Overwegingen bij COM(2016)824 - Europese e-kaart voor diensten en de bijbehorende administratieve faciliteiten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) garandeert dienstverrichters de vrijheid van vestiging in de lidstaten en het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten.

(2) Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad 18 stelt algemene bepalingen vast ter vergemakkelijking van de uitoefening van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten. In die richtlijn is onder meer bepaald dat de lidstaten moeten zorgen voor administratieve vereenvoudiging, onder andere door het gebruik van één-loketten en door het aanvaarden van gelijkwaardige beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen die dienstverrichters reeds in hun lidstaat van herkomst hebben afgesloten.

(3) Richtlijn 2006/123/EG bepaalt dat de lidstaten moeten zorgen voor voortdurend bijgewerkte één-loketten waar dienstverrichters die diensten willen verrichten of zich willen vestigen alle relevante informatie kunnen vinden over de eisen waaraan moet worden voldaan en over de e-procedures die moeten worden doorlopen met betrekking tot alle formaliteiten, vergunningen en kennisgevingen. Toch is het voor dienstverrichters nog altijd een dure zaak om alle informatie in te winnen en is het moeilijk om vanop afstand te voldoen aan nationale procedures, met name voor sectorspecifieke eisen. Samenwerking tussen de instanties van verschillende lidstaten moet in principe plaatsvinden via het Informatiesysteem interne markt (IMI), een IT-platform voor grensoverschrijdende uitwisseling van informatie en wederzijdse bijstand tussen de instanties in verschillende lidstaten uit hoofde van die richtlijn. Ondanks het feit dat overheidsinstellingen soms twijfelen of de vestiging van een dienstverrichter in een andere lidstaat wel legaal is, worden de mogelijkheden voor samenwerking via het IMI momenteel niet optimaal benut.

(4) De dienstverrichters worden nog altijd geconfronteerd met eisen die het omslachtig en weinig aantrekkelijk maken om hun activiteiten uit te breiden naar de volledige eengemaakte markt, zoals meervoudige en uiteenlopende vergunningsregelingen bij verschillende instanties die, in het geval van een vestiging, de voorwaarden waaraan reeds eerder in andere lidstaten is voldaan niet wederzijds erkennen of, in het geval van het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten onevenredige of ongerechtvaardigde beperkingen opleggen. Als gevolg daarvan krijgen dienstverrichters te maken met verschillende en onevenredige nalevingskosten wanneer zij hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden.

(5) Voor de formaliteiten inzake vergunningen en kennisgevingen is het vaak nodig om papieren formulieren in te vullen en papieren documenten in te dienen en te vertalen, die vaak zelfs aan specifieke vormvereisten zoals waarmerking en legalisering moeten voldoen, wat aanzienlijke kosten met zich meebrengt. Informatie over deze obstakels is ofwel niet online beschikbaar of schaars, onvolledig, versnipperd en moeilijk toe te passen op de bijzondere omstandigheden van dienstverrichters die hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden, aangezien die informatie vaak alleen op binnenlandse situaties is afgestemd. Dienstverrichters lopen vaak het risico dat ze meermaals dezelfde informatie en documenten moeten indienen en dat controles door verschillende instanties in dezelfde lidstaat elkaar overlappen. De aanzienlijke vertaalkosten vormen ook een belangrijke rem voor ondernemingen om grensoverschrijdende activiteiten op te starten.

(6) Grensoverschrijdende handelsactiviteiten en grensoverschrijdende investeringen in bepaalde zakelijke diensten en in de bouwsector zijn zeldzaam in deze context die nog heel wat marge biedt voor een betere integratie van de dienstenmarkten, wat aanzienlijke negatieve gevolgen heeft voor de rest van de economie. Deze onderprestatie leidt ertoe dat de mogelijkheden voor meer groei en werkgelegenheid op de eengemaakte markt niet volledig worden benut.

(7) Door het aanpakken van de resterende obstakels die de ontwikkeling van meer grensoverschrijdende activiteiten in de dienstensector in de weg staan, wordt het concurrentievermogen versterkt, wat leidt tot meer keuze en betere prijzen voor de consument en meer competitieve dienstensectoren, en uiteindelijk ook tot nieuwe banen, meer productiviteit en een aantrekkelijker klimaat voor investeringen en innovatie.

(8) Deze verordening is bedoeld om de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten in de eengemaakte markt op gebieden die al onder Richtlijn 2006/123/EG vallen te vergemakkelijken door middel van de aanneming van verdere maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van bepalingen die gericht zijn op de totstandbrenging en de werking van de eengemaakte markt. Zij moet op artikel 114 van het VWEU worden gebaseerd.

(9) Met het oog hierop introduceert deze verordening een Europese e-kaart voor diensten die het voor bepaalde dienstverrichters gemakkelijker maakt om hun diensten uit te breiden naar andere lidstaten, hetzij als een tijdelijke dienstverrichting, hetzij via een nevenvestiging door middel van filialen, agentschappen of bureaus.

(10) Aldus is deze verordening specifiek gericht op zakelijke diensten en diensten in de bouwsector die tot het toepassingsgebied van Richtlijn... [ESC Directive] ... behoren en die geconfronteerd worden met enkele van de meest strikte regelgevende en administratieve belemmeringen voor grensoverschrijdende uitbreiding, zodat niet alle mogelijkheden voor de integratie van de eengemaakte markt worden benut.

(11) Alle aangelegenheden, activiteiten en gebieden die niet tot het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/123/EG behoren, moeten worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze verordening. Deze verordening heeft met name geen betrekking op aangelegenheden, activiteiten en gebieden in verband met belastingen, sociale zekerheid en arbeidsrecht, met inbegrip van de wettelijke of contractuele bepalingen betreffende arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, waaronder gezondheid en veiligheid op het werk en de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers. Verder raakt deze verordening ook niet aan de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten. Deze verordening geldt onverminderd de bepalingen van het mededingingsrecht en de regels inzake het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in de zin van het internationaal privaatrecht.

(12) Omwille van de coherentie moeten eventuele conflicten tussen deze verordening en andere rechtshandelingen van de Unie met betrekking tot specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van dienstenactiviteiten in specifieke sectoren worden beslecht overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2006/123/EG voor conflicten tussen die richtlijn en dergelijke rechtshandelingen en de toepassing van die andere rechtshandelingen. De bepalingen van deze verordening kunnen niet worden ingeroepen ter rechtvaardiging van regelingen voor voorafgaande toestemming, voorafgaande kennisgeving of vestigingseisen die verboden zijn op grond van andere rechtshandelingen van de Unie inzake specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in een specifieke sector, zoals Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 19 . Daarenboven doet deze verordening op geen enkele wijze afbreuk aan de verplichtingen voor dienstverrichters in overeenstemming met Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad 20 en Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad 21 .

(13) Een Europese e-kaart voor diensten moet worden ingevoerd als een vrijwillig alternatief voor dienstverrichters. Dienstverrichters moeten de mogelijkheid behouden om in het kader van andere vergunningen en kennisgevingen die krachtens de nationale wetgeving van de betrokken lidstaten zijn ingevoerd aan te tonen dat zij voldoen aan de eisen die van toepassing zijn op het grensoverschrijdend verrichten van diensten. Een dienstverrichter moet er altijd voor kunnen opteren om geen Europese e-kaart voor diensten aan te vragen.

(14) De Europese e-kaart voor diensten moet volledig elektronisch zijn, bijna exclusief steunen op gegevens uit betrouwbare bronnen, het gebruik van documenten tot het noodzakelijke minimum beperken en een meertalige gegevensverwerking mogelijk maken om vertaalkosten te voorkomen. Om ervoor te zorgen dat de procedure volledig elektronisch is en dat er administratieve samenwerking mogelijk is tussen de lidstaten van herkomst en ontvangst moet in het kader van deze verordening gebruik worden gemaakt van het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad 22 ingestelde Informatiesysteem interne markt (IMI). Er moet een specifiek elektronisch platform worden ontwikkeld voor de afgifte, bijwerking, schorsing, herroeping of doorhaling van Europese e-kaarten voor diensten en om geldige Europese e-kaarten voor diensten langs elektronische weg beschikbaar te stellen voor houders en bevoegde instanties.

(15) Voor het aanvragen van een Europese e-kaart voor diensten moet een geharmoniseerd meertalig formulier beschikbaar worden gesteld om ervoor te zorgen dat de gegevens die nodig zijn voor de identificatie van de dienstverrichter en van de diensten waarvoor de dienstenkaart wordt aangevraagd, evenals voor de beoordeling van specifieke eisen die op deze diensten van toepassing zijn (bv. bewijs van vestiging in de lidstaat van herkomst, betrouwbaarheid en verzekeringsdekking) zijn opgenomen en dus ter beschikking gesteld van de coördinerende instanties van zowel de lidstaat van herkomst als de lidstaat van ontvangst.

(16) De bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag moet aan de Commissie worden gedelegeerd, zodat zij in detail kan vaststellen welke informatie in het standaardaanvraagformulier moet worden opgenomen en welke documenten als bewijsmateriaal bij de aanvraag moeten worden ingediend. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(17) Bij de uitvoering van deze verordening moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen en op de hoogte houden van door de nationale wetgeving opgelegde procedures betreffende inkomende grensoverschrijdende dienstverrichters die tijdelijk of via een filiaal, agentschap of bureau diensten willen verrichten, en van de informatie en documenten waarop deze procedures betrekking hebben, zodat de aanvraagformulieren kunnen worden voorbereid. Met het oog op een eenvormige uitvoering van de eisen inzake informatieverstrekking bij het aanvragen van een Europese e-kaart voor diensten moet aan de Commissie de nodige uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 23 .

(18) Een beschrijving van de dekkingsvoorwaarden van een verplichte of vrijwillige verzekering die in schriftelijke overeenkomsten is opgenomen, is wellicht moeilijk te vinden. De verzekeringsdistributeurs en de instanties die door een lidstaat zijn aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden, moeten derhalve aan hun klanten een verzekeringscertificaat verstrekken dat een beschrijving bevat van de voornaamste onderdelen van de dekking. Dit certificaat moet bij het aanvraagformulier worden gevoegd. Met het oog op een eenvormige uitvoering van dit deel van de verordening moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om een geharmoniseerd formaat voor de certificaten aan te nemen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(19) Het is mogelijk dat houders van een Europese e-kaart voor diensten personeel willen detacheren op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst. Daarbij kunnen de dienstverrichters aan een aantal eisen worden onderworpen, zoals het indienen van vooraf af te leggen verklaringen ten behoeve van de lidstaat van ontvangst met het oog op de bescherming van de ter beschikking gestelde werknemers. De Europese e-kaart voor diensten zal op geen enkele wijze de inhoud van deze verklaringen en de desbetreffende verantwoordelijkheden van de lidstaat van ontvangst beïnvloeden.

(20) Er moet een door de Commissie ontwikkeld en op het IMI aangesloten elektronisch platform beschikbaar worden gesteld voor de houders van Europese e-kaarten voor diensten, zodat deze gemakkelijker de formaliteiten kunnen vervullen die de lidstaat van ontvangst eventueel nog verlangt. Deze formaliteiten betreffen met name de eventuele verplichting van vooraf af te leggen verklaringen betreffende de beroepskwalificaties van werknemers overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad 24 .

(21) Met betrekking tot de vooraf af te leggen verklaring die kan worden geëist overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad 25 , moet het op het IMI aangesloten elektronisch platform de houders van een Europese e-kaart voor diensten leiden naar de elektronische nationale procedures die de lidstaat van ontvangst waar de werknemers ter beschikking zullen worden gesteld heeft ingesteld indien deze nationale procedures toelaten dat deze vooraf af te leggen verklaring elektronisch wordt ingediend.

(22) Het op het IMI aangesloten elektronisch platform moet door de Commissie beschikbaar worden gesteld voor de lidstaten die de Commissie hebben medegedeeld dat zij van deze mogelijkheid gebruik willen maken. Indien lidstaten besluiten dat het IMI kan worden gebruikt voor het indienen van een verklaring met betrekking tot de op hun grondgebied ter beschikking gestelde werknemers, moeten houders van een Europese e-kaart voor diensten over de mogelijkheid beschikken om de in artikel 9 van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde vooraf af te leggen verklaring via het op het IMI aangesloten elektronisch platform rechtstreeks bij de in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde bevoegde instantie van de lidstaat van ontvangst in te dienen. Daartoe moet de lidstaat van ontvangst alle in artikel 9, lid 1, onder a), en lid 2, van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde elementen verstrekken als basis voor een meertalig formulier dat moet worden ingediend voor de verklaring betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers op zijn grondgebied. De Commissie moet dit formulier in het Publicatieblad van de Europese Unie publiceren en het via het op het IMI aangesloten elektronisch platform beschikbaar stellen. De relevante informatie met betrekking tot de vereiste elementen moet aan de betrokken lidstaat van ontvangst worden verstrekt in volledige overeenstemming met de taalvereisten die zijn beschreven in artikel 9, lid 1, onder a), van Richtlijn 2014/67/EU. De ervaringen van de lidstaten met het gebruik van het op het IMI aangesloten elektronisch platform moet deel uitmaken van de in artikel 19, alinea 2, van deze verordening bedoelde evaluatie.

(23) Met het oog op een eenvormige uitvoering van deze verordening met betrekking tot de procedures voor de afgifte en actualisering van Europese e-kaarten voor diensten en voor de formaliteiten met betrekking tot de detachering van personeel en het verkeer van zelfstandigen die niet in de vorige overweging worden bedoeld, moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om de regels voor de elektronische verwerking van deze procedures aan te nemen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(24) Nationale administratieve procedures ter ondersteuning van de procedures waarop deze verordening van toepassing is, moeten elektronisch zijn indien de lidstaten daartoe besluiten. De lidstaten kunnen echter met het oog op administratieve samenwerking ook op nationaal niveau gebruikmaken van het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 ingestelde Informatiesysteem interne markt (IMI).

(25) Procedures voor de afgifte, actualisering, schorsing of herroeping van Europese e-kaarten voor diensten mogen alleen in uitzonderlijke omstandigheden gebruikmaken van documenten, met name wanneer meer gedetailleerde informatie absoluut noodzakelijk is. In ieder geval moeten al deze documenten worden gebruikt en geaccepteerd in eenvoudige vorm.

(26) Het Unierecht staat toe dat in de context van de formaliteiten voor de detachering van personeel die een gereglementeerde beroepsactiviteit uitoefenen of voor het verkeer van zelfstandigen in verband met controle van de beroepskwalificaties documenten in een speciale vorm, bijvoorbeeld als gewaarmerkte of gelegaliseerde documenten, worden verstrekt. Nadat deze waarmerking of legalisering eenmaal is uitgevoerd in de lidstaat van afgifte van het document in kwestie, moet deze in de hele EU worden aanvaard.

(27) In het kader van deze verordening mag geen gewaarmerkte vertaling van documenten worden geëist. De elektronische platforms die de procedures ondersteunen, moeten een technische oplossing aanreiken om hun inhoud te vertalen. Met het oog op een eenvormige uitvoering van dit deel van deze verordening moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad. Regels betreffende de vertaling van documenten in het kader van de terbeschikkingstelling van werknemers en aanvragen van verklaringen met betrekking tot hun socialezekerheidsbijdragen mogen niet onder deze verordening vallen.

(28) De vergoeding die de lidstaten in rekening mogen brengen, mag niet hoger zijn dan de specifieke kosten die de uitvoering van de procedure met zich meebrengt. Kosten die reeds door de begroting van de Unie worden gedekt, mogen niet in rekening worden genomen voor de door de lidstaten aangerekende vergoedingen. De lidstaten moeten via het IMI de Commissie in kennis stellen van de aangerekende vergoedingen en deze informatie publiceren. Aangezien het IMI in principe alle nodige faciliteiten biedt, mogen de lidstaten onder andere geen vergoeding aanrekenen voor de actualisering, schorsing, herroeping of doorhaling van Europese e-kaarten voor diensten. Met het oog op een eenvormige uitvoering van de bepalingen betreffende de betaling van vergoedingen, moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om regels inzake betalingsmodaliteiten en -verwerking vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(29) Deze verordening veronderstelt nauwere administratieve samenwerking tussen de lidstaten van herkomst en ontvangst, waarbij onder meer informatie wordt uitgewisseld en gebruik wordt gemaakt van gekoppelde nationale registers voor het verkrijgen of verifiëren van eerder verkregen informatie, bijvoorbeeld de uit hoofde van Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad 26 of Verordening (EU) nr. 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad 27 vereiste registers. Met het oog op een eenvormige uitvoering van de afhandeling en verwerking van de uitgewisselde informatie en het verlenen van wederzijdse hulp moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(30) Voor dienstverrichters die een beroepsaansprakelijkheidsverzekering moeten afsluiten in lidstaten waar zij nog niet actief zijn, is het vaak moeilijk om informatie te verstrekken over hun schadeverleden met betrekking tot elders verkregen verzekeringen. Informatie over het schadeverleden is voor verzekeringsdistributeurs van essentieel belang bij de vaststelling en de beoordeling van het risicoprofiel van een potentiële cliënt. De informatieverstrekking is moeilijk, omdat de communicatie tussen de verzekeringsdistributeurs slecht verloopt, en dit niet alleen over de grenzen van de eengemaakte markt heen, maar ook binnen een en dezelfde lidstaat, aangezien de beschrijving van het schadeverloop van verzekerden zo verschillend kan zijn. De verzekeringsdistributeurs en de instanties die door een lidstaat zijn aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden, moeten daarom worden verplicht om een attest betreffende schadevorderingen van derden te verstrekken, dat niet alleen in het buitenland kan worden gebruikt, maar ook in eigen land indien een dienstverrichter van verzekeringsdistributeur wil veranderen.

(31) Met het oog op een eenvormige uitvoering van deze verordening met betrekking tot de presentatie van het schadeverleden moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend voor het vaststellen van regels inzake de gestandaardiseerde presentatievorm van dat attest. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(32) Een attest betreffende het schadeverleden moet ertoe bijdragen dat verzekeringsdistributeurs en de instanties die door een lidstaat zijn aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden, er geen discriminerende praktijken op nahouden ten aanzien van grensoverschrijdende dienstverrichters, waarover minder gemakkelijk voldoende informatie kan worden verkregen. Hetzelfde beginsel van non-discriminatie geldt voor beroepsorganisaties die hun leden of andere dienstverrichters groepsverzekeringen aanbieden.

(33) Elke lidstaat moet één coördinerende instantie aanwijzen voor de uitvoering van de taken waarin deze verordening voorziet, onverminderd de in de toepasselijke nationale wetgeving vastgestelde bevoegdheden. Deze instanties moeten als een bevoegde instantie in het Informatiesysteem interne markt worden geregistreerd voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1024/2012 en de Commissie moet van hun aanwijzing in kennis worden gesteld.

(34) De toepassing van deze verordening moet worden gecontroleerd en geëvalueerd om te bepalen welke impact ze heeft op de kosten die gepaard gaan met het uitbreiden van activiteiten naar andere lidstaten, de transparantie inzake grensoverschrijdende dienstverrichters, het concurrentieniveau, de prijzen en de kwaliteit van dienstverrichtingen. De gevolgen van deze verordening en het praktische verloop van de samenwerking tussen de coördinerende instanties moeten regelmatig worden geëvalueerd. Deze controle zal plaatsvinden in samenwerking met de lidstaten, de sociale partners en andere relevante belanghebbende partijen.

(35) Om de werking van het IMI aan te passen aan de bij deze verordening opgedragen taken, moet Verordening (EU) nr. 1024/2012 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(36) Aangezien het risico bestaat dat de verschillende lidstaten de regelgeving van diensten op uiteenlopende en daardoor complexe manieren zouden kunnen benaderen, zodat de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en ze derhalve, met het oog op een betere administratieve coördinatie en harmonisatie in de Unie, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(37) Deze verordening neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. Door middel van de invoering van de Europese e-kaart voor diensten en de hiermee gepaard gaande administratieve faciliteiten en procedures is deze verordening met name gericht op de bevordering van het recht van vestiging en het recht diensten te verrichten in iedere lidstaat, het voorkomen van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit en het waarborgen van onpartijdige, billijke en redelijk snelle procedures, overeenkomstig de artikelen 15, 21 en 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met volledige inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens, waaronder overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 28 , en met de nodige aandacht voor het risico van misbruik van recht, als bedoeld in respectievelijk de artikelen 8 en 54 van het Handvest.