Overwegingen bij COM(2022)151 - Ozonlaag afbrekende stoffen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2022)151 - Ozonlaag afbrekende stoffen. |
---|---|
document | COM(2022)151 |
datum | 7 februari 2024 |
(2) De ozonlaag beschermt mensen en andere levende wezens tegen schadelijke ultraviolette (uv) straling van de zon. Het is wetenschappelijk vastgesteld dat continue emissies van ozonafbrekende stoffen aanzienlijke schade toebrengen aan de ozonlaag, hetgeen leidt tot aanzienlijke nadelige gevolgen voor de gezondheid van de mens, ecosystemen en de biosfeer, en verregaande economische consequenties heeft als er niets aan gedaan wordt.
(3) Krachtens Besluit 88/540/EEG17 van de Raad werd de Unie partij bij het Verdrag van Wenen uit 1985 ter bescherming van de ozonlaag en bij het in 1987 goedgekeurde Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (“het protocol”). Het protocol en latere besluiten van de partijen daarbij vormen een reeks wereldwijd bindende controlemaatregelen om aantasting van de ozonlaag tegen te gaan.
(4) Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en van de Raad18 waarborgt onder meer dat de Unie het protocol naleeft. In haar evaluatie van Verordening (EG) nr. 1005/200919 concludeerde de Commissie dat de op grond van die verordening vastgestelde controlemaatregelen over het algemeen passend blijven.
(5) Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de hoeveelheid ozonafbrekende stoffen in de atmosfeer afneemt, en dat de stratosferische ozonlaag zich herstelt. Toch zal het herstel van de ozonlaag op het niveau van de concentraties van vóór 1980 naar verwachting niet eerder dan halverwege de 21e eeuw een feit zijn. Toegenomen uv-straling blijft dan ook een aanzienlijke bedreiging voor de gezondheid en het milieu. Om het risico van verdere vertragingen bij het herstel van de ozonlaag te vermijden, blijft het zaak te waarborgen dat bestaande verplichtingen volledig worden nagekomen, en dat de vereiste maatregelen van kracht zijn om eventuele nieuwe uitdagingen snel en doeltreffend het hoofd te bieden.
(6) De meeste ozonafbrekende stoffen hebben daarnaast een hoog aardopwarmingsvermogen en dragen bij tot hogere temperaturen op onze planeet. Gezien de bevindingen van het speciaal verslag van de Intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC),20 moet deze verordening ervoor zorgen dat alle mogelijke inspanningen worden geleverd om emissies van ozonafbrekende stoffen te verminderen. Het reduceren van emissies draagt bij aan de verwezenlijking van de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs, die gesloten is in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering21, om de stijging van de wereldwijde temperatuur in deze eeuw ruim onder 2 graden Celsius boven het pre-industriële niveau te houden en ernaar te blijven streven om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graden Celsius.
(7) Om naast het ozonafbrekende vermogen van ozonafbrekende stoffen ook het aardopwarmingsvermogen ervan beter onder de aandacht te brengen, moet hun respectieve aardopwarmingsvermogen ook worden vermeld in deze verordening.
(8) Verordening (EG) nr. 1005/2009 en eerdere wetgeving van de Unie voorzag in strengere controlemaatregelen dan vereist op grond van het protocol, hetgeen restrictievere regels voor invoer en uitvoer vereiste.
(9) Op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2009 is de productie en het in de handel brengen van ozonafbrekende stoffen voor vrijwel alle toepassingen uitgefaseerd. Het in de handel brengen van producten en apparaten die ozonafbrekende stoffen bevatten of nodig hebben is eveneens verboden, behalve voor bepaalde gevallen waarin het gebruik van dergelijke stoffen nog altijd is toegestaan. Zelfs na de uitfasering van ozonafbrekende stoffen is het onder bepaalde voorwaarden noodzakelijk om vrijstellingen voor bepaalde toepassingen te blijven toestaan wanneer nog geen alternatieven voorhanden zijn.
(10) Gezien de geringe hoeveelheden ozonafbrekende stoffen die feitelijk worden gebruikt voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen, moet op dit punt een evenredige controlemaatregel worden vastgesteld. De registratieverplichting op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2009 moet worden vervangen door de eis om registers bij te houden teneinde onrechtmatig gebruik te controleren en toe te zien op de ontwikkeling van alternatieven.
(11) Het in de handel brengen en het gebruik van halonen moet alleen worden toegestaan voor kritische toepassingen, die moeten worden vastgesteld door rekening te houden met de beschikbaarheid van alternatieve stoffen of technieken en met ontwikkelingen van internationale normen.
(12) Volgens het op grond van het protocol vastgestelde Halons Technical Options Committee (HTOC) zijn de voorraden niet nieuw geproduceerde halonen voor kritische toepassingen mogelijk onvoldoende om vanaf 2030 in de wereldwijde behoefte te voorzien. Om te voorkomen dat nieuwe productie van halonen noodzakelijk wordt om in toekomstige behoeften te voorzien, is het van belang maatregelen te nemen om de beschikbaarheid van voorraden uit apparaten teruggewonnen halonen te vergroten.
(13) Op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2009 verstreek de vrijstelling voor kritische toepassingen van methylbromide (voor quarantainedoeleinden of toepassingen voorafgaand aan de verzending) op 18 maart 2010. De mogelijkheid om in noodsituaties een afwijking toe te staan moet echter blijven bestaan, namelijk in het geval van onverwachte uitbraken van plagen of ziekten waarbij een dergelijk gebruik moet worden toegestaan op grond van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad22 en Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad23.
(14) In deze verordening genoemde beperkingen ten aanzien van producten en apparaten die ozonafbrekende stoffen bevatten moeten ook betrekking hebben op producten en apparaten die deze stoffen nodig hebben, om te voorkomen dat deze beperkingen omzeild worden.
(15) Het is belangrijk ervoor te zorgen dat ozonafbrekende stoffen die bestemd zijn voor regeneratie in de Unie in de handel gebracht mogen worden. Het in de handel brengen van ozonafbrekende stoffen en de producten en apparaten die deze stoffen bevatten of nodig hebben voor de werking ervan moet daarnaast worden toegestaan ten behoeve van vernietiging met gebruikmaking van technieken die door de partijen zijn goedgekeurd of door technieken die nog niet zijn goedgekeurd maar vanuit milieuoogpunt gelijkwaardig zijn.
(16) Niet-navulbare houders voor ozonafbrekende stoffen moeten worden verboden, aangezien een hoeveelheid van de stoffen onvermijdelijk achterblijft in deze houders wanneer ze worden geledigd, die vervolgens vrijkomt in de atmosfeer. In dit verband is het nodig de invoer en uitvoer en het in de handel brengen, verder leveren of op de markt aanbieden en gebruiken ervan te verbieden, behalve voor analytische en laboratoriumtoepassingen.
(17) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad24 voorziet in de etikettering van stoffen die als ozonafbrekende stoffen zijn ingedeeld en van mengsels die dergelijke stoffen bevatten. Aangezien ozonafbrekende stoffen die worden geproduceerd om als grondstof of technische hulpstof dan wel voor analytische en laboratoriumtoepassingen te worden gebruikt, in de Unie in het vrije verkeer mogen worden gebracht, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen deze stoffen en stoffen die voor andere toepassingen worden geproduceerd.
(18) De uitvoer van producten en apparaten die chloorfluorkoolwaterstoffen bevatten kan bij wijze van uitzondering worden toegestaan in gevallen waarbij het gunstiger kan zijn om deze producten en apparaten hun natuurlijke levensduur te laten beëindigen in een derde land dan om in de Unie buiten werking gesteld en verwijderd te worden.
(19) Aangezien het productieproces voor sommige ozonafbrekende stoffen kan leiden tot emissies van trifluormethaan, een bijproduct van gefluoreerde broeikasgassen, moet het vernietigen of voor later gebruik terugwinnen van deze vrijkomende bijproducten een voorwaarde zijn om de ozonafbrekende stof in de handel te mogen brengen. Producenten en importeurs moeten tevens worden verplicht vast te leggen welke maatregelen ze nemen om emissies van trifluormethaan tijdens het productieproces te voorkomen.
(20) Om de illegale handel in verboden stoffen en producten die onder deze verordening vallen te voorkomen, moeten de hierin opgenomen verbodsbepalingen en de vereiste handelsvergunningen niet alleen betrekking hebben op het binnenbrengen van goederen in het douanegebied om in de Unie in het vrije verkeer te worden gebracht, maar ook op tijdelijke opslag en alle andere douaneregelingen die op grond van het uniale douanerecht van kracht zijn. Vereenvoudigingen van de vergunningverlening moeten worden toegestaan voor goederen onder tijdelijke opslag, om te voorkomen dat marktdeelnemers en douaneautoriteiten onnodig belast worden.
(21) Het vergunningensysteem voor de invoer en uitvoer van ozonafbrekende stoffen is een essentiële vereiste van het protocol om toe te zien op de handel en illegale activiteiten op dit punt te voorkomen. Om automatische douanecontroles in real-time per zending mogelijk te maken en een elektronische uitwisseling en opslag van informatie over alle zendingen van bij de douane aangebrachte en onder deze verordening vallende stoffen, producten en apparaten, is het noodzakelijk het elektronische vergunningensysteem voor ozonafbrekende stoffen te koppelen met de éénloketomgeving van de EU voor de douane die tot stand is gebracht door Verordening (EU) nr. …/… van het Europees Parlement en de Raad [volledige verwijzing invoegen zodra die verordening is aangenomen].25 Gezien deze koppeling met de éénloketomgeving van de EU voor de douane is het onevenredig om een regeling van per zending verleende vergunningen te hanteren in de Unie.
(22) Om de douanecontroles te vereenvoudigen, is het van belang aan te geven welke informatie aan de douaneautoriteiten moet worden verstrekt bij invoer en uitvoer van de onder deze verordening vallende stoffen en producten, en welke rol is weggelegd voor douaneautoriteiten, en in voorkomend geval markttoezichtautoriteiten, bij het toepassen van de verbodsbepalingen en beperkingen van de invoer en uitvoer van de onder deze verordening vallende stoffen, producten en apparaten.
(23) Om ervoor te zorgen dat de onder deze verordening vallende stoffen, producten en apparaten die illegaal in de Unie zijn ingevoerd, de EU-markt niet opnieuw binnenkomen, moeten bevoegde autoriteiten deze producten in beslag nemen of verbeurdverklaren ten behoeve van verwijdering. Wederuitvoer van producten die niet in overeenstemming zijn met deze verordening moet hoe dan ook worden verboden.
(24) Lidstaten moeten ervoor zorgen dat douaneautoriteiten die controles verrichten op grond van deze verordening beschikken over de passende middelen en kennis, onder meer door middel van aan hen aangeboden opleidingen, en voldoende toegerust zijn om gevallen van illegale handel in de onder deze verordening vallende stoffen en producten en apparaten tegen te gaan. Lidstaten moeten douanekantoren aanwijzen die aan deze voorwaarden voldoen en derhalve gemachtigd zijn om douanecontroles op invoer, uitvoer en doorvoer te verrichten.
(25) Samenwerking en uitwisseling van de vereiste informatie tussen alle bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van deze verordening, namelijk douaneautoriteiten, markttoezichtautoriteiten, milieuautoriteiten en andere bevoegde autoriteiten met inspectietaken, binnen lidstaten en met de Commissie, is van bijzonder groot belang om inbreuken op deze verordening, met name illegale handel, tegen te gaan. Vanwege het vertrouwelijke karakter van de uitwisseling van informatie betreffende het douanerisico, moet hiertoe het douanerisicobeheersysteem worden aangewend.
(26) Bij het vervullen van de door deze verordening aan haar toevertrouwde taken, en teneinde samenwerking en adequate uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten en de Commissie bij conformiteitscontroles en illegale handel in ozonafbrekende stoffen te bevorderen, moet de Commissie worden bijgestaan door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). OLAF moet toegang hebben tot alle vereiste informatie om de uitvoering van zijn taken te vereenvoudigen.
(27) Om naleving van het protocol te waarborgen, moeten de invoer en uitvoer van ozonafbrekende stoffen en producten en apparaten die dergelijke stoffen bevatten of nodig hebben van en naar een staat die geen partij is bij het protocol, worden verboden.
(28) Het opzettelijk uitstoten van ozonafbrekende stoffen in de atmosfeer, indien deze uitstoot onrechtmatig is, is een ernstige schending van deze verordening en moet uitdrukkelijk worden verboden. Ondernemingen moeten alle haalbare maatregelen nemen om de onopzettelijke uitstoot van ozonafbrekende stoffen in de atmosfeer te verminderen, mede gezien hun aardopwarmingsvermogen. Het is dan ook noodzakelijk om regels op te stellen over de terugwinning van gebruikte ozonafbrekende stoffen in producten en apparaten en over het voorkomen van lekkages van dergelijke stoffen. Om emissiereducties bij het verwijderen van bepaalde soorten schuim uit gebouwen te maximaliseren, moeten terugwinningsverplichtingen ook gelden voor eigenaren van gebouwen en aannemers.
(29) Het is zaak regels vast te stellen voor nieuwe ozonafbrekende stoffen die nog niet onder het protocol vallen (opgenomen in bijlage II), rekening houdend met de in de Unie geproduceerde en gebruikte hoeveelheden en de gevolgen van emissies van dergelijke stoffen voor de ozon in de stratosfeer.
(30) Lidstaten worden geacht door bevoegde autoriteiten ontdekte gevallen van illegale handel bij de Commissie te melden, met inbegrip van de opgelegde sancties.
(31) Het gebruik van halonen mag alleen worden toegestaan voor kritische toepassingen die in deze verordening worden genoemd. Lidstaten moeten verslag uitbrengen over de hoeveelheden halonen die voor kritische toepassingen worden geïnstalleerd, gebruikt of opgeslagen, over inperkingsmaatregelen om emissies van deze stoffen te reduceren en over de geboekte vooruitgang bij het in kaart brengen van alternatieven. Deze informatie is nodig om te weten hoeveel halonen in de Unie nog altijd beschikbaar zijn voor kritische toepassingen, en om de technologische vooruitgang op dit punt te monitoren, waaruit kan worden opgemaakt dat halon voor bepaalde toepassingen niet langer noodzakelijk is.
(32) Krachtens het protocol dient verslag te worden uitgebracht over de handel in ozonafbrekende stoffen. Producenten, importeurs en exporteurs van ozonafbrekende stoffen moeten dan ook jaarlijks verslag uitbrengen over de handel in ozonafbrekende stoffen. De handel in ozonafbrekende stoffen die nog niet onder het protocol vallen (opgenomen in bijlage II) moet tevens worden gerapporteerd om te kunnen beoordelen in hoeverre het noodzakelijk is om alle of een deel van de controlemaatregelen voor de in bijlage I opgenomen stoffen uit te breiden tot dergelijke stoffen.
(33) Bevoegde autoriteiten van de lidstaten, waaronder hun milieuautoriteiten, markttoezichtautoriteiten en douaneautoriteiten, moeten controles verrichten, waarbij ze een op risico’s gebaseerde benadering hanteren om toe te zien op naleving van alle bepalingen van deze verordening. Een dergelijke benadering richt zich op de activiteiten met het grootste risico van illegale handel of onrechtmatige uitstoot van ozonafbrekende stoffen in de atmosfeer. Daarnaast moeten bevoegde autoriteiten controles verrichten wanneer ze over aanwijzingen of andere relevante informatie over mogelijke gevallen van niet-nakoming beschikken. Indien van toepassing en voor zover mogelijk moet dergelijke informatie worden gecommuniceerd aan douaneautoriteiten in het kader van een risicoanalyse voorafgaand aan de controles, overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad26. Het is van belang ervoor te zorgen dat bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het opleggen van sancties geïnformeerd worden over schendingen van deze verordening teneinde waar nodig passende sancties te kunnen opleggen.
(34) De lidstaten moeten regels vaststellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle maatregelen om te waarborgen dat ze worden toegepast. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
(35) Ook is het zaak om te voorzien in administratieve sancties van een dusdanige aard en omvang dat ze schendingen van deze verordening daadwerkelijk ontmoedigen.
(36) Ernstige schendingen van deze verordening moeten daarnaast aanleiding geven tot strafrechtelijke vervolging, overeenkomstig Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad27.
(37) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend inzake de vaststelling van een lijst van ondernemingen die ozonafbrekende stoffen als technische hulpstof mogen gebruiken, met voor elke onderneming de maximumhoeveelheden die voor de samenstelling van of voor verbruik als technische hulpstof mogen worden gebruikt en de maximumemissieniveaus; de bepaling van essentiële en analytische toepassingen waarvoor productie en invoer is toegestaan binnen een bepaalde periode en ter specificatie van bevoegde gebruikers, het toestaan van afwijkingen van de vastgestelde einddata en afsluitingsdata voor wat betreft de kritische toepassingen van halonen; het toestaan van de tijdelijke productie, het in de handel brengen, de verdere levering en het gebruik van methylbromide in noodgevallen; het toestaan van de uitvoer van producten en apparaten die chloorfluorkoolwaterstoffen bevatten; de nadere regelingen voor de conformiteitsverklaring voor voorgevulde apparaten en verificatie; het te overleggen bewijsmateriaal omtrent de vernietiging of terugwinning van tijdens de productie van ozonafbrekende stoffen als bijproduct vrijkomend trifluormethaan; de vorm en inhoud van etiketteringsvoorschriften; het toestaan van de handel met entiteiten die geen partij zijn bij het protocol; en de vorm waarin informatie over kritische toepassingen van halonen en illegale handel door lidstaten wordt verstrekt, evenals de vorm en indieningswijze van de door ondernemingen te rapporteren informatie, met name over productie, invoer, uitvoer, gebruik als grondstof en vernietiging. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad28.
(38) Om bepaalde niet-essentiële elementen van deze verordening aan te passen, dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden verleend om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) ten aanzien van de procedés waarvoor ozonafbrekende stoffen mogen worden gebruikt als technische hulpstof, en de maximumhoeveelheid die voor dergelijke toepassingen is toegestaan inclusief de uitstoot ervan in de Unie, de voorwaarden voor het in de handel brengen en de verdere levering van ozonafbrekende stoffen voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen, de in bijlage V genoemde termijnen voor kritische toepassingen van halonen, de werking van het vergunningensysteem voor ozonafbrekende stoffen, aanvullende maatregelen voor de monitoring van stoffen en van producten en apparaten in het kader van de regeling tijdelijke opslag, de regels voor het in het vrije verkeer brengen van producten en apparaten die ingevoerd of uitgevoerd worden uit/naar een entiteit die niet onder het protocol valt; de vaststelling van een lijst van producten en apparaten waarvoor de terugwinning van ozonafbrekende stoffen en de vernietiging ervan technisch en economisch haalbaar is, en de specificatie van de te gebruiken technieken; wijzigingen van de bijlagen I en II waarin ozonafbrekende stoffen zijn opgenomen; het bijwerken van aardopwarmings- en ozonafbrekend vermogen van in de lijst opgenomen stoffen; de rapportagevoorschriften voor lidstaten inzake kritische toepassingen van halonen en illegale handel en de rapportagevoorschriften voor ondernemingen inzake productie, invoer, uitvoer, gebruik als grondstof en vernietiging. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(39) De bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten valt onder Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad29, en de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie wordt geregeld door Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad30, in het bijzonder ten aanzien van de vereisten inzake vertrouwelijkheid en beveiliging van de verwerking, de doorgifte van persoonsgegevens van de Commissie aan de lidstaten, de rechtmatige verwerking en de rechten van de betrokkenen op het gebied van informatie en van toegang tot en rectificatie van hun persoonsgegevens.
(40) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op [datum van uitbrenging van het advies] advies uitgebracht,
(41) Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege het grensoverschrijdende karakter van het betrokken milieuprobleem en de gevolgen van deze verordening, zowel op de handel binnen de Unie als op de externe handel, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(42) Verordening (EG) nr. 1005/2009 moet op verscheidene punten worden gewijzigd. Om redenen van duidelijkheid dient de genoemde verordening te worden ingetrokken en vervangen.