Overwegingen bij COM(2018)31 - Standpunt EU over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972 15 , hierna het „Verdrag inzake verdovende middelen” genoemd, is op 8 augustus 1975 in werking getreden.

(2) Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag inzake verdovende middelen kan de Commissie voor verdovende middelen besluiten bepaalde stoffen toe te voegen aan de aan dat Verdrag gehechte lijsten. Zij kan de lijsten alleen wijzigen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), maar zij kan ook besluiten de door de WHO aanbevolen wijzigingen niet aan te brengen.

(3) Het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971 16 , hierna het „Verdrag inzake psychotrope stoffen” genoemd, is op 16 augustus 1976 in werking getreden.

(4) Overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag inzake psychotrope stoffen kan de Commissie voor verdovende middelen op grond van aanbevelingen van de WHO besluiten bepaalde stoffen aan de aan dat Verdrag gehechte lijsten toe te voegen of daarvan af te voeren. Zij beschikt over een ruime discretionaire bevoegdheid om rekening te houden met economische, sociale, juridische, administratieve en andere factoren, maar mag niet willekeurig handelen.

(5) Wijzigingen van de aan beide verdragen gehechte lijsten hebben directe gevolgen voor het toepassingsgebied van het Unierecht op het gebied van drugscontrole. Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad 17 is van toepassing op de stoffen die zijn opgenomen op de lijsten bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen. Iedere wijziging van de aan die verdragen gehechte lijsten tast dus rechtstreeks gemeenschappelijke regels van de Unie aan en wijzigt de strekking ervan, in de zin van artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(6) De Commissie voor verdovende middelen zal op haar eenenzestigste zitting van 12 tot en met 16 maart 2018 in Wenen besluiten nemen betreffende de toevoeging van twaalf nieuwe stoffen aan de aan de verdragen gehechte lijsten.

(7) De Unie is geen partij bij de betrokken VN-Verdragen. Zij heeft de status van waarnemer in de Commissie voor verdovende middelen, waarvan momenteel twaalf lidstaten stemgerechtigd lid zijn. Daarom is het noodzakelijk dat de Raad de lidstaten machtigt om het standpunt van de Unie over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die zijn gehecht aan het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen uit te dragen, aangezien de besluiten betreffende het toevoegen van nieuwe stoffen aan de lijsten die aan die verdragen zijn gehecht, onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

(8) De WHO heeft de secretaris-generaal van de Verenigde Naties op 8 december 2017 aanbevolen om één nieuwe stof toe te voegen aan de lijsten I en IV bij het Verdrag inzake verdovende middelen, vijf nieuwe stoffen aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen en zes nieuwe stoffen aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen 18 .

(9) Volgens de beoordeling van het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid (hierna „deskundigencomité” genoemd) is carfentanil (methyl-1-(2-fenylethyl)-4-[fenyl(propanoyl)amino]piperidine-4-carboxylaat) een synthetisch opioïde, dat wordt beschouwd als een van de krachtigste opioïden die bekend zijn. Carfentanil is een in zestien lidstaten aan controle onderworpen verbinding, die voornamelijk wordt gebruikt als kalmeringsmiddel voor grote dieren. Carfentanil is niet bestemd voor therapeutisch gebruik bij de mens. Van carfentanil is geen geregistreerd therapeutisch gebruik bekend en het gebruik ervan heeft al tot sterfgevallen geleid. Er is voldoende bewijs voorhanden dat carfentanil wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat carfentanil wordt toegevoegd aan de lijsten I en IV bij het Verdrag inzake verdovende middelen.

(10) Carfentanil wordt door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als een nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad 19 . Zeven lidstaten hebben melding gemaakt van inbeslagneming van carfentanil. De stof wordt als zodanig op de markt verkocht, maar ook in mengsels met heroïne en andere opioïden. Zij is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen en is ook aangetroffen bij ten minste 60 sterfgevallen in de Unie. Carfentanil is door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving aan een risicobeoordeling onderworpen. De Commissie heeft op 15 december 2017 voorgesteld om carfentanil te onderwerpen aan controlemaatregelen op grond van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad 20 .

(11) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat carfentanil aan de lijsten I en IV bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(12) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is ocfentanil (N-(2-fluorfenyl)-2-methoxy-N-[1-(2-fenylethyl)piperidine-4-yl]acetamide) een verbinding die structureel vergelijkbaar is met de opioïde pijnstiller fentanyl. Ocfentanil is in geen enkel land goedgekeurd voor medisch gebruik. Er is voldoende bewijs voorhanden dat ocfentanil wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan worden, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat ocfentanil wordt toegevoegd aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen.

(13) Ocfentanil wordt door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als een nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Besluit 2005/387/JBZ. Ocfentanil is in twaalf lidstaten aangetroffen. De stof wordt als zodanig op de markt verkocht, alsmede in de vorm van stalen die als heroïne worden verkocht. Zij is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen, waaronder sterfgevallen, en heeft het voorwerp uitgemaakt van twee volksgezondheidsgerelateerde signaleringen in het kader van het EU-systeem voor vroegtijdige waarschuwing.

(14) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat ocfentanil aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(15) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is furanylfentanyl (Fu-F; N-fenyl-N-[1-(2-fenylethyl)piperidine-4-yl]furaan-2-carboxamide) een synthetisch opioïde dat structureel vergelijkbaar is met fentanyl, een aan controle onderworpen stof die in de geneeskunde op ruime schaal wordt gebruikt voor algehele anesthesie bij operaties en voor pijnbeheersing. Furanylfentanyl is een fentanylderivaat met twee onderscheidende kenmerken: a) het is in hogere mate oplosbaar in vet, waardoor het snel in de bloedbaan kan worden opgenomen; en b) het bindt zich aan de μ-opioïdereceptoren met een significant grotere affiniteit dan morfine. Door deze kenmerken heeft furanylfentanyl een farmacologisch profiel met een hoog risico. De afgelopen jaren is het aantal sterfgevallen ten gevolge van het gebruik van deze stof toegenomen. Van furanylfentanyl als zodanig is geen geregistreerd therapeutisch gebruik bekend. Er is voldoende bewijs voorhanden dat furanylfentanyl wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat furanylfentanyl wordt toegevoegd aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen.

(16) Furanylfentanyl is al onderworpen aan controlemaatregelen op het niveau van de Unie op grond van Besluit 2005/387/JBZ 21 .

(17) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat furanylfentanyl aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(18) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is acryloylfentanyl (acrylfentanyl; N-(1-fenethylpiperidine-4-yl)-N-fenylacrylamide) een synthetisch opioïde dat structureel vergelijkbaar is met fentanyl, een aan controle onderworpen stof die in de geneeskunde op ruime schaal wordt gebruikt voor algehele anesthesie bij operaties en voor pijnbeheersing. Acryloylfentanyl wordt gebruikt en misbruikt voor niet-medische doeleinden in dezelfde omstandigheden en om dezelfde gewenste effecten te bereiken als andere opioïden. Van acryloylfentanyl is als zodanig geen geregistreerd therapeutisch gebruik bekend en het gebruik ervan heeft al tot sterfgevallen geleid. Er is voldoende bewijs voorhanden dat acryloylfentanyl wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat acryloylfentanyl wordt toegevoegd aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen.

(19) Acryloylfentanyl is al onderworpen aan controlemaatregelen op het niveau van de Unie op grond van Besluit 2005/387/JBZ 22 .

(20) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat acryloylfentanyl aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(21) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is 4-fluorisobutyrfentanyl (4F-iBF, 4-FIBF, pFIBF; N-(4-fluorfenyl)-N-(1-fenethylpiperidine-4-yl)isobutyramide) een synthetisch opioïde. 4-fluorisobutyrfentanyl is een van de meest recente fentanylderivaten die op soortgelijke wijze als andere legale en illegale opioïden worden verkocht en gebruikt. Er zijn momenteel aanwijzingen dat 4-fluorisobutyrfentanyl soortgelijke risico’s voor de volksgezondheid vertoont als eerdere fentanylderivaten. Van 4-fluorisobutyrfentanyl is geen geregistreerd therapeutisch gebruik bekend en het gebruik ervan heeft al tot sterfgevallen geleid. Er is voldoende bewijs voorhanden dat 4-fluorisobutyrfentanyl wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat 4-fluorisobutyrfentanyl wordt toegevoegd aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen.

(22) 4-fluorisobutyrfentanyl wordt door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als een nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Besluit 2005/387/JBZ. 4-fluorisobutyrfentanyl is in vier lidstaten in beslag genomen. Het wordt openlijk op de markt verkocht. De stof is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen en is ook aangetroffen bij ten minste 16 sterfgevallen. 4-fluorisobutyrfentanyl is door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving aan een risicobeoordeling onderworpen. De Commissie heeft op 15 december 2017 voorgesteld om 4-fluorisobutyrfentanyl te onderwerpen aan controlemaatregelen op grond van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad 23 .

(23) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat 4-fluorisobutyrylfentanyl aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(24) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is tetrahydrofuranylfentanyl (THF-F; N-fenyl-N-[1-(2-fenylethyl)piperidine-4-yl] tetrahydrofuraan-2-carboxamide) een synthetisch opioïde. De tot dusver verzamelde gegevens van in-vitrostudies en toxicologische bevindingen, alsmede gebruikspatronen, geven aan dat het bij tetrahydrofuranylfentanyl gaat om een narcotisch opioïde analgeticum voor humaan gebruik waarvan de kans op misbruik en het verslavingspotentieel vergelijkbaar zijn met die van fentanyl en andere illegale opioïden. Van tetrahydrofuranylfentanyl is geen geregistreerd therapeutisch gebruik bekend en het gebruik ervan heeft al tot sterfgevallen geleid. Er is voldoende bewijs voorhanden dat tetrahydrofuranylfentanyl wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat tetrahydrofuranylfentanyl wordt toegevoegd aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen.

(25) Tetrahydrofuranylfentanyl wordt door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als een nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Besluit 2005/387/JBZ. Tetrahydrofuranylfentanyl is in één lidstaat in beslag genomen. Het wordt openlijk op de markt verkocht. De stof is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen en is ook aangetroffen bij ten minste 14 sterfgevallen. Tetrahydrofuranylfentanyl is door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving aan een risicobeoordeling onderworpen. De Commissie heeft op 15 december 2017 voorgesteld om tetrahydrofuranylfentanyl te onderwerpen aan controlemaatregelen op grond van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad 24 .

(26) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat tetrahydrofuranylfentanyl (THF-F) aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(27) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is 4-fluoramfetamine (4-FA; 1-(4-fluorfenyl)propaan-2-amine) een fenethylamine. De stof is reeds in november 2015 op de 37e zitting van het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid aan een kritische evaluatie onderworpen. Het deskundigencomité heeft toen aanbevolen om 4-fluoramfetamine niet onder internationale controle te brengen, aangezien er onvoldoende gegevens waren inzake verslavingspotentieel, misbruik en risico’s voor de volksgezondheid, maar wel onder toezicht te houden. De meeste nieuwe gegevens zijn afkomstig uit Europa en wijzen op toegenomen gebruik en populariteit van deze stof, terwijl vaker melding wordt gemaakt van ernstige ongewenste effecten ervan, waaronder ernstige cardiovasculaire toxiciteit. Er is voldoende bewijs voorhanden dat 4-fluoramfetamine wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat 4-fluoramfetamine wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(28) 4-fluoramfetamine wordt door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als een nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Besluit 2005/387/JBZ. 4-fluoramfetamine is aangetroffen in 21 lidstaten. De stof wordt als zodanig op de markt verkocht en vaak gemengd met amfetamine, of als amfetamine verkocht. Zij is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen, waaronder sterfgevallen.

(29) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat 4-fluoramfetamine (4-FA) aan lijst II van het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(30) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is het risico voor de volksgezondheid en de samenleving in verband met het misbruik van AB-PINACA (N-[(2S)-1-amino-3-methyl-1-oxobutaan-2-yl]-1-pentyl-1H-indazool-3-carboxamide) aanzienlijk. AB-PINACA is een synthetische cannabinoïdereceptor-agonist. Er is voldoende bewijs voorhanden dat AB-PINACA wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat AB-PINACA wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(31) AB-PINACA wordt door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als een nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Besluit 2005/387/JBZ. AB-PINACA is in twaalf lidstaten aangetroffen. Het wordt openlijk op de markt verkocht.

(32) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat AB-PINACA aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(33) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is het risico voor de volksgezondheid en de samenleving in verband met het misbruik van AB-CHMINACA (N-(1-amino-3-methyl-1-oxobutaan-2-yl)-1-(cyclohexylmethyl)-1H-indazool-3-carboxamide) aanzienlijk. AB-CHMINACA is een synthetische cannabinoïdereceptor-agonist met een aminoalkylindazoolstructuur, die gebruikt wordt als werkzame stof in producten die als cannabisvervanger worden verkocht. Van AB-CHMINACA is geen therapeutisch of medisch gebruik bekend. Er is voldoende bewijs voorhanden dat AB-CHMINACA wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat AB-CHMINACA wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(34) AB-CHMINACA wordt door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als een nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Besluit 2005/387/JBZ. AB-CHMINACA is in 24 lidstaten aangetroffen. Het wordt openlijk op de markt verkocht. De stof is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen en is ook aangetroffen bij ten minste 31 sterfgevallen. AB-CHMINACA is door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving aan een risicobeoordeling onderworpen. De Commissie heeft op 18 december 2017 voorgesteld om AB-CHMINACA te onderwerpen aan controlemaatregelen op grond van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad 25 .

(35) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat AB-CHMINACA aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(36) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is het risico voor de volksgezondheid en de samenleving in verband met het misbruik van 5F-PB-22 (chinoline-8-yl-1-(5-fluorpentyl)-1H-indool-3-carboxylaat) aanzienlijk. 5F-PB-22 is een synthetische cannabinoïdereceptor-agonist. Er is voldoende bewijs voorhanden dat 5F-PB-22 wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat 5F-PB-22 wordt opgenomen in lijst II bij het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(37) 5F-PB-22 wordt door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als een nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Besluit 2005/387/JBZ. 5F-PB-22 is in vier lidstaten aangetroffen. Het wordt openlijk op de markt verkocht.

(38) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat 5F-PB-22 aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(39) Volgens het deskundigencomité is het risico voor de volksgezondheid en de samenleving in verband met het misbruik van UR-144 ((1-pentyl-1H-indool-3-yl)(2,2,3,3-tetramethylcyclopropyl)methanon) aanzienlijk. UR-144 is een synthetische cannabinoïdereceptor-agonist die in een eerder stadium kritisch is geëvalueerd tijdens de 36e zitting van het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid, die in 2014 plaatsvond. Het deskundigencomité beval toen aan om UR-144 onder toezicht te houden omdat er onvoldoende gegevens waren over dodelijke en niet-dodelijke intoxicaties waarbij uitsluitend UR-144 betrokken was. Er is thans voldoende bewijs voorhanden dat UR-144 wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat UR-144 wordt opgenomen in lijst II bij het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(40) UR-144 wordt door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als een nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Besluit 2005/387/JBZ. UR-144 is in zestien lidstaten aangetroffen. Het wordt openlijk op de markt verkocht. UR-144 is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen en heeft het voorwerp uitgemaakt van een volksgezondheidsgerelateerde signalering in het kader van het EU-systeem voor vroegtijdige waarschuwing.

(41) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat UR-144 aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(42) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is het risico voor de volksgezondheid en de samenleving in verband met het misbruik van 5F-ADB (5F-MDMB-PINACA; methyl 2-{[1-(5-fluorpentyl)-1H-indazool-3-carbonyl]amino}-3,3-dimethylbutanoaat) aanzienlijk. 5F-ADB is een synthetische cannabinoïdereceptor-agonist met een aminoalkylindazoolstructuur, die gebruikt wordt als werkzame stof in producten die als cannabisvervanger worden verkocht. Van 5F-ADB is geen therapeutisch of medisch gebruik bekend. Er is voldoende bewijs voorhanden dat 5F-ADB wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat 5F-ADB wordt opgenomen in lijst II bij het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(43) 5F-ADB wordt door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als een nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Besluit 2005/387/JBZ. 5F-ADB is in 25 lidstaten aangetroffen. Het wordt openlijk op de markt verkocht. De stof is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen en is ook aangetroffen bij ten minste 28 sterfgevallen. 5F-ADB is door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving aan een risicobeoordeling onderworpen. De Commissie heeft op 15 december 2017 voorgesteld om 5F-ADB te onderwerpen aan controlemaatregelen op grond van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad 26 .

(44) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat 5F-ADB aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(45) Het is wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor verdovende middelen, aangezien de besluiten over de toevoeging van twaalf nieuwe stoffen aan de lijsten van de desbetreffende VN-verdragen een beslissende invloed zal kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Kaderbesluit 2004/757/JBZ en Besluit 2005/387/JBZ.

(46) Het standpunt van de Unie zal tot uiting worden gebracht door de gezamenlijk optredende lidstaten die lid zijn van de Commissie voor verdovende middelen.

(47) Kaderbesluit 2004/757/JBZ en Besluit 2005/387/JBZ zijn bindend voor Denemarken, dat derhalve deelneemt aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.

(48) Kaderbesluit 2004/757/JBZ en Besluit 2005/387/JBZ zijn bindend voor Ierland, dat derhalve deelneemt aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.

(49) Kaderbesluit 2004/757/JBZ en Besluit 2005/387/JBZ zijn niet bindend voor het Verenigd Koninkrijk, dat derhalve niet deelneemt aan de vaststelling van dit besluit en er noch door gebonden is, noch onderworpen is aan de toepassing ervan.