Toelichting bij COM(2024)168 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)168 - . |
---|---|
bron | COM(2024)168 |
datum | 18-04-2024 |
Motivering en doel van het voorstel
Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het toetredingscomité van de Internationale Suikerraad in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit inzake de voorwaarden van toetreding van Koeweit tot de Internationale Suikerovereenkomst 1992.
1.1. Internationale Suikerovereenkomst 1992
De Internationale Suikerovereenkomst 19921 (“de overeenkomst”) heeft tot doel te zorgen voor nauwere internationale samenwerking op het gebied van suiker en daarmee samenhangende aangelegenheden. De overeenkomst biedt een forum voor intergouvernementeel overleg over suiker en over de wijze waarop de mondiale suikereconomie kan worden verbeterd. Zij vergemakkelijkt de handel doordat informatie over de wereldmarkt voor suiker en andere zoetstoffen wordt verzameld en verstrekt, en stimuleert de vraag naar suiker, met name voor andere dan traditionele doeleinden. De overeenkomst is op 1 januari 1993 in werking getreden.
Momenteel omvat de overeenkomst 87 leden, waaronder ’s werelds grootste suikerproducenten, alsmede suikerimporteurs. De Europese Unie is partij bij de overeenkomst2. Naast de Unie zijn onder meer Brazilië, India, Thailand en Australië lid.
1.2. Internationale Suikerorganisatie en haar toetredingscomité
De Internationale Suikerorganisatie (ISO), die de overeenkomst beheert, is een in Londen gevestigde intergouvernementele organisatie die streeft naar verwezenlijking van de in artikel 1 van de overeenkomst vastgelegde doelen.
Op grond van artikel 8 van de overeenkomst vervult of regelt de Internationale Suikerraad (ISR) alle taken die nodig zijn voor de uitvoering van de overeenkomst.
Tijdens de zittingen van de ISR of zijn subgroepen wordt de Unie krachtens artikel 17 VEU vertegenwoordigd door de Commissie.
Op zijn eerste bijeenkomst in 1993 heeft de ISR een toetredingscomité ingesteld dat als subgroep van de ISR is belast met de behandeling van toetredingsaanvragen van staten die niet in de bijlage zijn vermeld. Het comité bestaat uit Australië, Brazilië, Cuba, de EU, Japan en Mauritius. De ISR heeft bepaald dat het besluit over de toetredingsvoorwaarden kan worden behandeld bij stemming per brief. In de bijeenkomst van het comité van 10 november 2022 is overeengekomen om de procedure van stemming per brief te vervangen door een raadpleging per e-mail.
1.3. Beoogde handeling van het toetredingscomité van de ISR
Op 6 februari 2024 heeft Koeweit formeel kenbaar gemaakt dat het zou willen toetreden tot de overeenkomst. Naar aanleiding daarvan is het toetredingscomité verzocht een besluit te nemen over de toetredingsvoorwaarden voor Koeweit.
Op grond van artikel 41 van de overeenkomst kunnen de regeringen van alle staten tot de overeenkomst toetreden op door de ISR vastgestelde voorwaarden. Deze voorwaarden betreffen het aantal stemmen, de betaling van een jaarlijkse bijdrage en de rapportageverplichtingen jegens de ISO. Het aantal stemmen is vastgesteld in de bijlage bij de overeenkomst. Als een lid echter na de inwerkingtreding toetreedt en niet in de bijlage bij de overeenkomst is vermeld, bepaalt de ISR het aantal stemmen dat aan die staat wordt toegewezen, overeenkomstig artikel 25, lid 4, van de overeenkomst. Het ISO-secretariaat heeft voorgesteld om zes stemmen aan Koeweit toe te wijzen, op basis van de huidige berekeningsmethode.
2. Namens de Unie in te nemen standpunt
De Unie is actief lid van de Internationale Suikerovereenkomst en steunt de uitbreiding van het lidmaatschap ervan.
Gezien de positie van Koeweit als significante regionale importeur van suiker en als vaste uitvoerbestemming van in de Unie geproduceerde suiker is het in het belang van de Unie dat met de toetredingsvoorwaarden voor Koeweit wordt ingestemd op basis van de door de ISR vastgestelde aanpak.
Nadat het toetredende lid de toetredingsvoorwaarden heeft aanvaard, wordt het aantal stemmen van de eerdere leden opnieuw berekend zodat het totale aantal stemmen 2 000 blijft, overeenkomstig artikel 25, lid 4, van de overeenkomst. Als Koeweit eenmaal lid is van de overeenkomst, wordt het aantal stemmen van de Europese Unie verlaagd. Bijgevolg wordt dan de financiële bijdrage van de Europese Unie navenant verlaagd voor de volgende begrotingsjaren waarin Koeweit lid is van de overeenkomst.
De beoogde handeling heeft tot doel het standpunt van de Unie te bepalen met betrekking tot de voorwaarden waaronder Koeweit zich op grond van artikel 41 van de overeenkomst mag aansluiten bij de overeenkomst.
3. RECHTSGRONDSLAG
3.1 Procedurele rechtsgrondslag
3.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”3.
3.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
De Internationale Suikerraad is een instantie die is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Internationale Suikerovereenkomst 1992.
De beoogde ISR-handeling leidt tot uitbreiding van het lidmaatschap van de Internationale Suikerovereenkomst 1992. De handeling heeft rechtsgevolgen omdat zij de toetredingsvoorwaarden vaststelt, in het bijzonder omdat zij van invloed is op de besluitvormingsverhoudingen binnen de ISR, waarvan de besluiten in principe bij consensus worden genomen en de aanbevelingen in principe bij consensus worden gedaan. Als er geen consensus is, worden besluiten genomen en aanbevelingen gedaan met een gewone meerderheid van stemmen, tenzij deze overeenkomst voorziet in een bijzondere meerderheid van stemmen, en op grond van artikel 13 van de overeenkomst zijn deze besluiten en aanbevelingen bindend voor de leden. De uitbreiding van het lidmaatschap van de Internationale Suikerovereenkomst 1992 is ook van invloed op de afzonderlijke financiële bijdragen van de leden. Daarom moet het standpunt van de Unie worden bepaald.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
3.2. Materiële rechtsgrondslag
3.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
3.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.
De materiële rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.
3.3. Conclusie
De rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.