Toelichting bij COM(2024)481 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)481 - .
bron COM(2024)481
datum 17-10-2024
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Op 22 april 2021 is de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie, enerzijds, en de regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds, ondertekend en conform artikel 15 van die overeenkomst voorlopig van toepassing geworden. De overeenkomst is vanaf de datum van voorlopige toepassing ervan zes jaar lang geldig en kan stilzwijgend worden verlengd met telkens zes jaar en is dus nog steeds van kracht. Conform artikel 13 van het huidige vierjarige uitvoeringsprotocol bij de overeenkomst is het vanaf het moment van ondertekening ervan op 22 april 2021 voorlopig toegepast en verstrijkt het na vier jaar, op 21 april 2025.

Op 13 juni 2024 machtigde de Raad de Commissie om onderhandelingen te openen over een nieuw protocol bij de overeenkomst (hierna “het nieuwe protocol” genoemd).

Op basis van onderhandelingsrichtsnoeren1 voerde de Commissie vervolgens onderhandelingen met de regering van Groenland over de sluiting van een nieuw uitvoeringsprotocol bij de overeenkomst. Het doel daarvan is dat vaartuigen van de Unie toegang krijgen tot de visserijzone van Groenland en er mogen vissen op demersale soorten (kabeljauw, roodbaars, heilbot, garnalen, grenadiervis) en kleine pelagische soorten (lodde). Ter afronding van deze onderhandelingen werd op 20 september 2024 het nieuwe uitvoeringsprotocol geparafeerd. Het nieuwe protocol heeft een looptijd van zes jaar, die ingaat op de in artikel 12 ervan vastgelegde datum van voorlopige toepassing.

Met het nieuwe protocol worden aan vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden in de visserijzones in de wateren van Groenland toegekend overeenkomstig wetenschappelijk advies en de aanbevelingen van de desbetreffende regionale organisaties voor visserijbeheer (NAFO, NEAFC). Het nieuwe protocol voorziet in de volgende vangstmogelijkheden:

1.

Kabeljauw in de ICES-deelgebieden II, V, XII en XIV: 2 050 ton per jaar


Pelagische roodbaars (REB) in de ICES-deelgebieden XII en XIV en in NAFO 1F: 0 ton per jaar

Demersale roodbaars (RED) in de ICES-deelgebieden II, V, XII en XIV: 2 100 ton per jaar

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot in NAFO-deelgebied 1, ten zuiden van 68° NB: 1 900 ton per jaar

2.

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot in de ICES-deelgebieden II, V, XII en XIV: 4 775 ton per jaar


Noordse garnaal in NAFO-deelgebied 1: 2 431 per jaar

Noordse garnaal in de ICES-deelgebieden II, V, XII en XIV: 4 150 per jaar

Lodde in de ICES-deelgebieden II, V, XII en XIV: 13 000 ton per jaar

Makreel in de ICES-deelgebieden II, V, XII en XIV: 0 ton per jaar

De vangstmogelijkheden voor pelagische roodbaars zijn vastgesteld op 0 ton vanwege het negatieve wetenschappelijk advies over de bestandssituatie. Voor makreel geldt hetzelfde vanwege het ontbreken van een regionale verdelingsregeling.

Voorts wordt beoogd om in het belang van beide partijen de samenwerking tussen de Unie en Groenland te versterken door uitvoering te geven aan het partnerschapskader van de overeenkomst voor de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid en een verantwoorde exploitatie van de visserijbestanden in de wateren van Groenland.

Doel van dit voorstel is dat de Raad machtiging verleent voor de ondertekening en voorlopige toepassing van het nieuwe protocol.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het nieuwe protocol bij de overeenkomst heeft vooral tot doel een geactualiseerd kader te bieden waarin rekening wordt gehouden met de prioriteiten van het hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid en met de externe dimensie. Op basis daarvan kan het strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en Groenland worden voortgezet en versterkt.

Het nieuwe protocol voorziet in vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie. Het berust op de beste beschikbare wetenschappelijke adviezen en op de aanbevelingen van de NAFO, de NEAFC en de ICES.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De onderhandelingen over een nieuwe partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij en het bijbehorende uitvoeringsprotocol passen in het kader van het externe optreden van de EU ten aanzien van landen en gebieden overzee (LGO’s).

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag is het VWEU, meer bepaald artikel 43, lid 2, waarin het gemeenschappelijk visserijbeleid is vastgesteld, en artikel 218, lid 5, waarin is bepaald dat de Raad op voorstel van de onderhandelaar besluiten vaststelt waarbij machtiging wordt verleend tot de ondertekening van overeenkomsten tussen de Unie en derde landen en, indien nodig, tot de voorlopige toepassing ervan vóór de inwerkingtreding ervan.

Overeenkomstig de Verdragen is het aan de Commissie om te zorgen voor de ondertekening van het protocol, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, punt d), VWEU. Daarom is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel staat in verhouding tot de in artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgelegde doelstelling om een juridisch, ecologisch, economisch en sociaal bestuurskader voor visserijactiviteiten van vaartuigen van de Unie in wateren van derde landen tot stand te brengen. Het is in overeenstemming met die bepalingen en met de bepalingen van artikel 32 van diezelfde verordening over financiële steun aan derde landen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In 2024 heeft een onafhankelijke consultant in opdracht van de Commissie een evaluatiestudie ex post en ex ante verricht1. Op basis van deze evaluatiestudie heeft de Commissie een ex-postevaluatie van het huidige uitvoeringsprotocol en een ex-ante-evaluatie van mogelijke toekomstopties verricht. De conclusies van deze evaluaties zijn vermeld in een werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD)2.

In de ex-postevaluatie van het werkdocument concludeert de Commissie dat het huidige uitvoeringsprotocol de doelstellingen ervan al met al doeltreffend heeft verwezenlijkt, ondanks enkele verbeterpunten. In dit verband blijft de vloot van de Unie geïnteresseerd in toegang tot de visserijgebieden van Groenland met het oog op de toepassing van vangststrategieën binnen een meerjarig kader, waarbij de vangstmogelijkheden van de vloot van de Unie enige aanpassing behoeven op grond van wetenschappelijk advies. Wat de sectorale steun betreft, concludeert de Commissie dat de voor sectorale steun bestemde middelen hebben geleid tot i) een versterking van de wetenschappelijke, administratieve en onderzoekscapaciteit van Groenland en ii) een betere oceaangovernance in Groenland.

In de ex-ante-evaluatie van het werkdocument concludeert de Commissie dat de onderhandelingen over een nieuw uitvoeringsprotocol, met enkele aanpassingen, in het belang zijn van zowel de Unie als Groenland. Voor de regering van Groenland betekenen de onderhandelingen over een nieuw uitvoeringsprotocol dat zij haar samenwerking met de Unie voor een versterkte oceaangovernance kan voortzetten dankzij de speciale middelen voor sectorale steun binnen een meerjarig kader.

Het is van belang dat de Unie een instrument behoudt dat nauwe sectorale samenwerking mogelijk maakt met een land dat een belangrijke partner is, visserijproducten aan de Unie levert, vangstmogelijkheden biedt die gebruikt worden voor een uitruil met andere Noord-Europese landen (Noorwegen), en een belanghebbende op het internationale toneel is met visgronden die van belang zijn voor de vloot van de Unie.

Raadplegingen van belanghebbenden

In het kader van de evaluatie is overlegd met de lidstaten, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en internationale middenveldorganisaties, alsook met de visserijautoriteiten en het maatschappelijk middenveld van Groenland. Ook heeft overleg plaatsgevonden in het kader van de adviesraad voor de volle zee. Uit dat overleg is gebleken dat het in het belang van de Europese Unie en Groenland is om een instrument voor een diepgaande sectorale samenwerking te handhaven dat mogelijkheden biedt inzake meerjarenfinanciering voor Groenland. Voor de rederijen van de Unie is het van belang om via een overeenkomst in de visserijsector toegang te houden tot een belangrijke visserijzone.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Overeenkomstig artikel 31, lid 10, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft de Commissie voor de ex-post-evaluatie en de ex-ante-evaluatie een beroep gedaan op een onafhankelijke consultant.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

- Grondrechten

Het uitonderhandelde protocol bevat een clausule waarin is vastgelegd wat de gevolgen zijn van schendingen van essentiële mensenrechten die zijn vastgelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in de Verklaring over de rechten van inheemse volken van de Verenigde Naties (Undrip).

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De jaarlijkse financiële tegenprestatie van de Europese Unie bedraagt 17 296 857 EUR, berekend op basis van:

a) een bedrag op jaarbasis voor de toegang tot de visserijbestanden voor de in het protocol genoemde categorieën. Dit bedrag is voor de duur van het protocol vastgesteld op 14 096 857 EUR;

b) steun voor de ontwikkeling van het sectorale visserijbeleid van Groenland ten bedrage van 3 200 000 EUR per jaar voor de duur van het protocol. Deze steun beantwoordt aan de doelstellingen van het Groenlandse nationale beleid inzake duurzaam beheer van de maritieme visserijbestanden gedurende de hele looptijd van het protocol.

Deze steun beantwoordt aan de doelstellingen van samenwerking op het gebied van duurzame exploitatie van visserijbestanden, de aquacultuur, de duurzame ontwikkeling van de oceanen, de bescherming van het mariene milieu en de blauwe economie.

Het jaarlijkse bedrag van de vastleggings- en betalingskredieten wordt in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure vastgesteld, onder meer voor de reservelijn voor protocollen die bij het begin van het jaar nog niet in werking zijn getreden1.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De monitoringregelingen zijn vervat in de PODV en in het nieuwe protocol.