifieke behoeften zoals kinderen, ouderen, mensen met een beperking en daklozen, dat ze op een locatie moeten worden geplaatst waardoor het risico voor de veiligheid van de gebruikers minimaal blijft, en dat ze zowel hygiënisch als technisch veilig te gebruiken moeten zijn. Er moet ook een voldoende aantal van dergelijke voorzieningen aanwezig zijn om ervoor te zorgen dat er in de behoeften van mensen wordt voorzien en dat wachttijden niet buitensporig lang zijn.
(26) In de mededeling van de Commissie van 7 oktober 2020, “Een Unie van gelijkheid: strategisch EU-kader voor gelijkheid, integratie en participatie van de Roma” wordt de specifieke situatie erkend van minderheidsculturen zoals de Roma en Travellers, met of zonder vaste verblijfplaats, en met name het feit dat zij geen toegang hebben tot sanitaire voorzieningen; in deze mededeling wordt opgeroepen om de effectieve gelijke toegang tot essentiële diensten uit te breiden. Al met al is het passend dat de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan kwetsbare en gemarginaliseerde groepen door de nodige maatregelen te nemen om voor die groepen de toegang tot sanitaire voorzieningen te verbeteren. Het is belangrijk dat de identificatie van die groepen strookt met artikel 16, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad 61 . Maatregelen ter verbetering van de toegang tot sanitaire voorzieningen voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen kunnen bestaan uit het voorzien in sanitaire voorzieningen in openbare ruimten, die gratis of voor een lage vergoeding toegankelijk zijn, de verbetering of het onderhoud van de verbinding met geschikte systemen voor het opvangen van stedelijk afvalwater, en bewustmaking van de dichtstbijgelegen sanitaire voorzieningen.
(27) Volgens de EU‑mensenrechtenrichtsnoeren inzake veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen 62 moet er met name aandacht worden besteed aan de behoeften van vrouwen en meisjes aangezien zij in het bijzonder risico lopen op en blootgesteld zijn aan aanvallen, seksueel en gendergerelateerd geweld, intimidatie en andere bedreigingen van hun veiligheid bij het gebruik van sanitaire voorzieningen buiten hun woningen. Dit is in overeenstemming met de Conclusies van de Raad over waterdiplomatie 63 waarin opnieuw wordt bevestigd hoe belangrijk het is om een genderperspectief in waterdiplomatie te integreren. De lidstaten moeten daarom bijzondere aandacht besteden aan vrouwen en meisjes als kwetsbare groep en moeten de nodige maatregelen nemen om voor hen de veilige toegang tot sanitaire voorzieningen te verbeteren of te handhaven.
(28) In de beoordeling werd geconcludeerd dat het beheer van slib zou kunnen worden verbeterd om het beter af te laten stemmen op de principes van de circulaire economie en van de afvalhiërarchie zoals gedefinieerd in artikel 4 Richtlijn 2008/98/EG. De maatregelen voor een verbeterde controle op en vermindering van de verontreiniging bij de bron door niet-huishoudelijke lozingen zullen helpen om de kwaliteit van het geproduceerde slib te verbeteren en ervoor zorgen dat het veilig kan worden gebruikt in de landbouw. Om een passende en veilige terugwinning van nutriënten, met inbegrip van de kritische stof fosfor, uit slib te waarborgen, moeten er minimumpercentages voor terugwinning worden vastgesteld op Unieniveau.
(29) Er is aanvullende controle nodig om de naleving van de nieuwe eisen inzake microverontreinigingen, niet-huishoudelijke verontreiniging, energieneutraliteit, de uitstoot van broeikasgassen, de overstorting van hemelwater en afvloeiing van water in steden te verifiëren. Om de uitvoering van de quartaire behandeling inzake de vermindering van microverontreinigingen in lozingen van stedelijk afvalwater te verifiëren, is het toereikend om op een beperkte reeks representatieve microverontreinigingen te controleren. De controlefrequentie moet worden aangepast aan de huidige beste praktijken, zoals op dit moment toegepast in Zwitserland. Die verplichtingen moeten worden aangepast aan de grootte van de stedelijke waterzuiveringsinstallaties en de agglomeraties zodat ze kosteneffectief blijven. De controle zal ook helpen om gegevens te verstrekken voor het kader voor milieucontrole zoals dat bij het achtste milieuactieprogramma 64 is opgezet, en meer specifiek om het kader voor de monitoring van een samenleving zonder verontreiniging 65 dat eraan ten grondslag ligt, van input te voorzien.
(30) Om de administratieve lasten te verminderen en de mogelijkheden van digitalisering beter te benutten, moet de verslaglegging over de uitvoering van de richtlijn worden verbeterd en vereenvoudigd door de verplichting te schrappen dat de lidstaten tweejaarlijks verslag uitbrengen aan de Commissie en de Commissie tweejaarlijks verslagen publiceert. Deze verplichting moet worden vervangen door de eis dat de lidstaten, met steun van het Europees Milieuagentschap (EEA), de bestaande nationale gestandaardiseerde gegevensverzamelingen die krachtens Richtlijn 91/271/EEG zijn vastgesteld, verbeteren, en deze regelmatig bijwerken. De Commissie en het EEA moeten permanent toegang krijgen tot de nationale gegevensbestanden. Om ervoor te zorgen dat de informatie over de toepassing van deze richtlijn volledig is, moeten de gegevensverzamelingen informatie omvatten over de naleving door de stedelijke waterzuiveringsinstallaties van de behandelingseisen (criteria voor goed- of afkeuren, belasting en concentratie van geloosde verontreinigende stoffen), over de mate waarin de energieneutraliteitsdoelstellingen worden bereikt, over de uitstoot van broeikasgassen door zuiveringsinstallaties met 10 000 i.e. en hoger, en over de maatregelen die de lidstaten hebben genomen met het oog op de overstorting van hemelwater/afvloeiing van water in steden, de toegang tot sanitaire voorzieningen en de behandeling door afzonderlijke systemen. Bovendien moet volledige samenhang met Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad 66 worden gewaarborgd om het gebruik van gegevens te optimaliseren en volledige transparantie te ondersteunen.
(31) Om een tijdige en correcte uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, is het van essentieel belang dat de lidstaten een nationaal uitvoeringsprogramma opstellen met inbegrip van een langetermijnprogrammering van de vereiste investeringen vergezeld van een financieringsstrategie. Over die nationale programma’s moet verslag worden uitgebracht aan de Commissie. Ter beperking van de administratieve lasten mag die eis niet van toepassing zijn op de lidstaten die al een nalevingsniveau hebben van meer dan 95 % wat betreft de belangrijkste verplichtingen voor het opvangen en behandelen van afvalwater.
(32) De sector voor het opvangen en de behandeling van stedelijk afvalwater is specifiek en functioneert als een markt voor intern gebruik waarbij kleine ondernemingen met het opvangsysteem worden verbonden zonder dat zij hun exploitanten kunnen kiezen. Het is daarom belangrijk om ervoor te zorgen dat de belangrijkste prestatie-indicatoren zoals het bereikte behandelingsniveau, de kosten van de behandeling, de gebruikte en geproduceerde energie en de daarmee verband houdende uitstoot van broeikasgassen en koolstofvoetafdruk, voor het publiek toegankelijk zijn. Om het publiek bewust te maken van de gevolgen van de behandeling van stedelijk afvalwater, moet de belangrijkste informatie over de jaarlijkse kosten voor elk huishouden voor het opvangen en de behandeling van afvalwater op een makkelijk toegankelijke manier worden verstrekt, bijvoorbeeld op de facturen, terwijl andere meer gedetailleerde informatie online toegankelijk moet zijn, op de website van de exploitant of de bevoegde autoriteit.
(33) In Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad 67 wordt het recht op toegang tot milieu-informatie in de lidstaten gegarandeerd overeenkomstig het Verdrag van Aarhus van 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (“Verdrag van Aarhus”). Het Verdrag van Aarhus omvat brede verplichtingen zowel in verband met het op verzoek beschikbaar stellen van milieu-informatie als het actief verspreiden van dergelijke informatie. Het is belangrijk dat de bepalingen van deze richtlijn in verband met toegang tot informatie en afspraken over het delen van gegevens die richtlijn aanvullen door de verplichting in te stellen dat informatie over het opvangen en de behandeling van stedelijk afvalwater op een gebruiksvriendelijke manier online beschikbaar wordt gesteld aan het publiek, zonder een afzonderlijke wettelijke regeling te scheppen.
(34) De doeltreffendheid van deze richtlijn en het doel ervan, namelijk de bescherming van de volksgezondheid in het kader van het milieubeleid van de Unie, vereisen dat natuurlijke of rechtspersonen of eventueel hun naar toepasselijk recht opgerichte organisaties, zich in rechte op deze richtlijn kunnen beroepen en dat de nationale rechtbanken deze richtlijn in aanmerking kunnen nemen als een element van het Unierecht, onder meer om, indien nodig, besluiten van een nationale autoriteit te toetsen. Daarnaast is het volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie aan de rechterlijke instanties van de lidstaten om, overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde beginsel van loyale samenwerking, de rechterlijke bescherming te waarborgen van de rechten die een persoon ontleent aan het Unierecht. Voorts verplicht artikel 19, lid 1, VEU de lidstaten om te voorzien in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren. Voorts moeten de leden van het betrokken publiek, overeenkomstig het Verdrag van Aarhus, toegang hebben tot de rechter, aangezien dit bijdraagt tot de bescherming van het recht te leven in een milieu dat toereikend is voor de gezondheid en het welzijn van elke persoon.
(35) Teneinde deze richtlijn aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om handelingen overeenkomstig artikel 290 VWEU vast te stellen ten aanzien van de wijziging van bepaalde delen van de bijlagen wat betreft de eisen voor secundaire, tertiaire en quartaire behandeling en de eisen voor specifieke vergunningen voor de lozingen van niet-huishoudelijk afvalwater in opvangsystemen en stedelijke waterzuiveringsinstallaties, en ten aanzien van de aanvulling van deze richtlijn door minimumpercentages voor hergebruik en recycling van fosfor en stikstof uit slib vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(36) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van normen voor het ontwerp van afzonderlijke systemen, voor het vaststellen van gemeenschappelijke voorwaarden en criteria voor de toepassing van de opheffing van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor bepaalde producten, voor het vaststellen van methodologieën om de ontwikkeling van geïntegreerde beheersplannen voor stedelijk afvalwater te ondersteunen en op de aanwezigheid van microplastics en van resistentie tegen antimicrobiële stoffen in stedelijk afvalwater te controleren, en voor het vaststellen van het formaat waarin en de wijze waarop de informatie over de uitvoering van deze richtlijn door de lidstaten moet worden verstrekt en door de EEA gebundeld. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 68 .
(37) De lidstaten moeten de voorschriften vaststellen ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en moeten alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, rekening houdend met de specifieke kenmerken van kleine en middelgrote ondernemingen.
(38) Krachtens het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven 69 moet de Commissie binnen een bepaalde termijn na de uiterste datum voor de omzetting van deze richtlijn een beoordeling ervan uitvoeren. Die beoordeling moet zijn gebaseerd op de ervaring die is opgedaan en de gegevens die zijn verkregen tijdens de uitvoering van deze richtlijn, op beschikbare aanbevelingen van de WHO en op relevante wetenschappelijk, analytische en epidemiologische gegevens. Bij de beoordeling moet in het bijzonder aandacht worden besteed aan de mogelijke noodzaak om de lijst producten die onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moeten vallen, aan te passen aan de hand van de evolutie van de reeks producten die in de handel worden gebracht, aan de verbeterde kennis over de aanwezigheid van microverontreinigingen in het afvalwater en hun gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu, en aan de gegevens die voortvloeien uit de nieuwe verplichtingen om op de aanwezigheid van microverontreinigingen in de inlaat- en afvoerbuizen van de stedelijke waterzuiveringsinstallaties te controleren.
(39) Richtlijn 91/271/EEG bevat specifieke termijnen voor Mayotte doordat het in 2014 is opgenomen als een ultraperifeer gebied in de zin van artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De toepassing van de verplichtingen om opvangsystemen aan te leggen en secundaire behandeling toe te passen op stedelijk afvalwater van agglomeraties met 2 000 i.e. en hoger moet daarom ten aanzien van Mayotte worden uitgesteld.
(40) Om de continuïteit van de milieubescherming te waarborgen, is het belangrijk dat de lidstaten ten minste het huidige niveau van tertiaire behandeling handhaven totdat de nieuwe eisen voor het terugdringen van fosfor en stikstof van toepassing worden. Artikel 5 van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad moet daarom van toepassing blijven tot die nieuwe eisen van toepassing worden.
(41) Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk om het milieu en de gezondheid van de mens te beschermen, ervoor te zorgen dat er vooruitgang wordt geboekt op weg naar klimaatneutraliteit wat betreft de werkzaamheden bij het opvangen en de behandeling van stedelijk afvalwater, de toegang tot sanitaire voorzieningen te verbeteren en een regelmatig toezicht op de voor de volksgezondheid relevante parameters te garanderen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden bereikt, maar gezien de schaal en de effecten van de maatregelen beter op het niveau van de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie maatregelen aannemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 VEU. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(42) De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.
(43) Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in deel B van bijlage [VII] genoemde termijnen voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
91/271/EEG (aangepast)
nieuw