Overwegingen bij COM(2021)770 - Europese benadering van microcredentials voor een leven lang leren en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In Europa moeten steeds meer mensen hun kennis, vaardigheden en competenties bijspijkeren om de kloof te dichten tussen hun formele educatie en de behoeften van een snel veranderende maatschappij en arbeidsmarkt. Het herstel van de COVID‑19-pandemie en de digitale en de groene transitie hebben het tempo van de veranderingen in onze manier van leven, leren en werken versneld. De pandemie heeft de loopbaanvooruitzichten van zowel jongeren als volwassenen geschaad. Ook heeft de pandemie de werkloosheid vergroot en het lichamelijke, geestelijke en emotionele welzijn van honderden miljoenen mensen in Europa schade toegebracht.

(2) Een van de grootste uitdagingen waarmee Europese bedrijven en werkgevers worden geconfronteerd, is een ontoereikend aanbod van de juiste vaardigheden op de arbeidsmarkt van de EU. Tegelijkertijd worden werknemers geconfronteerd met ongekende veranderingen in de organisatie van het werk. Daarnaast veranderen de taakprofielen en de vaardigheidsvereisten fundamenteel als gevolg van de digitale en de groene transitie. Zoals uiteengezet in het besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid 24 , moeten de lidstaten “iedereen in staat stellen te anticiperen op de behoeften van de arbeidsmarkt en zich daaraan beter aan te passen, met name door middel van voortdurende bij- en omscholing”. Dit is voor werknemers van essentieel belang om te kunnen inspelen op de behoeften van hun huidige baan of voor de overgang naar nieuwe banen en groeisectoren, zoals de groene en de digitale sector, met name in de context van de vergrijzing.

(3) Om hun persoonlijke, sociale, culturele en professionele vaardigheden te kunnen ontwikkelen, moeten mensen toegang hebben tot kwalitatief hoogwaardig onderwijs en tot leermogelijkheden die op verschillende manieren en in verschillende omgevingen worden aangeboden. Er werd gevraagd om de onderwijs- en opleidingsstelsels flexibeler in te richten en oplossingen te vinden voor leermogelijkheden die sterker op de lerende zijn gericht en die toegankelijker en inclusiever zijn voor een bredere reeks profielen. Niet-formele aanbieders van onderwijs en opleiding voorzien ook in deze behoefte door nieuwe en innovatieve mogelijkheden voor bij- en omscholing te bieden.

(4) Een doeltreffende cultuur van een leven lang leren is essentieel om ervoor te zorgen dat iedereen beschikt over de nodige vaardigheden om voorspoedig te groeien in de samenleving, de arbeidsmarkt en zijn of haar privéleven. Het is van essentieel belang dat mensen hun hele leven lang toegang hebben tot kwaliteitsvolle en relevante vormen van onderwijs en opleiding, bij- en omscholing. Mogelijkheden voor een leven lang leren moeten deel uitmaken van de langetermijnstrategie van onderwijs- en opleidingsinstellingen zodat zij beter kunnen inspelen op de snel veranderende behoeften van werkgevers en lerenden. Dit zou een diverser corpus van lerenden (met inbegrip van afgestudeerden van deze instellingen en andere lerende volwassenen) in staat stellen zich bij en om te scholen. Instellingen voor hoger onderwijs, instellingen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding, en andere aanbieders van microcredentials moeten samenwerken om de recentste onderzoeksresultaten snel toe te passen bij het ontwerpen en actualiseren van leermogelijkheden.

(5) Microcredentials kunnen helpen bij het certificeren van de resultaten van deze kleine, op maat gesneden leerervaringen. Zij maken gerichte, flexibele verwerving van kennis, vaardigheden en competenties mogelijk om tegemoet te komen aan nieuwe en opkomende behoeften in de samenleving en op de arbeidsmarkt, zonder traditionele kwalificaties te vervangen. Microcredentials kunnen worden ontworpen en verstrekt door uiteenlopende aanbieders in tal van verschillende leeromgevingen (ongeacht of het om formele, niet-formele of informele leeromgevingen gaat).

(6) In Europa ontbreken vooralsnog een gemeenschappelijke definitie of normen voor microcredentials, ondanks het toenemende gebruik ervan. Daardoor is er een beperkt inzicht in microcredentials en het gebruik ervan zodat het potentieel van microcredentials om flexibele leer- en loopbaantrajecten te faciliteren niet ten volle kan worden benut.

(7) Volgens het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten 25 heeft iedereen recht op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen, overal in de Europese Unie. Het vierde beginsel van de Europese pijler van sociale rechten bepaalt dat iedereen recht heeft op tijdige en op maat gesneden hulp bij het verbeteren van zijn of haar vooruitzichten om een baan te vinden of zich als zelfstandige te vestigen. Dit recht op hulp omvat het recht op ondersteuning bij opleiding en herscholing. In het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten wordt verwezen naar microcredentials als innovatieve instrumenten die “flexibele leertrajecten mogelijk [kunnen] maken en werknemers bij hun baan of tijdens professionele transities [kunnen] ondersteunen”. Microcredentials kunnen een rol spelen bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de EU die tegen 2030 moeten worden gehaald, onder meer de doelstelling om jaarlijks minstens 60 % van alle volwassenen aan opleiding te laten deelnemen en een arbeidsparticipatie van ten minste 78 % te bereiken. Deze beide doelstellingen zijn tijdens de sociale top van Porto positief onthaald door de leiders van de EU, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld en werden vervolgens op 25 juni 2021 verwelkomd door de Europese Raad 26 .

(8) Parallel met het actieplan heeft de Commissie ook een aanbeveling vastgesteld over “doeltreffende actieve steun voor werkgelegenheid na de COVID‑19-crisis” (de “EASE”-aanbeveling) 27 . Deze aanbeveling biedt de lidstaten concrete beleidsrichtsnoeren zodat zij samenhangende beleidspakketten kunnen ontwikkelen om transities op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken en een banenrijk herstel van COVID‑19 te bevorderen. De beleidsrichtsnoeren hebben onder meer betrekking op bij- en omscholingsmogelijkheden en steunmaatregelen.

(9) In de Europese vaardighedenagenda 28 werd onder de twaalf vlaggenschipacties een nieuw initiatief aangekondigd voor een Europese benadering van microcredentials. Dit nieuwe initiatief is bedoeld om de kwaliteit, de transparantie en het gebruik van microcredentials in de hele EU te ondersteunen. In de vaardighedenagenda werd ook een initiatief aangekondigd op het gebied van individuele leerrekeningen om de bestaande lacunes bij de toegang tot opleidingen voor volwassenen in de werkende leeftijd te helpen dichten en mensen in staat te stellen met succes transities op de arbeidsmarkt te maken. Microcredentials kunnen worden gebruikt als onderdeel van de opleiding die aan mensen ter beschikking wordt gesteld om de werking van deze individuele leerrekeningen te ondersteunen.

(10) In haar mededeling over het tot stand brengen van de Europese onderwijsruimte tegen 2025 29 kondigde de Commissie aan te zullen werken aan de ontwikkeling van een Europese benadering van microcredentials om de leermogelijkheden te verruimen en de rol van instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs en ‑opleiding op het gebied van een leven lang leren te versterken.

(11) In de aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en ‑opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht wordt de Commissie verzocht “het concept en het gebruik van microcredentials te onderzoeken”.

(12) In de conclusies van de Raad over het initiatief “Europese universiteiten” — Een brug slaan tussen hoger onderwijs, onderzoek, innovatie en samenleving: de weg effenen voor een nieuwe dimensie in het Europese hoger onderwijs 30 wordt benadrukt dat “microcredentials [...] een bijdrage kunnen leveren tot het verruimen van de leermogelijkheden, zodat een stap kan worden gezet in de richting van niet-traditionele leerders en kan worden voorzien in de behoefte aan nieuwe vaardigheden op de arbeidsmarkt; de leerervaring flexibeler en meer modulair maken; ondersteuning bieden bij de toegang tot het hoger onderwijs; en leerders, ongeacht hun eerdere kwalificaties of achtergrond, betrekken en omscholings- en bijscholingsmogelijkheden bevorderen, maar tegelijk kwalitatief hoogwaardig onderwijs waarborgen”.

(13) De ministers van Onderwijs van de Europese ruimte voor hoger onderwijs hebben zich er in het communiqué van Rome van het intergouvernementele Bolognaproces 31 toe verbonden hun instellingen voor hoger onderwijs te helpen om: i) het leeraanbod te diversifiëren, en ii) te innoveren op het gebied van educatieve inhoud en aangeboden onderwijsvormen. Naast programma's voor volledige leergangen bieden veel instellingen voor hoger onderwijs kleinere leereenheden aan of zijn zij van plan deze aan te bieden. Deze kleinere leereenheden zullen lerenden in staat stellen hun culturele, professionele en transversale vaardigheden en competenties in verschillende stadia van hun leven te ontwikkelen of bij te werken. Via samenwerking binnen het Bolognaproces wordt onderzocht hoe en in welke mate deze kleinere, flexibele leereenheden, met inbegrip van die welke tot microcredentials leiden, kunnen worden gedefinieerd, ontwikkeld, uitgevoerd en erkend met behulp van gemeenschappelijke instrumenten.

(14) Onderwijs- en opleidingsstelsels moeten inspelen op de uiteenlopende individuele behoeften, vermogens en capaciteiten van alle lerenden. Zij moeten ook leermogelijkheden bieden aan iedereen, onder meer in niet-formele en informele omgevingen, zoals wordt onderstreept in de conclusies van de Raad over kansengelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding 32 . Goed ontworpen microcredentials kunnen worden gebruikt als onderdeel van gerichte maatregelen om inclusie te ondersteunen en de toegang tot onderwijs en opleiding voor een breder scala aan lerenden te vergemakkelijken. Dit breder scala aan lerenden omvat kansarme en kwetsbare groepen (zoals personen met een handicap, ouderen, laaggekwalificeerde/laaggeschoolde personen, minderheden, personen met een migratieachtergrond, vluchtelingen en personen die kansarm zijn vanwege hun geografische situatie en/of hun sociaal-economische achterstand). Microcredentials kunnen ook worden gebruikt om het voortijdig verlaten van onderwijs en opleiding te voorkomen en de overgang van school naar werk te ondersteunen. Met de verwachte toename van het aantal vluchtelingen en asielzoekers moeten er strategieën worden ontwikkeld om deze groepen doeltreffend te integreren in de onderwijs- en opleidingsstelsels en op de arbeidsmarkt. Begeleiding en wederzijds leren in de hele EU bij het ontwerpen van microcredentials kan inclusie bevorderen en ervoor zorgen dat lerenden uit alle groepen van de samenleving toegang hebben tot de voordelen ervan.

(15) Microcredentials kunnen ook de professionele ontwikkeling en mobiliteit van mensen in atypische vormen van werk ondersteunen, bijvoorbeeld in de platformeconomie 33 . Platformwerkers hebben weinig toegang tot opleiding vanwege hun status van zelfstandige.

(16) Microcredentials kunnen een actieve rol spelen bij de uitvoering van EU-beleidsinitiatieven ter bevordering van de digitale en de groene transitie. Microcredentials kunnen: i) bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het geactualiseerde actieplan voor digitaal onderwijs 34 om het aanbieden van flexibele en toegankelijke leermogelijkheden voor digitale vaardigheden te faciliteren; en ii) de doelstellingen helpen verwezenlijken van het “Digitaal kompas 2030” van de Commissie, een plan om tegen 2030 te komen tot een Europese bevolking met digitale vaardigheden en hooggekwalificeerde ICT-specialisten. Microcredentials kunnen ook een rol spelen bij de uitvoering van de Europese Green Deal 35 , de groeistrategie die erop gericht is de economie en samenleving van de EU te transformeren en een duurzamer pad te laten inslaan.

(17) De aanbeveling van de Raad inzake het Europees kwalificatiekader (EKK) voor een leven lang leren 36 biedt een gemeenschappelijk referentiekader om mensen en organisaties te helpen bij het vergelijken van de verschillende kwalificatiesystemen en de bijbehorende kwalificatieniveaus. Als Europees referentiekader staat het EKK open voor alle soorten en niveaus van kwalificaties. Het EKK staat ook open voor microcredentials die zijn opgenomen in nationale kwalificatiekaders.

(18) In de aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren 37 werd de lidstaten verzocht om uiterlijk in 2018, overeenkomstig de nationale omstandigheden en kenmerken en op de wijze die hun passend lijkt, regelingen te hebben getroffen voor de validatie van niet-formeel en informeel leren. Deze validatieregelingen houden in dat mensen de kennis, vaardigheden en competenties die zij door niet-formeel en informeel leren hebben verworven, kunnen laten valideren. Op basis van deze validatieregelingen kunnen personen ook een volledige of, in voorkomend geval, een gedeeltelijke kwalificatie behalen. In de in 2020 verrichte evaluatie van de aanbeveling 38 werd opgeroepen tot een sterkere ontwikkeling van de verbanden tussen validatie en microcredentials.

(19) In Besluit (EU) 2018/646 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verstrekken van betere diensten voor vaardigheden en kwalificaties (Europass) 39 is de basis vastgelegd voor het aanbieden van online-instrumenten aan de hand waarvan mensen hun loopbaan en de kwalificaties en vaardigheden die zij tijdens een leven lang leren hebben verworven, kunnen beheren, met authenticatiediensten die microcredentials meeneembaar maken.

(20) De relevantie, ontwikkeling en actualisering van microcredentials hangen af van: i) samenwerking en overleg tussen nationale overheden, onderwijs- en opleidingsorganisaties; en ii) sectorale en sectoroverschrijdende sociale dialoog (bij deze sociale dialoog moeten organisaties worden betrokken die zowel werknemers en werkgevers uit de particuliere als de openbare sector vertegenwoordigen; kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's); en professioneel en leidinggevend personeel).

(21) Deze aanbeveling is volledig in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.