Overwegingen bij COM(2014)110 - Standpunt EU inzake het verzoek van Moldavië om partij te worden bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (hierna de 'conventie' genoemd) is op 1 december 2012 in werking getreden.

(2) In artikel 5, lid 1, van de conventie is bepaald dat een derde partij partij kan worden bij de conventie, mits het kandidaatland of ‑gebied een vrijhandelsovereenkomst met preferentiële oorsprongsregels heeft met ten minste één partij bij de overeenkomst.

(3) De Republiek Moldavië heeft op 17 juli 2013 schriftelijk een verzoek om toetreding bij de depositaris ingediend.

(4) De Republiek Moldavië is partij bij de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst tussen Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek Moldavië, Servië en Kosovo[5]. Bijgevolg geldt er een vrijhandelsovereenkomst tussen de Republiek Moldavië en zes partijen bij de conventie en voldoet het land aan de in artikel 5, lid 1, van de conventie vermelde voorwaarde om partij te worden bij de conventie.

(5) Overeenkomstig artikel 4, lid 3, onder b), van de conventie stelt het Gemengd Comité bij besluit uitnodigingen aan derden vast om tot de conventie toe te treden.

(6) De Unie dient in het Gemengd Comité te stemmen voor een besluit tot uitnodiging van de Republiek Moldavië om toe te treden tot de conventie.