Toelichting bij COM(2023)770 - Bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Motivering

In het kader van de “van boer tot bord”-strategie 1 kondigde de Commissie haar voornemen aan om de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn te herzien, ook inzake het welzijn van dieren tijdens het vervoer. Deze herziening maakt deel uit van het werkprogramma van de Commissie voor 2023 2 . De EU-wetgeving inzake dierenwelzijn werd sinds 1974 ontwikkeld met als doel het dierenwelzijn te verbeteren en voor een soepele werking van de interne markt te zorgen. De huidige wetgeving inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer is in 2004 vastgesteld (Verordening (EG) nr. 1/2005 3 , “de vervoersverordening”).

De Commissie heeft een geschiktheidscontrole van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn 4 uitgevoerd, die in 2022 is afgerond. Hieruit bleek dat er in de huidige regelgeving geen rekening wordt gehouden met de mogelijkheden die door belangrijke wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen worden geboden, en ook niet met verschuivingen in maatschappelijke voorkeuren en met de toenemende uitdagingen op het gebied van duurzaamheid. Bovendien zijn de huidige regels moeilijk uit te voeren en te handhaven, wat tot een versnipperd en suboptimaal niveau van dierenwelzijn tijdens het vervoer en tot een ongelijk speelveld op de interne markt van de EU leidt. Uit de evaluatie door de Commissie van de EU-strategie voor dierenwelzijn (2012-2015) 5 is ook gebleken dat er nog steeds nalevingsrisico’s bestaan met betrekking tot het vervoer van dieren.

In verschillende conclusies van de Raad is consequent gewezen op de noodzaak van strengere dierenwelzijnsnormen wanneer dieren in het kader van een economische activiteit worden vervoerd 6 . Met name in de conclusies over dierenwelzijn 7 van 16 december 2019 wordt benadrukt dat het dierenwelzijn tijdens grensoverschrijdend langeafstandsvervoer van levende dieren moet worden gewaarborgd, ook naar derde landen.

In zijn resolutie over de “van boer tot bord”-strategie 8 benadrukte het Europees Parlement “dat rekening moet worden gehouden met de laatste ontwikkelingen in de kennis over dierenwelzijn en tegemoet moet worden gekomen aan de vraag van de bevolking, de politiek en de markt naar strengere normen inzake dierenwelzijn”. Bovendien heeft het Europees Parlement in 2022, naar aanleiding van het verslag van de onderzoekscommissie voor het vervoer van dieren (ANIT-commissie), zijn aanbeveling over de bescherming van dieren tijdens het vervoer vastgesteld, met aanbevelingen voor de herziening van de vervoersverordening 9 .

In haar www.eca.europa.eu/nl/Pages/DocItem.aspx?did=47557">speciaal verslag van 2018 10 stelde de Europese Rekenkamer (ERK) vast dat er nog steeds tekortkomingen zijn tijdens het vervoer. In januari 2023 publiceerde de ERK een analyse van de EU-wetgeving inzake het welzijn van dieren tijdens het vervoer 11 waarin soortgelijke bezorgdheden werden geuit.

Doel



Deze herziening heeft als doel een bijdrage te leveren tot een duurzame landbouw en voedselproductie door een hoger niveau van dierenwelzijn te garanderen en verstoringen op de interne markt te voorkomen, en zo bij te dragen tot de verschuiving naar een economisch, ecologisch en maatschappelijk duurzaam voedselsysteem, zoals uiteengezet in de “van boer tot bord”-strategie. Daarom worden met dit voorstel maatregelen ingevoerd waarmee het lokaal slachten van dieren de voorkeur krijgt, zodat het vervoer van levende dieren wordt vervangen door het vervoer van karkassen en vlees. Op die manier wordt met deze maatregelen het beginsel van korte toeleveringsketens versterkt en worden tegelijkertijd de dieren beschermd door lange transporten naar de slacht te voorkomen.

Ook transporten voor andere doeleinden dan de slacht moeten worden beperkt, met de bedoeling om ze uiteindelijk zoveel mogelijk te vervangen door transporten van embryo’s, sperma en dergelijke, die veel efficiënter zijn wat het aantal dieren betreft dat wordt vervoerd, en ook milieuvriendelijk en goedkoper.

De algemene doelen van het voorstel zijn:

–bijdragen tot duurzame landbouw en voedselproductie;

–een hoger niveau van dierenwelzijn garanderen;

–de eisen voor dierenwelzijn beter afstemmen op de nieuwste wetenschappelijke gegevens;

–tegemoetkomen aan maatschappelijke eisen;

–het makkelijker maken om de regels te handhaven (onder andere door digitalisering);

–voor een soepele werking van de interne markt zorgen, zowel voor landbouwhuisdieren als voor dieren die voor andere economische doeleinden worden vervoerd.

De specifieke doelstellingen van deze herziening zijn onder andere:

–problemen met dierenwelzijn aanpakken die verband houden met lange transporten en het herhaaldelijk lossen en opnieuw laden in het kader van opeenvolgende rusttijden;

–ervoor zorgen dat dieren meer ruimte hebben tijdens het vervoer;

–de omstandigheden van het vervoer van kwetsbare dieren verbeteren;

–blootstelling van dieren aan extreme temperaturen vermijden;

–de handhaving van de EU-voorschriften betreffende de bescherming van dieren vergemakkelijken, onder andere door digitalisering;

–dieren die naar niet-EU-landen worden uitgevoerd, beter beschermen;

–katten en honden die in verband met een economische activiteit worden vervoerd, beter beschermen.

Dit wetgevingsvoorstel wordt tegelijk vastgesteld met een wetgevingsvoorstel over het welzijn van honden en katten en hun traceerbaarheid. De twee voorstellen zijn op elkaar afgestemd.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is in overeenstemming met de EU-regels inzake officiële controles in de agro-voedselketen 12 . Het voorstel is ook in overeenstemming met het voorstel van de Commissie om regels vast te stellen voor het welzijn van honden en katten die in inrichtingen worden gefokt en gehouden en om de traceerbaarheid te verbeteren van honden en katten die in de Unie op de markt worden gebracht of worden aangeboden.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Green Deal en de “van boer tot bord”-strategie.

Het is de bedoeling dat het voorstel in synergie werkt met andere EU-initiatieven en beleidsmaatregelen die van invloed zijn op zowel levende dieren als de vervoersector, met name het EU-beleid inzake diergezondheid 13 , de EU-voorschriften inzake rijtijden, onderbrekingen en rusttijden voor vrachtwagenbestuurders 14 , en de voorschriften betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt 15 .

Ook het handelsbeleid van de EU speelt een rol bij de bevordering van hogere welzijnsnormen. Het voorstel bevat nieuwe en duidelijkere bepalingen inzake dierenwelzijnsvoorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van levende dieren uit een derde land naar de Unie, alsook bepalingen inzake dierenwelzijnsvoorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van levende dieren vanuit de Unie naar een derde land van bestemming. In beide gevallen (invoer en uitvoer) moeten de exploitanten ervoor zorgen dat de EU-regels voor dierenwelzijn worden nageleefd vanaf het punt van vertrek tot op het punt van bestemming. In beide gevallen is voorzien in een overgangsperiode van vijf jaar om exploitanten in staat te stellen zich aan te passen.

Tot slot zijn de gegevensbeschermingsregels (met name de algemene verordening gegevensbescherming) van toepassing op de bepalingen inzake het traceren van voertuigen in real time.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), aangezien het noodzakelijk is de belemmeringen voor het vervoer van levende dieren weg te nemen die van invloed zijn op de interne markt voor producten van dierlijke oorsprong, zodat de marktordeningen voor dieren en producten van dierlijke oorsprong soepel kunnen functioneren en er tegelijkertijd een hoog niveau van bescherming van het dierenwelzijn wordt gewaarborgd.

Het voorstel is ook gebaseerd op artikel 114 VWEU, aangezien het ook tot doel heeft de goede werking van de interne markt te garanderen, niet alleen voor dieren die onder het GLB vallen, maar ook voor andere dieren, zoals katten en honden, pelsdieren, bepaalde typen wilde dieren en dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, en het dus verder gaat dan landbouw en voedselproductie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het vervoer van dieren heeft vaak een grensoverschrijdend karakter en elk jaar worden 1,4 miljard landdieren tussen de EU-lidstaten vervoerd. De vastgestelde dierenwelzijnsproblemen en de onderliggende oorzaken hiervan komen in de hele EU voor, zij het niet in dezelfde mate in alle lidstaten. Tot slot hebben de vastgestelde dierenwelzijnsproblemen grensoverschrijdende gevolgen, waaronder bedreigingen voor de volksgezondheid, zoals antimicrobiële resistentie. Zoals vastgesteld door de EFSA 16 , verhoogt het vervoer van dieren het risico dat bacteriën die resistent zijn tegen antimicrobiële stoffen tussen de dieren worden overgedragen (als gevolg van verschillende risicofactoren, zoals contact tussen dieren, de duur van het vervoer, overdracht via de lucht in het voertuig en ongunstige omgevingsomstandigheden zoals de temperatuur). Deze toegenomen verspreiding van antimicrobiële resistentie onder dieren heeft indirecte gevolgen voor dit fenomeen bij de mens.

Maatregelen op nationaal niveau zullen naar verwachting niet leiden tot een aanzienlijke verbetering van het dierenwelzijn en zouden slechts gedeeltelijk tegemoetkomen aan de bezorgdheden van de burgers. Hoewel het onderwerp al wordt gereguleerd door Verordening (EG) nr. 1/2005, en de lidstaten dus slechts in beperkte mate nationale voorschriften kunnen vaststellen, bestaan er voor belangrijke aspecten nog grote verschillen in die nationale voorschriften (bv. de voorwaarden voor het vervoer van kwetsbare dieren binnen een lidstaat, de voorschriften voor de uitvoer van dieren, de voorschriften voor het vervoer van dieren over zee), wat een negatieve invloed heeft op de soepele werking van de interne markt en op het gelijke speelveld tussen de exploitanten. Verdere maatregelen op nationaal niveau zouden leiden tot een verdere versnippering van de voorschriften en tot grotere verschillen in het niveau van dierenwelzijn tussen de lidstaten. De lidstaten passen sommige bepalingen ook op een andere manier toe en handhaven de regels niet altijd op dezelfde wijze, waardoor ook belemmeringen ontstaan voor de soepele werking van de interne markt. Bovendien zijn nationale regels niet van toepassing op grensoverschrijdende transporten vanuit andere lidstaten, waardoor dergelijke transporten een belangrijke oorzaak van lagere dierenwelzijnsnormen zijn.

Dierenwelzijnseisen in verband met het vervoer op EU-niveau vergen een geharmoniseerde aanpak en kunnen dus op doeltreffende wijze op EU-niveau worden geregeld. Met een homogene reeks regels zal dit voorstel leiden tot uniforme en duidelijkere eisen voor het vervoer van dieren en tot een beter gebruik van de beschikbare technologieën. Met de herziening wordt dus een gelijk speelveld voor de exploitanten op de interne markt gecreëerd, de handel in dieren binnen de EU vergemakkelijkt en efficiënter regelgevend toezicht tot stand gebracht.

Op basis van deze elementen is een EU-optreden gerechtvaardigd, aangezien het een consistente aanpak zou verwezenlijken die op een doeltreffendere en efficiëntere manier tot stand komt dan wanneer de lidstaten individueel en autonoom zouden handelen.

Evenredigheid

Met de voorgestelde maatregelen wordt een evenwicht gezocht tussen een hoog niveau van dierenwelzijn en de gevolgen voor de betrokken exploitanten. Door middel van verdere voorwaarden voor de uitvoer van dieren naar derde landen wordt de naleving van de bepalingen van deze verordening gewaarborgd tot op de plaats van bestemming in het derde land, waardoor de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie op dit punt wordt gecodificeerd. Aangezien het alternatief, een verbod op de uitvoer van levende dieren naar landen buiten de EU, nadelige gevolgen zou hebben voor de sector, zijn de strengere uitvoervoorwaarden erop gericht het welzijn van de dieren te verbeteren en tegelijkertijd de activiteiten economisch haalbaar te houden. Op vergelijkbare wijze zijn de maatregelen inzake maximale transporttijden zo ontworpen dat zij de meeste vervoersactiviteiten ongemoeid laten.

Door proportionele risicobeperkende maatregelen toe te passen tijdens het vervoer van dieren bij hoge of lage temperaturen, zal deze activiteit mogelijk zijn zonder het welzijn van de vervoerde dieren in gevaar te brengen.

Dit voorstel voorziet in overgangsperioden om alle actoren de kans te geven zich geleidelijk aan te passen. Voor de nieuwe voorschriften inzake de maximale transporttijden (met inbegrip van de maximale transporttijden voor niet-gespeende kalveren), de beschikbare ruimte, de uitvoer, de invoer, de minimumleeftijd en het minimumgewicht van niet-gespeende kalveren, en het traceren in real time, is de overgangsperiode vastgesteld op vijf jaar. Voor de nieuwe regels inzake het vervoer van katten en honden geldt een overgangsperiode van drie jaar.

Keuze van het instrument

Aangezien de huidige bepalingen zijn neergelegd in een verordening, is een verordening ook het geschikte instrument om deze wijziging door te voeren.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De EU-wetgeving inzake dierenwelzijn werd onderworpen aan een geschiktheidscontrole, ook wat betreft het vervoer van levende dieren.

Uit de geschiktheidscontrole bleek dat het niveau van dierenwelzijn in de EU suboptimaal is en dat er bepaalde verstoringen van de interne markt bestaan voor veehouders en andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven. Er zijn nog steeds uitdagingen in verband met lange transporten, vervoer bij extreme temperaturen en het vervoer van kwetsbare dieren, zoals niet-gespeende kalveren en drachtige dieren. Daarnaast zijn er praktische problemen om de soortspecifieke transporttijden voor dieren in de vervoersverordening in overeenstemming te brengen met de rijtijden in het kader van Verordening (EG) nr. 561/2006 tot vaststelling van sociale voorschriften voor het wegvervoer 17 . Bovendien wordt in de huidige voorschriften onvoldoende rekening gehouden met wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen en toekomstige uitdagingen op het gebied van duurzaamheid.

In mei 2022 gaf de Raad voor regelgevingstoetsing een positief advies over de geschiktheidscontrole, met een aantal aanbevelingen.

Raadplegingen van belanghebbenden

Overzicht van de raadplegingsactiviteiten

De Commissie heeft in juli 2021 een aanvangseffectbeoordeling 18 gepubliceerd met de beleidsopties die in de effectbeoordeling aan bod moeten komen. Na analyse van de 983 ontvangen bijdragen werden vier campagnes geïnventariseerd en 525 individuele bijdragen relevant geacht voor de bescherming van dieren tijdens het vervoer.

Een openbare raadpleging 19 van oktober 2021 tot januari 2022 heeft bijna 60 000 reacties opgeleverd over de geschiktheid van de huidige voorschriften en over hoe deze zouden kunnen worden verbeterd.

Daarnaast organiseerde de Commissie op 9 december 2021 een eendaagse conferentie voor belanghebbenden 20 over dierenwelzijn, met bijna 500 deelnemers.

De aanvangseffectbeoordeling, de openbare raadpleging en de conferentie van belanghebbenden hadden betrekking op verschillende aspecten van de lopende herziening van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn, waaronder de voorschriften inzake dierenwelzijn tijdens het vervoer.

In het externe onderzoek ter ondersteuning van de effectbeoordeling zijn gerichte raadplegingsactiviteiten uitgevoerd, waaronder negen verkennende interviews, een gerichte enquête met 68 geanalyseerde antwoorden, 43 interviews voor casestudies en verdere bijdragen via twee focusgroepen en een workshop.

Tot slot werd in het kader van de deskundigengroep “platform voor dierenwelzijn” een subgroep voor het vervoer van dieren opgericht, bestaande uit deskundigen uit de lidstaten, bedrijfsorganisaties, maatschappelijke organisaties en een onafhankelijke deskundige. De Commissie heeft tien bijeenkomsten georganiseerd om de belangrijkste beleidsopties te bespreken die in het kader van het voorstel worden overwogen. De notulen van deze bijeenkomsten zijn gepubliceerd op de website van de Commissie.

Derde landen met ervaring in het vervoer van levende dieren hebben aan deze raadplegingen bijgedragen.

Belangrijkste resultaten van de raadplegingen

Burgers

De burgers zijn voorstander van een beperking van de transporttijden en een verbod op de uitvoer naar derde landen, vooral als de dieren bestemd zijn voor de slacht. Wat kwetsbare dieren betreft, met name niet-gespeende, geven burgers er de voorkeur aan om het vervoer ervan te verbieden.

Er is ook steun bij de burgers voor soortspecifieke voorschriften.

Ngo’s voor dierenwelzijn

Ook dierenwelzijnsorganisaties willen graag een beperking van de transporttijden en een verbod op de uitvoer naar derde landen. Sommige organisaties willen het vervoer helemaal verbieden. Volgens hen zouden kwetsbare dieren niet mogen worden vervoerd.

Voor andere diercategorieën ondersteunen zij soortspecifieke voorschriften en een opwaardering van het gebruik van technologische middelen om tot een betere handhaving te komen. Dierenwelzijnsorganisaties willen ook een harmonisatie van de sancties.

Bedrijfsexploitanten

De minste steun voor het beperken van de transporttijden is te vinden bij de bedrijfsexploitanten (in het bijzonder de producenten). De meeste bedrijfsexploitanten zijn voorstander van soortspecifieke voorschriften in plaats van een verbod op het vervoer van bepaalde categorieën dieren.

De exploitanten benadrukken de noodzaak van betere handhaving in plaats van nieuwe regels en ondersteunen het gebruik van nieuwe technologieën om dit te verwezenlijken.

Nationale autoriteiten

Over het algemeen zijn de nationale autoriteiten geen voorstander van een volledig verbod op de uitvoer van levende dieren, maar er is brede steun voor de invoering van strengere maatregelen met betrekking tot niet-gespeende en andere kwetsbare dieren, alsook voor de invoering van maximale transporttijden.

Wat nieuwe technologieën betreft, zijn de nationale autoriteiten over het algemeen voorstander van de invoering van een digitale toepassing op EU-niveau om de administratieve kosten te verminderen en de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten te vergemakkelijken.

Beoordeling van de resultaten door de Commissie

De resultaten van de raadplegingsactiviteiten zijn gebruikt om een beeld te krijgen van de uitvoeringsproblemen waarmee de verordening momenteel kampt. Daarnaast vormden deze resultaten de basis voor de ontwikkeling van de beleidsopties en de beoordeling van de bijbehorende effecten, bijvoorbeeld de impact op exploitanten of de mate waarin zij tegemoetkomen aan de bezorgdheden van de burgers.

Het bewijsmateriaal dat bij de belanghebbenden is verzameld, heeft ook geholpen om de overgangsperioden te definiëren en de evenredigheid van de maatregelen te waarborgen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Gebruikte methode



De Commissie heeft een beroep gedaan op de expertise van de EFSA, die in 2022 vijf wetenschappelijke adviezen heeft uitgebracht (zie overweging 4 van het voorstel) over de bescherming van dieren tijdens het vervoer van paardachtigen, runderen, kleine herkauwers, varkens, als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen.

In het voorstel is ook rekening gehouden met de internationale normen inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer over zee, over de weg en door de lucht, die zijn goedgekeurd door de Wereldorganisatie voor diergezondheid 21 .

Er werd rekening gehouden met alle relevante auditverslagen van de diensten van de Commissie en met relevante statistische bronnen of databanken (Eurostat, Trade Control and Expert System (Traces) enz.).

Er is een extern onderzoek 22 uitgevoerd ter ondersteuning van de effectbeoordeling bij de herziening van de EU-wetgeving inzake het welzijn van dieren tijdens het vervoer. Tijdens dit onderzoek zijn gegevens en informatie verzameld over de effecten en kosten die de oorspronkelijk voorgestelde maatregelen en opties zouden hebben voor belanghebbenden.  

Daarnaast is er een onderzoek 23 uitgevoerd naar de beoordeling van de cumulatieve effecten van de twee voorgestelde pakketten met maatregelen en opties. In dit onderzoek worden de resultaten van een analyse van de toeleveringsketen voorgesteld (uitgevoerd door een externe deskundige). Daarnaast wordt aan de hand van een modellering (uitgevoerd door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie (JRC)) nagegaan welke effecten de in de analyse opgesomde wijzigingen in de productiekosten zouden hebben op de productieniveaus, de consumentenprijzen, de uitvoer en de invoer. Ook wordt aangegeven welke effecten de twee pakketten hebben op de voedselzekerheid en de betaalbaarheid van levensmiddelen (tevens uitgevoerd door het JRC).  

Daarnaast werd gekeken naar de resultaten van twee proefprojecten, uitgevoerd in opdracht van de Commissie op verzoek van het Europees Parlement, met betrekking tot het vervoer van niet-gespeende melkkalveren 24 en van melkkoeien in de laatste levensfase 25 . Ook het onderzoek van de Rekenkamer over het vervoer van levende dieren in de EU 26 werd in overweging genomen.

Tot slot heeft de Commissie in 2022 en 2023 de subgroep vervoer van de deskundigengroep “platform voor dierenwelzijn” geraadpleegd. De Commissie heeft ook een aantal raadplegingsbijeenkomsten gehouden met verschillende belanghebbenden voor wie de herziening gevolgen heeft.

Ontvangen en gebruikte adviezen



In het voorstel is rekening gehouden met de aanbevelingen van de EFSA, met name wat betreft:

–het beperken van de transporttijden;

–het verhogen van de beschikbare ruimte;

–het opleggen van een kritische maximumtemperatuur tijdens het vervoer.

De aanbevelingen zijn in aangepaste vorm opgenomen in het voorstel om de technische en economische haalbaarheid van de voorgestelde wijzigingen te garanderen.

Aan de hand van auditverslagen en raadplegingen met nationale contactpunten voor het vervoer van dieren zijn gegevens en beste praktijken verzameld.

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek



De EFSA-adviezen, internationale aanbevelingen, auditverslagen en notulen van gesprekken met nationale contactpunten en met de subgroep van de deskundigengroep “platform voor dierenwelzijn” zijn voor iedereen toegankelijk op het internet. De twee externe onderzoeken ter ondersteuning van de effectbeoordeling zijn tevens gepubliceerd door de Europese Commissie.

Effectbeoordeling

In de effectbeoordeling zijn zes maatregelen onderzocht: transporttijden en beschikbare ruimte, uitvoer naar derde landen, vervoer van kwetsbare dieren, vervoer bij hoge temperaturen, nieuwe technologieën voor monitoring en controles, en vervoer van katten en honden.

De maatregelen voldoen aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, aangezien de uitvoering van alle gekozen maatregelen (beperking van de transporttijden met meer beschikbare ruimte voor dieren in vrachtwagens) al met al een verwaarloosbaar effect zou hebben op de uitstoot van broeikasgassen (BKG’s).

Bovendien voldoet het voorstel aan het beginsel “digitaal als de norm”, aangezien het de certificaten en vergunningen wil digitaliseren die in het kader van de huidige verordening op papier worden afgehandeld.

Maximale transporttijden en beschikbare ruimte tijdens het vervoer

De volgende opties zijn in de effectbeoordeling in overweging genomen:

1. een maximale transporttijd van 12 uur voor alle dieren en een herziening van de voorschriften inzake de beschikbare ruimte in overeenstemming met de EFSA; of

2. een maximale transporttijd van 9 uur voor slachtdieren en van 21 uur (met minimaal 1 uur rust na 10 uur) + 24 uur rust met lossen + 21 uur (met minimaal 1 uur rust na 10 uur) voor andere dieren, en herziening van de regels inzake de toegestane ruimte in overeenstemming met de EFSA.

De conclusie van de effectbeoordeling is dat de tweede optie de voorkeur geniet. Deze optie sluit goed aan bij de EU-regels inzake de sociale rechten van bestuurders 27 . Het onderhavige voorstel gaat uit van deze voorkeursoptie en voorziet voor deze maatregelen in een overgangsperiode van vijf jaar.

De beperking van de transporttijden zal een sterk positief effect hebben op het dierenwelzijn, zowel voor slachtdieren als voor dieren die om andere redenen worden vervoerd. De reden hiervoor is niet alleen de beperking van de transporttijd, maar ook de beperking van de frequentie van het lossen en opnieuw laden, wat in verband wordt gebracht met stress en welzijnsproblemen (terwijl er momenteel geen beperkingen zijn aan het aantal keren lossen voor een rustperiode van 24 uur, zullen de nieuwe regels dit niet toestaan in het geval van slachtdieren en slechts één dergelijke rustperiode met lossen toestaan voor dieren die voor andere doeleinden worden vervoerd). Jaarlijks worden 2,6 miljoen zoogdieren vervoerd voor de slacht met een verplaatsing van meer dan 9 uur, en 1 miljoen zoogdieren worden jaarlijks vervoerd voor andere doeleinden tussen de lidstaten met een verplaatsing van meer dan 42 uur.

Wat slachtdieren betreft, zal de optie naar verwachting geen grote economische gevolgen hebben, aangezien er in de EU relatief weinig transporten van meer dan 9 uur plaatsvinden (tussen 0,3 % en 3,4 % van de slachtdieren die tussen de lidstaten worden vervoerd, afhankelijk van de soort).

Binnen de EU zouden de voorgestelde transporttijden voor mest- en productiedieren gevolgen hebben voor 1,4 % van de runderen en 0,2 % van de varkens. De voorgestelde transporttijden voor dieren die voor fokdoeleinden worden vervoerd, zouden gevolgen hebben voor 9 % tot 16 % van de koeien, geiten, varkens en schapen die tussen de lidstaten worden vervoerd. Dit zal naar verwachting dan ook slechts beperkte economische gevolgen hebben voor de exploitanten.

In combinatie met meer beschikbare ruimte in de vrachtwagens, in overeenstemming met het advies van de EFSA, zal dit naar verwachting aanzienlijke voordelen opleveren voor het dierenwelzijn, maar ook extra kosten met zich meebrengen voor de vervoerders vanwege de noodzaak om extra vrachtwagens aan te schaffen, aangezien de nieuwe regels naar verwachting zullen leiden tot een toename van de transporturen en de bijbehorende kosten.

Op EU-niveau variëren de jaarlijkse totale nettokosten, afhankelijk van de vervoerde diersoort en -categorie, van 35 miljoen EUR voor het vervoer van legkippen tot 1 069 miljoen EUR voor het vervoer van rundvee. Het grootste deel van deze kosten komt door de grotere beschikbare ruimte en komt voor rekening van de vervoerders. Deze geaggregeerde gegevens houden verband met de grote hoeveelheden levensmiddelen van dierlijke oorsprong die in de EU worden geproduceerd (en dus met het grote aantal dieren dat wordt vervoerd). Gemiddeld komt dit overeen met een stijging van de productiekosten van 1,4 eurocent per geproduceerde kilo vlees, melk of eieren. Het effect op de consumentenprijzen, zoals hieronder beschreven onder “Algemene beoordeling”, komt overeen met een verbetering van de welzijnsomstandigheden van de dieren tijdens het vervoer, waarmee grotendeels tegemoet wordt gekomen aan de vraag van de burgers van de Unie, zoals blijkt uit de resultaten van de Eurobarometer 2023, waarin 83 % vroeg om een verbetering van de welzijnsomstandigheden.

Wat de sociale gevolgen betreft, zou een toename van het aantal benodigde transporten de behoefte aan bestuurders doen toenemen. Wat de gevolgen voor het milieu betreft, leidt de kortere transporttijd weliswaar tot een vermindering van de uitstoot, maar leidt de toename van de beschikbare ruimte dan weer tot een toename van de uitstoot. Uit de effectbeoordeling blijkt dat het gecombineerde effect van deze maatregelen tot een marginale toename van de emissies zou leiden.

Uitvoer van levende dieren

De volgende opties zijn in de effectbeoordeling in overweging genomen:

1. een verbod op de uitvoer van herkauwers; of

2. nieuwe, aangescherpte invoervoorschriften, waaronder voorschriften om ervoor te zorgen dat maatregelen inzake transporttijden en beschikbare ruimte worden toegepast tot de plaats van bestemming, een functionaris voor dierenwelzijn aan boord van schepen en de eis dat schepen onder een witte of grijze vlag varen volgens de regels voor maritieme veiligheid.

De conclusie van de effectbeoordeling is dat de tweede optie de voorkeur geniet. Het onderhavige voorstel gaat uit van deze voorkeursoptie en voorziet voor deze maatregelen in een overgangsperiode van vijf jaar.

Strengere uitvoervoorwaarden (waaronder regels inzake maximale transporttijden voor wegvervoer en strengere maritieme veiligheidseisen voor veeschepen) zouden het dierenwelzijn aanzienlijk verbeteren.

Hoewel voor het wegvervoer het aantal afgelegde kilometers zal dalen, moeten vervoerders de vrachtwagens upgraden om de beschikbare ruimte te vergroten.

Wat het vervoer over zee betreft, worden de gemiddelde kosten voor de opleiding van een functionaris voor dierenwelzijn geraamd op 241 EUR per persoon per jaar. Er kan een toename van de handhavingskosten worden verwacht in verband met de optie om de normen voor veeschepen aan te scherpen.

De emissies van vrachtwagens en veeschepen zullen naar verwachting niet significant variëren, aangezien er geen significante wijziging wordt verwacht in het aantal vervoerde dieren.

Vervoer van niet-gespeende kalveren

De in de effectbeoordeling onderzochte optie bestaat uit twee maatregelen voor niet-gespeende kalveren:

1. een maximale transporttijd van 19 uur voor niet-gespeende kalveren (9 uur + 1 uur rust + 9 uur), op voorwaarde dat er een efficiënt voedersysteem aanwezig is (overgangsperiode van 5 jaar); en

2. een minimumleeftijd van 5 weken en een minimumgewicht van 50 kg voor het vervoer van niet-gespeende kalveren (overgangsperiode van 2 jaar).

In de effectbeoordeling worden deze twee maatregelen in de voorkeursoptie bevestigd. Het onderhavige wetgevingsvoorstel wijkt van deze conclusie af wat de duur van de overgangsperiode voor de minimumleeftijd en het minimumgewicht van te vervoeren niet-gespeende kalveren betreft en voorziet ook in dit geval in een overgangsperiode van 5 jaar. Dit is om de gevolgen voor melkveehouders te verzachten, die zich zullen moeten aanpassen om de kalveren langer op het landbouwbedrijf te houden.

Met een maximale transporttijd en een minimumleeftijd en -gewicht voor de vervoerde dieren zou het welzijn van niet-gespeende kalveren worden verbeterd. Zij worden beschouwd als kwetsbare dieren die tijdens het vervoer in het bijzonder worden blootgesteld aan welzijns- en gezondheidsrisico’s.

De technologische ontwikkelingen wat betreft het aanbrengen van een doeltreffend systeem voor het voederen van kalveren in vrachtwagens zijn vergevorderd, maar worden nog niet algemeen ingezet, en zouden transporttijden voor kalveren tot 19 uur mogelijk maken (9 uur rijden, 1 uur rusten en voederen, 9 uur rijden). Dit zou de negatieve economische gevolgen van een maximale transporttijd van 8 uur zonder doeltreffend voedersysteem verzachten. Wel zouden de drie Baltische staten nog steeds worden getroffen, aangezien zij momenteel het vertrekpunt zijn van lange transporten met niet-gespeende kalveren van meer dan 19 uur. Er wordt een overgangsperiode van vijf jaar voorgesteld, omdat de lidstaten die door deze maatregel worden getroffen tijd nodig hebben om hun sector te herstructureren. Het drenken zou in alle gevallen met tussenpozen van 9 uur moeten plaatsvinden, maar wanneer kalveren per roroschip worden vervoerd (bv. van Ierland naar het vasteland), wordt het deel van de reis dat op het roroschip wordt doorgebracht niet meegerekend in de bovengenoemde maximale transporttijd.

De kosten voor het installeren van een voedersysteem in een bestaande vrachtwagen worden op 25 000 tot 30 000 EUR geraamd, terwijl een nieuwe vrachtwagen met een dergelijk voersysteem naar schatting ongeveer 500 000 EUR kost. Door de hogere leeftijd van de kalveren zullen de huidige vrachtwagens met drie verdiepingen moeten worden omgebouwd tot vrachtwagens met twee verdiepingen, wat beperkte kosten met zich zal meebrengen voor de vervoerders.

De nieuwe vereisten zullen naar schatting de kosten voor melkveehouders verhogen omdat de dieren langer op het landbouwbedrijf moeten worden gehouden. De verkoopprijs van de kalveren zou echter hoger zijn omdat zij sterker zijn. Een betere gezondheid en minder kalversterfte bij aankomst door de verhoogde weerbaarheid is ook voordelig voor de mestbedrijven. Daarom wordt verwacht dat de impact voor de meeste veehouders positief zal zijn.

De optie zou een positief milieueffect hebben, aangezien de kortere maximale transporttijden de vervoersgerelateerde broeikasgasemissies zouden verminderen.

Vervoer bij warme temperaturen

In de optie die in de effectbeoordeling is onderzocht, hangt de goedkeuring voor lange transporten af van de weersvoorspellingen. Als de weersvoorspelling tussen 25 °C en 30 °C aangeeft, zijn overdag alleen korte transporten (max. 9 uur) toegestaan, waarbij de dieren toegang tot water moeten hebben.  Als een hogere temperatuur dan 30 °C wordt voorspeld, is het vervoer van dieren alleen ‘s nachts toegestaan (d.w.z. tussen 21.00 en 10.00 uur). Er is een overgangsperiode van vijf jaar voorzien. De effectbeoordeling bevestigt dat dit de voorkeursoptie is, wat ook in dit voorstel tot uiting komt.

Deze optie zou het welzijn van de dieren verbeteren omdat thermische belasting wordt vermeden.

In navolging van enkele aanbevelingen van de Commissie geven veel lidstaten momenteel geen goedkeuring voor lange transporten wanneer temperaturen van meer dan 30 °C worden voorspeld. Daarom valt te verwachten dat de economische gevolgen van deze maatregel voornamelijk verband zullen houden met de logistieke uitdaging van het nachtelijke vervoer van dieren wanneer dagtemperaturen van meer dan 30 °C worden voorspeld, maar het zal voor uniforme regels voor dergelijke situaties zorgen in de hele EU. Vervoerders zullen hun kosten zien stijgen door hogere lonen voor nachtelijke ritten, maar ook door hogere administratieve kosten wanneer er ‘s nachts inspecties en controles moeten worden uitgevoerd. Ook voor veehouders en slachthuizen wordt een beperkte impact verwacht.

Er zijn naar verwachting geen milieueffecten. Wat de sociale impact betreft, is het mogelijk dat de werknemers in deze sectoren, met name bestuurders, slachthuispersoneel en officiële dierenartsen, meer nachtdiensten moeten draaien, wat een extra impact kan hebben op de behoefte aan arbeidskrachten.

Nieuwe technologieën

In de effectbeoordeling zijn twee opties onderzocht. De eerste optie bestaat uit deze twee maatregelen:

1. plaatsbepaling van vrachtwagens in real time; en

2. een centrale databank en digitale toepassing.

De tweede optie bestond uit controles achteraf op basis van tachografen, gecombineerd met de hierboven genoemde centrale databank en digitale toepassing.

In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat de eerste optie de voorkeursoptie is, wat in dit voorstel tot uiting komt. In deze optie is voorzien dat GPS-gegevens van vrachtwagens zullen communiceren met een geautomatiseerd systeem (de centrale databank van de EU), dat op zijn beurt verbonden is met Traces, zodat de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot informatie over het tijdstip waarop de vrachtwagen bepaalde punten heeft bereikt (plaats van vertrek, controlepost, grensovergangen tussen lidstaten, plaats van bestemming), zodat zij op basis van die informatie officiële controles kunnen uitvoeren. Aangezien de verkorting van de maximale transporttijden een van de belangrijkste maatregelen is om de beleidsdoelstelling van het dierenwelzijn te verwezenlijken, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen beschikken over instrumenten om de officiële controles doeltreffend te kunnen uitvoeren.

Dankzij systemen voor tracering in real time zullen officiële controles doelgerichter en efficiënter kunnen worden uitgevoerd met ondersteuning van de centrale EU-databank, wat zal leiden tot een beter dierenwelzijn.

Aangezien meer dan 77 % van de huidige transportvrachtwagens al is uitgerust met een traceersysteem, zouden de kosten voor de exploitanten om aan de nieuwe normen te voldoen marginaal zijn.

De administratieve last voor de vervoerders zal naar verwachting aanzienlijk afnemen door het gebruik van een geautomatiseerd traceersysteem en IT-platform.

De belangrijkste kosten voor de Commissie, hoewel die nog steeds beperkt zouden zijn, houden verband met de ontwikkeling van modules in het bestaande Traces-systeem (zie financieel memorandum). De overheidsdiensten van de lidstaten zouden beperkte kosten moeten maken voor de opleiding van personeel.

Hoewel dankzij de digitalisering en de bijbehorende daling in het papierverbruik de broeikasgasemissies in verband met papier naar verwachting zullen dalen, wordt een kleine toename van de broeikasgasemissies vanwege het hogere energieverbruik verwacht.

Er wordt een licht positief sociaal effect verwacht. Hoewel er misschien minder administratief personeel nodig is bij de bedrijfsexploitanten, zou het aantal personeelsleden dat bij de overheid nodig is voor de verwerking van de verzamelde gegevens kunnen toenemen. Voor de exploitanten leidt de vereenvoudiging dankzij de digitalisering tot betere werkomstandigheden.

Betere bescherming van honden en katten die voor commerciële doeleinden worden vervoerd

De volgende opties zijn in de effectbeoordeling in overweging genomen:

1. bijgewerkte en specifiekere eisen voor het vervoer van katten en honden voor economische doeleinden, waaronder temperatuurvoorwaarden en een minimumleeftijd van 15 weken voor vervoer; of

2. bijgewerkte en specifiekere eisen voor katten en honden, maar met een minimumleeftijd van 12 weken voor het vervoer.

In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat de tweede optie de voorkeur geniet en dit is ook zo opgenomen in het wetgevingsvoorstel, met een overgangsperiode van drie jaar.

De maatregel zou het welzijn van katten en honden verbeteren die worden vervoerd in het kader van een economische activiteit, waarvoor momenteel over het algemeen geen specifieke bepalingen gelden. Zo zal een minimumleeftijd voor vervoer zorgen voor een betere ontwikkeling van de immuniteit tegen infectieziekten.

Wat de economische gevolgen betreft, kunnen extra controles van de katten en honden door dierenartsen tussen de 10 en 40 EUR per dier kosten. De economische impact van de nieuwe eisen voor het voederen en drenken zal naar verwachting beperkt zijn, aangezien er al relatief vergelijkbare regels gelden. Er kunnen ook extra kosten voor vervoerders worden verwacht in verband met de verbetering of vervanging van hun huidige voertuigen om aan de nieuwe normen te voldoen. Een commercieel verkrijgbare nieuwe aanhangwagen voor honden zonder airconditioning, maar correct ontworpen, kost naar schatting tussen de 1 000 en 3 000 EUR voor twee tot vier honden.

Er worden geen significante milieueffecten verwacht. Gezien de sociale gevolgen, waaronder de gevolgen voor de menselijke gezondheid, kunnen de extra vaccinatievereisten en de hogere leeftijd bij vervoer die in deze maatregel worden voorgesteld, ertoe leiden dat er minder zieke dieren bij aankomst zijn, wat ook een positief effect zou hebben op de menselijke gezondheid.

Algemene beoordeling

In het effectbeoordelingsverslag staan ook de verwachte cumulatieve effecten van twee pakketten met beleidsopties, alsook het effect ervan op het internationale concurrentievermogen, de voedselzekerheid, de betaalbaarheid van levensmiddelen en de verdelingseffecten. Hieruit bleek dat de maatregelen in het voorkeurspakket (pakket 2) inzake transporttijden, beschikbare ruimte, vervoer van niet-gespeende kalveren, hoge temperaturen en nieuwe technologieën op EU-niveau een cumulatieve impact op de productiekosten zouden hebben die overeenkomt met een gemiddelde stijging met 1,4 eurocent per kilo vlees, melk of eieren per jaar. Deze kostenstijging zal naar verwachting te zien zijn tijdens de overgangsperiode van vijf jaar. Uit de modellering bleek dat de gevolgen van deze beperkte stijging van de productiekosten voor de productieniveaus, de invoerniveaus, de uitvoerniveaus en de consumentenprijzen beperkt zijn. Bijgevolg wordt verwacht dat de maatregelen zeer beperkte gevolgen zullen hebben voor het internationale concurrentievermogen van de veehouderijsector in de EU. Er kon ook geen significant effect worden vastgesteld met betrekking tot de beschikbaarheid van levensmiddelen of de voedselzekerheid (met slechts een marginale vermindering van de pluimveeconsumptie). Wat de betaalbaarheid van levensmiddelen betreft, blijkt uit het model een effect op de consumentenprijzen tussen 0,06 % en 4,37 %, afhankelijk van het basisproduct. Dit vertegenwoordigt een extra uitgave van 2,81 tot 14,09 EUR per persoon per jaar, afhankelijk van de eetgewoonten en het inkomen.

Uit de effectbeoordeling blijkt dat dit voorstel zal bijdragen tot de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s): het zal bijdragen aan SDG 3 “Een goede gezondheid en welzijn”, aangezien het verbeteren van het dierenwelzijn tijdens het vervoer zal bijdragen aan de bestrijding van antimicrobiële resistentie bij mens en dier; het zal ook bijdragen aan SDG 12 “Verantwoorde consumptie en productie”, aangezien de productie van voedsel met hogere dierenwelzijnsnormen gelijk staat aan een verantwoordelijker productiesysteem.

Advies van de Raad voor regelgevingstoetsing over de effectbeoordeling:

De effectbeoordeling werd op 30 oktober 2023 ter goedkeuring ingediend bij de Raad voor regelgevingstoetsing, die op 17 november 2023 een positief advies met voorbehoud uitbracht. In zijn advies vroeg de Raad voor regelgevingstoetsing om de analyse van kosten en baten duidelijker te presenteren, de analyse van de effecten op het concurrentievermogen en de verdelingseffecten in de toeleveringsketen aan te vullen en de vergelijking van de opties te verduidelijken. De effectbeoordeling werd herzien om rekening te houden met deze aanbevelingen van de Raad voor regelgevingstoetsing. In het bijzonder werd de analyse van de toeleveringsketen geactualiseerd om deze uit te breiden en de effecten op de producenten beter weer te geven, en werd de relatie tussen de analyse van de toeleveringsketen en de analyse van de effecten op het concurrentievermogen verduidelijkt.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Uniformere voorschriften — zoals gemeenschappelijke regels inzake maximale transporttijden — zorgen voor een vereenvoudiging voor de exploitanten en de bevoegde autoriteiten ten opzichte van de huidige regels, die per diersoort en -categorie verschillen. Bovendien zal de wetgeving efficiënter en makkelijker na te leven worden dankzij duidelijkere definities en minder gebruik van open normen, aangezien bedrijfsexploitanten niet langer hun eigen beoordeling hoeven te maken over welke grenswaarden zij hanteren voor de toepassing van verschillende bepalingen.

Een versterkt gebruik van digitale hulpmiddelen zal de communicatie tussen bedrijven en overheidsinstanties vereenvoudigen. Door voertuigen in real time te traceren, kunnen alle officiële controles op diertransporten beter gepland, gericht en gestroomlijnd worden.

Er is niet voorzien in afwijkingen voor kmo’s, aangezien zij bijna het totaal van de getroffen bedrijven vertegenwoordigen en er dus al rekening wordt gehouden met hun specifieke kenmerken bij de keuze van de maatregelen en de vaststelling van de overgangsperioden.

Grondrechten

De bepalingen over de plaatsbepaling van voertuigen in real time zijn zodanig opgesteld dat de bescherming van persoonsgegevens wordt gewaarborgd, in overeenstemming met de algemene verordening gegevensbescherming.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft gevolgen voor de EU-begroting voor de periode 2022-2027 van het meerjarig financieel kader van de EU (MFK). Details worden verstrekt in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.

Personele middelen voor de uitvoering van het voorstel, de onderzoeken, audits, tertiaire wetgeving en internationale activiteiten: 6,5 voltijdequivalenten (VTE) per jaar vanaf 2026.

Voor rubriek 1 “Bijdragen aan een hoog niveau van gezondheid en welzijn voor mensen, dieren en planten” van het meerjarig financieel kader: 2,4 miljoen EUR voor de periode 2024-2027.

Dit omvat:

Eenmalige kosten: onderzoek naar de modaliteiten voor het gebruik van nieuwe technologieën en digitalisering om de uitvoering en handhaving van de voorschriften inzake dierenwelzijn tijdens het vervoer te vergemakkelijken: 250 000 EUR.

Eenmalige kosten: ontwikkeling van module in Traces: 1 400 000 EUR.

Vaste

kosten:


onderhoud van Traces: 450 000 EUR per jaar.

Eenmalige kosten: ontwikkeling van digitale app: 300 000 EUR.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie voert regelmatig audits uit bij de lidstaten om na te gaan in hoeverre zij de EU-wetgeving naleven 28 . Dit voorstel bevat een artikel over het netwerk van verbindingsorganen in de lidstaten voor het dierenwelzijn tijdens het vervoer. Dit netwerk zal een belangrijke rol spelen bij de bevordering van een uniforme uitvoering van de nieuwe verordening in de hele Unie.

De Commissie heeft EU-referentiecentra voor dierenwelzijn aangewezen om technische ondersteuning te bieden bij de uitvoering van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn, ook op het gebied van vervoer. De Commissie biedt ook ondersteuning voor bijscholing 29 over de bescherming van dieren tijdens het vervoer in het kader van het programma “Betere opleiding voor veiliger voedsel”. De invoering van de nieuwe regels zal ook worden besproken op het EU-platform voor dierenwelzijn.

Al deze activiteiten zullen bijdragen tot de uitvoering van deze herziening. Daarnaast zal de uitvoering zichtbaar worden door nieuwe eisen om indicatoren te monitoren en er verslag over uit te brengen, hoofdzakelijk met behulp van Traces-gegevens in real time, in aanvulling op verslagen van de bevoegde autoriteiten. Een dergelijk monitoringverslag over de toestand van het dierenwelzijn in de Unie met betrekking tot het vervoer wordt vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de nieuwe verordening ingediend, en daarna ten minste om de vijf jaar.

Om na de overgangsperiode van vijf jaar degelijk bewijsmateriaal te kunnen verzamelen, moet tien jaar na de inwerkingtreding van de verordening een evaluatieverslag worden ingediend.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I: onderwerp, toepassingsgebied, definities en algemene bepalingen

In dit hoofdstuk wordt het toepassingsgebied van het voorstel verduidelijkt. Het bevat tevens definities en algemene eisen die van toepassing zijn op alle vervoersactiviteiten.

Hoofdstuk II: vergunningen voor organisatoren en vervoerders

In dit hoofdstuk worden de regels en voorwaarden vastgesteld inzake vergunningen voor organisatoren om het vervoer van dieren te regelen en vergunningen voor vervoerders om dieren te vervoeren.

Hoofdstuk III: vervoermiddelen

Dit hoofdstuk bevat de voorwaarden voor de goedkeuring van wegvoertuigen voor het vervoer van dieren, die ook al zijn opgenomen in de huidige wetgeving. Vervoer door de lucht moet worden uitgevoerd door luchtvaartmaatschappijen die lid zijn van IATA.

Hoofdstuk IV: verplichtingen voor vertrek

Dit hoofdstuk legt de vereiste van journaals vast voor zowel lange als korte transporten. Het is de verantwoordelijkheid van de houders om ervoor te zorgen dat de dieren die worden geladen, geschikt zijn voor het vervoer.

Hoofdstuk V: verplichtingen tijdens het vervoer en op de plaats van bestemming

In dit hoofdstuk worden de verplichtingen voor vervoerders tijdens het transport behandeld. Ook verzamelcentra komen hier aan bod.

Dit hoofdstuk voorziet in de verplichting tot tracering van wegvoertuigen in real time.

Vervoerders zijn ook verplicht om informatie te verzamelen op basis van bepaalde indicatoren, deze te analyseren en corrigerende maatregelen te nemen om het welzijn van de vervoerde dieren te verbeteren.

Hoofdstuk VI: voorwaarden voor het vervoer van landdieren

Dit hoofdstuk voorziet in maximale transporttijden voor zowel slachtdieren als dieren die voor andere doeleinden worden vervoerd. Er worden ook specifieke maximale transporttijden vastgesteld voor het vervoer van niet-gespeende dieren.

Transporten onder extreme temperaturen zijn beperkt in de tijd en moeten aan extra voorwaarden voldoen.

Hoofdstuk VII: transport van en naar derde landen

Dit hoofdstuk bevat nieuwe regels voor het vervoer van dieren naar derde landen, zoals de certificering van organisatoren, alsook attesten die door bevoegde autoriteiten van derde landen moeten worden ondertekend voorafgaand aan een transport per veeschip.

Controleposten in derde landen moeten voldoen aan normen die gelijkwaardig zijn aan die in de Unie.

Hoofdstuk VIII: plichten van bevoegde autoriteiten

Dit hoofdstuk bevat bepalingen over de opleidingen en getuigschriften van vakbekwaamheid voor exploitanten en de eis om plaatsen van uitgang aan te wijzen. Het bevat ook voorschriften inzake de nationale verbindingsorganen voor het vervoer van dieren en voor de analyse van gegevens die op basis van de in hoofdstuk V genoemde indicatoren zijn verzameld.

Hoofdstuk IX: sancties

Dit hoofdstuk bevat bepalingen over sancties voor inbreuken op de verordening, met name in geval van ernstige inbreuken.

Hoofdstuk X: procedurele bepalingen

Hoofdstuk XI: overige bepalingen

Dit hoofdstuk bevat bepalingen over strengere nationale maatregelen, de oprichting van een digitale app om de uitvoering en handhaving van de verordening te vergemakkelijken, en een afwijking met betrekking tot bestaande nationale bepalingen betreffende ultraperifere regio’s.

Hoofdstuk XII: overgangs- en slotbepalingen.

Dit hoofdstuk wijzigt Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad inzake controleposten, waarin is bepaald dat deze posten adequaat moeten zijn uitgerust voor de betrokken diersoorten en -categorieën en dat de organisatoren over een reserveringssysteem moeten beschikken.