Overwegingen bij COM(2018)135 - Kredietservicers, kredietkopers en de uitwinning van zekerheden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2018)135 - Kredietservicers, kredietkopers en de uitwinning van zekerheden.
document COM(2018)135 NLEN
datum 24 november 2021
 
(1) De uitwerking van een alomvattende strategie voor het aanpakken van niet-renderende leningen (hierna "NPL's" genoemd) is een prioriteit voor de Unie 24 . Hoewel het aanpakken van NPL's in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van kredietinstellingen en lidstaten is, heeft het verminderen van de huidige NLP-volumes ook een duidelijke Uniedimensie, en dit geldt ook voor het voorkomen van buitensporige opeenhoping van NPL's in de toekomst. Gezien de onderlinge verwevenheid van de bancaire en financiële stelsels in de Unie, waar kredietinstellingen in verschillende rechtsgebieden en lidstaten actief zijn, is er aanzienlijk potentieel voor overloopeffecten tussen de lidstaten en de Unie als geheel, qua economische groei en financiële stabiliteit.

(2) Een geïntegreerd financieel stelsel zal de EMU beter bestand maken tegen negatieve schokken door grensoverschrijdende particuliere risicodeling te vergemakkelijken, en zal tegelijkertijd de behoefte aan publieke risicodeling verminderen. Om deze doelstellingen te bereiken, moet de Unie nu de bankenunie voltooien en de kapitaalmarktenunie (KMU) verder ontwikkelen. Het aanpakken van de hoge niveaus van NPL's en de mogelijke toekomstige opeenhoping ervan is essentieel voor de voltooiing van de bankenunie, aangezien het cruciaal is voor de waarborging van de concurrentie in de banksector, het behoud van de financiële stabiliteit en het stimuleren van kredietverlening met het oog op het scheppen van banen en groei in de Unie.

(3) In juli 2017 heeft de Raad in zijn 'Actieplan voor de aanpak van niet-renderende leningen in Europa' 25 diverse instellingen opgeroepen passende maatregelen te nemen om het grote aantal NPL's in de Unie verder aan te pakken. Het actieplan ontvouwt een brede aanpak die gericht is op een combinatie van elkaar aanvullende beleidsmaatregelen op vier gebieden: i) bankentoezicht en -regulering, ii) hervorming van de kaders voor herstructurering, insolventie en schuldinvordering, iii) ontwikkeling van secundaire markten voor noodlijdende activa, en iv) bevordering van de herstructurering van het bankstelsel. Maatregelen op deze gebieden moeten worden genomen op nationaal niveau en, waar passend, op het niveau van de Unie. De Commissie heeft een soortgelijk voornemen aangekondigd in haar 'Mededeling over de voltooiing van de bankenunie' van 11 oktober 2017 26 , waarin werd gepleit voor een uitgebreid pakket maatregelen om NPL's in de Unie aan te pakken.

(4) Deze richtlijn zal, in combinatie met andere maatregelen die de Commissie voorstelt en de maatregelen van de ECB in de context van het bankentoezicht via het gemeenschappelijk toezichtmechanisme (GTM) en van de Europese Bankautoriteit, de juiste omgeving voor kredietinstellingen creëren om de NPL's op hun balans aan te pakken, en zal het risico van opeenhoping van NPL's in de toekomst verminderen.

(5) Het zal voor kredietinstellingen verplicht zijn voldoende middelen te reserveren wanneer nieuwe leningen niet-renderend worden, waarmee passende stimulansen moeten worden gecreëerd om NPL's vroegtijdig aan te pakken en een te grote opeenhoping van NPL's te vermijden. Wanneer leningen niet-renderend worden, zouden efficiëntere uitwinningsmechanismen voor gedekte leningen kredietinstellingen in staat stellen de naleving van NPL's af te dwingen, onder voorbehoud van passende waarborgen voor kredietnemers. Mochten de NPL-volumes desondanks te hoog worden – zoals momenteel bij sommige kredietinstellingen en in sommige lidstaten het geval is – dan zouden kredietinstellingen ze op efficiënte, concurrerende en transparante secundaire markten aan andere marktdeelnemers moeten kunnen verkopen. De bevoegde autoriteiten van kredietinstellingen zullen hen daarbij begeleiden op basis van hun bestaande bankspecifieke, zogenaamde pijler 2-bevoegdheden krachtens Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 27 . Wanneer NPL's een aanzienlijk en algemeen probleem worden, kunnen lidstaten nationale vermogensbeheerders instellen of andere alternatieve maatregelen treffen in het kader van de huidige staatssteun- en bankafwikkelingsregels.

(6) Deze richtlijn zou kredietinstellingen in staat moeten stellen leningen beter aan te pakken zodra deze niet-renderend worden, door de voorwaarden te verbeteren voor het uitwinnen van de ter dekking van het krediet gestelde zekerheden of voor het verkopen van het krediet aan derden. De invoering van versnelde uitwinning van zekerheden als een snel mechanisme voor de inning van zekerheidswaarde de kosten voor de afwikkeling van NPL's verminderen en bijgevolg voor kredietinstellingen en NPL-kopers een hulpmiddel zijn bij het innen van waarde. Wanneer kredietinstellingen worden geconfronteerd met een grote opeenhoping van NPL's en niet over het personeel of de deskundigheid beschikken om deze naar behoren te servicen, zou een haalbare oplossing bestaan in de uitbesteding van de servicing van deze leningen aan een gespecialiseerde kredietservicer of de overdracht van de kredietovereenkomst aan een kredietkoper met de nodige risicobereidheid en deskundigheid om deze te beheren.

(7) De twee oplossingen voor kredietinstellingen om NPL's aan te pakken waarin deze richtlijn voorziet, versterken elkaar. De kortere uitwinningstermijn en de hogere inningspercentages die bij versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden te verwachten zijn, verhogen de waarde van een NPL. Hierdoor stijgen de biedprijzen bij NPL-transacties. Voorts zal het minder ingewikkeld zijn NPL's te verkopen wanneer ze door een zekerheid gedekt zijn.  De reden hiervoor is dat het eenvoudiger is om op een secundaire markt een gedekte NPL te beprijzen dan een ongedekte NPL, omdat de waarde van de zekerheid een minimumwaarde voor een NPL bepaalt. Met een meer liquide en beter functionerende secundaire markt voor NPL's waar beleggers meer belangstelling voor NPL's met een versnelde uitwinningsmogelijkheid zouden tonen, zouden kredietinstellingen meer worden gestimuleerd om bij het verstrekken van nieuwe leningen te voorzien in versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden. De door deze richtlijn bereikte harmonisatie zou bovendien de ontwikkeling van pan-Europese NPL-beleggers bevorderen, waardoor de marktliquiditeit verder zou verbeteren.

(8) Hoewel in het openbare debat gewoonlijk de termen 'leningen' en 'banken' worden gebruikt, worden hierna de preciezere juridische termen 'krediet' of 'kredietovereenkomst' en 'kredietinstelling' gebruikt. Tenzij anders vermeld, omvatten de termen 'bank' en 'kredietinstelling' ook hun dochterondernemingen.

(9) Deze richtlijn moet bijdragen aan de ontwikkeling van secundaire markten voor NPL's in de Unie door belemmeringen voor de overdracht van NPL's door kredietinstellingen aan niet-kredietinstellingen weg te nemen en tegelijkertijd de rechten van de consument te beschermen. Een voorgestelde maatregel moet ook de vergunningsvereisten voor kredietservicers vereenvoudigen en harmoniseren. Deze richtlijn moet derhalve een Uniebreed kader voor zowel kopers als servicers van door kredietinstellingen afgesloten kredietovereenkomsten tot stand brengen.

(10) Momenteel kunnen kredietkopers en kredietservicers echter niet van de interne markt profiteren als gevolg van barrières die gezien het ontbreken van een specifiek en coherent regelgevings- en toezichtstelsel zijn opgeworpen door uiteenlopende nationale wetgevingen. De lidstaten hebben zeer uiteenlopende regels voor de wijze waarop niet-kredietinstellingen kredietovereenkomsten van kredietinstellingen mogen verwerven. Niet-kredietinstellingen die door kredietinstellingen verleend krediet kopen, zijn in sommige lidstaten niet gereguleerd, terwijl zij in andere lidstaten aan verschillende eisen moeten voldoen, die soms neerkomen op het verkrijgen van een volledige vergunning als kredietinstelling. Deze verschillen in regelgevingsvereisten hebben geleid tot aanzienlijke belemmeringen voor de legale grensoverschrijdende aankoop van krediet in de Unie, met name door de hogere nalevingskosten wanneer wordt getracht kredietportefeuilles te kopen. Als gevolg hiervan zijn kredietkopers in een beperkt aantal lidstaten actief, wat heeft geresulteerd in weinig concurrentie in de interne markt, aangezien het aantal geïnteresseerde kopers gering blijft. Dit heeft geleid tot een inefficiënte secundaire markt voor NPL's. Voorts blijven de voornamelijk nationale markten voor NPL's qua omvang beperkt.

(11) De beperkte deelname van niet-kredietinstellingen heeft geleid tot geringe vraag, zwakke concurrentie en lage biedprijzen voor portefeuilles van kredietovereenkomsten op secundaire markten, hetgeen kredietinstellingen ontmoedigt om niet-renderende kredietovereenkomsten te verkopen. De ontwikkeling van markten voor door kredietinstellingen verleende kredieten die aan niet-kredietinstellingen worden verkocht, heeft dus een duidelijke Uniedimensie. Enerzijds moet het mogelijk zijn voor kredietinstellingen om niet-renderende of zelfs renderende kredietovereenkomsten in de gehele Unie op efficiënte, concurrerende en transparante secundaire markten te verkopen. Anderzijds maken de voltooiing van de bankenunie en de kapitaalmarktenunie het noodzakelijk op te treden om de opeenhoping van niet-renderende kredietovereenkomsten op de balans van kredietinstellingen te voorkomen, zodat zij hun rol bij de financiering van de economie kunnen blijven vervullen.

(12) Kredietgevers moeten de naleving van een kredietovereenkomst kunnen afdwingen en de verschuldigde bedragen zelf kunnen innen, of zij moeten de inning aan een andere persoon kunnen toevertrouwen die dergelijke diensten beroepshalve aanbiedt, namelijk kredietservicers. Evenzo maken kopers van kredieten van kredietinstellingen vaak gebruik van kredietservicers om verschuldigde bedragen te innen, maar kredietservicingactiviteiten maken toch geen deel uit van een Uniekader.

(13) Sommige lidstaten reguleren kredietservicingactiviteiten, maar in verschillende mate. Ten eerste reguleren slechts enkele lidstaten deze activiteiten, en zij hanteren daarbij zeer verschillende definities. De hogere kosten voor naleving van de regelgeving vormen een barrière voor de ontwikkeling van groeistrategieën via secundaire vestiging of grensoverschrijdende dienstverlening. Ten tweede zijn in een aanzienlijk aantal lidstaten vergunningen vereist voor sommige van de activiteiten die deze kredietservicers verrichten. Voor deze vergunningen moet aan verschillende vereisten worden voldaan, en zij voorzien niet in de mogelijkheid van grensoverschrijdende opschaling, wat weer een belemmering vormt voor grensoverschrijdende dienstverlening. Ten slotte is in sommige gevallen een plaatselijke vestiging wettelijk verplicht, hetgeen de uitoefening van de vrijheid van het verrichten van grensoverschrijdende diensten bemoeilijkt.

(14) Hoewel kredietservicers hun diensten kunnen verlenen aan kredietinstellingen en kredietkopers die geen kredietinstelling zijn, houdt een concurrerende en geïntegreerde markt voor kredietservicers verband met de ontwikkeling van een concurrerende en geïntegreerde markt voor kredietkopers. Aangezien kredietkopers vaak niet de capaciteit hebben om zelf krediet te servicen, zullen zij wellicht geen krediet van kredietinstellingen kopen als zij de kredietservicing niet aan andere entiteiten kunnen uitbesteden.

(15) Het gebrek aan concurrentiedruk op de markt voor kredietkopen en de markt voor kredietservicingactiviteiten leidt ertoe dat kredietservicingfirma's kredietkopers hoge vergoedingen voor hun diensten vragen en dat de prijzen op secundaire markten voor krediet laag zijn. Dit vermindert de prikkels voor kredietinstellingen om hun NPL's van de hand te doen.

(16) Optreden op Unieniveau is dus noodzakelijk om de positie van kredietkopers en kredietservicers met betrekking tot oorspronkelijk door kredietinstellingen verleend krediet te regelen. In dit stadium wordt niet voorgesteld om de werkingssfeer uit te breiden tot oorspronkelijk door niet-kredietinstellingen verleend krediet of schuldinvordering in het algemeen, aangezien voor een dergelijke uitgebreide werkingssfeer geen bewijs is voor macro-economische relevantie, verkeerd afgestemde stimulansen of slecht functionerende markten.

(17) Hoewel deze richtlijn de versterking beoogt van de capaciteit van kredietinstellingen om krediet aan te pakken dat niet-renderend geworden is of dreigt te worden, omvat de secundaire markt voor krediet zowel renderend als niet-renderend krediet. De huidige marktverkopen omvatten kredietportefeuilles die bestaan uit renderend, minder renderend en niet-renderend krediet. De portefeuilles omvatten zowel gedekt als ongedekt krediet dat is verschuldigd door consumenten of ondernemingen. Als de afdwingingsregels voor elk soort krediet of kredietnemer verschillen, zouden er extra kosten ontstaan voor de verpakking van die kredietportefeuilles met het oog op verkoop. De bepalingen van deze richtlijn die gericht zijn op de ontwikkeling van de secundaire markt, omvatten renderend en niet-renderend krediet om een situatie te vermijden waarin deze extra kosten de deelname van beleggers zouden ontmoedigen en deze opkomende markt zouden fragmenteren. Kredietinstellingen zullen profiteren van een grotere beleggersbasis en efficiëntere kredietservicers. Soortgelijke voordelen zullen ten goede komen aan vermogensbeheerders die in sommige lidstaten een grote rol spelen bij het op de markt brengen van niet-renderende en renderende kredieten van kredietinstellingen die zijn afgewikkeld of geherstructureerd of die deze kredieten anderszins van hun balans hebben verwijderd 28 .

(18) Het belang dat de Uniewetgever hecht aan de bescherming van consumenten in Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad 29 , Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad 30 en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad 31 , betekent dat de overdracht van de rechten van de kredietgever krachtens een kredietovereenkomst of van de overeenkomst zelf aan een kredietkoper op geen enkele wijze afbreuk mag doen aan het door het Unierecht aan consumenten toegekende niveau van bescherming. Kredietkopers en kredietservicers moeten zich derhalve houden aan het op de oorspronkelijke kredietovereenkomst toepasselijke Unierecht, en de consument moet hetzelfde niveau van bescherming behouden als bepaald op grond van het Unierecht of conflictregels van de Unie of de lidstaten, ongeacht het recht dat op de kredietkoper of kredietservicer van toepassing is.

(19) Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan handelingen van Unierecht inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, en met name de bepalingen betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst en betreffende de rechterlijke bevoegdheid, met inbegrip van de toepassing van die handelingen en bepalingen in individuele gevallen, krachtens Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad 32 en Verordening (EG) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad 33 . Alle kredietgevers en personen die hen vertegenwoordigen, zijn in hun contacten met consumenten en nationale autoriteiten gebonden aan de inachtneming van die handelingen van Unierecht om de bescherming van de consumentenrechten te waarborgen.

(20) Om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, voorzien het Unierecht en het nationale recht in een aantal rechten en waarborgen met betrekking tot aan een consument toegezegde of toegekende kredietovereenkomsten. Deze rechten en waarborgen betreffen met name de onderhandeling over en afsluiting van de kredietovereenkomst en de naleving of niet-naleving daarvan. Dit geldt met name voor langetermijnovereenkomsten voor consumentenkrediet die onder Richtlijn 2014/17/EU vallen met betrekking tot het recht van de consument om zich vóór het verstrijken van de kredietovereenkomst volledig of gedeeltelijk van de daaruit voortvloeiende verplichtingen te kwijten of, in voorkomend geval, door middel van het Europees gestandaardiseerd informatieblad in kennis te worden gesteld van de mogelijke overdracht van de kredietovereenkomst aan een kredietkoper. De rechten van de kredietnemer mogen evenmin worden gewijzigd indien de overdracht van de kredietovereenkomst van een kredietinstelling aan een koper de vorm van schuldnovatie aanneemt.

(21) Voorts houdt deze richtlijn geen beperking in van het toepassingsgebied van de Unieregels inzake consumentenbescherming, en voor zover kredietkopers als kredietgever in de zin van Richtlijn 2014/17/EU en Richtlijn 2008/48/EG kunnen worden aangemerkt, moeten voor hen de specifieke verplichtingen van artikel 35 van Richtlijn 2014/17/EU respectievelijk artikel 20 van Richtlijn 2008/48/EG gelden.

(22) Kredietinstellingen in de Unie en hun dochterondernemingen verrichten kredietservicingactiviteiten als onderdeel van hun normale werkzaamheden. Zij hebben dezelfde verplichtingen ten aanzien van krediet dat zij zelf hebben verleend en krediet dat zij van een andere kredietinstelling hebben gekocht. Aangezien zij reeds aan regulering en toezicht onderworpen zijn, zou toepassing van deze richtlijn op hun kredietservicing- of kredietkoopactiviteiten onnodige duplicatie van vergunningverlening en nalevingskosten meebrengen; zij vallen dan ook niet onder deze richtlijn.

(23) Om bestaande kredietkopers en kredietservicers in staat te stellen zich aan de vereisten van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn aan te passen en met name kredietservicers in staat te stellen een vergunning te verkrijgen, zal deze richtlijn pas van toepassing zijn op overdrachten van kredietovereenkomsten die zes maanden na het verstrijken van de omzettingstermijn plaatsvinden.

(24) De verlening van een vergunning aan een kredietservicer om in de gehele Unie kredietservicingactiviteiten te verrichten moet onderworpen zijn aan een uniforme en geharmoniseerde reeks voorwaarden die op evenredige wijze door de bevoegde autoriteiten worden toegepast. Om een vermindering van de bescherming van schuldenaren of kredietnemers te vermijden en het vertrouwen te bevorderen, moeten de voorwaarden voor het verkrijgen en behouden van een vergunning als kredietservicer waarborgen dat kredietservicers en personen die een gekwalificeerde deelneming in de kredietservicer hebben of die deel uitmaken van het management ervan, een blanco strafblad ten aanzien van ernstige strafbare feiten in verband met vermogensdelicten, met financiële activiteiten verband houdende delicten en delicten tegen de lichamelijke integriteit, alsmede een goede naam hebben. Deze personen en de kredietservicer mogen evenmin aan een insolventieprocedure onderworpen zijn of voorheen failliet zijn verklaard, tenzij zij overeenkomstig het nationale recht zijn gerehabiliteerd. Ten slotte is het, om de naleving van de regels inzake bescherming van schuldenaren en persoonsgegevens te waarborgen, nodig om passende governanceregelingen, internecontrolemechanismen en regelingen voor de registratie en afhandeling van klachten op te stellen en deze aan toezicht te onderwerpen. Bovendien moeten kredietservicers verplicht zijn eerlijk en met inachtneming van de financiële situatie van de kredietnemers te handelen. Wanneer op nationaal niveau schuldadviesdiensten beschikbaar zijn die de terugbetaling van schuld vergemakkelijken, moeten kredietservicers overwegen kredietnemers naar deze diensten te verwijzen.

(25) Om langdurige procedures en onzekerheid te voorkomen, moeten vereisten worden vastgesteld voor de informatie die aanvragers moeten indienen, alsmede redelijke termijnen voor de afgifte van een vergunning en omstandigheden voor de intrekking van de vergunning. Wanneer de autoriteiten de vergunning intrekken van een kredietservicer die kredietservicingactiviteiten in andere lidstaten verricht, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst hiervan in kennis worden gesteld. In elke lidstaat moet voorts een actueel online openbaar register worden opgezet om te zorgen voor transparantie met betrekking tot het aantal en de identiteit van kredietservicers met een vergunning.

(26) Bepaald moet worden dat kredietservicers ervoor verantwoordelijk zijn dat, wanneer zij hun activiteiten aan kredietservicingaanbieders uitbesteden, dit niet leidt tot overmatig operationeel risico, niet-naleving door de kredietservicingaanbieder van wettelijke voorschriften van de lidstaten of de Unie of beperking van het vermogen van een toezichthouder om zijn taak uit te voeren en de rechten van kredietnemers te beschermen.

(27) Gezien het feit dat een kredietgever, wanneer hij het beheer en de afdwinging van de naleving van een kredietovereenkomst aan een kredietservicer toevertrouwt, zijn rechten en verplichtingen en zijn directe contacten met de kredietnemer aan de kredietservicer delegeert maar uiteindelijk wel verantwoordelijk blijft, moet de relatie tussen kredietgever en kredietservicer duidelijk schriftelijk worden vastgelegd en moet het voor de bevoegde autoriteiten mogelijk zijn de aard van de relatie te verifiëren.

(28) Om het recht van een kredietservicer om grensoverschrijdende activiteiten te ontplooien te waarborgen en te voorzien in toezicht hierop, stelt deze richtlijn een procedure vast voor de uitoefening van het recht van een kredietservicer met een vergunning om grensoverschrijdende activiteiten te verrichten. De communicatie tussen de autoriteiten in de lidstaten van herkomst en ontvangst en met een kredietservicer moet binnen redelijke termijnen plaatsvinden.

(29) Voor een doeltreffend en doelmatig toezicht op grensoverschrijdende kredietservicers moet een specifiek kader worden gecreëerd voor samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en ontvangst. Dit kader moet de uitwisseling van informatie, bij behoud van de vertrouwelijkheid ervan, inspecties al dan niet ter plaatse, het verlenen van bijstand en de kennisgeving van de resultaten van controles en inspecties en van de genomen maatregelen mogelijk maken.

(30) Een belangrijke voorwaarde voor het verrichten van de werkzaamheden van kredietkopers en kredietservicers moet zijn dat zij toegang hebben tot alle relevante informatie en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat dit mogelijk is, met inachtneming van de Unieregels en nationale regels inzake gegevensbescherming.

(31) Wanneer een kredietinstelling een kredietovereenkomst overdraagt, moet het voor haar verplicht zijn de toezichthouder en de voor het toezicht op de naleving van deze richtlijn bevoegde autoriteit in kennis te stellen van de belangrijkste kenmerken van de overgedragen kredietportefeuille en de identiteit van de koper en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger in de Unie. Die bevoegde autoriteit moet verplicht zijn om die informatie door te geven aan de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de kredietservicer en de bevoegde autoriteit in de plaats van vestiging van de kredietnemer. Dergelijke transparantievereisten zorgen voor een geharmoniseerde en doeltreffende monitoring van de overdracht van kredietovereenkomsten binnen de Unie.

(32) Als onderdeel van het actieplan van de Raad zou de data-infrastructuur van kredietinstellingen worden versterkt door uniforme en gestandaardiseerde gegevens voor niet-renderende kredietovereenkomsten in te voeren. De Europese Bankautoriteit heeft gegevenstemplates ontwikkeld die informatie verstrekken over kredietblootstellingen in de bankportefeuille en die potentiële kopers in staat stellen de waarde van de kredietovereenkomsten te beoordelen en hun boekenonderzoek uit te voeren. De toepassing van zulke templates op kredietovereenkomsten zou de informatieasymmetrieën tussen potentiële kopers en verkopers van kredietovereenkomsten verminderen en zo bijdragen tot de ontwikkeling van een goed werkende secundaire markt in de Unie. De EBA moet de gegevenstemplates dus ontwikkelen tot technische uitvoeringsnormen en kredietinstellingen moeten deze normen gebruiken om de waardebepaling van kredietovereenkomsten voor verkoop te vergemakkelijken.

(33) Omdat de waardebepaling van een portefeuille van niet-renderende kredieten ingewikkeld en complex is, zijn de kopers op secundaire markten ervaren beleggers. Hierbij gaat het vaak om beleggingsfondsen, financiële instellingen of kredietinstellingen. Aangezien zij geen nieuw krediet creëren, maar voor eigen risico bestaand krediet kopen, geven zij geen aanleiding tot prudentiële bezwaren en is hun potentiële bijdrage aan het systeemrisico verwaarloosbaar. Het is derhalve niet gerechtvaardigd dergelijke beleggers te verplichten een vergunning aan te vragen of hun speciale voorwaarden op te leggen om zich met zulke activiteiten bezig te kunnen houden. Het is echter belangrijk dat de consumentenbeschermingsregels van de Unie en de lidstaten van toepassing blijven en dat de uit de oorspronkelijke kredietovereenkomst voortvloeiende rechten van de kredietnemers onverlet blijven.

(34) Kredietkopers uit derde landen maken het misschien moeilijker voor de consument uit de Unie om zijn rechten krachtens het Unierecht te doen gelden en voor de nationale autoriteiten om het toezicht op de naleving van de kredietovereenkomst uit te oefenen. Kredietinstellingen kunnen ook worden ontmoedigd dergelijke kredietovereenkomsten aan kredietkopers uit derde landen over te dragen door de reputatieschade die dit kan meebrengen. Door de vertegenwoordiger van kopers uit derde landen van een consumentenkrediet te verplichten om een kredietinstelling of kredietservicer aan te wijzen die in de Unie een vergunning heeft om kredietovereenkomsten te servicen, wordt ervoor gezorgd dat na de overdracht van de kredietovereenkomst dezelfde normen inzake consumentenrechten gewaarborgd blijven. De kredietservicer is verplicht zich te houden aan het toepasselijke Unierecht en nationale recht, en de nationale autoriteiten in de afzonderlijke lidstaten moeten de nodige bevoegdheden krijgen om doeltreffend toezicht te houden op zijn activiteiten.

(35) Kredietkopers die gebruikmaken van de diensten van kredietservicers of kredietinstellingen, moeten de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis stellen, zodat dezen toezichtbevoegdheden kunnen uitoefenen ten aanzien van het gedrag van de kredietservicer jegens de kredietnemer. Kredietkopers zijn ook verplicht hun bevoegde toezichthoudende autoriteiten tijdig in kennis te stellen wanneer zij een beroep doen op een andere kredietinstelling of kredietservicer.

(36) Kredietkopers die de naleving van de gekochte kredietovereenkomst rechtstreeks afdwingen, moeten hierbij het op de kredietovereenkomst toepasselijke recht in acht nemen, inclusief de voor de kredietnemer geldende consumentenbeschermingsregels. Nationale regels inzake met name de afdwinging van de naleving van overeenkomsten, de consumentenbescherming en het strafrecht blijven van toepassing, en de bevoegde autoriteiten moeten ervoor zorgen dat deze regels op het grondgebied van de lidstaten worden nageleefd.

(37) Om de afdwinging van de nakoming van de in deze richtlijn opgenomen verplichtingen te vergemakkelijken, moet het nationale recht tot omzetting van deze richtlijn, wanneer een kredietkoper niet in de Unie gevestigd is, bepalen dat een kredietkoper uit een derde land bij de overdracht van een kredietovereenkomst een in de Unie gevestigde vertegenwoordiger aanwijst die naast of in plaats van de kredietkoper door de bevoegde autoriteiten kan worden aangesproken. Deze vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor de naleving van de verplichtingen die deze richtlijn aan kredietkopers oplegt.

(38) Momenteel zijn verschillende autoriteiten belast met de vergunningverlening aan en het toezicht op kredietservicers en kredietkopers in de lidstaten, en daarom is het van essentieel belang dat de lidstaten hun rol verduidelijken en hun voldoende bevoegdheden verlenen, te meer daar zij wellicht toezicht moeten houden op entiteiten die diensten in andere lidstaten verrichten. Om te zorgen voor efficiënt en evenredig toezicht in de hele Unie, moeten de lidstaten de bevoegde autoriteiten de nodige bevoegdheden verlenen om hun taken uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren, inclusief de bevoegdheid om de nodige informatie te verkrijgen, mogelijke inbreuken te onderzoeken, klachten van kredietnemers te behandelen en sancties en remediërende maatregelen op te leggen, inclusief intrekking van de vergunning. Wanneer dergelijke sancties worden opgelegd, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten dit op evenredige wijze doen en hun besluiten met redenen omkleden, en dat deze besluiten bovendien door de rechter kunnen worden getoetst, ook in gevallen waarin de bevoegde autoriteiten de gestelde termijnen niet in acht nemen.

(39) In het 'Actieplan voor de aanpak van niet-renderende leningen in Europa' van de Raad werd een wetgevingsinitiatief voorgesteld om de bescherming van kredietgevers met zekerheden te verbeteren door ze de beschikking te geven over efficiëntere methoden om waarde uit gedekt krediet te innen door middel van een procedure voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden.

(40) In sommige lidstaten bestaan geen snelle en efficiënte buitengerechtelijke uitwinningsmechanismen die kredietgevers met zekerheden in staat stellen bij wanbetaling van de kredietnemer waarde uit zekerheden te innen, zodat kredietgevers met zekerheden voor de uitwinning van zekerheden alleen een beroep kunnen doen op de rechter, wat een lang en duur proces kan zijn. Waar zij wel bestaan, variëren de reikwijdte en efficiëntie van de buitengerechtelijke uitwinningsprocedures van lidstaat tot lidstaat. Om die reden is het nodig een afzonderlijk gemeenschappelijk mechanisme vast te stellen dat in alle lidstaten beschikbaar is. Dat mechanisme mag echter niet in de plaats komen van nationale uitwinningsmaatregelen, inclusief die waarvoor geen tussenkomst van de rechter nodig is.

(41) De inefficiëntie van de buitengerechtelijke uitwinningsprocedures in sommige lidstaten is een belangrijke factor voor lage inningspercentages wanneer zakelijke kredietnemers bij gedekte kredietovereenkomsten in gebreke blijven. De duur van sommige bestaande procedures leidt tot extra kosten voor kredietgevers met zekerheden en waardeverlies van de als zekerheid gestelde activa. In de lidstaten die geen buitengerechtelijke uitwinningsprocedures voor diverse soorten zekerheden hebben vastgesteld, worden kredietgevers met zekerheden vaak geconfronteerd met langdurige gerechtelijke uitwinningsprocedures.

(42) Bestaande uitwinningsprocedures binnen de Unie leiden soms tot ongelijke randvoorwaarden voor kredietinstellingen en ondernemingen in de Unie ten aanzien van de toegang tot krediet, met name voor kmo's, die in sterkere mate op bankkredieten aangewezen zijn dan grotere ondernemingen. Ongelijke inningspercentages in de lidstaten leiden tot verschillen in de beschikbaarheid van bankkredieten voor kmo's, omdat de leningscapaciteit van kredietinstellingen afneemt naarmate zich op hun balans NPL's ophopen, als gevolg van prudentiële vereisten en het feit dat interne middelen moeten worden ingezet om NPL's aan te pakken. Dit draagt bij tot een gebrek aan vertrouwen in het vermogen om zekerheden in andere lidstaten uit te winnen, wat kan leiden tot hogere leenkosten afhankelijk van de plaats van vestiging en ongeacht de echte kredietwaardigheid. Er is dus een gemeenschappelijke nieuwe procedure nodig voor de interne markt, de bankenunie en de kapitaalmarktenunie, en er moet voor worden gezorgd dat kredietinstellingen en ondernemingen die een vergunning hebben om in alle lidstaten krediet te verlenen door gedekte kredietovereenkomsten te sluiten, de mogelijkheid hebben de naleving van die overeenkomsten af te dwingen door middel van doeltreffende en snelle buitengerechtelijke uitwinningsprocedures.

(43) Om consumenten te beschermen, moeten kredietovereenkomsten met consumenten buiten het toepassingsgebied van het mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van deze richtlijn vallen. Evenmin mag dit mechanisme, om zelfstandige ondernemers te beschermen, van toepassing zijn op kredietovereenkomsten die worden gedekt door een zekerheid in de vorm van onroerend goed dat de hoofdwoning van de zelfstandige ondernemer vormt.

(44) Aangezien dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning een vrijwillig instrument is waarmee de kredietgever met zekerheden en de zakelijke kredietnemer moeten instemmen, moet de kredietnemer op de hoogte zijn van de gevolgen en de voorwaarden waaronder deze versnelde procedure door de kredietgever kan worden gebruikt. De voorwaarden moeten derhalve worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst, of een notariële akte wanneer het nationale recht daarin voorziet, tussen de kredietgever en de kredietnemer.

(45) Om zakelijke kredietnemers te beschermen, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat kredietgevers kredietnemers een redelijke termijn geven om de betaling te voldoen teneinde dergelijke uitwinningsmaatregelen te voorkomen.

(46) Om ervoor te zorgen dat dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden een snel en effectief instrument is om zekerheidswaarde te innen, moet de overeenkomst waarbij de kredietgever met zekerheden en de zakelijke kredietnemer hiermee instemmen een rechtstreeks uitvoerbare titel omvatten, dat wil zeggen een clausule in de overeenkomst die rechtstreekse uitwinning van de zekerheid via versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden (hierna 'AECE' genoemd) mogelijk maakt zonder dat het nodig is een uitvoerbare titel van de rechter te verkrijgen.

(47) In lidstaten die reeds buitengerechtelijke uitwinningsprocedures hebben vastgesteld, houden deze procedures verband met elementen van nationaal burgerlijk, handels-, eigendoms-, insolventie-, en publiekrecht, en het soort uitwinningsprocedure dat mag worden gebruikt, hangt af van het soort actief dat als zekerheid is gesteld, waarbij procedures met betrekking tot onroerende goederen vaak strengere procedurele elementen en minimaal rechterlijk toezicht meebrengen. De lidstaten moeten dus flexibiliteit hebben bij hun beslissing welke uitwinningsprocedure zij aan kredietgevers met zekerheden ter beschikking stellen voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden: openbare veiling of onderhandse verkoop of, in sommige nationale kaders, toe-eigening van het actief.

(48) Om ervoor te zorgen dat de kredietgever alleen int wat de zakelijke kredietnemer hem volgens de kredietovereenkomst verschuldigd is, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de kredietgever met zekerheden verplicht is de zakelijke kredietnemer een eventueel positief saldo uit te betalen tussen de uitstaande som van het door de zekerheid gedekte krediet en de opbrengst van de verkoop van het actief (via openbare veiling of onderhandse verkoop) of, in geval van toe-eigening, tussen de uitstaande som en de ten behoeve van de toe-eigening verrichte taxatie van het actief. Wanneer lidstaten voorzien in de executie van zekerheden door middel van toe-eigening, is het passend dat het positieve saldo tussen de uitstaande som van de gedekte kredietovereenkomst en de taxatie van het actief aan de kredietnemer wordt uitbetaald. Wanneer via deze versnelde uitwinning minder dan de uitstaande som van de gedekte kredietovereenkomst wordt geïnd, mogen de lidstaten de partijen bij een gedekte kredietovereenkomst niet beletten om uitdrukkelijk overeen te komen dat de executie van zekerheden door middel van AECE volstaat om het krediet af te lossen.

(49) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat wanneer een gedekte kredietovereenkomst die voorziet in versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden als bedoeld in deze richtlijn door de kredietgever aan een derde wordt overgedragen, deze derde het recht verkrijgt om onder dezelfde voorwaarden van de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden gebruik te maken als de kredietgever met zekerheden.

(50) Om de verenigbaarheid met pre-insolventie- en insolventieregels te waarborgen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat wanneer ten aanzien van de zakelijke kredietnemer een preventieve herstructureringsprocedure als bedoeld in het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende preventieve herstructureringsstelsels en een tweede kans 34 wordt ingeleid, voor de executie van de zekerheid via AECE een schorsing van individuele uitwinningsmaatregelen geldt overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van die richtlijn. Wanneer ten aanzien van de zakelijke kredietnemer een insolventieprocedure is ingeleid, moet voor de executie van de zekerheid via AECE eveneens een schorsing van individuele uitwinningsmaatregelen overeenkomstig het toepasselijke nationale recht gelden. Het moet aan het nationale recht worden overgelaten of kredietgevers met zekerheden in het kader van dit versnelde mechanisme preferentiële toegang tot de zekerheid hebben, wanneer al een insolventieprocedure loopt.

(51) Gezien de beperkte beschikbaarheid van gegevens over het aantal door kredietinstellingen gebruikte buitengerechtelijke procedures om bij wanbetaling van de kredietnemer zekerheidswaarde te innen, moeten de bevoegde nationale autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen, informatie verzamelen over het aantal gedekte kredietovereenkomsten die via AECE worden afgedwongen, en de tijd die hiermee gemoeid is. Om een beter inzicht te verschaffen in de doeltreffendheid van AECE in de Unie, moeten de lidstaten jaarlijks statistische gegevens over deze kwesties aan de Commissie toezenden, te beginnen één jaar na de datum van toepassing van deze richtlijn.

(52) Onverminderd de precontractuele verplichtingen ingevolge Richtlijn 2014/17/EU, Richtlijn 2008/48/EG en Richtlijn 93/13/EEG en om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, moet de consument tijdig en voorafgaand aan eventuele wijzigingen van de voorwaarden van de kredietovereenkomst een duidelijke en volledige lijst van dergelijke wijzigingen, het tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan en de nodige details ontvangen, alsmede de naam en het adres van de nationale autoriteit waar hij of zij een klacht kan indienen.

(53) Omdat de prestaties van secundaire markten voor krediet grotendeels afhankelijk zullen zijn van de goede reputatie van de betrokken entiteiten, moeten kredietservicers een efficiënt mechanisme voor de behandeling van klachten van kredietnemers invoeren. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de voor het toezicht op kredietkopers en kredietservicers bevoegde autoriteiten doeltreffende en toegankelijke procedures voor de behandeling van klachten van kredietnemers hebben.

(54) De bepalingen van zowel Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 35 als Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 36 zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn. Met name is het noodzakelijk, wanneer voor de toepassing van deze richtlijn persoonsgegevens worden verwerkt, dat het precieze doel wordt aangegeven, dat de desbetreffende rechtsgrondslag wordt vermeld, dat de relevante beveiligingsvoorschriften van Verordening (EU) 2016/679 worden nageleefd, en dat de beginselen noodzaak, evenredigheid, doelbinding en een niet-buitensporige gegevensbewaarperiode in acht worden genomen. Ook moeten in alle gegevensverwerkingssystemen die in het kader van deze richtlijn worden ontwikkeld en gebruikt, de beginselen persoonsgegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen in acht worden genomen. Evenzo moet administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten verenigbaar zijn met de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens zoals neergelegd in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad en met de met het oog op de tenuitvoerlegging van de Uniewetgeving vastgestelde nationale gegevensbeschermingsregels.

(55) Om ervoor te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan het niveau van bescherming van de consument in geval van overdracht van de rechten van de kredietgever krachtens een hypotheekkredietovereenkomst of van de overeenkomst zelf aan een derde, moet Richtlijn 2014/17/EU in die zin worden gewijzigd dat de consument bij overdracht van een onder die richtlijn vallend krediet jegens de kredietkoper de excepties en verweermiddelen kan opwerpen die hem jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, en dat hij van de overdracht in kennis wordt gesteld.

(56) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.