Toelichting bij COM(2024)325 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)325 - . |
---|---|
bron | COM(2024)325 |
datum | 27-08-2024 |
Dit besluit heeft betrekking op de beschikbaarstelling, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2012/20021 van de Raad (“de SFEU-verordening”), van een bedrag van 1 028 541 689 EUR uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (“het SFEU”) voor het verlenen van steun aan Italië, Slovenië, Oostenrijk, Griekenland en Frankrijk naar aanleiding van natuurrampen (overstromingen) die zich in 2023 in die landen hebben voorgedaan.
Deze beschikbaarstelling gaat vergezeld van Besluit nr. 08/2024, waarin wordt voorgesteld een bedrag van 796 760 300 EUR van de reserve voor Europese solidariteit ( de “ESR”) naar het operationele begrotingsonderdeel van het SFEU over te dragen, in de vorm van vastleggings- en betalingskredieten. Naast de overgedragen kredieten uit de ESR reserve, wordt deze beschikbaarstelling gefinancierd door gebruik te maken van een bedrag van 37 073 004 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten dat reeds in de algemene begroting van de EU voor 2024 is opgenomen, en 194 708 385 EUR aan kredieten van de algemene begroting van de EU voor 2023 die reeds als voorschotten zijn betaald, overeenkomstig artikel 4 bis van de SFEU-verordening.
2. Informatie en voorwaarden
2.1 Italië – grote ramp: overstromingen in de regio Emilia-Romagna
Tussen 1 en 17 mei 2023 kreeg de Italiaanse regio Emilia-Romagna te maken met extreem hevige regenval, wat tot overstromingen heeft geleid.
Hierop heeft Italië financiële steun uit het SFEU aangevraagd.
1) Op 24 juli 2023 heeft Italië een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in mei 2023.
2) Italië heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 1 mei 2023 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.
3) De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.
4) De Italiaanse autoriteiten ramen de totale directe schade van de ramp op 8,5 miljard EUR. Dit bedrag overschrijdt de drempel voor “grote natuurrampen” voor Italië, die in 2023 was vastgesteld op 3,8 miljard EUR. De ramp kan derhalve worden aangemerkt als een “grote natuurramp” in de zin van artikel 2, lid 2, van de SFEU-verordening.
5) De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
6) Italië heeft overeenkomstig artikel 4 bis van de SFEU-verordening verzocht om betaling van een voorschot op de verwachte bijdrage. Op basis van de voorlopige beoordeling heeft de Commissie geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor uitkering van een voorschot uit het SFEU was voldaan. Daarom is bij Uitvoeringsbesluit C(2023) 7823 van de Commissie van 13 november 2023 een voorschot van 94 708 385 EUR toegekend. Het voorschot is op 29 november 2023 aan Italië betaald.
7) Tussen 1 en 17 mei 2023 is de Italiaanse regio Emilia-Romagna getroffen door hevige regenval en overstromingen. De ramp trof zeven provincies in het centrale en oostelijke deel van de regio, met extreem hevige regenval en woeste stromen, met name in heuvel- en bergachtige gebieden. In totaal viel er tussen de 200 en 500 mm regen. De daaropvolgende overstromingen hadden ernstige gevolgen. Naast de grote economische verliezen door de verwoesting van infrastructuur en de schade aan publieke en particuliere goederen zijn 14 mensen om het leven gekomen. De extreme weersomstandigheden veroorzaakten meer dan 1500 aardverschuivingen, die grote schade toebrachten aan wegen, gebouwen, netwerkinfrastructuur en waterlopen.
8) De Italiaanse autoriteiten hebben hulp aangevraagd via het Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM). Italië heeft vier pompen met een hoog debiet aangevraagd. Na de activering van het UCPM hebben Slowakije, Slovenië, Frankrijk en België steun verleend in de overstroomde gebieden. De Europese systemen van Copernicus voor snelle inkaartbrenging en risico en herstel bij rampen en het nationale ASI-COSMO-Skymed systeem zijn geactiveerd om de getroffen gebieden in kaart te brengen.
9) Italië heeft de kosten voor nood- en herstelactiviteiten die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening subsidiabel zijn, op 681,8 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op de veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op maatregelen ter bescherming van cultureel erfgoed en bedraagt meer dan 293,7 miljoen EUR. Het op één na grootste deel van de kosten heeft betrekking op het herstel van de werking van de infrastructuur en de installaties op het gebied van energie- en watervoorzieningen, afvalwatersystemen, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs en bedraagt 220,5 miljoen EUR. Het op twee na grootste deel van de kosten heeft betrekking op opruimwerkzaamheden in het geteisterde gebied en bedraagt 85,7 miljoen EUR. Het op drie na grootste deel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten en bedraagt 82,0 miljoen EUR.
10) Italië heeft Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (“Richtlijn 2007/60/EG”)2 omgezet bij wetsbesluit nr. 49 van 23 februari 2010. In wetsbesluit nr. 49/2010 is bepaald dat overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten moeten worden vastgesteld voor gebieden die op grond van diezelfde wetgeving zijn afgebakend.
11) Op de datum van de aanvraag, liepen tegen Italië geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.
12) De Italiaanse autoriteiten hebben niet aangegeven dat de subsidiabele kosten door verzekeringen werden gedekt.
2.2 Slovenië – grote ramp: overstromingen
Tussen 3 en 6 augustus 2023 is Slovenië getroffen door hevige regenval, wat in het hele land tot overstromingen heeft geleid.
Hierop heeft Slovenië financiële steun uit het SFEU aangevraagd.
1) Op 20 oktober 2023 heeft Slovenië een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in augustus 2023.
2) Slovenië heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 4 augustus 2023 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.
3) De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.
4) De Sloveense autoriteiten ramen de totale directe schade veroorzaakt door de ramp op bijna 10,0 miljard EUR. De Commissie heeft 7,3 miljard euro als plausibele totale directe schade aanvaard. Dit bedrag overschrijdt de drempel van 0,6 % van het bruto nationaal inkomen voor Slovenië voor een “grote natuurramp”, namelijk 308,8 miljoen EUR in 2023. De ramp kan derhalve worden aangemerkt als een “grote natuurramp” in de zin van artikel 2, lid 2, van de SFEU-verordening.
5) De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
6) Slovenië heeft overeenkomstig artikel 4 bis van de verordening verzocht om betaling van een voorschot op de verwachte bijdrage. Op basis van de voorlopige beoordeling heeft de Commissie geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor uitkering van een voorschot uit het SFEU was voldaan. Daarom is bij Uitvoeringsbesluit C(2023) 8168 van de Commissie van 23 november 2023 een voorschot van 100 miljoen EUR toegekend. Het voorschot is op 11 december 2023 aan Slovenië betaald.
7) Tussen 3 en 6 augustus 2023 heeft een sterk lagedruksysteem tot hevige regenval geleid. Hevige regenval en stortregens hebben grootschalige overstromingen, aardverschuivingen en modderstromen veroorzaakt. In Noord-Slovenië viel de meeste neerslag, namelijk tot 150-200 mm. De overstromingen waren uitzonderlijk omdat de drie grootste Sloveense rivieren buiten hun oevers traden. Door de hoge waterstanden werden wegen, bruggen, de watervoorziening, riolering, elektriciteit, talloze huizen, stedelijke gebieden en landbouwgrond verwoest.
8) De Sloveense autoriteiten hebben hulp aangevraagd via het UCPM, het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (ERCC) en van de NAVO via het Coördinatiecentrum voor de Euro-Atlantische Rampenbestrijding (EADRCC). Twaalf EU-lidstaten en een aantal derde landen hebben hulp aangeboden.
9) Slovenië heeft de kosten voor nood- en herstelactiviteiten die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de verordening subsidiabel zijn, op 6 786,0 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten heeft betrekking op het herstel van de werking van de infrastructuur en de installaties op het gebied van watervoorzieningen, afvalwatersystemen, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs en bedraagt 5 089,0 miljoen EUR. Het op één na grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op opruimwerkzaamheden in het geteisterde gebied en bedraagt 853,2 miljoen EUR. Het op twee na grootste deel van de kosten heeft betrekking op de veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op maatregelen ter bescherming van cultureel erfgoed en bedraagt 816,2 miljoen EUR. Het op drie na grootste deel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten en bedraagt 27,2 miljoen EUR.
10) Slovenië heeft Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad in 2008 omgezet in de Sloveense Waterwet (artikel 1, lid 4, punt 4).
11) Op de datum van de aanvraag, liepen tegen Slovenië geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.
12) De Sloveense autoriteiten hebben aangegeven dat de geschatte schade die door de verzekering kan worden gedekt, wordt geraamd op 4,7 %.
2.3 Oostenrijk - ramp in een buurland: overstromingen
Tussen 3 en 6 augustus 2023 is Oostenrijk getroffen door hevige regenval, wat tot overstromingen in Zuid-Oostenrijk heeft geleid.
Hierop heeft Oostenrijk financiële steun uit het SFEU aangevraagd.
1) Op 19 oktober 2023 heeft Oostenrijk een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in augustus 2023.
2) Oostenrijk heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 3 augustus 2023 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.
3) De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.
4) De Oostenrijkse autoriteiten hebben de aanvraag ingediend op grond van het “buurlandcriterium” overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de SFEU-verordening, waarin is bepaald dat bijdragen uit het SFEU ook kunnen worden verleend in het geval van een natuurramp in een subsidiabele staat die tevens een grote natuurramp in een aangrenzende subsidiabele staat is. Oostenrijk raamt de totale directe schade van de ramp op 208,0 miljoen EUR. Aangezien dezelfde natuurramp in Slovenië, een aangrenzende subsidiabele staat, als “grote natuurramp” kan worden aangemerkt, komt de aanvraag van Oostenrijk in aanmerking voor een bijdrage uit het SFEU, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de SFEU-verordening.
5) De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag uitsluitend worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
6) Oostenrijk heeft niet verzocht om betaling van een voorschot overeenkomstig artikel 4 bis van de SFEU-verordening.
7) Tussen 3 en 6 augustus 2023 heeft hevige regenval veel schade toegebracht aan openbare en particuliere infrastructuur in Zuid-Oostenrijk, met name in Neder-Karinthië en Stiermarken. Door de regen stonden gebouwen, kelders, garages, bossen en velden onder water, en waren er meer dan 900 modderstromen en aardverschuivingen. Meer dan 120 gemeenschappen werden getroffen door de stormschade, waaronder geïsoleerde stroomstoringen door een hoge grondwaterstand. Daarnaast is ook schade gemeld in aangrenzende deelstaten zoals Salzburg en Burgenland.
8) Oostenrijk heeft geen hulp aangevraagd via het Europees Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties.
9) Oostenrijk heeft de kosten voor de noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening subsidiabel zijn, op 76,5 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar het soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten heeft betrekking op het herstel van de werking van de infrastructuur en energie- en watervoorzieningsinstallaties, afvalwatersystemen en vervoer en bedraagt 65,6 miljoen EUR. Het op één na grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op veiligstelling van de preventieve infrastructuur en bedraagt 9,7 miljoen EUR. Het op twee na grootste onderdeel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten en bedraagt 0,8 miljoen EUR. Het op drie na grootste deel van de kosten heeft betrekking op opruimwerkzaamheden in het geteisterde gebied en bedraagt 0,4 miljoen EUR.
10) Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad is in Oostenrijks recht omgezet bij de wijziging van de Waterwet van 2011 (Staatsblad I nr. 14/2011).
11) Op de datum van de aanvraag, liepen tegen Oostenrijk geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.
12) De Oostenrijkse autoriteiten hebben niet aangegeven dat de subsidiabele kosten door verzekeringen werden gedekt.
2.4 Griekenland - grote ramp: orkaan
Tussen 4 en 11 september 2023 is Griekenland getroffen door de mediterrane storm “Daniel”, wat tot hevige regenval en overstromingen heeft geleid op meerdere locaties in Centraal-Griekenland, met name in de regio Thessalië.
Hierop heeft Griekenland financiële steun uit het SFEU aangevraagd.
1) Op 20 november 2023 heeft Griekenland een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in september 2023.
2) Griekenland heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 4 september 2023 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.
3) De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.
4) De Griekse autoriteiten ramen de totale directe schade van de ramp op 2,3 miljard EUR. Dit bedrag overschrijdt de drempel van 0,6 % van het bruto nationaal inkomen voor Griekenland voor een “grote natuurramp”, namelijk 1,1 miljard EUR in 2023. De ramp kan derhalve worden aangemerkt als een “grote natuurramp” in de zin van artikel 2, lid 2, van de SFEU-verordening.
5) De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
6) Griekenland heeft overeenkomstig artikel 4 bis van de verordening verzocht om betaling van een voorschot op de verwachte bijdrage. Op basis van de voorlopige beoordeling heeft de Commissie geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor uitkering van een voorschot uit het SFEU was voldaan. Daarom is bij Uitvoeringsbesluit C(2024) 505 van de Commissie van 23 januari 2024 een voorschot van 25 382 237 EUR toegekend. Het voorschot is op 8 februari 2024 aan Griekenland betaald.
7) Tussen 4 en 11 september 2023 heeft zich een hevige en grootschalige hydrometeorologische gebeurtenis voorgedaan met hevige en aanhoudende regenval, wat op verscheidene plaatsen in Centraal-Griekenland, met name in de regio Thessalië, tot catastrofale overstromingen heeft geleid. In totaal viel in de getroffen gebieden tussen de 400 en 1 000 mm. Tijdens de ramp viel in het grootste deel van de regio evenveel neerslag als gemiddeld in een jaar. De slagregen heeft tot grote overstromingen geleid in Centraal-Griekenland, waardoor uitgestrekte regio’s werden overspoeld. De overstromingen hebben tot grootschalige verwoestingen van de infrastructuur geleid, waarbij straten in rivieren veranderden, gebouwen en bruggen werden verwoest en dorpen volledig werden overspoeld. Naast de grote economische verliezen door de verwoesting van infrastructuur en de schade aan publieke en particuliere goederen zijn 17 mensen om het leven gekomen.
8) De Griekse autoriteiten hebben geen hulp aangevraagd via het UCPM.
9) Griekenland heeft de kosten voor nood- en herstelactiviteiten die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de verordening subsidiabel zijn, op 1 941,0 miljoen EUR geraamd. Het heeft ook een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten heeft betrekking op het herstel van de werking van de infrastructuur en de energie- en watervoorzieningsinstallaties, afvalwatersystemen, telecommunicatie, vervoer en onderwijs en bedraagt 1 657,0 miljoen EUR. Het op één na grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op opruimwerkzaamheden in het geteisterde gebied en bedraagt 230,6 miljoen EUR. Het op twee na grootste onderdeel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten en bedraagt 42,8 miljoen EUR. Het op drie na grootste deel van de kosten heeft betrekking op de veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op maatregelen ter bescherming van het cultureel erfgoed en bedraagt 11,4 miljoen EUR.
10) Griekenland heeft Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad in zijn interne rechtsorde omgezet via het Gezamenlijk Ministerieel Besluit ΚΥΑ 31822/1542/Ε130/2010 (ΦΕΚ Β΄ 1108/21.7.2010).
11) Op de datum van de aanvraag, liepen tegen Griekenland twee inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp. INFR (2021) 2254 met betrekking tot de, overeenkomstig Richtlijn 2007/60/EG vereiste, geactualiseerde overstromingsrisico- en overstromingsgevaarkaarten is op 24 april 2024 afgesloten. INFR(2022)2191 is op 13 maart 2024 verwezen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie omdat Griekenland de herziening van zijn stroomgebiedbeheerplannen, overeenkomstig de kaderrichtlijn water (Richtlijn 2000/60/EG) en zijn overstromingsrisicobeheerplannen, overeenkomstig de overstromingsrichtlijn (Richtlijn 2007/60/EG), niet heeft voltooid.
12) De Griekse autoriteiten hebben niet aangegeven dat de subsidiabele kosten door verzekeringen werden gedekt.
2.5 Italië - regionale ramp: overstromingen in de regio Toscane
Tussen 25 oktober en 10 november 2023 heeft de Italiaanse regio Toscane te maken gekregen met hevige regenval, wat onvermijdelijk tot stortvloeden heeft geleid.
Hierop heeft Italië financiële steun uit het SFEU aangevraagd.
1) Op 19 januari 2024 heeft Italië een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in oktober en november 2023 in de regio Toscane.
2) Italië heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 29 oktober 2023 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.
3) De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.
4) In de aanvraag is de ramp voorgesteld als een “regionale natuurramp” overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de SFEU-verordening, namelijk een natuurramp in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat die tot directe schade van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product van die regio leidt. De Italiaanse autoriteiten ramen de totale directe schade van de ramp op 2,7 miljard EUR. Dit bedrag vertegenwoordigt ongeveer 2,4 % van het bbp van de regio Toscane en overschrijdt de toepasselijke drempel voor een “regionale ramp”, die in 2024 voor de regio Toscane 1,7 miljard EUR bedroeg.
5) De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
6) Italië heeft niet verzocht om betaling van een voorschot overeenkomstig artikel 4 bis van de SFEU-verordening.
7) Tussen 25 oktober en 10 november 2023 is de Italiaanse regio Toscane, en met name de provincies Prato, Firenze, Pisa, Pistoia en Livorno, in een tamelijk korte tijdspanne getroffen door een extreme hoeveelheid regen. De regen en de storm hebben stortvloeden en aardverschuivingen veroorzaakt. De daaropvolgende overstromingen hadden ernstige gevolgen. De ramp heeft aanzienlijke economische schade veroorzaakt, zeven mensen zijn om het leven gekomen en duizenden mensen hebben hun huis moeten verlaten.
8) De Italiaanse autoriteiten hebben geen hulp aangevraagd via het UCPM. Het Italiaanse departement Civiele Bescherming heeft het ERCC van het directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp van de Europese Commissie echter op de hoogte gehouden van het verloop van de activiteiten op het gebied van rampenbeheersing.
9) Italië heeft de kosten voor nood- en herstelactiviteiten die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening subsidiabel zijn, op 175,6 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op het herstel van de werking van de infrastructuur en de energie- en watervoorzieningsinstallaties, afvalwatersystemen, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs en bedraagt 74,3 miljoen EUR. Het op één na grootste onderdeel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten en bedraagt 49,0 miljoen EUR. Het op twee na grootste deel van de kosten heeft betrekking op de veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op maatregelen ter bescherming van cultureel erfgoed en bedraagt 26,4 miljoen EUR. Het op drie na grootste deel van de kosten heeft betrekking op opruimwerkzaamheden in het getroffen gebied en bedraagt 26,0 miljoen EUR.
10) Italië heeft Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad omgezet bij wetsbesluit nr. 49 van 23 februari 2010 betreffende de uitvoering van Richtlijn 2007/60/EG over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s. In wetsbesluit nr. 49/2010 is bepaald dat overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten moeten worden vastgesteld voor gebieden die op grond van diezelfde wetgeving zijn afgebakend.
11) Op de datum van de aanvraag, liepen tegen Italië geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.
12) De Italiaanse autoriteiten hebben niet aangegeven dat de subsidiabele kosten door verzekeringen werden gedekt.
2.6 Frankrijk - regionale ramp: overstromingen
Tussen 2 en 9 november 2023 is de voormalige regio Nord-Pas-de-Calais in de Franse regio Hauts-de-France getroffen door hevige regenval, wat tot overstromingen heeft geleid.
Hierop heeft Frankrijk financiële steun uit het SFEU aangevraagd.
1) Op 24 januari 2024 heeft Frankrijk een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties na de overstromingen in november 2023.
2) Frankrijk heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 2 november 2023 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.
3) De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.
4) In de aanvraag is de ramp voorgesteld als een “regionale natuurramp” overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de SFEU-verordening, namelijk een natuurramp in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat die tot directe schade van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product van die regio leidt. De Franse autoriteiten ramen de totale directe schade veroorzaakt door de ramp op 1,9 miljard EUR. Dit bedrag vertegenwoordigt ongeveer 1,64 % van het bbp van de voormalige regio Nord-Pas-de-Calais3 en overschrijdt de toepasselijke drempel voor “regionale ramp”, die in 2024 1,8 miljard EUR bedroeg voor de voormalige regio Nord-Pas-de-Calais4.
5) De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
6) Frankrijk heeft overeenkomstig artikel 4 bis van de SFEU-verordening verzocht om betaling van een voorschot op de verwachte bijdrage. Op basis van de voorlopige beoordeling heeft de Commissie geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor uitkering van een voorschot uit het SFEU was voldaan. Daarom is bij Uitvoeringsbesluit C(2024) 3873 van de Commissie van 6 juni 2024 een voorschot van 11 690 767 EUR toegekend. Het voorschot is op 14 juni 2024 aan Frankrijk betaald.
7) Van 2 tot 9 november 2023 is de voormalige regio Nord-Pas-de-Calais in de Franse regio Hauts-de-France getroffen door zware regenval, in sommige gebieden tot 271 mm. Deze omstandigheden hebben geleid tot een snelle stijging van de waterstanden van rivieren en tot overstromingen van grote rivieren. De ramp had ernstige gevolgen en heeft tot talrijke modderstromen en wegafsluitingen geleid. De ramp heeft aanzienlijke economische schade veroorzaakt en duizenden mensen hebben hun huis moeten verlaten.
8) De Franse autoriteiten hebben hulp aangevraagd via het UCPM. Nederland heeft hulp aangeboden.
9) Frankrijk heeft de kosten voor nood- en herstelactiviteiten die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de verordening subsidiabel zijn, op 160,2 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op het herstel van de werking van de infrastructuur en de energie- en watervoorzieningsinstallaties, afvalwatersystemen, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs en bedraagt 120,1 miljoen EUR. Het op één na grootste deel van de kosten heeft betrekking op opruimwerkzaamheden in het geteisterde gebied en bedraagt 19,3 miljoen EUR. Het op twee na grootste deel van de kosten heeft betrekking op de veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op maatregelen ter bescherming van cultureel erfgoed en bedraagt 10,8 miljoen EUR. Het op drie na grootste deel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten en bedraagt 10,0 miljoen EUR.
10) Frankrijk heeft Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad omgezet bij wetsbesluit 2011-227 van 2 maart 2011 betreffende de uitvoering van Richtlijn 2007/60/EG over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s.
11) Op de datum van de aanvraag, liepen tegen Frankrijk geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.
12) De Franse autoriteiten hebben niet aangegeven dat de subsidiabele kosten door verzekeringen werden gedekt.
2.7 Conclusie
In het licht van bovenstaande overwegingen en na beoordeling van de ingediende informatie concludeert de Commissie dat de rampen die in de aanvragen van Italië, Slovenië, Oostenrijk, Griekenland en Frankrijk zijn beschreven, voldoen aan de voorwaarden van de SFEU-verordening voor de beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU.
3. Financiering
Krachtens Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-20275 (“de MFK-verordening”) kan de reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR) worden gebruikt ter financiering van het SFEU. In punt 10 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer6 (IIA), alsmede betreffende de nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen, zijn nadere regels vastgesteld voor de beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU in het kader van de SEAR.
Aangezien solidariteit de belangrijkste reden voor de oprichting van het SFEU was, is de Commissie van mening dat de SFEU-steun progressief moet zijn. Het deel van de schade dat de drempel voor SFEU-steun bij een “grote natuurramp” overstijgt (0,6 % van het bni of, indien dit bedrag lager is, 3 miljard EUR in prijzen van 2011, zie artikel 2, lid 2, van de SFEU-
Verordening) geeft bijgevolg recht op een hogere steunintensiteit dan het deel van de schade onder de drempel. Dat betekent dat het steunbedrag voor een land dat is getroffen door een ramp die voldoet aan de voorwaarden voor een “grote natuurramp” wordt berekend door twee bedragen bij elkaar op te tellen: 2,5 % van de totale directe schade onder de drempel en 6 % voor het deel van de totale directe schade boven de drempel.
Het percentage dat wordt toegepast voor het bepalen van de steunbedragen voor “regionale natuurrampen”, die onder de nationale drempel blijven, bedraagt 2,5 % van de totale directe schade. Daarnaast kunnen bijdragen uit het SFEU, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de SFEU-verordening, ook worden verleend in het geval van een natuurramp in een subsidiabele staat die tevens een grote natuurramp in een aangrenzende subsidiabele staat is. Bij het aanvragen van SFEU-steun op basis van het “buurlandcriterium” zijn er geen drempels voor de geleden totale directe schade. Het percentage dat wordt toegepast om een steunbedrag voor een ramp vast te stellen op basis van het “buurlandcriterium” is hetzelfde als bij een “regionale ramp”, d.w.z. 2,5 % van de totale directe schade. De bijdrage mag de geraamde totale kosten van de subsidiabele acties niet overschrijden.
Ramp | Totale directe schade (EUR) | Drempel voor rampen (EUR) | 2,5 % van de totale directe schade (EUR) | 2,5 % van de totale directe schade tot de drempel voor grote rampen (EUR) | 6 % van de directe schade boven de drempel voor grote rampen (EUR) | Voorgesteld SFEU-steunbedrag (EUR) | Voorschot (EUR) | Te betalen saldo (EUR) |
regionaal/groot | regionale ramp | berekening van de steun voor een grote ramp | ||||||
Italië (Emilia-Romagna) – overstromingen (grote ramp) | 8 533 315 251 | 3 804 725 000 | n.v.t. | 95 118 125 | 283 715 415 | 378 833 540 | 94 708 385 | 284 125 155 |
Slovenië – overstromingen (grote ramp) | 7 320 232816 | 308 826 000 | n.v.t. | 7 720 650 | 420 684 409 | 428 405 059 | 100 000 000 | 328 405 059 |
Oostenrijk – overstromingen (buurland) | 207 969 814 | n.v.t. | 5 199 245 | n.v.t. | n.v.t. | 5 199 245 | n.v.t. | 5 199 245 |
Griekenland – overstromingen (grote ramp) | 2 325 232 656 | 1 085 286 000 | n.v.t. | 27 132 150 | 74 396 799 | 101 528 949 | 25 382 237 | 76 146 712 |
Italië (Toscane) – overstromingen (regionale ramp) | 2 712 473 053 | 1 719 230 000 | 67 811 826 | n.v.t. | n.v.t. | 67 811 826 | n.v.t. | 67 811 826 |
Frankrijk – overstromingen (regionale ramp) | 1 870 522 773 | 1 839 110 000 | 46 763 069 | n.v.t. | n.v.t. | 46 763 069 | 11 690 767 | 35 072 302 |
TOTAAL | 1 028 541 689 | 231 781 389 | 796 760 300 |
De methode voor het berekenen van de steun is in het SFEU-jaarverslag 2002-2003 beschreven en door de Raad en het Europees Parlement goedgekeurd. De Commissie stelt de begrotingsautoriteit derhalve voor de volgende bedragen beschikbaar te stellen voor de zes aanvragen:
In Verordening 2024/7657 van de Raad van 29 februari 2024 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 is de reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR) opgesplitst in twee afzonderlijke instrumenten: de reserve voor Europese solidariteit en de reserve voor noodhulp. De reserve voor Europese solidariteit met een jaarlijks bedrag van 1 016 miljoen EUR (in prijzen van 2018, wat overeenkomt met 1 144,2 miljoen EUR in prijzen van 2024) zal worden gebruikt voor bijstand om te reageren op noodsituaties die onder het SFEU vallen.
Om een vroegtijdige uitputting van de jaarlijkse toewijzing te voorkomen, is in artikel 3, lid 7, van de SFEU-verordening en artikel 9, lid 2, tweede alinea, van de gewijzigde MFK-verordening bepaald dat 25 % van de jaarlijkse SFEU-toewijzing (d.w.z. 286 miljoen EUR voor 2024) op 1 oktober van elk jaar beschikbaar blijft.
Tot slot is het bedrag van 50 000 000 EUR, overeenkomstig artikel 4 bis, lid 4, van de SFEU-verordening, reeds opgenomen in de algemene begroting 2024 (in de vorm van vastleggings- en betalingskredieten) voor de betaling van mogelijke toekomstige voorschotten.
Het maximumbedrag dat in dit stadium door het SFEU vanuit de toewijzing uit de Europese solidariteitsreserve voor 2024 kan worden gebruikt, bedraagt derhalve 808 135 764 EUR, waarmee de betalingsbehoeften voor deze beschikbaarstelling kunnen worden gedekt.
Beschikbaar bedrag in het kader van het SFEU in 2024: | |
Totaal jaarlijkse SFEU-toewijzing 2024 | 1 144 181 018 |
Tranche beschikbaar na 1 oktober (−) | 286 045 254 |
Kredieten voor voorschotten (−) | 50 000 000 |
Beschikbaar bedrag vóór 1 oktober | 808 135 764 |
Bedrag voor deze beschikbaarstelling | 796 760 300 |
Ter informatie: van de 50 000 000 EUR die reeds in de algemene begroting van de EU voor 2024 is opgenomen voor voorschotten, heeft de Commissie in 2024 al een voorschot van 25 382 237 EUR betaald aan Griekenland voor de overstromingen door de orkaan “Daniel” en een voorschot van 11 690 767 EUR aan Frankrijk voor de overstromingen in de voormalige regio Nord-Pas-de-Calais. Bijgevolg bedraagt het resterende bedrag voor voorschotten 12 926 996 EUR.