Overwegingen bij COM(2021)706 - Op de markt van de Unie aanbieden en de uitvoer uit de Unie van bepaalde grondstoffen en producten die met ontbossing en bosdegradatie verband houden - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2021)706 - Op de markt van de Unie aanbieden en de uitvoer uit de Unie van bepaalde grondstoffen en producten die met ontbossing en ... |
---|---|
document | COM(2021)706 |
datum | 31 mei 2023 |
(2) Bossen worden in een alarmerend tempo gekapt en aangetast. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties schat dat tussen 1990 en 2020 wereldwijd 420 miljoen hectare bos — ongeveer 10 % van de overblijvende bossen in de wereld en een gebied groter dan de Europese Unie — verloren is gegaan 19 . Ontbossing en bosdegradatie zijn op hun beurt belangrijke aanjagers van de opwarming van de aarde en het verlies aan biodiversiteit — de twee belangrijkste milieuproblemen van onze tijd. Toch gaat elk jaar wereldwijd 10 miljoen hectare bos verloren.
(3) Ontbossing en bosdegradatie dragen op meerdere manieren bij tot de wereldwijde klimaatcrisis. In de eerste plaats leiden ontbossing en bosdegradatie tot een toename van broeikasgasemissies door de bosbranden die ermee gepaard gaan, waardoor koolstofputten definitief verdwijnen, de klimaatveerkracht van het getroffen gebied afneemt en de biodiversiteit ervan aanzienlijk vermindert. Ontbossing alleen is al verantwoordelijk voor 11 % van de broeikasgasemissies 20 .
(4) Uit recente studies blijkt dat de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden: de klimaatnoodtoestand doet wereldwijd de biodiversiteit afnemen en het verlies aan biodiversiteit verergert de klimaatverandering. Biodiversiteit helpt de klimaatverandering te beperken. Insecten, vogels en zoogdieren fungeren als bestuivers en zaadverspreiders en kunnen direct of indirect helpen koolstof efficiënter op te slaan. Bossen zorgen ook voor een voortdurende aanvulling van watervoorraden en voorkomen droogte en de schadelijke gevolgen daarvan voor lokale gemeenschappen, met inbegrip van inheemse volkeren. Het drastisch terugdringen van ontbossing en bosdegradatie en het systematisch herstellen van bossen en andere ecosystemen is de grootste, op de natuur gebaseerde kans om de klimaatverandering te beperken.
(5) Biodiversiteit is van essentieel belang voor de veerkracht van ecosystemen en ecosysteemdiensten, zowel op lokaal als op wereldwijd niveau. Meer dan de helft van het mondiale bruto binnenlands product is afhankelijk van de natuur en de diensten die zij levert. Drie belangrijke economische sectoren — bouw, landbouw, levensmiddelen en dranken — zijn allemaal sterk afhankelijk van de natuur. Het verlies aan biodiversiteit vormt een bedreiging voor duurzame waterkringlopen en onze voedselsystemen, waardoor onze voedselzekerheid en voeding in gevaar komen. Meer dan 75 % van de wereldwijde voedselgewassoorten is afhankelijk van bestuiving door dieren. Bovendien hebben verschillende industriële sectoren genetische diversiteit en ecosysteemdiensten nodig als cruciale elementen voor de productie, met name van geneesmiddelen.
(6) Klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit en ontbossing zijn een uitermate belangrijk punt van zorg voor de hele wereld want ze hebben gevolgen voor het voortbestaan van de mensheid en de duurzame leefomstandigheden op aarde. De versnelde klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit en milieuaantasting, in combinatie met concrete voorbeelden van de verwoestende gevolgen ervan voor de natuur, de menselijke levensomstandigheden en de lokale economieën, hebben ertoe geleid dat de groene transitie wordt erkend als de belangrijkste doelstelling van onze tijd en een kwestie van intergenerationele billijkheid.
(7) De consumptie in de Unie is een belangrijke aanjager van ontbossing en bosdegradatie wereldwijd. Uit de effectbeoordeling van het initiatief blijkt dat de consumptie en de productie in de EU van de zes onder het toepassingsgebied vallende grondstoffen (hout, runderen, soja, palmolie, cacao en koffie) zonder passende regelgevende maatregelen tegen 2030 zullen toenemen tot ongeveer 248 000 hectare ontbossing per jaar.
(8) Wat de situatie van de bossen in de EU betreft, wordt in het verslag “State of Europe’s Forests 2020” 21 verklaard dat tussen 1990 en 2020 het bosareaal in Europa met 9 % is toegenomen, de in biomassa opgeslagen koolstof met 50 % en de houtvoorraad met 40 %. Nog geen 5 % van het Europese bosareaal wordt echter als ongerept of natuurlijk beschouwd volgens het verslag van het Europees Milieuagentschap over de toestand van het milieu 2020 22 .
(9) De Commissie heeft in 2019 verschillende initiatieven genomen om de wereldwijde milieucrises aan te pakken, waaronder specifieke maatregelen inzake ontbossing. In haar mededeling “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren” 23 heeft de Commissie het verkleinen van de voetafdruk van de EU-consumptie op het land en het stimuleren van de consumptie van producten uit ontbossingsvrije toeleveringsketens in de EU als prioriteit aangemerkt. De Commissie heeft in haar mededeling van 11 december 2019 over de Europese Green Deal 24 een nieuwe groeistrategie vastgesteld die de Unie moet omvormen tot een rechtvaardige en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. De Green Deal moet het natuurlijk kapitaal van de Unie beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers en toekomstige generaties beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. Voorts heeft de Europese Green Deal tot doel burgers en toekomstige generaties onder meer te voorzien van verse lucht, schoon water, gezonde bodem en biodiversiteit. Om dat doel te bereiken wordt in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 25 , de “van boer tot bord”-strategie 26 , de EU-bosstrategie 27 , het EU-actieplan om verontreiniging tot nul terug te dringen 28 en andere strategieën 29 in het kader van de Europese Green Deal het belang van maatregelen voor de bescherming en de veerkracht van bossen benadrukt. De EU-biodiversiteitsstrategie heeft met name tot doel de natuur te beschermen en de aantasting van ecosystemen om te buigen. Tot slot versterkt de EU-strategie voor de bio-economie 30 de bescherming van het milieu en de ecosystemen, terwijl wordt tegemoetgekomen aan de groeiende vraag naar levensmiddelen, diervoeder, energie, materialen en producten door te zoeken naar nieuwe manieren om te produceren en te consumeren.
(10) De lidstaten hebben herhaaldelijk hun bezorgdheid geuit over de aanhoudende ontbossing. Zij benadrukten dat, aangezien de huidige beleidsmaatregelen en actie op wereldwijd niveau voor het behoud, het herstel en het duurzame beheer van bossen niet volstaan om ontbossing en bosdegradatie een halt toe te roepen, de Unie sterker moet optreden om doeltreffender bij te dragen aan de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), zoals vastgesteld in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, die alle lidstaten van de Verenigde Naties in 2015 hebben aangenomen. De Raad steunde met name de aankondiging van de Commissie in de mededeling “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren” dat zij aanvullende regelgevende en niet-regelgevende maatregelen zal beoordelen en desbetreffende voorstellen zal indienen 31 .
(11) Het Europees Parlement benadrukte dat de aanhoudende vernietiging van bossen wereldwijd grotendeels verband houdt met de uitbreiding van de landbouwproductie, met name omdat bossen worden omgezet in landbouwgrond voor de productie van een aantal producten en grondstoffen waar veel vraag naar is. Het Parlement heeft op 22 oktober 2020 een resolutie 32 aangenomen overeenkomstig artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin het de Commissie verzoekt op grond van artikel 192, lid 1, VWEU een voorstel in te dienen voor een “EU-rechtskader om door de EU gestimuleerde mondiale ontbossing te stoppen en om te keren”.
(12) De bestrijding van ontbossing en bosdegradatie vormt een belangrijk onderdeel van het pakket maatregelen dat nodig is om broeikasgasemissies terug te dringen en te voldoen aan de verbintenis van de Unie in het kader van de Europese Green Deal en de Overeenkomst van Parijs van 2015 inzake klimaatverandering 33 , en aan de juridisch bindende toezegging in het kader van de EU-klimaatwet om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken en de broeikasgasemissies tegen 2030 met minstens 55 % te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990.
(13) Bijna 90 % van de wereldwijde ontbossing wordt veroorzaakt door de uitbreiding van de landbouw: meer dan de helft van de bossen gaat verloren door de conversie van bossen in bouwland, terwijl bijna 40 % verloren gaat door begrazing 34 .
(14) Tussen 1990 en 2008 importeerde en verbruikte de Unie een derde van de wereldwijd verhandelde landbouwproducten die met ontbossing verband houden. In die periode was de consumptie in de Unie verantwoordelijk voor 10 % van de wereldwijde ontbossing voor de productie van goederen of diensten. Hoewel het relatieve aandeel van de EU-consumptie afneemt, werkt de EU-consumptie ontbossing onevenredig sterk in de hand. De Unie moet daarom maatregelen nemen om de wereldwijde ontbossing en bosdegradatie als gevolg van haar consumptie van bepaalde grondstoffen en producten tot een minimum te beperken en daarbij haar bijdrage aan broeikasgasemissies en het wereldwijde verlies aan biodiversiteit trachten te verminderen en duurzame productie- en consumptiepatronen in de Unie en wereldwijd bevorderen. Het grootste effect zal worden bereikt als het beleid van de Unie gericht is op de beïnvloeding van de wereldwijde markt, en niet alleen van de toeleveringsketens naar de Unie. Partnerschappen en efficiënte internationale samenwerking met producerende en consumerende landen zijn in dat opzicht van fundamenteel belang.
(15) Een halt toeroepen aan ontbossing en bosdegradatie is een essentieel onderdeel van de SDG’s. Deze verordening moet met name bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake het leven op het land (SDG 15), klimaatactie (SDG 13), verantwoorde consumptie en productie (SDG 12), geen honger (SDG 2) en goede gezondheid en welzijn (SDG 3). De desbetreffende doelstelling15.2 om de ontbossing tegen 2020 een halt toe te roepen, is niet gehaald, waardoor urgent ambitieuze en doeltreffende maatregelen moeten worden genomen.
(16) Deze verordening moet ook een antwoord bieden op de verklaring van New York inzake bossen 35 , een niet-juridisch bindende politieke verklaring waarin een wereldwijd tijdpad is afgesproken om tegen 2020 het verlies aan natuurlijk bos te halveren en het tegen 2030 te beëindigen. De verklaring werd onderschreven door tientallen regeringen, vele van ’s werelds grootste bedrijven, en invloedrijke maatschappelijke en inheemse organisaties. In de verklaring werd de particuliere sector ook opgeroepen om tegen 2020 een einde te maken aan ontbossing voor de productie van landbouwgrondstoffen zoals palmolie, soja, papier en rundvleesproducten, een doelstelling die niet is gehaald. De verordening moet bovendien bijdragen aan het strategisch plan voor bossen van de Verenigde Naties voor de periode 2017-2030 36 , waarvan de eerste mondiale bosdoelstelling erin bestaat het verlies van bosareaal wereldwijd om te buigen door middel van duurzaam bosbeheer, waaronder bescherming, herstel, bebossing en herbebossing, en door de inspanningen op te voeren om bosdegradatie te voorkomen en de bijdrage van bossen aan de klimaatverandering te vergroten.
(17) Deze verordening moet ook een antwoord bieden op de verklaring van de leiders van 2021 in Glasgow over bossen en landgebruik 37 , waarin wordt erkend dat “om onze doelstellingen inzake landgebruik, klimaat, biodiversiteit en duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, zowel op mondiaal als op nationaal niveau verdere transformerende maatregelen nodig zijn op de onderling verbonden gebieden van duurzame productie en consumptie; infrastructuurontwikkeling; handel, financiën en investeringen, en steun voor kleine landbouwbedrijven, inheemse volkeren en lokale gemeenschappen”. De ondertekenaars benadrukten in die verklaring ook dat zij hun gezamenlijke inspanningen zullen opvoeren en richten op internationaal en nationaal handels- en ontwikkelingsbeleid dat duurzame ontwikkeling en duurzame productie en consumptie van grondstoffen bevordert, dat voordelig is voor alle landen en dat ontbossing en bodemdegradatie niet in de hand werkt.
(18) Als lid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zet de Unie zich in voor de bevordering van een universeel, op regels gebaseerd, open, transparant, voorspelbaar, inclusief, niet-discriminerend en billijk multilateraal handelsstelsel in het kader van de WTO, alsmede voor een open, duurzaam en assertief handelsbeleid. Het toepassingsgebied van deze verordening zal derhalve zowel in de Unie geproduceerde grondstoffen en producten als in de Unie ingevoerde grondstoffen en producten omvatten.
(19) Deze verordening is ook in overeenstemming met de mededeling van de Commissie over een open, duurzaam en assertief handelsbeleid 38 , waarin is bepaald dat met nieuwe interne en externe uitdagingen en meer in het bijzonder een nieuw, duurzamer groeimodel zoals vastgelegd in de Europese Green Deal en de Europese digitale strategie, de EU behoefte heeft aan een nieuwe strategie voor het handelsbeleid, die de verwezenlijking van haar interne en externe beleidsdoelstellingen zal ondersteunen en meer duurzaamheid zal bevorderen, in overeenstemming met haar verbintenis om de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN volledig uit te voeren. Het handelsbeleid moet zijn rol bij het herstel na de COVID-19-pandemie, bij de groene en digitale transformatie van de economie en bij de opbouw van een veerkrachtiger Europa in de wereld ten volle vervullen.
(20) Deze verordening moet een aanvulling vormen op andere maatregelen die in de mededeling van de Commissie “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren” 39 worden voorgesteld, met name: 1) samenwerken met producerende landen om de dieperliggende oorzaken van ontbossing aan te pakken, zoals gebrekkig beheer, ondoeltreffende wetshandhaving en corruptie, en 2) internationale samenwerking met belangrijke consumerende landen om de vaststelling van soortgelijke maatregelen te bevorderen zodat wordt voorkomen dat producten afkomstig van toeleveringsketens die met ontbossing en bosdegradatie verband houden, in de handel worden gebracht.
(21) De Commissie moet blijven samenwerken met producerende landen, en meer in het algemeen met internationale organisaties en instanties, en moet haar steun en stimulansen voor de bescherming van bossen en de overgang naar ontbossingsvrije productie versterken, de rol van inheemse volkeren erkennen, het bestuur en grondbezit verbeteren, de rechtshandhaving verbeteren en duurzaam bosbeheer, klimaatbestendige landbouw, duurzame intensivering en diversificatie, agro-ecologie en boslandbouw bevorderen. Daarbij moet de rol van inheemse volkeren bij de bescherming van bossen worden erkend. Voortbouwend op de ervaringen en lessen die in het kader van de reeds bestaande initiatieven zijn opgedaan, moeten de Unie en de lidstaten samenwerken met de producerende landen, indien zij daarom verzoeken, om de multifunctionaliteit van bossen te benutten, hen te ondersteunen bij de overgang naar duurzaam bosbeheer, wereldwijde uitdagingen aan te pakken en tegelijkertijd tegemoet te komen aan de lokale behoeften en de uitdagingen waarmee kleine landbouwbedrijven worden geconfronteerd, overeenkomstig de mededeling “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd”. De partnerschapsbenadering moet producerende landen helpen bij het beschermen, herstellen en duurzaam gebruiken van bossen, en aldus bijdragen tot de doelstelling van deze verordening om ontbossing en bosdegradatie terug te dringen.
(22) Een andere belangrijke, in de mededeling aangekondigde maatregel, is de oprichting van het EU-waarnemingscentrum voor ontbossing, bosdegradatie, veranderingen in de wereldwijde bosvegetatie en de daaraan ten grondslag liggende factoren (“EU-waarnemingscentrum”), dat door de Commissie is opgezet om de veranderingen in de wereldwijde bosvegetatie en de daaraan ten grondslag liggende factoren beter te kunnen monitoren. Bovendien zal het EU-waarnemingscentrum, voortbouwend op reeds bestaande monitoringinstrumenten, waaronder Copernicusproducten, de toegang tot informatie over toeleveringsketens vergemakkelijken voor overheidsinstanties, consumenten en bedrijven, door gemakkelijk te begrijpen gegevens en informatie te verstrekken die ontbossing, bosdegradatie en veranderingen in de wereldwijde bosvegetatie in verband brengen met de vraag naar en de handel in grondstoffen en producten in de EU. Het EU-waarnemingscentrum zal de uitvoering van deze verordening dus rechtstreeks ondersteunen door wetenschappelijk bewijsmateriaal te leveren met betrekking tot wereldwijde ontbossing en bosdegradatie en de daarmee verband houdende handel. Het EU-waarnemingscentrum zal nauw samenwerken met relevante internationale organisaties, onderzoeksinstellingen en derde landen.
(23) Het bestaande EU-wetgevingskader is gericht op het aanpakken van illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel en pakt ontbossing niet rechtstreeks aan. Het bestaat uit Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen 40 , en Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad inzake de instelling van een vergunningensysteem voor wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap 41 . Beide verordeningen zijn geëvalueerd in het kader van een geschiktheidscontrole, waarin is vastgesteld dat de wetgeving weliswaar een positief effect op de governance in de bosbouw heeft, maar dat de doelstellingen van beide verordeningen — namelijk de illegale houtkap en de daarmee verband houdende handel een halt toeroepen en de consumptie van illegaal gekapt hout in de EU verminderen — niet worden verwezenlijkt 42 , en is geconcludeerd dat de nadruk op uitsluitend de wettigheid van hout niet toereikend is om de gestelde doelstellingen te bereiken.
(24) Beschikbare verslagen bevestigen dat een aanzienlijk deel van de huidige ontbossing legaal is volgens de wetgeving van het land van productie. In een recent verslag 43 wordt geschat dat tussen 2013 en 2019 ongeveer 30 % van de ontbossing bestemd voor commerciële landbouw in tropische landen legaal was. De beschikbare gegevens zijn doorgaans gericht op landen met een zwakke governance — het aandeel van illegale ontbossing op wereldschaal kan lager zijn — maar geven reeds duidelijk aan dat het uitsluiten van ontbossing die in het land van productie legaal is de doeltreffendheid van beleidsmaatregelen ondermijnt.
(25) In de effectbeoordeling van mogelijke beleidsmaatregelen om door de Unie bevorderde ontbossing en bosdegradatie aan te pakken, de conclusies van de Raad en de resolutie van het Europees Parlement van 2020 wordt duidelijk aangegeven dat ontbossing en bosdegradatie moeten worden beschouwd als de leidende criteria voor toekomstige maatregelen van de Unie. Daarom moet het nieuwe rechtskader van de Unie zowel betrekking hebben op de wettigheid als op het ontbossingsvrij zijn van de productie van desbetreffende grondstoffen en producten.
(26) De definitie van “ontbossingsvrij” moet ruim genoeg zijn om zowel ontbossing als bosdegradatie te omvatten, moet juridische duidelijkheid bieden en moet meetbaar zijn op basis van kwantitatieve, objectieve en internationaal erkende gegevens.
(27) De verordening moet van toepassing zijn op de grondstoffen waarvan de consumptie in de Unie de wereldwijde ontbossing en bosdegradatie het sterkst stimuleert en waarvoor een beleidsinterventie van de Unie de grootste voordelen per handelseenheid zou kunnen opleveren. In het kader van de studie ter ondersteuning van de effectbeoordeling is een uitgebreid onderzoek van wetenschappelijke literatuur uitgevoerd, met name van primaire bronnen waarin het effect van de EU-consumptie op de wereldwijde ontbossing wordt geraamd en die voetafdruk met specifieke grondstoffen in verband wordt gebracht, en werd dit onderzoek via uitvoerig overleg met belanghebbenden getoetst. Dat proces leverde een eerste lijst van acht grondstoffen op. Hout werd onmiddellijk in het toepassingsgebied opgenomen, aangezien het al onder de EU-houtverordening viel. De lijst van de grondstoffen werd vervolgens verder gereduceerd op basis van een efficiëntieanalyse in de effectbeoordeling. Bij deze efficiëntieanalyse werden de hectaren ontbossing als gevolg van de consumptie in de EU, zoals geraamd in een recent onderzoeksdocument 44 , voor elk van die grondstoffen met de gemiddelde waarde van de EU-invoer ervan vergeleken. Volgens het voor de efficiëntieanalyse gebruikte onderzoeksdocument is de door de EU bevorderde ontbossing het grootst voor de volgende zes van de in totaal acht in dat onderzoeksdocument geanalyseerde grondstoffen: palmolie (33,95 %), soja (32,83 %), hout (8,62 %), cacao (7,54 %), koffie (7,01 %) en rundvlees (5,01 %).
(28) Ermee rekening houdend dat het gebruik van gerecyclede desbetreffende grondstoffen en producten moet worden aangemoedigd en dat het tot een onevenredige last voor marktdeelnemers zou leiden wanneer dergelijke grondstoffen en producten ook onder deze verordening zouden vallen, moeten gebruikte grondstoffen en producten die hun levenscyclus hebben voltooid, en die anders als afval zouden worden verwijderd, worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze verordening.
(29) Bij deze verordening moeten verplichtingen met betrekking tot de desbetreffende grondstoffen en producten worden vastgesteld om ontbossing en bosdegradatie doeltreffend te bestrijden en ontbossingsvrije toeleveringsketens te bevorderen.
(30) Veel internationale organisaties en organen (bv. de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, de Overeenkomst van Parijs, de Internationale Unie voor het behoud van de natuur en het Verdrag inzake biologische diversiteit) hebben zich al met ontbossing en bosdegradatie beziggehouden en de definities in deze verordening bouwen voort op deze werkzaamheden.
(31) Er moet een afsluitingsdatum worden vastgesteld om te kunnen beoordelen of in de betrokken gebieden ontbossing of bosdegradatie plaatsvindt, want grondstoffen en producten die onder het toepassingsgebied van de verordening vallen, mogen de markt van de Unie niet binnenkomen of verlaten indien zij na die datum zijn geproduceerd in gebieden waar ontbossing of bosdegradatie plaatsvindt. Een afsluitingsdatum moet passende verificatie en monitoring mogelijk maken, in overeenstemming met bestaande internationale verbintenissen, zoals de SDG’s en de verklaring van New York inzake bossen, zodat een plotselinge verstoring van de toeleveringsketens tot een minimum wordt beperkt en tegelijk alle stimulansen om in de aanloop van de inwerkingtreding van deze verordening activiteiten die leiden tot ontbossing en bosdegradatie te versnellen, worden weggenomen.
(32) Om de bijdrage van de Unie aan het stoppen van ontbossing en bosdegradatie te versterken en ervoor te zorgen dat grondstoffen en producten van toeleveringsketens die met ontbossing en bosdegradatie verband houden, niet in de Unie in de handel worden gebracht, mogen desbetreffende grondstoffen en producten niet in de Unie in de handel worden gebracht of op de markt van de Unie worden aangeboden, noch uit de markt van de Unie worden uitgevoerd, tenzij zij ontbossingsvrij zijn en geproduceerd zijn overeenkomstig de desbetreffende wetgeving van het land van productie. Om te bevestigen dat dit het geval is, moeten zij altijd vergezeld gaan van een zorgvuldigheidsverklaring.
(33) Op basis van een systematische benadering moeten marktdeelnemers passende stappen ondernemen om zich ervan te vergewissen dat de desbetreffende grondstoffen en producten die zij voornemens zijn in de Unie in de handel te brengen, voldoen aan de voorschriften inzake de afwezigheid van ontbossing en wettigheid van deze verordening. Daartoe moeten marktdeelnemers zorgvuldigheidsprocedures vaststellen en uitvoeren. De op grond van deze verordening vereiste zorgvuldigheidsprocedure moet drie elementen omvatten: informatievoorschriften, risicobeoordeling en risicobeperkende maatregelen. De zorgvuldigheidsprocedures moeten zo worden opgezet dat zij toegang verschaffen tot informatie over de bronnen en leveranciers van de grondstoffen en producten die in de Unie in de handel worden gebracht, met inbegrip van informatie waaruit blijkt dat aan de voorschriften inzake de afwezigheid van ontbossing en bosdegradatie en inzake wettigheid is voldaan, onder meer door het land en het gebied van productie te identificeren, met inbegrip van de geografische coördinaten van de desbetreffende percelen. Voor deze geografische coördinaten die gebaseerd zijn op timing, plaatsbepaling en/of aardobservatie kan worden gebruikgemaakt van ruimtegegevens en -diensten die worden geleverd in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie (Egnos/Galileo en Copernicus). Op grond van deze informatie moeten marktdeelnemers een risicobeoordeling verrichten. Marktdeelnemers die een risico vaststellen, moeten dat risico beperken tot een verwaarloosbaar risico of het risico wegnemen. Pas nadat de vereiste stappen van de zorgvuldigheidsprocedure zijn voltooid en tot de conclusie is gekomen dat er geen of een verwaarloosbaar risico bestaat dat de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product niet aan deze verordening voldoet, mag de marktdeelnemer toestemming krijgen om de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product in de Unie in de handel te brengen of uit te voeren.
(34) Marktdeelnemers moeten formeel de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de conformiteit van de desbetreffende grondstoffen of producten die zij voornemens zijn in de Unie in de handel te brengen of uit te voeren, door zorgvuldigheidsverklaringen ter beschikking te stellen. Deze verordening moet voorzien in een model voor dergelijke verklaringen. Dit zal naar verwachting de handhaving van deze verordening door de bevoegde autoriteiten en rechterlijke instanties vergemakkelijken en de naleving door marktdeelnemers verbeteren.
(35) Om goede praktijken te erkennen, kunnen certificering of andere door derden gecontroleerde regelingen in de risicobeoordelingsprocedure worden gebruikt, maar de marktdeelnemer blijft verantwoordelijk voor wat zorgvuldigheid betreft.
(36) Handelaren moeten verantwoordelijk zijn voor het verzamelen en bijhouden van informatie ter waarborging van de transparantie van de toeleveringsketen van de desbetreffende grondstoffen en producten die zij op de markt aanbieden. Grote handelaren die geen kleine of middelgrote onderneming (kmo) zijn, hebben een aanzienlijke invloed op toeleveringsketens en spelen een belangrijke rol bij het waarborgen dat deze ontbossingsvrij zijn en moeten daarom aan dezelfde verplichtingen als marktdeelnemers voldoen.
(37) Voor een grotere transparantie en betere handhaving moeten marktdeelnemers die geen kmo zijn, jaarlijks openbaar verslag uitbrengen over hun stelsel van zorgvuldigheidseisen, met inbegrip van de maatregelen die zij hebben genomen om hun verplichtingen na te komen.
(38) Andere wetgevingsinstrumenten van de EU waarin zorgvuldigheidseisen in de waardeketen zijn vastgesteld die betrekking hebben op negatieve gevolgen voor de mensenrechten of het milieu, moeten van toepassing zijn voor zover deze verordening geen specifieke bepalingen met hetzelfde doel, dezelfde aard en hetzelfde effect bevat die in het licht van toekomstige wetswijzigingen kunnen worden aangepast. Het bestaan van deze verordening mag de toepassing van andere wetgevingsinstrumenten van de EU waarin vereisten inzake zorgvuldigheid in de waardeketen zijn vastgelegd, niet uitsluiten. Wanneer dergelijke andere wetgevingsinstrumenten van de EU specifiekere bepalingen bevatten of eisen toevoegen aan de bepalingen van deze verordening, moeten die bepalingen in samenhang met die van deze verordening worden toegepast. Eventuele specifiekere bepalingen in deze verordening mogen bovendien niet zodanig worden uitgelegd dat de doeltreffende toepassing van andere wetgevingsinstrumenten van de EU inzake zorgvuldigheid of de verwezenlijking van de algemene doelstelling ervan wordt ondermijnd.
(39) Marktdeelnemers die binnen het toepassingsgebied van andere wetgevingsinstrumenten van de EU vallen waarin zorgvuldigheidseisen in de waardeketen zijn vastgesteld die betrekking hebben op negatieve gevolgen voor de mensenrechten of het milieu, moeten aan de rapportageverplichtingen uit hoofde van deze verordening kunnen voldoen door bij de rapportage uit hoofde van het andere wetgevingsinstrument van de EU de vereiste informatie op te nemen.
(40) De verantwoordelijkheid voor de handhaving van deze verordening moet bij de lidstaten berusten en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten erop toezien dat deze verordening volledig wordt nageleefd. Een uniforme handhaving van deze verordening met betrekking tot desbetreffende grondstoffen en producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten, kan alleen worden bereikt door een systematische uitwisseling van informatie en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten, douaneautoriteiten en de Commissie.
(41) De effectieve en efficiënte uitvoering en handhaving van deze verordening zijn van essentieel belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Daartoe moet de Commissie een informatiesysteem opzetten en beheren om de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten te ondersteunen bij de presentatie van de nodige informatie over desbetreffende grondstoffen en producten die in de handel worden gebracht, en de toegang daartoe. De marktdeelnemers moeten de zorgvuldigheidsverklaringen in het informatiesysteem uploaden. Het informatiesysteem moet toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten en douaneautoriteiten zodat zij hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening gemakkelijker kunnen nakomen. Het informatiesysteem moet ook toegankelijk zijn voor een breder publiek, waarbij, in overeenstemming met het opendatabeleid van de Unie, de geanonimiseerde gegevens in een open en machinaal leesbaar formaat worden verstrekt.
(42) Voor de desbetreffende grondstoffen die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten, zijn de bevoegde autoriteiten belast met de controle op de overeenstemming van de desbetreffende grondstoffen en producten met de verplichtingen uit hoofde van deze verordening, terwijl de douane ervoor moet zorgen dat de gegevens van een zorgvuldigheidsverklaring in voorkomend geval in de douaneaangifte zijn opgenomen en, vanaf het moment dat de elektronische interface om informatie uit te wisselen tussen douaneautoriteiten en bevoegde autoriteiten operationeel is, de status van de zorgvuldigheidsverklaring moet controleren na een eerste risicoanalyse door de bevoegde autoriteiten in het informatiesysteem en dienovereenkomstig moet handelen (d.w.z. een grondstof of product opschorten of weigeren indien vereist door de status ervan in het informatiesysteem). Deze specifieke organisatie van controles laat de toepassing van hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 onverlet wat de toepassing en handhaving van deze verordening betreft.
(43) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er altijd voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de bevoegde autoriteiten naar behoren te voorzien van personeel en uitrusting. Efficiënte controles vergen veel middelen en er moet worden gezorgd voor stabiele middelen, op een niveau dat op elk moment voldoet aan de handhavingsbehoefte. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om de financiering met overheidsgeld aan te vullen met inkomsten uit de terugvordering van de desbetreffende marktdeelnemers van de kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van controles op non-conform bevonden desbetreffende grondstoffen en producten.
(44) Deze verordening doet geen afbreuk aan andere Uniewetgeving inzake goederen en producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten, met name de bepalingen van het douanewetboek van de Unie betreffende de bevoegdheden van douaneautoriteiten en douanecontroles. Importeurs moet erop worden gewezen dat in de artikelen 220, 254, 256, 257 en 258 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad is bepaald dat producten die de markt van de Unie binnenkomen en die verdere veredeling vereisen, onder de geschikte douaneregeling worden geplaatst waarbij die veredeling is toegestaan. In het algemeen mag de vrijgave voor het in het vrije verkeer brengen of uitvoer niet als bewijs van conformiteit met het Unierecht worden beschouwd, daar die vrijgave niet noodzakelijk een volledige conformiteitscontrole inhoudt.
(45) Om de controles van desbetreffende grondstoffen en producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten, te optimaliseren en te vereenvoudigen, moeten elektronische interfaces worden opgezet die automatische gegevensoverdracht tussen douanesystemen en het informatiesysteem van de bevoegde autoriteiten mogelijk maken. De éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane is het beste instrument om dergelijke gegevensoverdrachten te ondersteunen. De interfaces moeten sterk geautomatiseerd en gebruiksvriendelijk zijn en de bijkomende lasten voor de douaneautoriteiten moeten worden beperkt. Gezien de kleine verschillen tussen de gegevens die respectievelijk in de douaneaangifte en de zorgvuldigheidsverklaring moeten worden aangegeven, is het bovendien passend ook een benadering voor gegevensoverdracht van ondernemingen naar overheden voor te stellen, waarbij handelaren en marktdeelnemers de zorgvuldigheidsverklaring voor een desbetreffende grondstof of een desbetreffend product beschikbaar stellen via een nationale éénloketomgeving voor de douane en deze verklaring automatisch wordt doorgestuurd naar het informatiesysteem dat door de bevoegde autoriteiten wordt gebruikt. De douaneautoriteiten en de bevoegde autoriteiten moeten de door te zenden gegevens en eventuele andere technische vereisten mee helpen bepalen.
(46) Het risico dat niet-conforme goederen en producten in de Unie in de handel worden gebracht, varieert naargelang van de grondstof of het product en het land van oorsprong en productie. Marktdeelnemers die grondstoffen en producten inkopen uit landen, of delen daarvan, met een laag risico dat desbetreffende grondstoffen in strijd met deze verordening zijn geteeld, geoogst of geproduceerd, moeten aan minder verplichtingen worden onderworpen en hebben bijgevolg minder nalevingskosten en administratieve lasten. Grondstoffen en producten uit landen met een hoog risico, of delen daarvan, moeten aan verscherpte controles door de bevoegde autoriteiten worden onderworpen.
(47) De Commissie moet derhalve het risico van ontbossing en bosdegradatie op het niveau van een land, of delen daarvan, beoordelen aan de hand van een reeks criteria die zowel kwantitatieve, objectieve als internationaal erkende gegevens weerspiegelen, en aan de hand van aanwijzingen dat de landen actief bij de bestrijding van ontbossing en bosdegradatie betrokken zijn. Deze benchmarkinginformatie moet het voor marktdeelnemers in de Unie gemakkelijker maken om zorgvuldig te handelen en voor de bevoegde autoriteiten om de naleving te controleren en te handhaven, en tegelijkertijd producerende landen ertoe aanzetten hun landbouwproductiesystemen duurzamer te maken en het effect ervan op ontbossing te verminderen. Dit moet bijdragen tot transparantere en duurzamere toeleveringsketens. Dit benchmarkingsysteem moet worden gebaseerd op een drieledig systeem waarbij landen worden aangemerkt als een land met een laag, standaard- en hoog risico. Om de nodige transparantie en duidelijkheid te verzekeren, moet de Commissie met name de gegevens bekendmaken die zij voor de benchmarking heeft gebruikt, de redenen voor de voorgestelde wijziging van het risiconiveau en het antwoord van het betrokken land. Voor desbetreffende grondstoffen en producten uit landen met een laag risico of delen van landen die als gebied met een laag risico zijn aangemerkt, moet het de marktdeelnemers worden toegestaan vereenvoudigde zorgvuldigheidseisen toe te passen, terwijl de bevoegde autoriteiten verplicht moeten worden verscherpte controles uit te voeren op desbetreffende grondstoffen en producten uit landen of delen van landen die als land of deel van een land met een hoog risico zijn aangemerkt. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen uitvoeringsmaatregelen aan te nemen om vast te stellen welke landen, of delen daarvan, een laag of hoog risico vertonen op het produceren van desbetreffende grondstoffen en producten die niet in overeenstemming met deze verordening zijn.
(48) De bevoegde autoriteiten moeten met regelmatige tussenpozen controles uitvoeren op de marktdeelnemers en handelaren om na te gaan of zij daadwerkelijk aan de verplichtingen krachtens deze verordening voldoen. Bovendien moeten de bevoegde autoriteiten controles uitvoeren als zij in het bezit komen van relevante informatie, met inbegrip van door derden ingediende concrete aanwijzingen, en moeten zij hun controles op die informatie baseren. Voor een volledige dekking van de desbetreffende grondstoffen en producten, de respectieve marktdeelnemers en handelaren en de volumes van hun deel van de grondstoffen en producten moet een tweeledige aanpak worden gevolgd. De bevoegde autoriteiten moeten derhalve een bepaald percentage marktdeelnemers en handelaren controleren, maar ook een specifiek percentage van de desbetreffende grondstoffen en producten. Deze percentages moeten hoger zijn voor desbetreffende grondstoffen en producten uit landen, of delen daarvan, met een hoog risico.
(49) De controles van marktdeelnemers en handelaren door de bevoegde autoriteiten moeten betrekking hebben op de stelsels van zorgvuldigheidseisen en de overeenstemming van de desbetreffende grondstoffen en producten met de bepalingen van deze verordening. De controles moeten gebaseerd zijn op een op risico’s gebaseerd controleplan. Het plan moet risicocriteria bevatten aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten een risicoanalyse kunnen uitvoeren van de door marktdeelnemers en handelaren ingediende zorgvuldigheidsverklaringen. Voor de vaststelling van risicocriteria moet rekening worden gehouden met het aan de desbetreffende grondstoffen en producten verbonden risico van ontbossing in het land van productie, de mate waarin marktdeelnemers en handelaren in het verleden de verplichtingen van deze verordening hebben nageleefd en met alle andere relevante informatie waarover de bevoegde autoriteiten beschikken. Met de risicoanalyse van zorgvuldigheidsverklaringen, die moet worden uitgevoerd met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken in het informatiesysteem dat de zorgvuldigheidsverklaringen verzamelt, moeten de bevoegde autoriteiten de te controleren marktdeelnemers, handelaren en desbetreffende grondstoffen en producten kunnen identificeren.
(50) Indien uit de risicoanalyse van de zorgvuldigheidsverklaringen blijkt dat er een hoog risico bestaat dat specifieke desbetreffende grondstoffen en producten niet conform zijn, moeten de bevoegde autoriteiten onmiddellijke voorlopige maatregelen kunnen nemen om te voorkomen dat zij in de Unie in de handel worden gebracht of op de markt van de Unie worden aangeboden. Indien dergelijke desbetreffende grondstoffen en producten de markt van de Unie binnenkomen of verlaten, moeten de bevoegde autoriteiten de douaneautoriteiten verzoeken het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer op te schorten om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de nodige controles uit te voeren. Een dergelijk verzoek moet via het interfacesysteem tussen de douane en de bevoegde autoriteiten worden meegedeeld. De opschorting van het in de Unie in de handel brengen, het op de markt van de Unie aanbieden, het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer moet worden beperkt tot drie werkdagen, tenzij de bevoegde autoriteiten extra tijd nodig hebben om te beoordelen of de desbetreffende grondstoffen en producten met deze verordening in overeenstemming zijn. In dat geval moeten de bevoegde autoriteiten aanvullende voorlopige maatregelen nemen om de schorsingstermijn te verlengen of de douaneautoriteiten om een dergelijke verlenging verzoeken in het geval van desbetreffende grondstoffen en producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten.
(51) De plannen voor de controles moeten regelmatig worden bijgewerkt in het licht van de resultaten van de uitvoering ervan. Marktdeelnemers met een consistente staat van dienst op het gebied van naleving hoeven minder vaak te worden gecontroleerd.
(52) Met het oog op de uitvoering en de doeltreffende handhaving van deze verordening moeten de lidstaten de bevoegdheid krijgen om niet-conforme desbetreffende grondstoffen en producten uit de handel te nemen en terug te roepen en passende corrigerende maatregelen te nemen. Zij moeten ervoor zorgen dat overtredingen van deze verordening door marktdeelnemers en handelaren met doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende straffen worden bestraft.
(53) Rekening houdend met het internationale karakter van ontbossing en bosdegradatie en de daarmee verband houdende handel, moeten de bevoegde autoriteiten met elkaar, met de douaneautoriteiten van de lidstaten, met de Commissie en met de overheden van derde landen samenwerken. De bevoegde autoriteiten moeten ook samenwerken met de bevoegde autoriteiten voor het toezicht op andere wetgevingsinstrumenten van de EU die zorgvuldigheidseisen in de waardeketen vaststellen met betrekking tot negatieve gevolgen voor de mensenrechten of het milieu, en voor de handhaving ervan.
(54) Hoewel deze verordening betrekking heeft op ontbossing en bosdegradatie, zoals beoogd in de mededeling van 2019 “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren”, mag bosbescherming niet leiden tot de conversie of aantasting van andere natuurlijke ecosystemen. Ecosystemen zoals wetlands, savannes en veengebieden zijn zeer belangrijk voor de wereldwijde inspanningen om de klimaatverandering tegen te gaan, evenals voor andere duurzameontwikkelingsdoelstellingen, en de conversie of degradatie ervan moet dringend worden aangepakt. Hiertoe moet de Commissie twee jaar na de inwerkingtreding nagaan of het nodig en haalbaar is het toepassingsgebied uit te breiden tot andere ecosystemen en tot andere grondstoffen. Tegelijkertijd moet de Commissie door middel van een gedelegeerde handeling ook een evaluatie uitvoeren van de desbetreffende producten in bijlage I bij deze verordening.
(55) Om ervoor te zorgen dat de informatievoorschriften waaraan marktdeelnemers moeten voldoen en die in deze verordening zijn vastgesteld, relevant blijven en steeds in overeenstemming zijn met de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanvulling van de informatievoorschriften die nodig zijn voor de zorgvuldigheidsprocedure, de in deze verordening vastgestelde informatievoorschriften en criteria voor risicobeoordeling en risicobeperking waaraan marktdeelnemers moeten voldoen, en de lijst van goederen in bijlage I bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip ontvangen als de deskundigen van de lidstaten, en moeten hun deskundigen systematisch toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(56) Op grond van Verordening (EU) nr. 995/2010 is het verboden illegaal gekapt hout en producten daarvan in de Unie in de handel te brengen. De verordening bevat verplichtingen voor marktdeelnemers die hout voor de eerste maal in de handel brengen om zorgvuldigheid te betrachten en voor handelaren om traceerbare gegevens van hun leveranciers en klanten bij te houden. De verplichting om de wettigheid van de desbetreffende grondstoffen en producten, met inbegrip van hout en houtproducten, die in de Unie in de handel worden gebracht, te waarborgen, moet in deze verordening worden behouden en moet worden aangevuld met duurzaamheidseisen. Deze verordening en de daarmee verband houdende Uitvoeringsverordening (EU) nr. 607/2012 van de Commissie worden derhalve door deze verordening overbodig en moeten worden ingetrokken.
(57) Verordening (EG) nr. 2173/2005 stelt procedures van de Unie vast voor de uitvoering van een Flegt-vergunningensysteem door middel van bilaterale vrijwilligpartnerschapsovereenkomsten (Voluntary Partnership Agreements — VPA’s) met houtproducerende landen. Om de bilaterale verbintenissen die de Europese Unie is aangegaan, na te komen en om de vooruitgang die met partnerlanden die over een operationeel systeem beschikken (Flegt-vergunningenfase), is geboekt, te behouden, moet deze verordening een bepaling bevatten waarin wordt verklaard dat hout en houtproducten waarvoor een geldige Flegt-vergunning is afgegeven, voldoen aan de wettigheidsvereiste van deze verordening.
(58) Hoewel deze verordening betrekking heeft op ontbossing en bosdegradatie, zoals beoogd in de mededeling van 2019 “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren”, mag bosbescherming niet leiden tot de conversie of aantasting van andere natuurlijke ecosystemen. Ecosystemen zoals wetlands, savannes en veengebieden zijn zeer belangrijk voor de wereldwijde inspanningen om de klimaatverandering tegen te gaan, evenals voor andere duurzameontwikkelingsdoelstellingen, en de conversie of degradatie ervan moet dringend worden aangepakt. Daarom moet binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening worden geëvalueerd of het nodig en haalbaar is het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot andere ecosystemen dan bossen.
(59) Wanneer het met het oog op de toepassing van deze verordening noodzakelijk is persoonsgegevens te verwerken, moet dit gebeuren overeenkomstig het recht van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens. Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 45 en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 46 zijn van overeenkomstige toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening.
(60) Aangezien de doelstelling van deze verordening, te weten de bestrijding van ontbossing en bosdegradatie en de vermindering van de bijdrage van de consumptie in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege haar reikwijdte, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
(61) Marktdeelnemers, handelaren en de bevoegde autoriteiten moeten een redelijke termijn krijgen om zich voor te bereiden om aan de eisen van deze verordening te voldoen.