Toelichting bij COM(2024)523 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)523 - .
bron COM(2024)523
datum 06-11-2024
1. Inleiding

1. Dit verslag is gericht aan het Europees Parlement en de Raad in het kader van de handhaving van Verordening (EU) 2022/20651 — de digitaledienstenverordening. In de digitaledienstenverordening zijn geharmoniseerde regels vastgesteld voor aanbieders van tussenhandeldiensten om een veilige, voorspelbare, en betrouwbare onlineomgeving op de interne markt te waarborgen. De verordening voorziet in basisverplichtingen die van toepassing zijn op alle aanbieders van tussenhandeldiensten, alsmede in aanvullende verplichtingen voor aanbieders van hostingdiensten en, meer in het bijzonder, aanbieders van onlineplatforms, zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines. De verordening voorziet ook in een systeem voor toezicht op en handhaving van deze regels door de Commissie en de lidstaten.

2. In de digitaledienstenverordening wordt aan de Commissie de exclusieve bevoegdheid verleend om zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines aan te wijzen en er toezicht op te houden, om zo de verplichtingen van de digitaledienstenverordening met betrekking tot deze aangewezen diensten te handhaven. De Commissie is ook gemachtigd om deskundigheid en capaciteiten te coördineren en ontwikkelen op het niveau van de Unie met betrekking tot het toezicht op systemische en opkomende kwesties in verband met zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines. Bovendien zijn er aan de Commissie extra taken toegewezen die verband houden met de omvang en het intrinsieke grensoverschrijdende en/of pan-Europese bereik van dergelijke aangewezen diensten.

3. Om ervoor te zorgen dat de Commissie wat betreft personeel, deskundigheid en financiële middelen over de nodige middelen beschikt om de toezichthoudende taken doeltreffend uit te voeren, brengt de Commissie krachtens artikel 43 van de digitaledienstenverordening aan elke aanbieder van zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines een jaarlijkse toezichtsvergoeding in rekening, onder de voorwaarden van dat artikel.

4. In artikel 43, lid 7, van de digitaledienstenverordening is voorzien in de jaarlijkse publicatie door de Commissie van een aan het Europees Parlement en de Raad gericht verslag, als een manier om die instellingen verantwoording en transparantie te verschaffen met betrekking tot het optreden van de Commissie in het kader van de digitaledienstenverordening. Dat verslag bevat met name informatie over het totaalbedrag van de in het voorgaande jaar bij aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines in rekening gebrachte toezichtsvergoedingen en over het totaalbedrag van de kosten die door de Commissie zijn gemaakt voor de uitvoering van de taken uit hoofde van deze verordening, zoals vastgesteld in artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie2.

5. Als gevolg van de gespreide start van de toepassing van de digitaledienstenverordening vanaf 16 november 2022, overeenkomstig artikel 93, lid 2, en het systeem voor de inning van toezichtsvergoedingen — zoals uiteengezet in Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie — waarmee de in een bepaald jaar vastgestelde en geïnde toezichtsvergoedingen dienen ter dekking van de kosten van de Commissie voor het volgende jaar, werden de kosten van de periode van 16 november 2022 tot en met 31 december 2023 gefinancierd uit de begroting van de Unie en niet uit een toezichtsvergoeding. Daarom heeft de Commissie tijdens de verslagperiode de middelen gebruikt die het Europees Parlement en de Raad via de begroting van de Unie hebben toegewezen aan de handhaving van de digitaledienstenverordening.

6. Gelet op het bovenstaande biedt dit verslag een overzicht van de kosten die worden gedekt door de begrotingskredieten van de Unie die zijn toegewezen voor de periode van 16 november 2022 tot en met 31 december 2023, en het totaalbedrag van de individuele jaarlijkse toezichtsvergoedingen die in 2023 in rekening zijn gebracht ter dekking van de kosten die de Commissie in 2024 maakt voor de uitvoering van haar taken uit hoofde van de digitaledienstenverordening, overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie.

7. De publicatie van dit verslag vindt plaats na het einde van de uitgavenperiode waarop het verslag betrekking heeft en die liep van 16 november 2022 tot en met 31 december 2023 overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie, hoewel de vaststelling ervan na de in dat artikel vastgestelde uiterste datum van 31 maart 2024 valt als gevolg van de invoering van de nieuwe begrotingsprocessen en interne besluitvormingsprocedures voor de handhaving van de digitaledienstenverordening.

2. Door de Commissie gemaakte kosten voor de uitvoering van haar taken uit hoofde van Verordening (EU) 2022/2065 voor de periode van 16 november 2022 tot en met 31 december 2023

8. De verslagperiode waarop dit verslag betrekking heeft, loopt van het begin van de gedeeltelijke toepassing van de digitaledienstenverordening op 16 november 2022 tot het einde van het eerste boekjaar op 31 december 2023, d.w.z. vóór de beschikbaarheid van de eerste toezichtsvergoeding in het kader van de digitaledienstenverordening.

9. Deze periode kan worden beschouwd als de aanloopfase van de handhaving van de digitaledienstenverordening. Dit omvat de aanwijzing van de eerste 19 zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines in april 2023, de start van de toepassing van hun verplichtingen 4 maanden later, en de aanwijzing van nog eens 3 zeer grote onlineplatforms in december 2023. Het verslag omvat ook de eerste handhavingsmaatregelen inzake desinformatie en de bescherming van minderjarigen, met verschillende verzoeken om informatie aan aanbieders van zeer grote onlineplatforms en de eerste inleiding van formele procedures tegen één dergelijke aanbieder.

10. Gedurende die periode heeft de Commissie de nodige interne structuren opgezet en passende personele, exploitatie- en administratieve middelen toegewezen voor een doeltreffende handhaving van de digitaledienstenverordening en de uitvoering van haar taken. Dit omvat de aanwerving van personeel en gedetacheerde nationale deskundigen die gespecialiseerd zijn in alle werkterreinen waarop de digitaledienstenverordening van toepassing is, de ontwikkeling van de nodige IT-systemen, de uitvoering van onderzoek met het oog op kennisvergaring en het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten met relevante instanties voor capaciteitsopbouw.

11. Wat personele middelen betreft, onderging de afdeling van de Commissie binnen het directoraat-generaal Communicatienetwerken, Inhoud en Technologie (DG CNECT) die belast is met de uitvoering en handhaving van de digitaledienstenverordening, een herstructurering die in juni 2023 werd voltooid. De bestaande en nieuw gecreëerde functies en taken werden herverdeeld over één directoraat (directoraat F). Binnen dit directoraat zijn drie eenheden verantwoordelijk voor de handhaving van de digitaledienstenverordening: een ervan is belast met toezichtstaken met betrekking tot aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines; een andere eenheid zorgt voor coördinatie, naleving van de regelgeving en de betrekkingen met de lidstaten, en ondersteunt de Europese Raad voor digitale diensten; een derde eenheid levert technologische en economische expertise.

12. De kosten die de Commissie tijdens de verslagperiode heeft gemaakt voor de uitvoering van haar taken uit hoofde van de digitaledienstenverordening, werden gefinancierd uit oorspronkelijke kredieten die door het Europees Parlement en de Raad zijn goedgekeurd voor de algemene begroting van de Unie voor 20233.

2. Totale kosten

8. De totale kosten die de Commissie heeft gemaakt voor alle handhavingstaken in het kader van de digitaledienstenverordening, met inbegrip van de in artikel 43, lid 2, van de digitaledienstenverordening4 bedoelde taken en andere taken die tijdens de verslagperiode overeenkomstig andere artikelen van de digitaledienstenverordening zijn uitgevoerd, per kostencategorie, zijn de volgende5:

Totale gemaakte kosten26,87 miljoen EUR
Uitgaven voor personele middelen8,06 miljoen EUR
Exploitatiekosten en administratieve uitgaven18,80 miljoen EUR

2. Kosten voor taken in verband met artikel 43, lid 2, van de digitaledienstenverordening

8. Binnen het totaalbedrag van de kosten zijn de specifieke uitgaven die de Commissie in de verslagperiode heeft gedaan voor de uitvoering van de in artikel 43, lid 2, van de digitaledienstenverordening bedoelde taken, als volgt:

Kosten voor taken in verband met artikel 43, lid 2, van de digitaledienstenverordening26,14 miljoen EUR
Uitgaven voor personele middelen7,38 miljoen EUR
Exploitatiekosten en administratieve uitgaven

Institutionele administratieve overeenkomsten

IT-uitgaven (inclusief deskundigen)

Onderzoek en evenementen
18,76 miljoen EUR

15,03 miljoen EUR

3,33 miljoen EUR

0,39 miljoen EUR
9. De verschillen in de kosten voor alle handhavingstaken in het kader van de digitaledienstenverordening en voor alleen de in artikel 43, lid 2, van de digitaledienstenverordening bedoelde taken worden als volgt verklaard:

a. de variatie in de uitgaven voor personele middelen van 0,68 miljoen EUR is toe te schrijven aan de uitvoering van taken zoals toezicht op nationale structuren, algemene beleidsadviezen en andere regelgevende taken;

b. de variatie in de exploitatiekosten en administratieve uitgaven van 0,03 miljoen EUR is toe te schrijven aan de organisatie van vergaderingen van de deskundigengroep van de Commissie inzake de digitaledienstenverordening en een studie over transparantierapportage.

2. Elementen gebruikt voor de berekening van de kosten in verband met artikel 43, lid 2, van de digitaledienstenverordening

8. Wat de personele middelen betreft, hebben de in punt 11 hierboven bedoelde herstructurerings- en aanwervingsprocedures in 2023 geleid tot een toename van ongeveer 137 % van het personeel dat volledig wordt ingezet voor de handhaving van de digitaledienstenverordening6. In maart 2023 bestond het team voor de handhaving van de digitaledienstenverordening uit 29 personeelsleden, en dat werd in september 2023 verhoogd tot 58, toen de verplichtingen die werden opgelegd aan de aanbieders van de eerste groep van aangewezen zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines van toepassing werden. In december 2023 telde het team voor de handhaving van de digitaledienstenverordening 69 personeelsleden.

Maart 202329
September 202358
December 202369


8. In het kader van dit verslag zijn de uitgaven voor personele middelen jaarlijks berekend op basis van de gemiddelde jaarlijkse kosten per voltijdequivalent (“vte”), met inbegrip van een evenredig aandeel in de gemiddelde exploitatiekosten en de verschuldigde sociale bijdragen voor die personele middelen, overeenkomstig artikel 2, lid 2, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie7. De in punt 16 genoemde gespreide aanwervingsprocedure resulteerde in een lager jaarlijks gemiddeld aantal vte’s van ongeveer 36 (waaronder 25 ambtenaren, 8 arbeidscontractanten en 3 gedetacheerde nationale deskundigen) voor een totaalbedrag van 7,38 miljoen EUR8. Het verschil tussen de 36 vte’s in de verslagperiode en het totale aantal van 69 personeelsleden aan het eind van 2023 is toe te schrijven aan het feit dat voor de berekening van de kosten alleen rekening is gehouden met de daadwerkelijk aan de in artikel 43, lid 2, van de digitaledienstenverordening bedoelde toezichthoudende taken bestede tijd per personeelslid, en dat een aanzienlijk aantal personeelsleden in de tweede helft van 2023 tot DG CNECT is toegetreden.

18. Wat de exploitatiekosten en administratieve uitgaven betreft, wordt bij de berekening rekening gehouden met de exploitatiekosten en administratieve kosten zoals beschreven in artikel 2, lid 2, punt b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie en de niet-limitatieve lijst van posten in bijlage I bij die gedelegeerde verordening in de periode van 16 november 2022 tot en met 31 december 2023, die nodig zijn voor de uitvoering van de in artikel 43, lid 2, van de digitaledienstenverordening bedoelde taken. Deze kosten omvatten onder meer onderzoek, samenwerkingsovereenkomsten en IT-uitgaven. De totale exploitatiekosten en administratieve uitgaven in de verslagperiode bedragen 18,76 miljoen EUR.

19. De intra-institutionele overeenkomsten (15,03 miljoen EUR) omvatten een overeenkomst inzake dienstverleningsniveau en een administratieve overeenkomst tussen DG CNECT en het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek met betrekking tot risicobeoordeling en algoritmische expertise, die van essentieel belang zijn voor de toezichthoudende taken van de Commissie als bedoeld in artikel 43, lid 2, van de digitaledienstenverordening.

20. De IT-uitgaven (3,33 miljoen EUR) hebben voornamelijk betrekking op de ontwikkeling van het IT-ondersteuningssysteem, dat van essentieel belang is voor de informatie-uitwisseling, overeenkomstig artikel 85 van de digitaledienstenverordening. Voorts werden uitgaven besteed aan de aankoop van gespecialiseerde softwarelicenties voor invoerings- en handhavingselementen van de digitaledienstenverordening. Er zijn begeleidende investeringen gedaan in operationele contracten voor IT-deskundigen, IT-ontwikkeling en technologische uitrusting, gericht op een verbetering van de operationele capaciteiten in verband met toezichthoudende taken in het kader van de digitaledienstenverordening.

21. Tot slot zijn extra middelen (0,39 miljoen EUR) uitgetrokken voor onderzoek en evenementen, met name een evenement voor belanghebbenden in het kader van de digitaledienstenverordening, opleidingssessies voor deskundigen voor personeel met het oog op de ontwikkeling van expertise op het gebied van toezicht en een studie over inhoud voor volwassenen.

2. Overschot of tekort

18. Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie worden de kosten die zijn betaald uit de oorspronkelijke kredieten die door het Europees Parlement en de Raad voor de algemene begroting van de Unie voor 2023 zijn goedgekeurd, niet in aanmerking genomen voor het in artikel 8, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie bedoelde saldo (overschot of tekort). Aangezien alle in de periode van 16 november 2022 tot en met 31 december 2023 gemaakte kosten zijn gefinancierd uit de oorspronkelijke kredieten die door het Europees Parlement en de Raad voor de algemene begroting van de Unie voor 2023 zijn goedgekeurd, is er geen overschot of tekort overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie.

3. Totaalbedrag van de in 2023 in rekening gebrachte toezichtsvergoedingen

18. In artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie is bepaald dat de te ramen kosten voor de in jaar n in rekening gebrachte toezichtsvergoedingen moeten worden bepaald met inachtneming van alle door de Commissie in te zetten personele middelen en andere exploitatiekosten en administratieve uitgaven in verband met de uitvoering van de in artikel 43, lid 2, van de digitaledienstenverordening bedoelde taken in het jaar n+1.

19. In artikel 43, lid 6, van de digitaledienstenverordening is bepaald dat de individuele jaarlijkse toezichtsvergoedingen die krachtens artikel 43, lid 1, van de digitaledienstenverordening aan elke aanbieder van zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines in rekening worden gebracht, externe bestemmingsontvangsten vormen overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad9.

20. De geraamde totale externe bestemmingsontvangsten uit de toezichtsvergoedingen die eind 2023 voor het begrotingsjaar 2024 moeten worden geïnd, zijn opgenomen in het werkdocument, deel V, bij het ontwerp van algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 202410 overeenkomstig artikel 41, lid 8, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. Het overzicht van de elementen die in aanmerking zijn genomen voor de raming van het bedrag van de externe bestemmingsontvangsten uit de toezichtsvergoeding, op basis van de uitgavenramingen voor 2024, is op 30 juni 2023 gepubliceerd en bevat een gedetailleerd overzicht van de elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij de raming van de in 2023 in rekening gebrachte heffingen11. In dit verband moet worden opgemerkt dat deze raming geen kosten omvatte die reeds waren gemaakt of gepland in de periode van 16 november 2022 (begindatum van de verslagperiode) tot en met 31 december 2023, aangezien alle kosten voor die periode reeds werden gedekt door de oorspronkelijke kredieten die door het Europees Parlement en de Raad voor de algemene begroting van de Unie voor 2023 waren goedgekeurd, zoals bepaald in artikel 9, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie. Het bedrag van de in 2023 in rekening gebrachte toezichtsvergoedingen dekt derhalve geen uitgaven die de Commissie heeft gedaan om haar toezichthoudende taken in de Unie in de periode van 16 november 2022 tot en met 31 december 2023 daadwerkelijk uit te voeren.

21. Overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie vermeldt de Commissie in dit verslag het totaalbedrag van de toezichtsvergoedingen die per aanbieder van de aangewezen dienst(en) in rekening zijn gebracht, alsmede de dag van respectieve betalingen, ontbrekende of niet-tijdige betaling, lopende gerechtelijke procedures in verband met de in artikel 6, lid 4, bedoelde uitvoeringsbesluiten en in artikel 7, lid 2, bedoelde invorderingsprocedures in verband met de in rekening gebrachte toezichtsvergoedingen, op de dag van voltooiing van het verslag.

22. Het totaalbedrag aan toezichtsvergoedingen dat eind 2023 in rekening werd gebracht om de kosten van de Commissie in 2024 te dekken, bedroeg 45 243 000 EUR. Alle aanbieders die moesten betalen, betaalden de vergoeding tussen 13 december 2023 en 2 januari 2024. Er hoeven geen ontbrekende of achterstallige betalingen te worden gerapporteerd met betrekking tot de toezichtsvergoedingen die in 2023 in rekening zijn gebracht bij aanbieders van (een) aangewezen dienst(en).

23. Op de dag van voltooiing van het verslag lopen er twee gerechtelijke procedures met betrekking tot de in artikel 6, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie bedoelde uitvoeringsbesluiten die respectievelijk gericht zijn aan de aanbieder van de aangewezen diensten Facebook en Instagram (zaak T-55/24) en aan de aanbieder van TikTok (zaak T-58/24).

24. Er lopen geen invorderingsprocedures als bedoeld in artikel 7, lid 2, van die gedelegeerde verordening van de Commissie met betrekking tot de in rekening gebrachte toezichtsvergoedingen.


1 Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2022/2065/oj).

2 Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie van 2 maart 2023 tot aanvulling van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad met de uitvoerige methodologieën en procedures voor de toezichtsvergoedingen die de Commissie in rekening brengt aan aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines (PB L 149 van 9.6.2023, blz. 16, ELI: data.europa.eu/eli/reg_del/2023/1127/oj).

3 Voordat de eerste toezichtsvergoedingen in het kader van de digitaledienstenverordening werden geïnd, werden sommige exploitatiekosten volgens het werkprogramma gedekt door het programma Digitaal Europa. De statutaire personeelskosten werden gedekt door begrotingsonderdeel 7 van de algemene begroting van de EU.

4 Artikel 43, lid 2, van de digitaledienstenverordening heeft betrekking op kosten in verband met de aanwijzing krachtens artikel 33, de opzet, het onderhoud en de exploitatie van de databank krachtens artikel 24, lid 5, en het informatie-uitwisselingssysteem krachtens artikel 85, voor doorverwijzingen krachtens artikel 59, voor de ondersteuning van de digitaledienstenraad krachtens artikel 62 en voor de toezichthoudende taken krachtens artikel 56 en afdeling 4 van hoofdstuk IV.

5 De cijfers in dit document worden gerapporteerd in miljoen EUR, met twee decimalen, zonder toepassing van afrondingstechnieken. Daarom komen sommige totalen mogelijk niet overeen met de som van de afzonderlijke cijfers in het verslag.

6 In deze verwijzing naar personeel dat zich volledig bezighoudt met de handhaving van de digitaledienstenverordening is geen rekening gehouden met andere diensten van de Commissie dan DG CNECT, die steun verlenen op specifieke gebieden van de handhaving van de digitaledienstenverordening, maar alleen met die personeelsleden die tot taak hebben specifieke delen van de digitaledienstenverordening te handhaven.

7 De toepasselijke gemiddelde kosten per vte worden jaarlijks door het directoraat-generaal Begroting (DG BUDG) berekend in het kader van de opstelling van de financiële memoranda en terugboekingen. Deze gemiddelde kosten voor het jaar 2023 bedroegen 171 000 EUR voor ambtenaren, 91 000 EUR voor arbeidscontractanten en 93 000 EUR voor gedetacheerde nationale deskundigen, terwijl zij voor het jaar 2022 neerkwamen op 157 000 EUR voor ambtenaren, 85 000 EUR voor arbeidscontractanten en 88 000 EUR voor gedetacheerde nationale deskundigen. Deze cijfers zijn verhoogd met de toepasselijke voorziening voor sociale bijdragen (25,4 %) en omvatten de gemiddelde exploitatiekosten pro capita (zoals gebouwen en IT-kosten).

8 De gerapporteerde kosten voor personele middelen zouden aanzienlijk hoger zijn geweest indien de 69 in december 2023 in dienst zijnde personeelsleden gedurende het hele jaar 2023 in dienst waren geweest. De totale personeelskosten zouden dan ongeveer 10,4 miljoen EUR hebben bedragen. Voor de berekening van de gerapporteerde vte’s heeft de Commissie echter alleen rekening gehouden met het percentage gewerkte tijd per personeelslid in verhouding tot het aantal in het jaar gewerkte dagen, wat uitkomt op 7,38 miljoen EUR.

9 Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2018/1046/oj).

10 COM(2023) 300, blz. 86 (enige post van de begrotingsonderdelengroep “1.02OTH” Andere acties).

11 Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Overview of elements accounted for the estimation of the amount of external assigned revenues stemming from the supervisory fee pursuant to Article 6(1) of Commission Delegated Regulation (EU) 2023/1127”, SWD(2023) 242 final van 30.6.2023 (https://digital-strategy.ec.europa.eu/en/library/dsa-overview-elements-accounted-estimation-amount-external-assigned-revenues-stemming-supervisory).

NL NL