Toelichting bij COM(2024)380 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)380 - .
bron COM(2024)380
datum 19-08-2024
1. ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de 16de Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF), met betrekking tot de beoogde vaststelling van de langetermijnstrategie van de OTIF, de verkiezing van een secretaris-generaal voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2027, de herziene versies van het “reglement van orde van de Algemene Vergadering” en van de “Regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal”, en andere besluiten betreffende: de aanvraag van China om geassocieerd lid van de OTIF te worden, de richtsnoeren voor de toepassing van procedures tot wijziging van het Cotif, de fundamentele regelgevingsbeginselen bij het opstellen van procedures tot wijziging van het Cotif, de aanbeveling inzake het gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden, het besluit over de symbolen, de naam en de afkorting van de OTIF en het besluit over auteursrechten en open toegang. De documenten voor de vergadering zijn beschikbaar op de website van de OTIF (gebruikersnaam en paswoord invullen): https://extranet.otif.org/en/?page_id=246.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. Het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif)

Het Cotif regelt de werking van de OTIF, haar doelstellingen en bevoegdheden, betrekkingen met de verdragsluitende landen en activiteiten in het algemeen. Er zijn 52 landen partij bij het Cotif, waaronder 25 EU-lidstaten, (alle lidstaten behalve Cyprus en Malta). Sinds 1 juli 2011 is ook de Europese Unie partij bij het Cotif. Het Cotif bestaat uit het hoofdverdrag en zeven aanhangsels, die een integrerend onderdeel vormen van het verdrag en in een uniforme spoorwegregelgeving voorzien, d.w.z. technische functionele vereisten en modelcontracten voor het vervoer van passagiers en goederen (Aanhangsel A: Overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van reizigers - CIV; Aanhangsel B: Overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen - CIM; Aanhangsel C: Internationaal spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID) Aanhangsel D: Overeenkomst inzake het gebruik van voertuigen in het internationale spoorwegverkeer - CUV; Aanhangsel E: Overeenkomst inzake het gebruik van infrastructuur in het internationale spoorwegverkeer - CUI; Aanhangsel F: Verbindendverklaring van technische normen en de aanneming van uniforme technische voorschriften die van toepassing zijn op spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in internationaal verkeer - APTU; en Aanhangsel G: Technische toelating van spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in internationaal verkeer - ATMF).


2.2. De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF)

Op 16 juni 2011 heeft de Raad Besluit 2013/103/EU vastgesteld betreffende de ondertekening en sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) tot toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) van 9 mei 1980, zoals gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 19991. De overeenkomst is op 1 juli 2011 in werking getreden. Besluit 2013/103/EU bevat ook een verklaring van de Unie betreffende de uitoefening van bevoegdheden (bijlage I) en een interne regeling voor de Raad, de lidstaten en de Commissie in procedures in het kader van de OTIF (bijlage III).


2.3. De Algemene Vergadering van de OTIF

De Algemene Vergadering is het hoogste besluitvormingsorgaan van de OTIF. Ze houdt elke drie jaar een gewone zitting. De laatste gewone zitting van de Algemene Vergadering vond plaats in september 2021. Ze kan ook buitengewone zittingen houden.

Krachtens artikel 14, § 2, van het Cotif doet de Algemene Vergadering onder meer het volgende: zij stelt het reglement van orde op; zij verkiest de secretaris-generaal; indien nodig beslist zij tijdelijk andere comités op te richten voor specifieke taken; en zij neemt beslissingen over voorstelling die tot doel hebben het Cotif te wijzigen.

Al naargelang het geval neemt de Algemene Vergadering haar beslissingen bij tweederdemeerderheid van de OTIF-leden die op het ogenblik van de stemming vertegenwoordigd zijn (artikel 14, § 6, van het Cotif en artikel 21 van het reglement van orde van de Algemene Vergadering2).

De Unie en/of haar lidstaten nemen deel aan die beslissingen overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, de voorschriften van het Cotif, het reglement van orde van de Algemene Vergadering en de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de toetreding van de Unie tot het Cotif3.


2.4. De beoogde handelingen van de Algemene Vergadering van de OTIF die relevant zijn uit hoofde van artikel 218, lid 9, VWEU

Tijdens de 16de zitting zal de Algemene Vergadering naar verwachting bepaalde rechtshandelingen en administratieve besluiten vaststellen die van invloed kunnen zijn op de activiteiten van de OTIF.

De Algemene Vergadering zal naar verwachting besluiten vaststellen over, onder meer:

- de langetermijnstrategie van de OTIF (agendapunt 7);

- de verkiezing van een secretaris-generaal voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2027 (agendapunt 9);

- de verlenging van het mandaat van de ad-hoccommissie juridische zaken en internationale samenwerking (hierna “de ad-hoccommissie”) voor een periode van zes jaar tot 1 oktober 2030, en het gelasten van de ad-hoccommissie om aan de volgende gewone zitting van de Algemene Vergadering verslag uit te brengen over haar activiteiten in de periode 2025-2027 (agendapunt 13);

- de vaststelling van het besluit inzake permanente vertegenwoordigers en de goedkeuring van de bijbehorende toelichting (agendapunt 13);

- de bekrachtiging van de richtsnoeren voor de toepassing van procedures tot wijziging van het Cotif, waarbij wordt aanbevolen dat deze worden gevolgd bij de opstelling van wijzigingen van het Cotif die onder de bevoegdheid van de Algemene Vergadering vallen, en het gelasten van de ad-hoccommissie om de toepassing van de richtsnoeren te monitoren en te beoordelen en deze indien nodig te herzien (agendapunt 13);

- de goedkeuring van de fundamentele regelgevingsbeginselen waardoor de ad-hoccommissie en de herzieningscommissie zich moeten laten leiden bij de opstelling van wijzigingen van het Cotif en van de overeenkomstige opmerkingen in de toelichting bij het Cotif, teneinde de lidstaten te verplichten de fysieke en functionele integriteit van de spoorweginfrastructuur van andere lidstaten te respecteren [niet te ondermijnen], alsmede inhoudelijke en procedurele bepalingen inzake sancties, teneinde te garanderen dat de verplichtingen uit hoofde van het Cotif die van essentieel belang zijn om de doelstelling van de OTIF te verwezenlijken, worden nageleefd (agendapunt 13);

- de bekrachtiging van de aanbeveling inzake het gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden (agendapunt 13);

- de vaststelling van het besluit over de symbolen, de naam en de afkorting van de Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer en het besluit over auteursrechten en open toegang, en de goedkeuring van de bijbehorende toelichting (agendapunt 13);

- de wijziging van het reglement van orde van de Algemene Vergadering en de bijbehorende toelichting, en de vaststelling/goedkeuring van de herziene versies daarvan (agendapunt 14);

- de wijziging van de Regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal en de bijbehorende toelichting, en de vaststelling/goedkeuring van de herziene versies daarvan (agendapunt 15).

De Algemene Vergadering wordt in kennis gesteld van de staat van zaken van het lidmaatschap van het Cotif en de OTIF (agendapunt 5). Naar verwachting zal de Algemene Vergadering worden verzocht om in het kader van dat agendapunt een beslissing te nemen over de aanvraag van China om geassocieerd lid van de OTIF te worden.




3. Namens de Unie in te nemen standpunt

1.

Agendapunt 5 - Stand van zaken van het lidmaatschap van het Cotif en de OTIF


Het document dat op dit ogenblik onder dat agendapunt beschikbaar is voor de 16de Algemene Vergadering (SG-24032-AG 16/5) bevat het volgende voorstel voor een besluit: “De Algemene Vergadering …. verwelkomt … de toetreding van China als geassocieerd lid van de OTIF”. Op 26 april 2024 heeft de secretaris-generaal van de OTIF, overeenkomstig artikel 39 van het Cotif, de leden van de OTIF in kennis gesteld van de aanvraag van China tot toetreding als geassocieerd lid4. Overeenkomstig de artikelen 39, § 1, en 37, § 3, van het Cotif wordt de aanvraag geacht te zijn aanvaard en wordt ze van kracht drie maanden nadat de OTIF-leden er door de depositaris van in kennis zijn gesteld dat niet minstens vijf bezwaren hiertegen zijn uitgebracht. Een geassocieerd lid is geen verdragsluitende partij bij het Cotif, maar heeft het recht om in een raadgevende rol deel te nemen aan de werkzaamheden van de organen van de OTIF.

Dat vergaderdocument verwijst echter niet naar de recentste ontwikkelingen betreffende de aanvraag van China en zal waarschijnlijk worden gewijzigd vóór de 16de Algemene Vergadering. Zoals gespecificeerd in de OTIF-depotnota van 31 juli 20245 heeft de Commissie immers vóór de uiterste datum (26 juli 2024) namens de Unie bezwaar aangetekend, waarbij het aantal stemmen gelijk was aan het aantal lidstaten die ook lid zijn van de OTIF, overeenkomstig artikel 37, § 2 tot en met 5, van het Cotif. De Commissie heeft met name via het OTIF-secretariaat meer informatie gevraagd over de redenen en doelstellingen van de aanvraag van China om geassocieerd lid van de OTIF te worden. De secretaris-generaal van de OTIF heeft daarop meegedeeld dat de toetredingsaanvraag van China ter besluit zal worden voorgelegd aan de Algemene Vergadering, overeenkomstig artikel 37, § 4, van het Cotif. Hij heeft ook aangekondigd dat hij zal verzoeken om de aanvraag van China te behandelen op de aanstaande 16de Algemene Vergadering en dat hij spoedig een circulaire zal uitgeven.

In deze context is het noodzakelijk vooruit te lopen op de besluiten die aan die Algemene Vergadering kunnen worden voorgelegd, ondanks het feit dat er nog geen precieze voorstellen voor besluiten bekend zijn.

De toetreding van China tot de OTIF, zelfs louter als geassocieerd lid, zullen een invloed hebben op het beleid en de inhoudelijke werkzaamheden van de OTIF, een organisatie waarvan de Unie een verdragsluitende partij is. Hoewel China alleen in een raadgevende rol zal deelnemen aan de werkzaamheden van de OTIF, zal dit gevolgen hebben voor het volledige toepassingsgebied van die activiteiten, met inbegrip van domeinen waarvoor de Unie exclusieve bevoegdheid heeft. Als de 16de Algemene Vergadering een besluit zou nemen over de toetreding van China als geassocieerd lid, zal dit besluit volkenrechtelijk bindend zijn, met name in de context van de OTIF-regelgeving. China zal het recht hebben om deel te nemen aan de werkzaamheden van de organisatie en om documenten te ontvangen, en zal 0,25 % van de begrotingsmiddelen moeten bijdragen. Dit geassocieerde lidmaatschap zou echter de juridische betrekkingen tussen de Unie en China in het kader van de OTIF kunnen wijzigen. Derhalve zou een besluit van de Algemene Vergadering van de OTIF om China toe te laten als geassocieerd lid een “handeling met rechtsgevolgen” zijn in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU.

Aangezien China tot op heden de aanvullende informatie die de Commissie in het kader van haar bovengenoemd bezwaar heeft gevraagd, nog niet heeft verstrekt, moet het standpunt van de Unie erin bestaan elke stemming over de toetreding van China als geassocieerd lid van de OTIF uit te stellen tot een volgende zitting van de Algemene Vergadering van de OTIF.

Als uitstel niet mogelijk zou zijn en de stemming reeds zou plaatsvinden op de 16de Algemene Vergadering, moet het standpunt van de Unie erin bestaan tegen de toetreding van China als geassocieerd lid van de OTIF te stemmen, met name omdat de bovengenoemde aanvullende informatie nog niet beschikbaar is.


Agendapunt 7 — Langetermijnstrategie van de OTIF

Hierbij wordt verwezen naar het standpunt van de Unie dat is vastgesteld voor de 15de Algemene Vergadering van de OTIF in september 2021, en vervolgens voor de 3de, 4de, 5de en 6de zitting van 6de ad-hoccommissie7.

Op 29 januari 2024 heeft de secretaris-generaal van de OTIF de leden van de OTIF-organen geraadpleegd over een herziene (uitgebreide) ontwerpversie van de langetermijnstrategie voor de OTIF. Op 29 februari 2024 hebben de diensten van de Europese Commissie hun opmerking naar de OTIF gestuurd, na overleg met de lidstaten. Deze opmerkingen bouwden voort op het bovengenoemde standpunt van de Unie in de 5de vergadering, en werden namens de Unie herhaald in de 6de zitting van de ad-hoccommissie (Wenen, 16-18 april 2024), waar bij consensus werd beslist de ontwerp-langetermijnstrategie dienovereenkomstig te herzien, teneinde:

- de volgende nieuwe maatregel toe te voegen onder strategische doelstelling (1): “OTIF-leden afraden te kiezen voor beperkte toepassing van het Cotif en de aanhangsels ervan”;

- de eerste maatregel onder strategische doelstelling (2) als volgt te wijzigen: “de lopende inspanningen en onderhandelingen met betrekking tot toetreding versterken”;

- de derde maatregel, “De nieuwe rol van de OTIF als secretariaat van de Toezichthoudende Autoriteit van het Protocol van Luxemburg gebruiken om de kerncompetenties van de OTIF te benadrukken”, verplaatsen van strategische doelstelling (2) naar strategische doelstelling (4);

- de vijfde maatregel onder strategische doelstelling (2) als volgt te wijzigen: “Onderhandelingen met geïnteresseerde staten en geassocieerde leden met betrekking tot volledig lidmaatschap”;

- de tweede maatregel onder strategische doelstelling (4) als volgt te wijzigen: “samenwerken met de Organisatie voor samenwerking tussen Spoorwegen (OSJD) met het oog op een betere verdeling van taken en rollen”;

- de derde maatregel onder strategische doelstelling (5) als volgt te wijzigen: “Samenwerking met de OSJD”.

De herziene langetermijnstrategie, die door de secretaris-generaal is voorgelegd aan de 16de Algemene Vergadering (SG-24024-AG 16/7), omvat de bovengenoemde wijzigingen en komt dus tegemoet aan de eerder gemaakte opmerkingen van de Unie.

Zoals uitgelegd in de ontwerp-langetermijnstrategie die ter goedkeuring aan de Algemene Vergadering is voorgelegd, zal de langetermijnstrategie van de OTIF geldig zijn tot 2040 en om de zes jaar worden beoordeeld. Het tweejarig werkprogramma van de OTIF moet specifieke maatregelen en acties bevatten om de in de langetermijnstrategie gedefinieerde doelstellingen te bereiken. De overige werkprogramma van de afzonderlijke organen van de OTIF moeten eveneens worden afgestemd op en gekoppeld aan de langetermijnstrategie. De OTIF-leden worden uitgenodigd om de uitvoering van de langetermijnstrategie van de OTIF te steunen door synergieën met hun respectieve spoorwegstrategieën te zoeken.

In het licht van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de vaststelling van de langetermijnstrategie van de OTIF het beleid en de inhoudelijke werkzaamheden van de OTIF en de besluitvorming binnen de OTIF zal beïnvloeden. Dit vormt derhalve een “handeling met rechtsgevolgen” in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU.

Het standpunt van de Unie over dit punt moet inhouden dat de Unie de langetermijnstrategie van de OTIF, zoals ter goedkeuring voorgelegd aan de 16de Algemene Vergadering, moet steunen.


2.

Agendapunt 9 - Verkiezing van een secretaris-generaal voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2027


1) Achtergrond

De ambtstermijn van de huidige secretaris-generaal, die werd verkozen op de 14de buitengewone Algemene Vergadering in februari 2019 en herverkozen op de 15de gewone Algemene Vergadering in september 2021, loopt af op 31 december 2024. Overeenkomstig artikel 14, § 2, punt c), van het Cotif zal de secretaris-generaal voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2027 worden verkozen door de 16de Algemene Vergadering. Tijdens de 15de Algemene Vergadering is de Regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal vastgesteld, waarin onder meer gespecificeerd is welke procedure moet worden gevolgd voor de indiening van aanvragen, alsmede de procedure in de aanloop naar de verkiezing van de secretaris-generaal.

De sollicitatieoproep voor de verkiezing van de secretaris-generaal van de OTIF is gepubliceerd op 2 oktober 20238.

2) Kwalificatiecriteria voor de post van secretaris-generaal van de OTIF

In bijlage 3 bij de sollicitatieoproep zijn de volgende kwalificatiecriteria vermeld:

1. Nationaliteit van een OTIF-lidstaat; maar niet noodzakelijk de nationaliteit van de lidstaat die de kandidaat voorstelt.

2. Vele jaren beroepservaring op verschillende activiteitsgebieden en bewezen bekwaamheid in een positie met veel verantwoordelijkheid;

3. Kennis van het Engels en ten minste één andere werktaal van de OTIF (Frans of Duits). Voor één taal is kennis op het niveau “vaardige gebruiker” vereist en voor de andere kennis op het niveau “zelfstandige gebruiker”, overeenkomstig de mondiale schaal van het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen (CEFR);

4. een diploma in een voor de werkzaamheden van de OTIF relevante discipline, bij voorkeur rechten en politieke wetenschappen; kennis van het internationaal publiekrecht, het spoorwegrecht, het vervoer van gevaarlijke goederen, het spoorvervoer in het algemeen en de vervoerslogistiek zou een voordeel zijn;

5. Aantoonbaar in staat zijn om een administratie zoals het OTIF-secretariaat te leiden en moderne informatietechnologie te gebruiken, verscheidene jaren ervaring op het gebied van personeelsbeheer op basis van de algemene beginselen en specifieke regels van het personeelsrecht, en het vermogen om de financiële zaken van de organisatie te leiden;

6. Kennis hebben van de werking van internationale organisaties en van diplomatieke onderhandelingen, beroepservaring in de internationale vervoerssector;

7. In staat zijn om de OTIF doeltreffend te vertegenwoordigen bij de lidstaten, op internationaal niveau – met name op conferenties – en bij het publiek. In staat zijn om het woord te voeren op internationale conferenties;

8. Een volledig begrip hebben van economische correlaties en processen (waaronder in de internationale context) en een bewezen belangstelling in de vervoerssector en de spoorwegen. Ervaring met wetgevende activiteiten is noodzakelijk;

9. Ten minste tien jaar beroepservaring hebben, bij voorkeur in een overheidsdienst, een internationale organisatie, een internationale vereniging, een onderneming die werkzaam is in de internationale vervoerssector of vanuit een onderwijs- en onderzoeksachtergrond. Ten minste tien jaar ervaring op internationaal niveau, gedurende welke de kandidaten aantoonbaar activiteiten met belangrijke verantwoordelijkheden op het gebied van besluitvorming moeten hebben verricht;

10. Uitgebreide ervaring met internationale onderhandelingen hebben; de kandidaten moeten ook kunnen omgaan met een zeer hoge werklast en bereid zijn talrijke en veeleisende officiële reizen te ondernemen;

11. Dynamische teamspeler, toekomstgericht, benaderbaar en besluitvaardig, met een trackrecord op het gebied van samenwerking met andere culturen;

12. Vermogen om politieke, juridische, institutionele en financiële concepten uit te denken.


3) Lijst van kandidaten zoals officieel meegedeeld door het OTIF-secretariaat

Na formeel onderzoek van de kandidaturen heeft het OTIF-secretariaat op 10 april 2024 de volgende officiële lijst van kandidaten gepubliceerd, in alfabetische volgorde9:

- Dhr. Jochen CONRAD (kandidatuur ingediend door Duitsland).

- Dhr. Hinne Jaan Ype GROOT (kandidatuur ingediend Nederland)

- Dhr. Aleksandr KUZMENKO (kandidatuur ingediend Litouwen)

- Dhr. Urban RUSNÁK (kandidatuur ingediend Slowakije).

Er zij op gewezen dat de vier kandidaturen allemaal zijn ingediend door lidstaten van de Europese Unie.

De vier kandidaten werden op 20 juni 2024 uitgenodigd voor het kandidatenforum, een informele bijeenkomst die in het leven is geroep door de bovengenoemde Regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal en die tot doel heeft de kandidaten voor te stellen en hen vragen te stellen, enkele weken voor de Algemene Vergadering plaatsvindt.

De verkiezing van de secretaris-generaal van de OTIF gebeurt aan de hand van een besluit van de Algemene Vergadering dat wordt genomen op basis van de stemprocedure van artikel 14, § 6, van het Cotif (meerderheid van de OTIF-lidstaten die vertegenwoordigd zijn op het ogenblik van de stemming). Zij wordt van kracht op de datum waarop de nieuw verkozen secretaris-generaal zijn/haar ambt opneemt, normaliter op 1 januari 2025. De secretaris-generaal wordt door de Algemene Vergadering verkozen voor ene periode van 3 jaar die hoogstens twee keer kan worden verlengd, overeenkomstig artikel 21, § 2, van het Cotif. Het besluit van de algemene vergadering heeft rechtsgevolgen voor de verdragsluitende partijen bij het Cotif, zoals verder wordt toegelicht in het volgende punt.

4) De taken van de secretaris-generaal van de OTIF

De taken van de secretaris-generaal van de OTIF gaan verder dan die welke verband houden met het beheer, de toepassing en de werking van het Cotif. De secretaris-generaal heeft met name de volgende taken:

- In artikel 21, lid 4, van het Cotif is het volgende bepaald: 'De secretaris-generaal kan op eigen initiatief voorstellen indienen om het verdrag te wijzigen';

- De secretaris-generaal vertegenwoordigt de OTIF naar buiten, stelt het werkprogramma op, stelt begrotings- en beheersverslagen op en beheert de financiële zaken van de organisatie (artikel 21, lid 3, punten b), h) en i), van het Cotif); Deze taken bieden de secretaris-generaal enige speelruimte;

- Belangrijk is dat de secretaris-generaal ook een zelfstandige en onafhankelijke rol speelt bij de beslechting van geschillen tussen de verdragsluitende partijen. Hij/zij "streeft ernaar, op verzoek van een van de betrokken partijen, door zijn goede diensten te gebruiken, geschillen tussen de partijen te beslechten die voortvloeien uit de uitlegging of toepassing van het verdrag" (artikel 21, § 3, punt j), van het Cotif);

- Op verzoek van alle betrokken partijen geeft de secretaris-generaal ook adviezen over geschillen over de interpretatie of de toepassing van het Verdrag (artikel 21, § 3, punt k), van het Cotif).

De functies van de secretaris-generaal gaan dus verder dan alleen maar administratieve bevoegdheden met betrekking tot het beheer van de OTIF; de secretaris-generaal heeft ook invloed op het beleid en de inhoudelijk werkzaamheden van die organisatie. Met name dankzij zijn voorrecht om voorstellen in te dienen om het Cotif te wijzigen en om tussenbeide te komen in geschillen tussen OTIF-leden, is de secretaris-generaal in staat om de werkzaamheden van de OTIF politiek en juridisch te sturen. Het optreden van de secretaris-generaal zal waarschijnlijk invloed hebben op de wijze waarop beslissingen worden genomen en kan gevolgen hebben voor de werking van de OTIF op gebieden die rechtstreeks verband houden met de ontwikkeling en toepassing van het spoorwegbeleid van de Unie. De werkzaamheden van de OTIF vallen inderdaad onder de bevoegdheid van de Unie en, toch minstens in grote mate, onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. Evenzo kan het gevolgen hebben voor de Unie in haar hoedanigheid van OTIF-lid.

De verkiezing van een bepaalde persoon, en niet van een andere, als secretaris-generaal vormt derhalve een “handeling met rechtsgevolgen” in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU.

5) Inzake de kandidaturen

Uit de door het OTIF-secretariaat verstrekte documenten blijkt dat de vier kandidaten allemaal voldoen aan de eisen van de kwalificatiecriteria die bij de sollicitatieoproep zijn gevoegd.

Bovendien zijn de vier kandidaten allemaal voorgedragen door lidstaten en zijn ze onderdanen van de EU.

De overwegingen waarmee de lidstaten rekening moeten houden bij het maken van hun keuze, moeten tegen deze achtergrond worden ontwikkeld:

Ten eerste moet duidelijk zijn dat alleen stemmen worden uitgebracht op kandidaten die burgers van de Unie zijn, door een lidstaat zijn voorgedragen en voldoen aan alle eisen van de kwalificatiecriteria. Deze eerste reeks criteria moet verrassingen op het laatste moment voorkomen, ook al is de termijn voor het indienen van kandidaturen al verstreken. Gezien het specifieke belang van de Unie bij de verkiezing moet de stem gaan naar de kandidaat die het best beantwoordt aan een aantal criteria die relevant zijn voor dat belang. Sommige van deze criteria zijn al uiteengezet in de sollicitatieoproep, terwijl andere verband houden met een eisen in de sollicitatieoproep, maar specifieker zijn, gelet op het belang van de Unie bij de verkiezing.

In het algemeen wordt de volgende lijst van selectiecriteria voorgesteld:

Mogelijke selectiecriteriaEisen in verband met de sollicitatieoproep
EU-vaardighedenCriterium dat niet expliciet in bijlage 3 bij de sollicitatieoproep is vermeld: Kennis van het institutionele kader van de Europese Unie en van het acquis en het beleid van de Unie op het gebied van spoorwegen (houdt verband met de in punt 4 van bijlage 3 bij de oproep tot kandidaatstelling bedoelde eis10)
Technische vaardighedenIn de punten 4, 5 en 6 van bijlage 3 bij de sollicitatieoproep bedoelde criteria
Algemene vaardighedenIn de punten 8, 9, 11 en 12 van bijlage 3 bij de sollicitatieoproep bedoelde criteria.


Het standpunt van de Unie over dit agendapunt moet inhouden dat wordt gestemd voor de kandidaat die:

- burger van de Unie is, door een lidstaat is voorgedragen, voldoet aan alle eisen die zijn vastgesteld in bijlage 3 bij de sollicitatieoproep, en

- het best aan de volgende criteria beantwoordt: kennis van het institutionele kader van de Unie en van het acquis en het beleid van de Unie op het gebied van spoorwegen; en de in de punten 4, 5, 6, 8, 9, 11 en 12 van bijlage 3 bij de sollicitatieoproep bedoelde criteria.


3.

Agendapunt 13 - Verslag van de ad-hoccommissie juridische zaken en internationale samenwerking


De Algemene Vergadering wordt in kennis gesteld van de activiteiten van de ad-hoccommissie juridische zaken en internationale samenwerking in de periode 2021-2024 (SG-24028-AG16/13).

Tijdens zijn 15de zitting in september 2021 heeft de Algemene Vergadering besloten de ad-hoccommissie op te richten overeenkomstig artikel 13, § 2, van het Cotif, voor een periode van 3 jaar (september 2021 - september 2024). Sinds de oprichting is de commissie zes keer bijeengekomen. Tijdens de 6de en laatste zitting heeft de ad-hoccommissie een verslag over haar activiteiten tijdens haar driejarige mandaat vastgesteld. Het verslag geeft niet alleen een overzicht van de werkzaamheden van de ad-hoccommissie, maar bevat ook voorstellen waarover een besluit moet worden genomen tijdens de 16de Algemene Vergadering, waaronder de vaststelling of goedkeuring van een aantal juridische instrumenten.

Het OTIF-secretariaat heeft gespecificeerd dat, in aanvulling op de documenten die samen met het verslag van de ad-hoccommissie zijn ingediend, ook herziene versies van de toelichting bij het reglement van orde van de Algemene Vergadering (artikelen 4 tot en met 7, artikelen 10 en 22) en de toelichting bij de regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal moeten worden opgesteld. Hierin moeten de voorstellen worden opgenomen die de ad-hoccommissie heeft gedaan in de aanbeveling inzake het gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden. Bovendien moeten de regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal en het reglement van orde van de Algemene Vergadering en hun begeleidende toelichtingen ook worden aangepast overeenkomstig de richtsnoeren voor genderneutraal taalgebruik.

Onder agendapunt 13 wordt de Algemene Vergadering met name verzocht de volgende beslissingen te nemen, zoals opgesomd in het verslag onder het voorstel voor een besluit (SG 24028-AG16/13):

- De bekrachtiging van de richtsnoeren voor de toepassing van procedures tot wijziging van het Cotif, die als bijlage bij het verslag zijn gevoegd, waarbij wordt aanbevolen dat deze worden gevolgd bij de opstelling van wijzigingen van het Cotif die onder de bevoegdheid van de Algemene Vergadering vallen, en het gelasten van de ad-hoccommissie om de toepassing van de richtsnoeren te monitoren en te beoordelen en deze indien nodig te herzien. Hoewel deze richtsnoeren op zichzelf niet bindend zijn, kunnen ze een beslissende invloed hebben op de procedures voor de wijziging van het Cotif. Ze vormen derhalve een “handeling met rechtsgevolgen” in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU.

- De goedkeuring van de fundamentele regelgevingsbeginselen, zoals uiteengezet in het voorstel voor een besluit in het verslag van de ad-hoccommissie en die een weerspiegeling vormen van het standpunt van de Unie in Besluit (EU) 2023/2582 van de Raad, waardoor de ad-hoccommissie en de herzieningscommissie zich moeten laten leiden bij de opstelling van wijzigingen van het Cotif en van de overeenkomstige opmerkingen in de toelichting bij het Cotif, teneinde de lidstaten te verplichten de fysieke en functionele integriteit van de spoorweginfrastructuur van andere lidstaten te respecteren [niet te ondermijnen], alsmede inhoudelijke en procedurele bepalingen inzake sancties, teneinde te garanderen dat de verplichtingen uit hoofde van het Cotif die van essentieel belang zijn om de doelstelling van de OTIF te verwezenlijken, worden nageleefd. Het onderwerp betreft de organisatie en de werking van de organisatie, waarbij de Unie verdragsluitende partij is, en kan leiden tot de uitwerking van voorstellen tot wijziging van het Cotif; deze actuele kwestie betreft de volledige omvang van de activiteiten van de OTIF, met inbegrip van domeinen waarvoor de Unie exclusief bevoegd is; Daarom zullen de desbetreffende voorstellen tot wijziging van het Cotif bindend zijn uit hoofde van het internationaal recht en een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van de EU-wetgeving. Bovendien kunnen deze fundamentele regelgevingsbeginselen een beslissende invloed hebben op de uitlegging en toepassing van het Cotif. Ze vormen derhalve een “handeling met rechtsgevolgen” in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU.

- De bekrachtiging van de aanbeveling inzake het gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden, als bijlage bij het verslag gevoegd. Zoals gespecificeerd in het standpunt van de Unie in Besluit (EU) 2023/2582 van de Raad, vereist de ontwikkeling van elektronische communicatie bepaalde administratieve actualiseringen om het veilige en betrouwbare gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden te waarborgen. Het is belangrijk om steun te verlenen aan een aanbeveling in dat verband, waarin rekening wordt gehouden met het uiteenlopende ervaringsniveau van de OTIF-leden en de regels die in dat verband op het niveau van de Unie zijn vastgesteld, met name Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad11. Hoewel deze aanbeveling op zich niet bindend is, zal zij gevolgen hebben voor de “richtsnoeren inzake verdragshandelingen in het kader van het Cotif” en voor de toelichting bij het “reglement van orde van de Algemene Vergadering”, de “Regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal” en het “Besluit inzake permanente vertegenwoordigers”, die dienovereenkomstig moeten worden gewijzigd. Deze aanbeveling kan dus een beslissende invloed hebben op de procedures voor de wijziging van het Cotif. Ze vormt derhalve een “handeling met rechtsgevolgen” in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU.

- De vaststelling van het besluit over de symbolen, de naam en de afkorting van de Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer en het besluit over auteursrechten en open toegang, en voor elk besluit de goedkeuring van de bijbehorende toelichting. Zoals gespecificeerd in het standpunt van de Unie in Besluit (EU) 2023/2582 van de Raad moet een beleid worden ontwikkeld om het hergebruik te vergemakkelijken van informatie en documenten die eigendom zijn van de OTIF, overeenkomstig de regels van Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad12 en Besluit 2011/833/EU van de Commissie13. De beoogde handelingen op dit gebied kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de Uniewetgeving en vormen derhalve “handelingen met rechtsgevolgen” in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU.

De voorstellen waarover de 16de algemene vergadering een besluit moet nemen, zijn besproken en goedgekeurd tijdens de desbetreffende zittingen van de ad-hoccommissie, zoals uitvoerig toegelicht in het verslag van de ad-hoccommissie, en zijn in voorkomend geval gewijzigd en goedgekeurd door de ad-hoccommissie in overeenstemming met de standpunten van de Unie die bij die gelegenheden zijn vastgesteld. Deze worden hierna verder toegelicht.

- Het standpunt van de Unie over de richtsnoeren voor de toepassing van procedures tot wijziging van het Cotif is vastgesteld voor de 3de vergadering van de ad-hoccommissie14;

- De standpunten van de Unie over: i) de fundamentele regelgevingsbeginselen waardoor de ad-hoccommissie en de herzieningscommissie zich moeten laten leiden bij de opstelling van wijzigingen van het Cotif en van de overeenkomstige opmerkingen in de toelichting bij het Cotif, ii) de aanbeveling inzake het gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden, iii) het besluit over de symbolen, de naam en de afkorting van de OTIF, en iv) het besluit over auteursrechten en open toegang zijn vastgesteld voor de 6de zitting van de ad-hoccommissie15, op basis van de standpunten die zijn vastgesteld voor de 4de 16 en de 5de zitting17 van de ad-hoccommissie.

Het standpunt van de Unie op de 16de Algemene Vergadering moet derhalve erin bestaan de goedkeuring van bovengenoemde voorstellen voor een besluit te steunen.


Agendapunt 14 — Wijziging van het reglement van orde van de Algemene Vergadering en bijbehorende toelichtingen

De Algemene Vergadering wordt verzocht zich te beraden over herziene versies van het reglement van orde van de Algemene Vergadering en de Toelichting op het reglement van orde van de algemene vergadering (artikelen 4 tot en met 7, 10 en 22), aangepast overeenkomstig de Richtsnoeren voor genderneutraal taalgebruik. Hierin moeten de voorstellen worden opgenomen die de ad-hoccommissie heeft gedaan in de aanbeveling inzake het gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden (OTIF-24001-JUR 6). De voorstellen bevatten ook enkele zuiver redactionele correcties.

De 16de Algemene Vergadering zal worden verzocht een besluit te nemen over:

- de wijziging van het reglement van orde van de Algemene Vergadering en de dienovereenkomstige vaststelling van de herziene versie;

- de wijziging van de toelichting op het reglement van orde van de Algemene Vergadering (artikelen 4 tot en met 7, 10 en 22) en de dienovereenkomstige goedkeuring van de herziene versie.

De voorstellen waarover de Algemene Vergadering wordt verzocht een besluit te nemen, zijn als bijlage bij document SG-24029-AG16/14 gevoegd18. Deze voorstellen zijn besproken en goedgekeurd tijdens de desbetreffende zittingen van de ad-hoccommissie, zoals uitvoerig toegelicht in het verslag van de ad-hoccommissie onder agendapunt 13 (SG 24028-AG16/13). Deze voorstellen werden, voor zover passend, gewijzigd en door de ad-hoccommissie goedgekeurd overeenkomstig de door de Unie vastgestelde standpunten met betrekking tot genderneutraal taalgebruik en het gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden, met name voor de 2de, 4de, 5de en 6de zitting van de ad-hoccommissie.

Het reglement van orde van de Algemene Vergadering is een juridisch bindende handeling in het kader van het Cotif, waarbij de toelichtingen een beslissende invloed kunnen hebben op de interpretatie en toepassing ervan. Dat reglement van orde vormt derhalve een “handeling met rechtsgevolgen” in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU.

Het standpunt van de Unie moet derhalve erin bestaan de goedkeuring van bovengenoemde voorstellen voor een besluit te steunen.


Agendapunt 15 — Herziening van regels inzake de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal

De 16de Algemene Vergadering wordt verzocht zich te beraden over herziene versies van de Regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal en de toelichting bij de regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal, die werden aangepast overeenkomstig de richtsnoeren voor genderneutraal taalgebruik. Hierin moeten de voorstellen worden opgenomen die de ad-hoccommissie heeft gedaan in de aanbeveling inzake het gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden (OTIF-24001-JUR 6). De voorstellen bevatten ook enkele zuiver redactionele correcties.

De Algemene Vergadering zal worden verzocht een besluit te nemen over:

- de wijziging van de regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal en de dienovereenkomstige vaststelling van de herziene versie;

- de wijziging van de toelichting bij de regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal en de dienovereenkomstige vaststelling van de herziene versie.

De voorstellen waarover de Algemene Vergadering wordt verzocht een besluit te nemen, zijn als bijlage bij document SG-24032-AG16/15 gevoegd19. Deze voorstellen zijn besproken en goedgekeurd tijdens de desbetreffende zittingen van de ad-hoccommissie, zoals uitvoerig toegelicht in het verslag van de ad-hoccommissie onder agendapunt 13 (SG 24028-AG16/13). Deze voorstellen werden, voor zover passend, gewijzigd en door de ad-hoccommissie goedgekeurd overeenkomstig de door de Unie vastgestelde standpunten met betrekking tot genderneutraal taalgebruik en het gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden, met name voor de 2de, 4de, 5de en 6de zitting van de ad-hoccommissie.

De regeling voor de verkiezing en de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-generaal is een juridisch bindende handeling in het kader van het Cotif, waarbij de toelichtingen een beslissende invloed kunnen hebben op de interpretatie en toepassing ervan. Die regeling vormt derhalve een “handeling met rechtsgevolgen” in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU.

Het standpunt van de Unie moet derhalve erin bestaan de goedkeuring van bovengenoemde voorstellen voor een besluit te steunen.




4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt20”.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

De Algemene Vergadering van de OTIF is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif). De bovengenoemde besluiten, waarover de 16de Algemene Vergadering van de OTIF een besluit moet nemen, zijn handelingen met rechtsgevolgen, zoals nader toegelicht in punt 3 hierboven voor elk van deze besluiten.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op “spoorvervoer”.

De materiële rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is derhalve artikel 91 VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.


5. Bekendmaking van de beoogde handelingen

Aangezien de beoogde handelingen van de 16de Algemene Vergadering van de OTIF niet leiden tot wijzigingen van het Cotif en de aanhangsels daarvan, is het niet nodig om ze, na goedkeuring ervan, bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.