Toelichting bij COM(2024)535 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)535 - . |
---|---|
bron | COM(2024)535 |
datum | 08-11-2024 |
Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de ministerraad van de Energiegemeenschap in verband met een aantal handelingen waarvan de vaststelling door dit lichaam gepland staat voor 12 december 2024 op de vergadering in Wenen (Oostenrijk). Voorafgaand aan die vergadering komt op 11 december 2024 de permanente groep op hoog niveau van de Energiegemeenschap (de groep) daar ook bijeen om de in de ministerraad vast te stellen punten te bespreken en goed te keuren.
Daarnaast betreft dit voorstel het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de commissie voor regelgeving van de Energiegemeenschap (ECRB), die naar verwachting een belangrijke herziening van zijn reglement van orde zal vaststellen, onder meer wat besluitvorming en stemprocedure betreft. De ECRB komt op 10 december 2024 bijeen in Athene (Griekenland).
Als laatste bevat dit voorstel ter informatie ook verschillende agendapunten van de ministerraad die niet onder het toepassingsgebied van artikel 218, lid 9, VWEU vallen.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1. Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap
Het doel van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap1 (“het verdrag”) is de totstandbrenging van een stabiel regelgevingskader en marktklimaat en een gemeenschappelijke regelgevingsruimte voor de handel in netenergie waarbij de partijen die geen lid zijn van de EU de overeengekomen delen van het EU-acquis op energiegebied toepassen. Het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap is op 1 juli 2006 in werking getreden. De Europese Unie is partij bij het verdrag2. In het verdrag worden de negen partijen die geen lid zijn van de EU “verdragsluitende partijen” genoemd.
2.2. De ministerraad, de permanente groep op hoog niveau en de ECRB
De ministerraad ziet erop toe dat de in het verdrag genoemde doelstellingen worden verwezenlijkt. Hij bestaat uit een vertegenwoordiger van elk van de verdragsluitende partijen en twee vertegenwoordigers van de EU. Overeenkomstig artikel 47 van het verdrag stelt hij algemene richtsnoeren voor het beleid vast, treft hij maatregelen (besluiten of aanbevelingen) en neemt hij procedurele besluiten aan. Iedere partij heeft één stem en de stemprocedure in de ministerraad verschilt naargelang het behandelde onderwerp. De EU is een van de tien partijen en heeft in voorkomend geval één stem, naargelang het behandelde onderwerp. Overeenkomstig artikel 78 van het verdrag kan de ministerraad alleen maatregelen vaststellen wanneer twee derde van de partijen vertegenwoordigd is. Stemonthoudingen worden niet tot de uitgebrachte stemmen gerekend.
Wat betreft de beoogde handelingen in deel 2.3, punt 1 (artikel 91, lid 1, punt a), van het verdrag) is een gewone meerderheid van stemmen vereist. Wat betreft de beoogde handelingen in deel 2.3, punt 2 (artikel 32, lid 3, van het reglement van orde van de Energiegemeenschap inzake geschillenbeslechting in het kader van het verdrag) is eenparigheid van stemmen van alle partijen vereist. Wat betreft de beoogde handeling in deel 2.3, punt 3 (artikel 83 van het reglement van orde van de Energiegemeenschap voor de vaststelling en uitvoering van de begroting, audits en inspecties; de artikelen 83, 86 en 87 van het verdrag) is een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen vereist, met inbegrip van een positieve stem van de EU.
De groep is een ondersteunend orgaan van de ministerraad. Overeenkomstig artikel 53, punt a), van het verdrag bereidt de groep de werkzaamheden van de ministerraad voor, met inbegrip van zijn agenda en de door de ministerraad vast te stellen handelingen. Ze bestaat uit een vertegenwoordiger per verdragsluitende partij en twee vertegenwoordigers van de EU. De EU heeft één stem. Overeenkomstig artikel 78 van het verdrag kan de groep alleen maatregelen vaststellen wanneer twee derde van de partijen vertegenwoordigd is. Stemonthoudingen worden niet tot de uitgebrachte stemmen gerekend.
De ECRB is een instelling van de Energiegemeenschap. Overeenkomstig artikel 58 van het verdrag adviseert de ECRB de ministerraad en de groep over de details van wettelijke, technische en regelgevende aangelegenheden, doet zij aanbevelingen bij landsgrensoverschrijdende geschillen tussen regelgevers, neemt zij maatregelen indien de ministerraad haar daartoe machtigt, en stelt zij procedurele besluiten vast. De ECRB bestaat uit één vertegenwoordiger van de energieregulator van elke verdragsluitende partij en de EU, die wordt vertegenwoordigd door de Europese Commissie. Wat het beoogde procedurele besluit in deel 2.3 betreft, handelt de ECRB met een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen, met inbegrip van een positieve stem van de EU (de artikelen 83, 86 en 87 van het verdrag).
2.3. De beoogde handelingen van de ministerraad en de ECRB
Dit voorstel voor een besluit krachtens artikel 218, lid 9, VWEU betreft het namens de Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de volgende beoogde handelingen van de ministerraad, die zijn uiteengezet in bijlage 1 bij het voorgestelde besluit van de Raad:
Inhoudsopgave
Besluiten op grond van artikel 91, lid 1, punt a), van het verdrag waarbij voor de volgende zaken een inbreuk op het verdrag wordt vastgesteld:
(a) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Albanië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-5/24;
(b) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Bosnië en Herzegovina van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-6/24;
(c) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Georgië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-7/24;
(d) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Kosovo* van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-8/24;
(e) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Moldavië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-9/24;
(f) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Montenegro van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-10/24;
(g) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Noord-Macedonië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-11/24;
(h) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Servië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-12/24;
(i) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Oekraïne van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-13/24;
(j) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Bosnië en Herzegovina van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-14/24;
(k) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Georgië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-15/24;
(l) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Kosovo* van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-16/24;
(m) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Moldavië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-17/24;
(n) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Montenegro van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-18/24;
(o) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Bosnië en Herzegovina van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-19/24;
(p) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Georgië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-20/24;
(q) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Noord-Macedonië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-21/24;
(r) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Servië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-22/24;
(s) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Albanië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-23/24;
(t) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Bosnië en Herzegovina van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-24/24;
(u) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Georgië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-25/24;
(v) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Kosovo* van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-26/24;
(w) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Moldavië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-27/24;
(x) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Montenegro van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-28/24;
(y) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Noord-Macedonië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-29/24;
(z) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Servië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-2/21.
Benoeming van de leden van het raadgevend comité overeenkomstig artikel 32, lid 3, van Procedureel Besluit 2008/01/MC-EnC betreffende het reglement voor geschillenbeslechting zoals gewijzigd bij Procedureel Besluit 2015/04/MC-EnC;
2.1. Besluit 2024/XX/MC-EnC inzake het verlenen van financiële kwijting aan de directeur van het secretariaat van de Energiegemeenschap.
Dit voorstel voor een besluit krachtens artikel 218, lid 9, VWEU betreft ook het namens de Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de volgende beoogde handeling van de ECRB, die is uiteengezet in bijlage 2 bij het voorgestelde besluit van de Raad:
Procedureel Besluit 2024/01/ECRB-EnC tot wijziging en vervanging van Procedureel Besluit 2007/01/ECRB-EnC tot wijziging van het reglement van orde, zoals gewijzigd.
De beoogde handelingen van de ministerraad en de ECRB hebben in wezen tot doel om de verwezenlijking van de doelstellingen van het verdrag en de werking van het secretariaat van de Energiegemeenschap (ECS) en de ECRB te waarborgen en te vergemakkelijken.
2.2. Overige punten op de agenda van de ministerraad
Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat er, naast de beoogde handelingen in deel 2.3, verschillende punten op de agenda van de ministerraad staan waarover overeenkomstig artikel 80 van het verdrag alleen wordt gestemd door de verdragsluitende partijen:
Besluit 2024/…/MC-EnC tot vaststelling van de lijst van projecten van belang voor de Energiegemeenschap;
Aanbeveling R/2024/…/MC-EnC over de snellere uitrol van projecten op het gebied van hernieuwbare energie en de toepassing van het beginsel “energie-efficiëntie eerst”.
zijn goedkeuring hechten aan het jaarverslag betreffende de activiteiten van de Energiegemeenschap, dat het ECS krachtens artikel 67 van het verdrag aan de ministerraad heeft voorgelegd.
De Commissie is voornemens de goedkeuring van deze punten te steunen.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
3.1. Besluiten op grond van artikel 91, lid 1, punt a), van het verdrag waarbij voor de volgende zaken een inbreuk op het verdrag wordt vastgesteld:
Overeenkomstig artikel 91, lid 1, punt a), van het verdrag kan de ministerraad bij gewone meerderheid vaststellen of er sprake is van een inbreuk door een partij op verplichtingen uit hoofde van titel II van het verdrag, met betrekking tot de omzetting en/of uitvoering van een door de lichamen van de Energiegemeenschap vastgestelde handeling. De geschillenbeslechtingsprocedures zijn opgenomen in titel III, hoofdstuk 1, en titel IV, hoofdstuk 1, van het reglement voor geschillenbeslechting in het kader van het verdrag3.
Zaken betreffende inbreuken op verplichtingen in verband met het integratiepakket voor elektriciteit in de Energiegemeenschap
Negen ontwerpbesluiten in verband met de omzetting van het integratiepakket voor elektriciteit in de Energiegemeenschap4 door alle negen verdragsluitende partijen worden ter goedkeuring aan de ministerraad voorgelegd:
(a) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Albanië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-5/24;
(b) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Bosnië en Herzegovina van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-6/24;
(c) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Georgië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-7/24;
(d) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Kosovo* van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-8/24;
(e) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door de Republiek Moldavië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-9/24;
(f) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Montenegro van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-10/24;
(g) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Noord-Macedonië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-11/24;
(h) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Servië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-12/24;
(i) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Oekraïne van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-13/24.
Bij Besluit 2021/13/MC-EnC van 30 november 20215 en Besluit 2022/03/MC-EnC van 15 december 20226 heeft de ministerraad een pakket rechtshandelingen aangepast aan en vastgesteld door de Energiegemeenschap dat het recentste EU-acquis op het gebied van de elektriciteitsmarkt omvat, hierna het “integratiepakket voor elektriciteit (EIP)” genoemd. Met betrekking tot het EIP heeft de ministerraad ook Procedureel Besluit 2022/01/MC-EnC inzake de bevordering van de regionale integratie van de energiemarkt vastgesteld.
Het EIP heeft tot doel de markten geschikt te maken voor een kostenefficiënte transitie naar schone energie en voor een veilige en betaalbare elektriciteitsvoorziening voor de burgers te zorgen. Overeenkomstig artikel 2 van de Besluiten 2021/13/MC-EnC en 2022/03/MC-EnC van de ministerraad waren de verdragsluitende partijen verplicht het EIP uiterlijk 31 december 2023 in nationale wetgeving om te zetten.
Op 22 januari 2024 heeft het ECS aan alle negen verdragsluitende partijen een inleidende brief gestuurd waarin het hen meedeelde dat de ECS geschillenbeslechtingsprocedures kan inleiden wegens niet-naleving van het verdrag, en met name de omzettingsverplichtingen die voortvloeien uit deze besluiten.
Op 31 januari en 20 februari 2024 hebben Servië, Moldavië en Kosovo* het ECS geïnformeerd over de voorbereiding van nationale rechtshandelingen en dat deze handelingen nog in de ontwerpfase waren.
Het ECS heeft geen antwoord ontvangen van Albanië, Bosnië en Herzegovina, Georgië, Montenegro, Noord-Macedonië en Oekraïne.
Op basis daarvan heeft het ECS op 29 mei 2024 met redenen omklede verzoeken bij de ministerraad ingediend tegen Albanië in zaak ECS-5/24, Bosnië en Herzegovina in zaak ECS-6/24, Georgië in zaak ECS-7/24, Kosovo* in zaak ECS-8/24, de Republiek Moldavië in zaak ECS-9/24, Montenegro in zaak ECS-10/24, Noord-Macedonië in zaak ECS-11/24, Servië in zaak ECS-12/24 en Oekraïne in zaak ECS-13/24, waarin zij concludeerde dat deze verdragsluitende partijen niet hadden voldaan aan de verplichting om de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en uit te voeren om uiterlijk 31 december 2023 aan de Besluiten 2021/13/MC-EnC en 2022/03/MC-EnC te voldoen, overeenkomstig artikel 2 van beide besluiten.
In alle bovenstaande zaken heeft het raadgevend comité van de Energiegemeenschap nog geen advies uitgebracht.
Het namens de Unie in de ministerraad in te nemen standpunt moet dus zijn dat de ontwerpbesluiten moeten worden goedgekeurd, mits het raadgevend comité van de Energiegemeenschap tijdig – d.w.z. vóór de vergadering van de ministerraad – een advies uitbrengt waarin de bevindingen van het ECS worden ondersteund.
Zaken betreffende inbreuken op verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/119/EG
Vijf ontwerpbesluiten met betrekking tot de omzetting van Richtlijn 2009/119/EG7 betreffende aardolieopslag door vijf verdragsluitende partijen worden ter vaststelling aan de ministerraad voorgelegd:
(a) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Bosnië en Herzegovina van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-14/24;
(b) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Georgië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-15/24;
(c) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Kosovo* van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-16/24;
(d) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door de Republiek Moldavië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-17/24;
(e) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Montenegro van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-18/24.
Wat deze zaken betreft, heeft de Energiegemeenschap in 2012 bij Besluit 2012/03/MC-EnC van de ministerraad Richtlijn 2009/119/EG van de Raad houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden in haar acquis communautaire opgenomen. Krachtens artikel 1 van dat besluit waren de verdragsluitende partijen verplicht de richtlijn uiterlijk 1 januari 2023 om te zetten en uit te voeren.
Bosnië en Herzegovina, Georgië, Kosovo*, de Republiek Moldavië en Montenegro hebben niet binnen deze termijn de nodige nationale wetgeving vastgesteld voor die omzetting.
Op 2 februari 2024 heeft de ECS de vijf verdragsluitende partijen een inleidende brief gestuurd, waarin hen werd meegedeeld dat zij bij gebrek aan informatie die de voorlopige conclusies van het ECS betwist, een met redenen omkleed verzoek zou indienen bij de ministerraad wegens niet-nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit Besluit 2012/03/MC-EnC.
Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Moldavië en Georgië hebben geantwoord en het ECS geïnformeerd over hun lopende inspanningen ter omzetting. De door deze verdragsluitende partijen verstrekte informatie heeft de bezwaren van het ECS in zijn brief van 2 februari 2024 echter niet weggenomen. Kosovo* heeft geen antwoord gegeven.
Tot nu toe heeft het ECS alleen van Montenegro en de Republiek Moldavië ontwerpwetgeving ontvangen.
Op basis daarvan heeft het ECS op 12 juli 2024 met redenen omklede verzoeken bij de ministerraad ingediend tegen Bosnië en Herzegovina in zaak ECS-14/24, Georgië in zaak ECS-15/24, Kosovo* in zaak ECS-16/24, de Republiek Moldavië in zaak ECS-17/24 en Montenegro in zaak ECS-18/24, waarin zij concludeerde dat deze verdragsluitende partijen niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen hadden vastgesteld om te voldoen aan Besluit 2012/03/MC-EnC.
In alle bovenstaande zaken heeft het raadgevend comité van de Energiegemeenschap nog geen advies uitgebracht.
Het namens de Unie in de ministerraad in te nemen standpunt moet dus zijn dat de ontwerpbesluiten moeten worden goedgekeurd, mits het raadgevend comité van de Energiegemeenschap tijdig – d.w.z. vóór de vergadering van de ministerraad – een advies uitbrengt waarin de bevindingen van het ECS worden ondersteund.
Zaken van inbreuken op verplichtingen in verband met Verordening (EU) 2017/1938 en Verordening (EU) 2022/1032
Vier ontwerpbesluiten in verband met de omzetting van Verordening (EU) 2017/19388 en Verordening (EU) 2022/10329 worden door vier verdragsluitende partijen ter vaststelling voorgelegd aan de ministerraad:
(a) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Bosnië en Herzegovina van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-19/24;
(b) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Georgië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-20/24;
(c) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Noord-Macedonië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-21/24;
(d) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Servië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-22/24.
Bij Besluit 2021/15/MC-EnC van 30 november 2021 heeft de ministerraad Verordening (EU) 2017/1938 in het acquis communautaire van de Energiegemeenschap opgenomen. Na de aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft de EU Verordening (EU) 2022/1032 vastgesteld, die vervolgens bij Besluit 2022/01/MC-EnC van de ministerraad van 30 september 2022 in het acquis communautaire van de Energiegemeenschap is opgenomen. Beide verordeningen steunen de voorzieningszekerheid in de Energiegemeenschap, een van de belangrijkste doelstellingen van het verdrag.
Overeenkomstig artikel 2, leden 1 en 2, van de Besluiten 2021/15/MC-EnC en 2022/01/MC-EnC van de ministerraad waren de verdragsluitende partijen verplicht de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om te voldoen aan Verordening (EU) 2017/1938, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/1032, en het ECS uiterlijk 1 oktober 2022 daarvan in kennis te stellen.
Bosnië en Herzegovina, Noord-Macedonië en Servië hebben vóór die termijn niet de nodige nationale maatregelen vastgesteld tot omzetting van Verordening (EU) 2017/1938, zoals gewijzigd.
Georgië was niet verplicht Verordening (EU) 2022/1032 binnen die termijn om te zetten, omdat het niet rechtstreeks is aangesloten op het onderling verbonden gassysteem van een andere verdragsluitende partij. Het heeft echter niet de nodige nationale handelingen vastgesteld om te voldoen aan Verordening (EU) 2017/1938.
Op 3 februari 2023 heeft het ECS Servië een gedetailleerde beoordeling toegezonden van de nationale wetswijzigingen die nodig zijn om te voldoen aan de verplichting tot omzetting van Verordening (EU) 2017/1938, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/1032. Op 4 oktober 2023 volgde een andere brief van het ECS.
Op 28 mei 2024 heeft het ECS Bosnië en Herzegovina, Georgië en Noord-Macedonië per brief meegedeeld dat zij op basis van de destijds beschikbare informatie nog niet hadden voldaan aan de verplichting tot omzetting van Verordening (EU) 2017/1938, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/1032.
Voorts heeft het ECS van de bovengenoemde vier verdragsluitende partijen geen informatie ontvangen waaruit blijkt dat zij de nodige maatregelen hebben genomen om aan de desbetreffende verordeningen te voldoen.
Op basis daarvan heeft het ECS op 12 juli 2024 met redenen omklede verzoeken bij de ministerraad ingediend tegen Bosnië en Herzegovina in zaak ECS-19/24, Georgië in zaak ECS-20/24, Noord-Macedonië in zaak ECS-21/24 en Servië in zaak ECS-22/24, waarin zij concludeerde dat deze verdragsluitende partijen niet voldeden aan de verplichting om de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en het ECS daarvan in kennis te stellen.
In alle bovenstaande zaken heeft het raadgevend comité van de Energiegemeenschap nog geen advies uitgebracht.
Het namens de Unie in de ministerraad in te nemen standpunt moet dus zijn dat de ontwerpbesluiten moeten worden goedgekeurd, mits het raadgevend comité van de Energiegemeenschap tijdig – d.w.z. vóór de vergadering van de ministerraad – een advies uitbrengt waarin de bevindingen van het ECS worden ondersteund.
Zaken betreffende inbreuken op verplichtingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2018/2001
Zeven ontwerpbesluiten in verband met de omzetting van Richtlijn (EU) 2018/200110 worden door zeven verdragsluitende partijen ter goedkeuring voorgelegd aan de ministerraad:
(a) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Albanië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-23/24;
(b) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Bosnië en Herzegovina van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-24/24;
(c) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Georgië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-25/24;
(d) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Kosovo* van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-26/24;
(e) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Moldavië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-27/24;
(f) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Montenegro van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-28/24;
(g) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Noord-Macedonië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-29/24.
Als onderdeel van het pakket schone energie heeft de EU Richtlijn (EU) 2018/2001 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen vastgesteld, die vervolgens op EU-niveau is gewijzigd. Richtlijn (EU) 2018/2001 is aangepast aan en vastgesteld door de Energiegemeenschap bij Besluit 2021/14/MC-EnC van de ministerraad van 30 november 2021. Vervolgens is dit besluit bij Besluit 2022/02/MC-EnC van de ministerraad gewijzigd.
In Besluit 2021/14/MC-EnC is bepaald dat elke verdragsluitende partij uiterlijk 31 december 2022 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking moet doen treden om aan Richtlijn (EU) 2018/2001 te voldoen. De verdragsluitende partijen waren met name verplicht de bepalingen van de richtlijn met betrekking tot het verplichte minimumaandeel van 14 % hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie in de vervoerssector tegen 2030 in hun nationale wetgeving om te zetten, waaronder de bepalingen inzake de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria voor biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen, en de omzettingsmaatregelen uiterlijk 31 december 2022 aan het ECS mee te delen.
Het ECS heeft geen informatie ontvangen van Albanië, Bosnië en Herzegovina, Georgië, Kosovo*, de Republiek Moldavië, Montenegro en Noord-Macedonië waaruit blijkt dat deze verdragsluitende partijen nationale maatregelen hebben vastgesteld en uitgevoerd om aan die verplichtingen uit hoofde van de richtlijn te voldoen, noch beschikt het ECS over andere informatie op grond waarvan het kan concluderen dat dergelijke maatregelen zijn genomen.
Voorts heeft het ECS op 21 juni 2024 brieven gestuurd aan de zeven verdragsluitende partijen met het verzoek om uiterlijk 5 juli 2024 een kopie van de wetgeving tot omzetting van de artikelen 25 tot en met 31 van de richtlijn of informatie over de stand van die omzetting in te dienen.
In hun antwoorden hebben Georgië, Kosovo*, de Republiek Moldavië en Montenegro het ECS geïnformeerd over hun lopende inspanningen tot omzetting. Het ECS heeft geen antwoord ontvangen van Albanië, Bosnië en Herzegovina en Noord-Macedonië.
Op basis daarvan heeft het ECS op 12 juli 2024 met redenen omklede verzoeken bij de ministerraad ingediend tegen Albanië in zaak ECS-23/24, Bosnië en Herzegovina in zaak ECS-24/24, Georgië in zaak ECS-25/24, Kosovo* in zaak ECS-26/24, de Republiek Moldavië in zaak ECS-27/24, Montenegro in zaak ECS-28/24 en Noord-Macedonië in zaak ECS-29/24, waarin zij concludeerde dat deze verdragsluitende partijen niet hadden voldaan aan de verplichting om de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en het ECS daarvan in kennis te stellen om aan Besluit 2021/14/MC-EnC te voldoen, overeenkomstig artikel 2, leden 1 en 2.
In alle bovenstaande zaken heeft het raadgevend comité van de Energiegemeenschap nog geen advies uitgebracht.
Het namens de Unie in de ministerraad in te nemen standpunt moet dus zijn dat de ontwerpbesluiten moeten worden goedgekeurd, mits het raadgevend comité van de Energiegemeenschap tijdig – d.w.z. vóór de vergadering van de ministerraad – een advies uitbrengt waarin de bevindingen van het ECS worden ondersteund.
Zaak van inbreuken op verplichtingen in verband met Richtlijn (EU) 2019/944 en Verordening (EU) 2019/943
Tot slot wordt het volgende ontwerpbesluit in verband met de niet-naleving door Servië van Richtlijn (EU) 2019/94411 en Verordening (EU) 2019/94312 ter goedkeuring voorgelegd aan de ministerraad:
(a) Besluit 2024/…/MC-EnC betreffende de niet-naleving door Servië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-2/21.
Zoals vermeld in deel 3.1, punt 1 hierboven, heeft de ministerraad Verordening (EU) 2019/943 en Richtlijn (EU) 2019/944 bij de Besluiten 2022/03/MC-EnC en 2021/13/MC-EnC van de ministerraad als onderdeel van het EIP gewijzigd en vastgesteld.
Artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943 bepaalt dat transmissiesysteembeheerders (TSB’s) de gecoördineerde toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit bevorderen via non-discriminerende marktgeoriënteerde oplossingen, waarvoor constructieve samenwerking tussen naburige beheerders vereist is. Dit houdt onder meer in dat er overeenstemming moet worden bereikt over een mechanisme om de netto-overdrachtscapaciteit (NTC) aan de grens te bepalen. Artikel 16, lid 4, bepaalt dat marktdeelnemers de beschikking krijgen over de maximale capaciteit van de interconnecties op basis van vooraf vastgestelde toewijzingsprocedures.
In artikel 58, punt c), en artikel 59, lid 1, punten b) en u) van Richtlijn (EU) 2019/944 is bepaald dat de nationale regelgevende instantie verplicht is alle redelijke maatregelen te nemen om beperkingen voor handel in elektriciteit op te heffen en ervoor te zorgen dat de TSB’s hun verplichtingen uit hoofde van het recht van de Energiegemeenschap nakomen, waaronder wat betreft grensoverschrijdende kwesties.
Op 18 februari 2021 heeft KOSTT, een in Pristina (Kosovo*) gevestigde TSB, bij het ECS een klacht tegen Servië ingediend. De klager stelde dat Servië via zijn TSB JSC Elektromreza Srbije (EMS) de regels voor de elektriciteitsmarkt van de Energiegemeenschap niet naleeft.
Krachtens de Servische energiewet worden de procedure en de wijze van toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit vastgesteld door zijn TSB in overleg met de naburige TSB’s en goedgekeurd door de nationale regulerende instantie. Op de interconnectielijnen tussen Niš en Kosova B en tussen Kruševac en Podujeva hebben EMS en KOSTT geen overeenstemming bereikt over de wijze waarop de grensoverschrijdende capaciteit moet worden geëvalueerd of toegewezen, en heeft EMS geen waarde toegekend aan de beschikbare interconnectiecapaciteit. Bijgevolg stelt EMS de netto-overdrachtscapaciteit op nul. Zodoende kunnen marktdeelnemers alleen capaciteit via KOSTT bepalen en niet via EMS, wat betekent dat er feitelijk geen capaciteit beschikbaar is voor handel.
In de klacht voerde KOSTT ook aan dat de onbepaalde NTC’s en het gebrek aan capaciteitstoewijzing op de interconnectielijnen hierboven zouden leiden tot hogere prijzen voor grensoverschrijdende capaciteit aan andere regionale grenzen. Dit zou op zijn beurt leiden tot hogere elektriciteitsprijzen voor eindverbruikers in Kosovo* en de naburige Zuidoost-Europese landen en zou verhinderen dat KOSTT potentiële inkomsten uit het congestiebeheersmechanisme op deze interconnectoren kan innen.
De European Federation of Energy Traders heeft dezelfde bezorgdheid geuit en heeft benadrukt dat deze situatie gevolgen zou hebben voor zowel het concurrentievermogen van de groothandelsmarkten voor elektriciteit als de eindgebruikerstarieven in heel Zuidoost-Europa.
Op 21 juli 2022 heeft het ECS Servië een inleidende brief gestuurd waarin het zijn voorlopige standpunt innam dat Servië niet voldeed aan artikel 16, lid 3, en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en de artikelen 36 en 37 van Richtlijn 2009/72/EG, zoals aangepast aan en vastgesteld door de Energiegemeenschap, aangezien er geen commerciële elektriciteitscapaciteit beschikbaar werd gesteld op de interconnectielijnen hierboven omdat zijn TSB en regulerende instantie geen maatregelen troffen. Naar die richtlijn en verordening werd verwezen omdat de verdragsluitende partijen op dat moment nog tot 31 december 2023 de tijd hadden om het EIP, en met name Richtlijn (EU) 2019/944 en Verordening (EU) 2019/943, om te zetten. Servië werd verzocht zijn opmerkingen in te dienen over de feitelijke en juridische punten die in de inleidende brief aan de orde zijn gesteld.
Op 8 september 2022 antwoordde Servië op de inleidende brief van het ECS dat het ECS niet bevoegd was om de desbetreffende kwestie aan te pakken en dat er geen negatieve economische gevolgen waren. Het land uitte ook zijn bezorgdheid over de status van KOSTT en zijn biedzone.
Vanwege het antwoord op de inleidende brief heeft het ECS op 1 maart 2023 een met redenen omkleed advies ingediend. Servië werd verzocht de daarin vastgestelde inbreuken uiterlijk 1 mei 2023 te corrigeren.
Op 28 april 2023 heeft Servië geantwoord op dat met redenen omkleed advies. Het kwam erop neer dat het land zijn eerdere argumenten herhaalde.
Aangezien Servië de vastgestelde inbreuk niet heeft rechtgezet en geen verdere actie heeft ondernomen, heeft het ECS op 12 juli 2024 bij de ministerraad een met redenen omkleed verzoek tegen Servië in zaak ECS-2/21 ingediend. In dit met redenen omkleed verzoek heeft het ECS de argumenten van Servië behandeld en geconcludeerd dat Servië niet heeft voldaan aan Richtlijn (EU) 2019/944 en Verordening (EU) 2019/943, zoals aangepast aan en vastgesteld door de Energiegemeenschap bij Besluit 2022/03/MC-EnC en Besluit 2021/13/MC-EnC.
Het raadgevend comité van de Energiegemeenschap heeft nog geen advies uitgebracht.
Het namens de Unie in de ministerraad in te nemen standpunt moet dus zijn dat het ontwerpbesluit moet worden goedgekeurd, mits het raadgevend comité van de Energiegemeenschap tijdig – d.w.z. vóór de vergadering van de ministerraad – een advies uitbrengt waarin de bevindingen van het ECS worden ondersteund.
3.2. Leden van het raadgevend comité overeenkomstig artikel 32, lid 3, van Procedureel Besluit 2008/01/MC-EnC betreffende het reglement voor geschillenbeslechting zoals gewijzigd bij de Procedurele Besluiten 2015/04/MC-EnC en 2022/03/MC-EnC
De functie van verschillende huidige leden van het raadgevend comité moet worden verlengd tot en met 31 december 2028, zoals die van prof. dr. Verica Trstenjak, die in het raadgevend comité de EU zal vertegenwoordigen. Er moeten nieuwe en plaatsvervangende leden worden benoemd ter vervanging van leden die hun werkzaamheden als lid van het raadgevend comité willen beëindigen.
Het namens de EU in de ministerraad in te nemen standpunt moet zijn dat de voorgestelde verlengingen en benoemingen moeten worden goedgekeurd.
3.3. Besluit 2024/XX/MC-EnC inzake het verlenen van financiële kwijting aan de directeur van het secretariaat van de Energiegemeenschap
Het voorgestelde ontwerpbesluit regelt de financiële kwijting voor 2023 op basis van het auditverslag voor het jaar eindigend op 31 december 2023, de auditverklaring en het verslag van het begrotingscomité.
Het namens de Unie in de ministerraad in te nemen standpunt moet dus zijn dat het ontwerpbesluit betreffende de financiële kwijting aan de directeur van het ECS moet worden goedgekeurd.
3.4. Procedureel Besluit 2024/01/ECRB-EnC tot wijziging en vervanging van Procedureel Besluit 2019/01/ECRB-EnC inzake het reglement van orde van de ECRB
De voorgestelde wijzigingen hebben in wezen tot doel de werkmethoden van de ECRB te verbeteren en te verduidelijken, met name wat betreft interne organisatie, werkgroepen, werkstromen en stemmogelijkheden.
Dit is nodig vanwege de nieuwe regelgevingstaken en besluitvormingsbevoegdheden van de ECRB in het kader van het nieuwe EIP in de Energiegemeenschap, met name Richtlijn (EU) 2019/944 en Verordening (EU) 2019/943 (beide zoals aangepast aan en vastgesteld door de Energiegemeenschap; zie deel 3.1, punt 1 hierboven voor meer informatie). Deze rollen en bevoegdheden komen overeen met die van het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) en gelden voor de negen verdragsluitende partijen en de marktdeelnemers op hun grondgebied. Op verschillende punten is het reglement van orde van ACER als basis gebruikt.
Het namens de Unie in de ministerraad in te nemen standpunt moet dus zijn dat het procedureel besluit tot wijziging en vervanging van het procedureel besluit inzake het reglement van orde van de ECRB moet worden goedgekeurd.
4. Rechtsgrondslag
4.1. Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, VWEU voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de “standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”13.
4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
De ministerraad en de ECRB zijn lichamen die zijn opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het verdrag.
De handelingen die de ministerraad en de ECRB moeten vaststellen, zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen zijn volkenrechtelijk bindend overeenkomstig artikel 76 van het verdrag, op grond waarvan een besluit juridisch bindend is voor degenen tot wie het is gericht, en overeenkomstig artikel 86 van het verdrag, op grond waarvan een procedureel besluit juridisch bindend is voor de instellingen van de Energiegemeenschap en, indien dat in het procedureel besluit is bepaald, voor de partijen.
De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2. Materiële rechtsgrondslag
4.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling waarover namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Indien de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en de inhoud van de beoogde handelingen hebben betrekking op energie en zijn niet in de eerste plaats van fiscale aard. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 194, lid 2, VWEU.
4.3. Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 194, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.