Toelichting bij COM(2024)543 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)543 - . |
---|---|
bron | COM(2024)543 |
datum | 21-11-2024 |
Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 10 juni 2024, heeft Hongarije verzocht om machtiging tot voortzetting van de derogatie van artikel 193 van de btw-richtlijn betreffende de tot voldoening van de btw gehouden persoon ter zake van bepaalde prestaties verricht door belastingplichtigen in liquidatie of waartegen een andere procedure loopt waarbij officieel hun staat van insolventie is vastgesteld. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 7 augustus 2024 van het verzoek van Hongarije in kennis gesteld. Bij brief van 9 augustus 2024 heeft de Commissie Hongarije meegedeeld dat zij over alle benodigde gegevens beschikte voor de beoordeling van het verzoek.
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
• Motivering en doel van het voorstel
Op grond van artikel 199, lid 1, punt g), van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten bepalen dat de btw moet worden voldaan door de belastingplichtige aan wie onroerend goed wordt geleverd dat in een openbare verkoop op grond van een executoriale titel door de executieschuldenaar is verkocht (de verleggingsregeling). In 2017 heeft Hongarije verzocht de verleggingsregeling ook te mogen toepassen op leveringen van kapitaalgoederen en op leveringen van andere goederen en diensten met een normale waarde van meer dan 100 000 HUF (ongeveer 250 EUR) op het moment van de levering, wanneer de belastingplichtige leverancier van de goederen of diensten in liquidatie is of wanneer er een andere procedure tegen hem loopt waarbij officieel zijn staat van insolventie is vastgesteld. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/789 van de Raad1 is machtiging voor deze derogatie verleend tot en met 31 december 2021.
Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1775 van de Raad van 5 oktober 20212 is deze maatregel verder verlengd tot en met 31 december 2024.
Onder kapitaalgoederen worden werktuigen, apparaten en voorwerpen van hoge waarde verstaan. Verder wijst Hongarije erop dat het om een groot aantal transacties gaat boven de drempel van 100 000 HUF, verricht door insolvente belastingplichtigen. De verschuldigde btw wordt door de liquidateur vaak niet afgedragen omdat het geld wordt gebruikt om vroegere schulden af te lossen. Tegelijkertijd is de koper een belastingplichtige met recht op aftrek die nog altijd de btw in mindering kan brengen, wat negatieve gevolgen voor de begroting heeft. Hongarije heeft ook fraude geconstateerd waarbij bedrijven in liquidatie fictieve facturen uitreiken aan actieve bedrijven, waarbij het bedrag aan aftrekbare btw enorm wordt opgedreven zonder de garantie dat de uitreiker van de facturen de verschuldigde btw betaalt.
Rekening houdend met het aantal belastingplichtigen in financiële moeilijkheden die de bovengenoemde prestaties verrichten, is het volgens Hongarije dan ook noodzakelijk om de belastinginkomsten en de budgettaire belangen te vrijwaren. Hongarije acht de verleggingsregeling een passend instrument daartoe. De belastingplichtige in liquidatie zou de verschuldigde btw niet hoeven te voldoen en de klant zou geen nadeel ondervinden, terwijl ook de overheid geen inkomsten zou derven.
Overeenkomstig artikel 199 bis van de btw-richtlijn kunnen alle lidstaten de verleggingsregeling toepassen op bepaalde fraudegevoelige transacties. Dat artikel is tot en met 31 december 2026 van kracht en de Commissie zal nagaan of leveringen van kapitaalgoederen en van andere goederen en diensten in het geval dat de belastingplichtige leverancier van de goederen of diensten in liquidatie is of wanneer een andere procedure tegen hem loopt waarbij officieel zijn staat van insolventie is vastgesteld, ook moeten worden opgenomen in de leveringen die onder de verleggingsregeling vallen, indien hier een nieuw voorstel over komt.
Hoewel Hongarije om verlenging van de derogatie tot en met 31 december 2027 heeft verzocht, wordt daarom voorgesteld toe te staan de derogatie tot en met 31 december 2026 te verlengen.
Een derogatie die in plaats van een algemene maatregel slechts één lidstaat de mogelijkheid biedt om gebruik te maken van de verleggingsregeling, is een laatste redmiddel en moet zoveel mogelijk in de tijd worden beperkt. Bovendien moet die periode volstaan om andere klassieke maatregelen te nemen om de verliezen voor de overheidsbegroting te verminderen, met name verliezen die verband houden met frauduleus gedrag, zodat wordt voorkomen dat deze maatregel nogmaals moet worden verlengd.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Artikel 395 van de btw-richtlijn.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.
• Evenredigheid
Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.
Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk het vereenvoudigen van de belastinginning en het bestrijden van belastingontduiking of -ontwijking. De maatregel gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken.
• Keuze van het instrument
Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.
Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Raadpleging van belanghebbenden
Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Hongarije en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.
• Effectbeoordeling
Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit strekt ertoe de belastinginkomsten en de budgettaire belangen te vrijwaren ten aanzien van bedrijven waartegen een insolventieprocedure loopt, voor zover deze bedrijven kapitaalgoederen dan wel goederen of diensten met een normale waarde van meer dan 100 000 HUF leveren. Volgens Hongarije heeft de toepassing van de verleggingsregeling op dit soort transacties de belastinginning daadwerkelijk vereenvoudigd en belastingontduiking of -ontwijking voorkomen.
Volgens de cijfers van de Hongaarse belastingdienst voor de periode 2021-2023 is het aantal betrokken belastingplichtigen (na noodmaatregelen als gevolg van de COVID-19-pandemie) gestegen tot 380 in 2021 en vervolgens gedaald tot 335 in 2022 en tot 212 in 2023.
De in het kader van de verleggingsregeling geregistreerde leveringen van goederen en diensten bedroegen 34 miljard HUF in 2021 en 31 miljard HUF in 2022. In 2023 steeg het bedrag tot 157 miljard HUF, waarvan 109 miljard HUF gekoppeld was aan één grote belastingplichtige.
Uitgaande van het normale belastingtarief bedroeg de belastingschuld dus 8,3–9,3 miljard HUF in 2021 en 2022, en deze steeg tot een uitzonderlijk hoog bedrag van 42 miljard HUF in 2023.
Aangezien het dus onwaarschijnlijk is btw terug te vorderen van belastingplichtigen tegen wie een liquidatieprocedure loopt, raamt de Hongaarse belastingdienst het btw-bedrag dat jaarlijks voor de begroting zou zijn verloren wanneer de derogatie niet was behouden voor roerende lichamelijke zaken op ongeveer 3,6–4 miljard HUF (5,6 miljard HUF in 2023 indien de uitbijter buiten beschouwing wordt gelaten, of 18 miljard HUF indien deze wel wordt meegerekend).
Daarom heeft de derogatiemaatregel een positief effect. Gezien het beperkte effect moet Hongarije andere, klassieke maatregelen nemen om de verliezen voor de begroting te beperken, waarmee vergelijkbare resultaten zouden kunnen worden behaald.
Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect in ieder geval beperkt zijn.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting hebben.
5. OVERIGE ELEMENTEN
Het voorstel bevat een vervalbepaling en verstrijkt op 31 december 2026.