Overwegingen bij COM(2000)351 - Uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de EU, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nrs. 1763/1999 en 6/2000

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 heeft besloten dat stabilisatie- en associatieovereenkomsten met de landen op de westelijke Balkan moeten worden voorafgegaan door asymmetrische handelsliberalisering.

(2) In zijn conclusies van 24 januari en 14 februari 2000 heeft de Raad de Commissie eveneens verzocht te onderzoeken hoe de handel met de Republiek Montenegro, binnen de Federale Republiek Joegoslavië, kan worden vergemakkelijkt.

(3) Krachtens Verordening (EG) nr. 6/2000 van de Raad van 17 december 1999 betreffende de invoer in de Gemeenschap van producten uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië en de invoer van wijn uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en uit de Republiek Slovenië  i zijn bepaalde industrieproducten binnen de grenzen van tariefplafonds van douanerechten vrijgesteld en gelden voor landbouwproducten beperkte concessies, waarvan vele in de vorm van een vrijstelling van douanerechten binnen de grenzen van tariefcontingenten. Verordening (EG) nr. 1763/1999 van de Raad  i inzake de regeling die van toepassing is op de invoer in de Gemeenschap van producten van oorsprong uit Albanië voorziet in een identieke regeling met dezelfde beperkingen.

(4) Het algemene niveau van de invoer uit de landen op de westelijke Balkan ligt zeer laag (onder de 0,6% van de totale communautaire invoer). De verwachting is dat een grotere openstelling van de markt tot het proces van politieke en economische stabilisering in de regio zal bijdragen zonder dat dit nadelige gevolgen voor de Gemeenschap heeft.

(5) Het is derhalve dienstig de autonome handelspreferenties van de Gemeenschap verder te verbeteren door alle resterende tariefplafonds voor industrieproducten af te schaffen en de toegang tot de gemeenschappelijke markt voor landbouwproducten, waaronder verwerkte landbouwproducten en visserijproducten, verder te verbeteren.

(6) Deze maatregelen worden voorgesteld als onderdeel van het stabilisatie- en associatieproces van de EU om tegemoet te komen aan de specifieke situatie op de westelijke Balkan. Zij zullen geen precedent vormen voor het communautaire handelsbeleid van de Gemeenschap met andere derde landen.

(7) Overeenkomstig het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, dat gebaseerd is op de Regionale Aanpak en de conclusies van de Raad van 29 april 1997, zijn aan de ontwikkeling van bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen op de westelijke Balkan bepaalde voorwaarden verbonden. De toekenning van autonome handelspreferenties is afhankelijk van de eerbiediging van democratische grondbeginselen en de rechten van de mens alsook de bereidheid van de betrokken landen om onderling economische betrekkingen te ontwikkelen. De toekenning van verbeterde autonome handelspreferenties aan landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, dient te worden gekoppeld aan hun bereidheid tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking, met name door de totstandbrenging van vrijhandelzones in overeenstemming met de desbetreffende GATT/WTO-normen.

(8) Handelspreferenties kunnen slechts worden toegekend aan landen of gebieden die een douaneadministratie hebben.

(9) Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Kosovo, dit laatste zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999  i, hierna 'Kosovo' genoemd, voldoen aan deze voorwaarden en om ongelijke behandeling in de regio te vermijden, dienen aan al deze landen identieke handelspreferenties te worden toegekend.

(10) De Republiek Montenegro, binnen de Federale Republiek Joegoslavië beschikt niet over een afzonderlijke belastingadministratie. Het is derhalve niet mogelijk haar dezelfde preferenties toe te kennen. Er kunnen echter wel beperkte handelspreferenties worden toegekend voor bepaalde Montenegrijnse industrieproducten die niet elders in de Federale Republiek Joegoslavië worden vervaardigd, zonder daarbij afbreuk te doen aan het beginsel dat de Federale Republiek Joegoslavië van de handelspreferenties als geheel is uitgesloten, en met volledige inachtneming van Verordening (EG) nr. 1294/99 van de Raad van 15 juni 1999 inzake de bevriezing van middelen en een verbod op investeringen ten aanzien van de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ) en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1295/98 en (EG) nr. 1607/98  i.

(11) De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is al verbonden met de Gemeenschap door een samenwerkingsovereenkomst die handelspreferenties omvat. De Gemeenschap en de lidstaten hebben onderhandelingen voor een stabilisatie- en associatieovereenkomst geopend. Daarom dient aan het land het equivalent van verbeterde autonome handelspreferenties overeenkomstig de onderhavige verordening, op afzonderlijke grondslag te worden toegekend, met uitzondering van concessies voor wijn.

(12) De onderhavige verordening dient te voorzien in concessies voor wijn zoals toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 6/2000, die eveneens van toepassing moeten zijn op Slovenië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, in afwachting van de sluiting van specifieke wijnovereenkomsten met deze landen. Aangezien deze concessies opnieuw in de vorm van een algemeen tariefcontingent worden toegekend, is het dienstig deze bepalingen in één en dezelfde verordening onder te brengen.

(13) Het is derhalve dienstig de verbeterde autonome handelspreferenties toe te kennen aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië en ook Kosovo, alsook beperkte en specifieke handelspreferenties toe te kennen voor bepaalde industrieproducten van oorsprong uit de Federale Republiek Joegoslavië.

(14) Voor de vaststelling van de oorsprong en voor de administratieve samenwerking moeten de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 2454/93 van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautaire douanewetboek  i worden toegepast.

(15) Terwille van de doelmatigheid en vereenvoudiging is het dienstig te bepalen dat de Commissie, na raadpleging van het Comité Douanewetboek en onverminderd de in deze verordening vastgelegde bijzondere procedures, alle noodzakelijke veranderingen en technische wijzigingen in deze verordening mag aanbrengen.

(16) Daar de nodige maatregelen ter uitvoering van de onderhavige verordening beheersmaatregelen zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden  i, dienen deze maatregelen volgens de beheersprocedure van artikel 4 van genoemd besluit te worden vastgesteld.

(17) De vaststelling van de onderhavige maatregelen voor landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit de republieken Albanië, Bosnië-Herzegovina en Kroatië maakt de opneming van deze republieken in het communautaire stelsel van algemene tariefpreferenties overbodig. Het is derhalve dienstig deze republieken te schrappen van de lijst van begunstigden in Verordening (EG) nr. 2820/98 van de Raad van 21 december 1998 houdende toepassing voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties  i.

(18) Een nieuwe verordening die alle autonome handelspreferenties bevat zou de communautaire handelsregelingen met de landen die deelnemen aan en verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces doorzichtiger maken. Verordeningen (EG) nr. 6/2000 en nr. 1763/99 dienen derhalve door de onderhavige verordening te worden vervangen.

(19) De onderhavige invoerregelingen moeten worden hernieuwd op basis van de door de Raad vastgestelde voorwaarden en in het licht van de ervaringen bij de toekenning ervan op grond van deze verordening. De duur van deze regelingen dient derhalve tot 31 december 2002 te worden beperkt.