Overwegingen bij COM(2016)198 - Wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2016)198 - Wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ... |
---|---|
document | COM(2016)198 |
datum | 24 november 2021 |
(2) Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 16 december 2015 over meer transparantie, coördinatie en convergentie van het vennootschapsbelastingbeleid in de Unie 18 erkend dat meer transparantie op het gebied van de vennootschapsbelasting de belastinginning kan verbeteren, de werkzaamheden van de belastinginstanties efficiënter kan maken en het vertrouwen van de burger in belastingstelsels en regeringen kan vergroten.
(3) Naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van 22 mei 2013 werd in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad 19 een evaluatieclausule ingevoegd waarbij de Commissie wordt opgedragen de mogelijkheid te onderzoeken om voor grote ondernemingen van andere bedrijfssectoren een verplichting in te voeren om jaarlijks een rapportage per land op te stellen, rekening houdend met de ontwikkelingen in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en met de resultaten van aanverwante Europese initiatieven.
(4) In november 2015 pleitte de G20 voor een wereldwijd eerlijk en modern internationaal belastingstelsel en bekrachtigde ze het 'actieplan inzake grondslaguitholling en winstverschuiving' (Base Erosion and Profit Shifing, hierna 'BEPS' genoemd) van de OESO, dat erop gericht was overheden duidelijke internationale oplossingen aan te reiken voor het aanpakken van de leemtes en mismatches in de bestaande regels waardoor bedrijfswinsten kunnen worden verplaatst naar plaatsen waar geen of een lage belasting wordt geheven, maar waar mogelijk geen reële waarde wordt gecreëerd. Met name BEPS-actie 13 voorziet in de invoering voor bepaalde multinationale ondernemingen van een rapportage per land die op vertrouwelijke basis aan de nationale belastingautoriteiten moet worden verstrekt. Op 27 januari 2016 heeft de Commissie het 'pakket anti-ontgaansmaatregelen' goedgekeurd. Een van de doelstellingen van dat pakket is om BEPS-actie 13 in het recht van de Unie om te zetten door Richtlijn 2011/16/EU van de Raad 20 te wijzigen.
(5) Een beter publiek toezicht op de vennootschapsbelasting ten laste van multinationale ondernemingen die activiteiten in de Unie verrichten, is een essentieel element om maatschappelijk verantwoord ondernemen verder te bevorderen, tot de welvaart bij te dragen door belastingen te betalen, een eerlijkere belastingconcurrentie binnen de Unie te stimuleren door middel van een beter onderbouwd openbaar debat en het publieke vertrouwen in de billijkheid van de nationale belastingstelsels te herstellen. Dit publiek toezicht kan worden bereikt door middel van een verslag met informatie over de winstbelasting, ongeacht waar de uiteindelijke moederonderneming van de multinationale groep is gevestigd.
(6) Het publiek moet alle activiteiten van een groep nauwlettend kunnen volgen als die groep vestigingen heeft in de Unie. Voor groepen die alleen via dochterondernemingen of bijkantoren activiteiten in de Unie uitoefenen, moeten de dochterondernemingen en bijkantoren het verslag van de uiteindelijke moederonderneming publiceren en toegankelijk maken. Omwille van de evenredigheid en doeltreffendheid moet de verplichting om het verslag te publiceren en toegankelijk te maken beperkt blijven tot middelgrote of grote in de Unie gevestigde dochterondernemingen of in een lidstaat opgerichte bijkantoren van een vergelijkbare grootte. Het toepassingsgebied van Richtlijn 2013/34/EU moet daarom dienovereenkomstig worden uitgebreid tot bijkantoren die in een lidstaat zijn opgericht door een onderneming die buiten de Unie is gevestigd.
(7) Om dubbele rapportage voor de banksector te voorkomen, moeten de uiteindelijke moederondernemingen die onder Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad 21 vallen en die in hun verslag overeenkomstig artikel 89 van Richtlijn 2013/36/EU al hun activiteiten en alle activiteiten van de verbonden ondernemingen die in de geconsolideerde financiële overzichten zijn opgenomen vermelden, met inbegrip van activiteiten die niet onder de bepalingen in deel drie, titel 1, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 22 vallen, van de rapportagevereisten in deze richtlijn worden vrijgesteld.
(8) Het verslag met informatie over de winstbelasting moet informatie verschaffen over alle activiteiten van een onderneming of van alle verbonden ondernemingen van een groep waarover een uiteindelijke moederonderneming zeggenschap uitoefent. Deze informatie moet gebaseerd zijn op de specificaties voor de rapportage in BEPS-actie 13 en moet beperkt zijn tot wat nodig is om een doeltreffend publiek toezicht mogelijk te maken, teneinde te voorkomen dat de openbaarmaking tot onevenredige risico's of nadelen leidt. Het verslag moet ook een korte beschrijving van de aard van de activiteiten bevatten. Die beschrijving kan gebaseerd zijn op de indeling in tabel 2 van bijlage III bij hoofdstuk V van de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen op het gebied van documentatie. Het verslag moet een algemene commentaar met uitleg bevatten als er op groepsniveau grote discrepanties bestaan tussen de toerekenbare belastingen en de betaalde belastingen, rekening houdend met de overeenkomstige bedragen in vorige boekjaren.
(9) Om te zorgen voor een mate van detail waardoor burgers beter kunnen beoordelen hoe multinationale ondernemingen in elke lidstaat tot de welvaart bijdragen, moet de informatie per lidstaat worden uitgesplitst. Bovendien moet de informatie over de activiteiten van multinationale ondernemingen ook sterk in detail worden weergegeven voor bepaalde fiscale rechtsgebieden die een specifieke uitdaging vormen. Voor de activiteiten in alle andere derde landen moet de informatie in geaggregeerde cijfers worden weergegeven.
(10) Om de verantwoordelijkheid ten opzichte van derden te versterken en passend bestuur te garanderen, moeten de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van de uiteindelijke moederonderneming die in de Unie is gevestigd en die verplicht is het verslag met informatie over de winstbelasting op te stellen, te publiceren en toegankelijk te maken, collectief verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de naleving van die rapportageverplichtingen. Aangezien de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van dochterondernemingen die in de Unie zijn gevestigd en waarover een buiten de Unie gevestigde uiteindelijke moederonderneming zeggenschap uitoefent of de perso(o)n(en) die voor het bijkantoor met de openbaarmakingsformaliteiten is (zijn) belast, mogelijk maar over een beperkte kennis beschikken van de inhoud van het door de uiteindelijke moederonderneming opgestelde verslag met informatie over de winstbelasting, moet hun verantwoordelijkheid om het verslag met informatie over de winstbelasting te publiceren en toegankelijk te maken, beperkt zijn.
(11) Om ervoor te zorgen dat gevallen van niet-naleving openbaar worden gemaakt, moet(en) de wettelijke auditor(s) of het auditkantoor (de auditkantoren) nagaan of het verslag met informatie over de winstbelasting overeenkomstig deze richtlijn is ingediend en gepresenteerd en op de website van de betrokken onderneming of op de website van een verbonden onderneming beschikbaar is.
(12) Met deze richtlijn wordt beoogd de transparantie en het publieke toezicht op de vennootschapsbelasting te vergroten door het bestaande rechtskader betreffende de verplichtingen voor vennootschappen en ondernemingen met betrekking tot de publicatie van verslagen aan te passen om de belangen zowel van deelnemers als van derden te beschermen in de zin van artikel 50, lid 2, onder g), VWEU. Zoals het Hof van Justitie heeft geoordeeld, met name in zaak C-97/96, Verband deutscher Daihatsu-Händler 23 , spreekt artikel 50, lid 2, onder g), VWEU van de bescherming van de belangen van derden in het algemeen, zonder daarbij onderscheid te maken of bepaalde categorieën uit te zonderen. Overigens kan de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging, die artikel 50, lid 1, VWEU in zeer ruime bewoordingen aan de instellingen tot taak stelt, niet door artikel 50, lid 2, VWEU worden ingeperkt. Aangezien deze richtlijn niet de harmonisatie van belastingen betreft, maar alleen verplichtingen om verslagen met informatie over de winstbelasting te publiceren, vormt artikel 50, lid 1, VWEU de passende rechtsgrondslag.
(13) Om vast te stellen voor welke fiscale rechtsgebieden sterk in detail moet worden getreden, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU de bevoegdheid om handelingen vast te stellen aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot het opstellen van een gemeenschappelijke Unielijst met die fiscale rechtsgebieden. Die lijst moet worden opgesteld op basis van een aantal criteria, die zijn vastgesteld op basis van bijlage 1 bij de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over een externe strategie voor effectieve belastingheffing (COM(2016) 24 final). Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat deze raadplegingen worden uitgevoerd overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven, zoals goedgekeurd door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en waarvan de formele ondertekening wordt verwacht. Om met name te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde moment als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(14) Daar de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
(15) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
(16) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken 24 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.
(17) Richtlijn 2013/34/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.