Toelichting bij COM(2023)728 - Monitoringkader voor veerkrachtige Europese bossen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2023)728 - Monitoringkader voor veerkrachtige Europese bossen.
bron COM(2023)728
datum 22-11-2023
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bossen en andere beboste gebieden in de EU komen steeds meer onder druk te staan door de klimaatverandering en niet-duurzaam direct of indirect menselijk gebruik en menselijke activiteiten, en de daarmee verband houdende veranderingen in landgebruik. Gevaren zoals bosbranden, uitbraken van plagen, droogtes en hittegolven, die elkaar vaak versterken, zullen waarschijnlijk leiden tot frequentere en intensere, veelal grensoverschrijdende rampzalige gebeurtenissen. Deze druk ondermijnt de veerkracht van bossen en vormt een bedreiging voor het vermogen van bossen om hun verschillende ecologische, sociale en economische functies te vervullen. Sommige gevaren, zoals bosbranden, vormen ook een directe bedreiging voor de menselijke gezondheid en veiligheid. Bovendien verhogen zij de kosten voor het beheer van bossen, met inbegrip van de kosten voor de bestrijding van bosbranden.

Een alomvattend en hoogwaardig monitoringsysteem dat alle bossen en andere beboste arealen in de EU bestrijkt, kan helpen om al deze vormen van druk en gevaren beter tegen te gaan. Zo kan de frequente monitoring van boombedekking en de verstoringen ervan met behulp van technologieën voor aardobservatie (EO, Earth Observation), aangevuld met veldwaarnemingen, patronen van kwetsbaarheden in bossen aan het licht brengen en besluitvormers in staat stellen aanpassingsmaatregelen te nemen. Als deze kennis ontbreekt, is dit ook van invloed op de tijdigheid en de kwaliteit van de bosplanning door de lidstaten. Geïntegreerde langetermijnplanning is van groot belang om de grote verscheidenheid aan vraag naar bosdiensten en -hulpbronnen in evenwicht te houden en te zorgen voor rampenbestendigheid overeenkomstig de beleidsdoelstellingen en streefcijfers van de EU voor bosdiensten, -gebruik en -bescherming.

De huidige monitoringinstrumenten zijn niet volledig geschikt voor het beoogde doel. Diensten zoals het Copernicus-gestuurde Europees Bosbrandinformatiesysteem (EFFIS) en de “Forest High Resolution Layer” van de landmonitoringdienst van Copernicus hebben geleid tot een zekere mate van gestandaardiseerde monitoring en gegevens op basis van teledetectie in de EU. De werkzaamheden voor de harmonisatie van grondgegevens, die voornamelijk via nationale bosinventarissen worden verzameld, zijn echter gericht op een aantal kernvariabelen met betrekking tot houtbestanden, zoals bovengrondse biomassa, groeibestanden en aangroei. Zelfs in deze gevallen zijn er lacunes in de tijdigheid en de ruimere beschikbaarheid van gegevens, wat leidt tot onzekerheid over de betrouwbaarheid ervan en beperkingen op het gebruik ervan. Er zijn geen werkzaamheden verricht met betrekking tot de harmonisatie van andere grondgegevens over variabelen, met name met betrekking tot biodiversiteit, waardoor een EU-brede beoordeling van de toestand van het bosecosysteem moeilijk is. Bovendien vertonen de beschikbare gegevens over bossen aanzienlijke lacunes, zoals voor droogte of schade aan bossen door schorskevers. Deze lacunes belemmeren een doeltreffende preventie van, paraatheid voor en respons op bosrampen door grondbeheerders en relevante autoriteiten. Bovendien kunnen verschillende bosparameters, zoals bosbiomassa en -structuur, in de hele EU alleen op betrouwbare wijze in kaart worden gebracht en gemonitord door grondwaarnemingen, teledetectie en modellering te combineren. Deze combinatie is complex en uitdagend, vaak als gevolg van problemen in verband met gegevensuitwisseling en toegang.

Het gebrek aan informatie over de toestand en ontwikkeling van bossen met betrekking tot verstoringen of ecosysteemdynamiek maakt het voor beleidsmakers en bosbeheerders moeilijk om in een vroeg stadium trends te zien en schade of degradatie op te sporen en doeltreffend op te treden. Dit belemmert het vermogen van bossen om voortdurend ecosysteemdiensten, -goederen en -functies aan de samenleving te leveren, met inbegrip van mitigatie van de klimaatverandering, waarbij bossen een sleutelrol spelen.

Over het geheel genomen is de informatie over de toestand van bossen in de EU, hun ecologische, sociale en economische waarde, de druk waarmee zij worden geconfronteerd en de ecosysteemdiensten die zij leveren, versnipperd en fragmentarisch, grotendeels heterogeen en inconsequent, met lacunes in de gegevens en overlappingen, en worden gegevens met aanzienlijke vertraging en vaak alleen op vrijwillige basis verstrekt. Hoewel er rapportageprocessen bestaan waarin gegevens en informatie over bossen en de ontwikkeling ervan worden verzameld, zoals de Europese bosrekeningen van Eurostat, de verslagen van Forest Europe over de toestand van de bossen in Europa of de Global Forest Resources Assessments van de FAO, beschikt de EU niet over een gemeenschappelijk systeem voor de consistente verzameling en uitwisseling van nauwkeurige en vergelijkbare bosgegevens.

De snelle ontwikkelingen op het gebied van monitoringinstrumenten en -technologieën die voor EO worden gebruikt met behulp van satelliet- of luchtmiddelen (waaronder drones) en in diensten van het wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) zoals Galileo, bieden een unieke gelegenheid om de monitoring van bossen te moderniseren, te digitaliseren en te standaardiseren als dienst voor alle bosgebruikers en -autoriteiten. Dit kan de vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning door de lidstaten ten goede komen en de marktgroei van deze technologieën en de daarmee samenhangende nieuwe vaardigheden stimuleren, ook voor kmo’s in de EU. Gegevensbescherming en -eigendom moeten worden geëerbiedigd.

Tegen deze achtergrond beoogt dit voorstel: i) te zorgen voor coherente, hoogwaardige monitoring die het mogelijk maakt de vooruitgang te volgen bij de verwezenlijking van de EU-streefcijfers, beleidsdoelstellingen en -streefcijfers die betrekking hebben op bossen, onder meer op het gebied van biodiversiteit, klimaat en crisisrespons; ii) de risicobeoordeling en paraatheid te verbeteren, en iii) empirisch onderbouwde besluitvorming door grondbeheerders en overheidsinstanties te ondersteunen en onderzoek en innovatie te bevorderen.

De afgelopen jaren hebben de EU-instellingen en deskundigen van de lidstaten — in de desbetreffende deskundigengroepen, waaronder de subgroep van het Permanent Comité voor de bosbouw — herhaaldelijk en duidelijk gewezen op de noodzaak om de EU-bosmonitoring te versterken. In de nieuwe EU-bosstrategie voor 2030 werd dan ook een specifiek wetgevingsvoorstel aangekondigd over de observatie, rapportage en gegevensverzameling van bossen in de EU, dat ook betrekking zou hebben op door de verantwoordelijke nationale autoriteiten opgestelde strategische plannen voor bossen en de bosgebaseerde sector.

De huidige instrumenten van sommige lidstaten voorzien niet in een geïntegreerde aanpak van bossen als multifunctionele ecosystemen, aangezien zij vaak alleen betrekking hebben op bossen vanuit specifieke beleidsperspectieven: nationale energie- en klimaatplannen en -langetermijnstrategieën hebben bijvoorbeeld betrekking op koolstofvastlegging, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, en nationale en regionale strategieën voor aanpassing aan de klimaatverandering hebben betrekking op de behoeften inzake aanpassing aan de klimaatverandering, maar houden niet noodzakelijk rekening met andere aspecten, zoals biodiversiteit of veerkracht.

De meeste nationale planningsinstrumenten in de EU gaan niet verder dan een bosplanningscyclus van 10 jaar. Bijgevolg houden zij geen rekening met de langetermijneffecten van klimaatverandering, bijvoorbeeld op de verspreiding van soorten of de frequentie en intensiteit van extreme gebeurtenissen. Bovendien volgen zij vaak geen adaptieve aanpak, wat betekent dat zij niet in staat zijn om beleidsontwikkelingen voor bossen en bosbouw op EU- en nationaal niveau weer te geven, hetgeen een gestructureerde respons op strategisch en toekomstgericht niveau zou vereisen.

Het bosgerelateerde EU-beleid is gebaseerd op een langetermijnvisie en vereist strategische prognoses op basis van tijdige en nauwkeurige informatie. Zo moeten de kerndoelstellingen om de EU klimaatneutraal (EU-klimaatwet en verordening inzake landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw — LULUCF-verordening) en klimaatbestendig (Eu-aanpassingsstrategie) te maken, of om de Europese ecosystemen in stand te houden en te herstellen (voorgestelde EU-wet inzake natuurherstel) tegen 2050 worden bereikt. Veel voorspellingen over klimaatverandering hebben betrekking op de periode tot het einde van deze eeuw, waaronder studies over hoe bossen zullen reageren op en gevolgen zullen ondervinden van de klimaatverandering.

Bovendien belemmert de grote verscheidenheid aan nationale planningsbenaderingen of het gebrek aan planning een snelle, coherente en efficiënte respons op rampenrisico’s, met name voor bedreigingen met een grensoverschrijdende dimensie, zoals plantenplagen of bosbranden.

Tegen deze achtergrond heeft het voorstel verder tot doel de lidstaten te ondersteunen bij vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning ter versterking van de consistente uitvoering van de verschillende sectorale beleidsdoelstellingen en streefcijfers om de veerkracht van bossen in een veranderend klimaat te waarborgen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel heeft tot doel de coherente en doeltreffende uitvoering te ondersteunen van bestaand EU-beleid dat direct of indirect van invloed is op bossen op het gebied van milieu en biodiversiteit, klimaat, rampen- en risicovermindering, energie en bio-economie.

1.

Het voorstel zal met name de volgende beleidsinstrumenten ondersteunen:


• De nieuwe EU-bosstrategie voor 2030, door het verschaffen van de kennisbasis voor een geïntegreerde aanpak van bossen als multifunctionele ecosystemen en het monitoren van de verwezenlijking van de streefdoelen en doelstellingen ervan.

• De biodiversiteitsstrategie voor 2030, door indicatoren vast te stellen voor het monitoren van de resultaten op het gebied van: i) de ambitie om de kwantiteit en kwaliteit van bossen en hun weerbaarheid tegen rampen zoals branden, droogtes, plagen en ziekten die door de klimaatverandering waarschijnlijk zullen toenemen, te vergroten; ii) de doelstellingen inzake de strikte bescherming van de resterende oerbossen, en iii) de verdere ontwikkeling van het Europees informatiesysteem voor bossen.

• De LULUCF-verordening, door de monitoring van indicatoren te verbeteren, wat de rapportage van geografisch expliciete gegevens over bosgrond zal vergemakkelijken.

• De ontbossingsverordening, door indicatoren te specificeren die relevant zijn voor ontbossing en bosdegradatie aan de hand waarvan de vooruitgang kan worden getoetst aan de doelstelling van niet-degradatie.

• De strategie voor de bio-economie, door de dekking en monitoring te verbeteren van indicatoren die de vooruitgang op weg naar duurzaamheid in de EU en haar lidstaten volgen en die worden meegenomen in het monitoringsysteem van het Kenniscentrum voor bio-economie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek.

• De richtlijn hernieuwbare energie, door de empirische onderbouwing te versterken met betrekking tot duurzaamheidscriteria voor de winning van biomassa om energie te produceren, en met name door te eisen dat de lidstaten beschikken over informatie over de locatie van oerbossen.

• Het Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM) en de onlangs vastgestelde EU-doelstellingen inzake rampbestendigheid door de beschikbaarheid van bosgegevens te verbeteren. Dit zal helpen de instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing voor bosbranden en andere rampen te verbeteren, nauwkeurigere risicobeoordelingen te ontwikkelen en de algemene paraatheid voor toekomstige rampen te vergroten.

• De digitale agenda voor Europa en de dronestrategie 2.0, door het gebruik van teledetectietechnologieën bij bosmonitoring te bevorderen.

• De verordening betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten door de empirische onderbouwing van de dynamiek van plaagorganismen te versterken.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU

In de Europese Green Deal werd opgeroepen tot maatregelen om de kwantiteit en kwaliteit van het bosareaal in de EU te verbeteren en de veerkracht van bossen verder te vergroten. Het heeft tot doel klimaatneutraliteit te bereiken, een hogere ambitie op het gebied van biodiversiteit vast te stellen, een gezond milieu te waarborgen, de gezondheid en het welzijn van de mens te verbeteren en een duurzame en circulaire bio-economie te bevorderen. Monitoring van de toestand en trends van bossen en ecosystemen en multifunctionaliteit ter ondersteuning van vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning door de lidstaten is van cruciaal belang om dit doeltreffend te doen.

Het voorstel is bedoeld om synergieën tot stand te brengen met ander beleid, onder meer met de regels inzake gegevensverzameling, monitoring en planning die relevant zijn voor bossen. Dit omvat de lucht-, water- en natuurrichtlijnen en de voorstellen van de Commissie over de wet inzake natuurherstel en tot wijziging van de Europese milieu-economische rekeningen. Het voorstel zal ook het klimaatbeleid ondersteunen door het mogelijk te maken de vooruitgang op het gebied van aanpassing aan en mitigatie van klimaatverandering te monitoren en het gebruik van regelingen voor koolstoflandbouw in het kader van het voorgestelde certificeringskader voor koolstofverwijdering mogelijk te maken. Het voorstel is ook volledig in overeenstemming met het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa, met name voorstel 2, waarin uitdrukkelijk wordt gepleit voor “herbebossing, bebossing, met inbegrip van bossen die verloren zijn gegaan door brand en handhaving van verantwoord bosbeheer”.


Het voorstel kan de EU ook helpen om mondiaal leiderschap te tonen en de internationale gemeenschap te stimuleren tot empirisch onderbouwde gerichte maatregelen om de veerkracht van bossen in een veranderend klimaat te versterken en het duurzame beheer van bossen als multifunctionele ecosystemen te verbeteren. Het mondiale biodiversiteitskader van Kunming-Montreal omvat een specifieke doelstelling inzake toegankelijke hoogwaardige gegevens, informatie en kennis voor een geïntegreerd en participatief beheer van biodiversiteit.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de EU het recht geeft op te treden om de doelstellingen van haar milieubeleid te verwezenlijken. De doelstellingen van het milieubeleid van de EU, zoals uiteengezet in artikel 191, lid 1, VWEU, zijn het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu; bescherming van de menselijke gezondheid; behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen; bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering. De EU streeft er in haar milieubeleid naar een hoog niveau van milieubescherming tot stand te brengen, rekening houdende met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de EU. Haar beleid moet berusten op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

Dezelfde rechtsgrondslag ligt ten grondslag aan EU-maatregelen ter bescherming van het natuurlijk erfgoed van bosecosystemen. Een kader voor bosmonitoring zal de gegevens opleveren die het mogelijk zullen maken de doelstellingen van de Europese Green Deal met betrekking tot bossen te monitoren en beleid te ontwikkelen om bosecosystemen in stand te houden. Het milieu is een gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten, zodat het optreden van de EU in overeenstemming moet zijn met het subsidiariteitsbeginsel.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Actie op EU-niveau is gerechtvaardigd vanwege de omvang en de grensoverschrijdende aard van de markten die afhankelijk zijn van bossen en de toenemende risico’s en onzekerheid in verband met klimaatverandering, waardoor de effecten van het beleid en de wetgeving van de EU moeten worden gemonitord en de noodzaak van beleidswijzigingen met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen nauwkeuriger en tijdiger moeten worden geëvalueerd.

Dit betreft met name verstoringen zoals uitbraken van schorskevers, bosbranden of stormen, die allemaal een aanzienlijke grensoverschrijdende dimensie hebben. Deze verstoringen nemen in frequentie en intensiteit toe als gevolg van de klimaatverandering, wat leidt tot hogere kosten voor preventie en bestrijding, alsook tot een toename van broeikasgasemissies, biodiversiteitsverlies en marktverstoringen. Met betrekking tot bijvoorbeeld de schorskever is het van essentieel belang dat de schorskeverhotspots vroegtijdig worden opgespoord om de omvang van de reddingskap en de daarmee samenhangende kosten en inkomstenderving te verminderen. Wanneer reddingskap op grote schaal plaatsvindt, kan deze de houtmarkt verstoren, met een bijzonder negatief effect op kleine en middelgrote ondernemingen die sterk afhankelijk zijn van de houtprijs. Feromoonvallen en andere grondmonitoring in combinatie met EO die hoogwaardige gegevens verstrekken, vergemakkelijken tijdige beleidsinterventie en spelen derhalve een doeltreffende en efficiënte rol bij het verlagen van de kosten. Een ander voorbeeld is dat inzicht in het soort bos en de brandstof in specifieke gebieden belangrijk zal zijn voor bosbrandpreventiemaatregelen en de activiteiten in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming doeltreffender zal maken, aangezien de Europese waarschuwingssystemen voor bosbranden zullen worden verbeterd.

De monitoring van bossen is momenteel fragmentarisch en versnipperd, waardoor de EU niet tijdig kan optreden tegen stressfactoren en bedreigingen (met een grensoverschrijdende dimensie), zoals bepleit in de nieuwe EU-bosstrategie, en niet optimaal gebruik kan maken van kosteneffectieve technologische ontwikkelingen en digitale innovatie, met name met betrekking tot EO. Deze situatie is het gevolg van het feit dat de lidstaten al vele jaren op ongecoördineerde wijze alleen hebben gehandeld. Hoewel bosecosystemen vaak grensoverschrijdend zijn, worden bossen vaak gezien als soevereine entiteiten en is er tot dusver geen consistente, transnationale aanpak van gegevensverzameling ontwikkeld. Gezonde en veerkrachtige bossen zijn van gemeenschappelijk belang en de lidstaten zullen deze gefragmenteerde situatie waarschijnlijk niet oplossen zonder EU-optreden.

Wat de planning betreft, beschikken verschillende lidstaten over planningsinstrumenten, maar het sectorale beleid wordt onvoldoende bestreken, wat van invloed kan zijn op de samenhang van de beleidsvorming, zowel op het niveau van de lidstaten als op EU-niveau. De lidstaten zouden gebruik kunnen maken van het gecoördineerde governancesysteem om te zorgen voor consistente tijdschema’s voor sectorale doelstellingen van het bosbeleid en ervoor te zorgen dat gemeenschappelijke informatie wordt opgenomen.

Proportionaliteit

De combinatie van de in het voorstel geselecteerde aspecten is proportioneel omdat het beperkt is tot de aspecten die de lidstaten moeten uitvoeren om de doelstellingen van de voorgestelde verordening op bevredigende wijze te verwezenlijken. Daartoe zijn de lidstaten alleen verplicht bosgegevens te verzamelen die verband houden met de wetgeving en beleidsdoelstellingen van de EU. Bovendien zal de voorgestelde verordening gebaseerd zijn op het delen van geharmoniseerde gegevens uit bestaande nationale systemen voor gegevensverzameling, voornamelijk nationale bosinventarissen (NFI’s). Dit zal de mate waarin de lidstaten hun gegevensverzamelingsmethoden moeten aanpassen, tot een minimum beperken. Om de aanpassingskosten laag te houden, zijn de beschrijvingen van de bosgegevens geselecteerd op basis van bestaande harmonisatiewerkzaamheden van de NFI’s. Het voorstel beoogt ook te werken met bestaande gerapporteerde gegevens voor zover dit aan de vereisten voldoet, waardoor overlapping van rapportageverplichtingen wordt voorkomen. Vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning door de lidstaten wordt aangemoedigd op basis van respectievelijke bestaande inspanningen.

Gezien de omvang van de kwestie en de grensoverschrijdende dimensie ervan is de EU de enige instantie die kan zorgen voor een consistent monitoringkader en een vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning die de lidstaten samenbrengt. Op het niveau van de lidstaten kunnen geen gemeenschappelijke normen voor gegevensverzameling en -monitoring en minimale gemeenschappelijke planningselementen worden ontwikkeld.

Geen enkele optie houdt in dat bevoegdheden van de lidstaten naar de EU worden overgedragen die verder gaan dan de noodzakelijke harmonisatie en standaardisering van het toezicht (geen overdracht van bevoegdheden met betrekking tot de operationele keuzes in verband met bosbeheer).

Keuze van het instrument

Een wetgevende aanpak sluit eerder aan bij het onderwerp en de mate van nauwkeurigheid van dit initiatief dan een niet-wetgevende aanpak. De doelstellingen van dit voorstel kunnen het best met een verordening worden nagestreefd. Dit zal ervoor zorgen dat de bepalingen in de EU rechtstreeks en uniform van toepassing zijn en zal derhalve bijdragen tot de harmonisatie en tijdige verstrekking van gegevens. Een verordening zal het mogelijk maken gemeenschappelijke normen vast te stellen die bindend en rechtstreeks toepasselijk zijn in alle lidstaten, zonder de administratieve lasten en de vertraging die het gevolg zijn van de noodzaak om het instrument in nationaal recht om te zetten.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing omdat het om een nieuw wetgevingsinitiatief gaat.

Raadpleging van belanghebbenden

Deze verordening en de bijbehorende effectbeoordeling zijn overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving gebaseerd op een uitgebreid raadplegingsproces. De Commissie heeft de standpunten verzameld van een breed scala aan belanghebbenden, met name vertegenwoordigers van de lidstaten, milieuorganisaties, onderzoeksinstellingen, bosverenigingen en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Er hebben raadplegingen plaatsgevonden in het kader van een openbare raadpleging, tijdens drie workshops met deskundigen en tijdens vergaderingen met belanghebbenden en lidstaten. Een speciale subwerkgroep in het kader van het Permanent Comité voor de bosbouw (SFC) heeft vier keer vergaderd en twee workshops, georganiseerd door het Tsjechische en het Zweedse voorzitterschap, hebben verdere inzichten opgeleverd. De verschillende standpunten leverden waardevolle informatie en inzichten op die zijn meegenomen in de voorbereiding van de effectbeoordeling en het voorstel.

Verzoek om input

Het verzoek om input liep van 8 april tot en met 6 mei 2022. Er waren 116 reacties uit 21 landen, voornamelijk van het grote publiek, ngo’s, overheidsinstanties, bedrijfsverenigingen, handelsorganisaties en milieuorganisaties, in afnemende volgorde.

De meeste indieningen steunden het initiatief voor een EU-kader voor bosmonitoring en strategische plannen in verschillende groepen belanghebbenden, met uitzondering van het grote publiek, met minder dan de helft steun. De voornaamste bezorgdheid die werd geuit, was dat een grotere centralisatie door dit initiatief de bestaande nationale bosmonitoring niet onnodig belastend mag maken en dat nieuwe wetgeving de huidige beheerspraktijken van boseigenaren niet mag verstoren. De Commissie heeft met dit advies rekening gehouden bij de effectbeoordeling en bij het opstellen van het voorstel.

Openbare raadpleging

De Commissie heeft van 25 augustus tot en met 17 november 2022 een openbare raadpleging gehouden en heeft 314 uitvoerbare bijdragen ontvangen.

Tijdens de raadpleging werden standpunten verzameld over de noodzaak van bosmonitoring, bijbehorende technologische keuzes, voorkeursbeleids- en financieringsopties en de toegevoegde waarde van strategische plannen voor bossen. Uit de resultaten bleek duidelijk dat er behoefte is aan EU-brede geharmoniseerde en tijdige informatie over diverse bosaspecten, zoals gezondheid, verstoring en klimaatverandering. Monitoringsystemen moeten gebaseerd zijn op veldgegevens in combinatie met teledetectietechnologieën. De meeste respondenten beschouwden de integratie van gegevens van de monitoringsystemen van de lidstaten als de beste beleidsoptie, terwijl één enkel EU-monitoringsysteem in gelijke mate werd gesteund en afgewezen. De financiering van zo'n systeemmoet plaatsvinden met een combinatie van particuliere middelen en middelen van de lidstaten en middelen van de EU. Ongeveer de helft van de respondenten was van mening dat een holistische visie, algemene coördinatie en vergelijkbaarheid en uitwisseling met andere lidstaten waarde toevoegen aan langetermijnplanning. Slechts een onbeduidend aantal respondenten zag geen toegevoegde waarde.

Workshops van deskundigen

De Commissie heeft in oktober-november 2022 drie workshops met technische deskundigen georganiseerd over: 1) strategische plannen voor bossen; 2) huidige en toekomstige mogelijkheden voor aardobservatie voor operationele bosmonitoring, en 3) voordelen en kosten van bosmonitoring. De workshops leverden waardevolle input voor de effectbeoordeling op.

Subwerkgroep van het Permanent Comité voor de bosbouw

Tussen november 2022 en mei 2023 vonden vier vergaderingen met vertegenwoordigers van de lidstaten plaats voor technische besprekingen over beleidsopties. Er werden met name standpunten verzameld over de dekking van indicatoren, het gebruik van EO en mogelijke belangrijke aspecten van geïntegreerde langetermijnplanning. De besprekingen waren gebaseerd op de resultaten van de openbare raadpleging en de ontwerpeffectbeoordeling, en waren gebaseerd op vooraf vastgestelde vragen die voorafgaand aan de vergaderingen met de groepsleden werden gedeeld. De subgroep heeft vervolgens een verslag over het komende initiatief goedgekeurd.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel is gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke bevindingen. De effectbeoordeling bij dit voorstel wordt geschraagd door een ondersteunende studie van een team van externe deskundigen die op [...] is gepubliceerd. Het team van externe deskundigen stond gedurende de verschillende fasen van de studie in nauw overleg met de Commissie. De vergaderingen van de subwerkgroep boden de lidstaten de gelegenheid om van gedachten te wisselen over belangrijke aspecten van het initiatief, waaronder een voorlopige lijst van bosindicatoren, de resultaten van de openbare raadpleging en geïntegreerde langetermijnplanning. Met deze input is rekening gehouden bij het opstellen van de effectbeoordeling en deze voorgestelde verordening.

De Commissie heeft ook veel andere informatiebronnen gebruikt om dit voorstel voor te bereiden, met name de resultaten van onderzoeks- en innovatieprojecten van de EU en erkende internationale verslagen.

Het Europees Milieuagentschap heeft specifieke expertise ter beschikking gesteld en is nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van het voorstel en de effectbeoordeling ervan.

Effectbeoordeling

Het voorstel is gebaseerd op een effectbeoordeling. De effectbeoordeling heeft op 17 februari 2023 van de Raad voor regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board, RSB) een positief advies met voorbehoud gekregen1. Tot de belangrijkste punten van de RSB behoorden de meerwaarde van het initiatief, met name wat betreft de langetermijnplanning van bossen en de presentatie van verschillende opties voor het niveau van EU-interventie (EU-bossen – nieuw EU-kader voor bosmonitoring en strategische plannen (europa.eu)). In reactie op het advies werd de toegevoegde waarde van het voorstel verduidelijkt en werd in de effectbeoordeling een hybride optie ontwikkeld waarbij verplichte monitoring en gegevensverzameling worden gecombineerd met vrijwillige planning.

In de effectbeoordeling werden vijf beleidsopties onderzocht, waarvan er twee in een vroeg stadium werden afgewezen omdat het hoogst onwaarschijnlijk was dat zij de gewenste resultaten zouden opleveren. De onderstaande beleidsopties zijn volledig beoordeeld.

1) Volledig vrijwillige optie: Met deze optie wordt gestreefd naar een gemeenschappelijke vrijwillige aanpak van bosmonitoring en geïntegreerde planning om te zorgen voor een coherente verwezenlijking van de EU-doelstellingen en -prioriteiten met betrekking tot bossen, terwijl de lidstaten maximale flexibiliteit wordt gelaten om deze in hun nationale context om te zetten.

De Commissie zou vrijwillige richtsnoeren uitvaardigen om de consistentie en vergelijkbaarheid van de gegevensverzameling te verbeteren, EO te bevorderen en de opstelling van empirisch onderbouwde geïntegreerde bosplanning te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door een gemeenschappelijke reeks basisvereisten en kernelementen aan te bieden die door de lidstaten in overweging moeten worden genomen.

Een deskundigengroep zou de Commissie ondersteunen bij het opstellen van vrijwillige richtsnoeren en de coördinatie en uitwisseling van goede praktijken vergemakkelijken om geharmoniseerde nationale gegevensverzameling te bevorderen en de kaders en mechanismen voor bosplanning te versterken.

De Commissie zou via de landmonitoringdienst van Copernicus bestaande EO-diensten blijven aanbieden met betrekking tot geselecteerde bosgegevens zoals fenologie en netto primaire productiviteit.

2) Wetgevende optie: Met deze optie wordt beoogd een verplicht EU-kader op te zetten dat betrekking heeft op: i) het opzetten van een bosmonitoringsysteem voor geolokalisatie van bosarealen; ii) het verzamelen en delen van gegevens, met inbegrip van geavanceerd gebruik van EO, en iii) geïntegreerde bosplanning. Deze optie heeft twee subopties met betrekking tot het niveau van de EU-interventie op het gebied van de dekking van bosgegevens, het gebruik van EO-systemen en het ontwerp en de ontwikkeling van strategische planning op het niveau van de lidstaten.

Voor beide subopties zouden verplichte bosgegevens worden onderverdeeld in twee groepen, zoals hieronder uiteengezet.

— Gestandaardiseerde gegevens, waarvoor de Commissie het voortouw neemt en zorgt voor een uniforme uitwisseling van gegevens in de hele EU. Deze gegevens zouden voornamelijk worden verzameld via EO (bv. Copernicus) en zijn onderworpen aan technische protocollen zoals die welke reeds onder toezicht staan van het directoraat-generaal Defensie-industrie en Ruimtevaart en het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek.

— Geharmoniseerde gegevens, waaraan de lidstaten met hun eigen verzamelde gegevens zouden bijdragen door gebruik te maken van hun eigen enquêtes, zoals NFI’s op basis van aardobservatie, maar met behulp van EO-instrumenten, voor zover beschikbaar en van toepassing. Hoewel de lidstaten geharmoniseerde gegevens aan de Commissie zouden moeten verstrekken in overeenstemming met de gemeenschappelijke referentiebeschrijvingen, zouden zij niet verplicht zijn hun methoden voor gegevensverzameling te standaardiseren (bijvoorbeeld steekproefbenaderingen en meetmethoden), maar alleen om de gegevens op geharmoniseerde wijze toegankelijk te maken indien aan de vereisten inzake gegevensnauwkeurigheid is voldaan. Dit betekent dat de lidstaten hun bestaande gegevensverzamelingssystemen — indien beschikbaar — kunnen blijven gebruiken zonder ingrijpende wijzigingen in de instrumenten die momenteel worden toegepast.

Voor de verplichte bosgegevens zouden de beschrijvingen en methoden worden geharmoniseerd op basis van bestaande beschrijvingen en methoden of beschrijvingen en methoden die met de steun van een deskundigengroep zijn ontwikkeld (zie verder). Er zou standaardisering worden voorgesteld voor bosgegevens waarbij de onzekerheid van geharmoniseerde ramingen te groot is.

De tweede suboptie houdt in dat in het bosmonitoringsysteem aanvullende bosgegevens worden opgenomen die verder gaan dan de bestaande EU- en internationale monitoring- en rapportagesystemen. In het kader hiervan zou de Commissie ook aanbevelingen uitbrengen over de door de lidstaten ontwikkelde geïntegreerde langetermijnplannen.

3) Hybride optie: Bij deze optie zouden kernaspecten van de hierboven beschreven vrijwillige en wetgevende opties worden gecombineerd. Monitoringaspecten zouden verplicht zijn om het probleem van de uiteenlopende mate van gegevensdekking en de uiteenlopende benaderingen van gegevensverzameling in de lidstaten aan te pakken (zoals in de tweede suboptie van de wetgevende optie). Geïntegreerde bosplanning zou facultatief zijn voor de lidstaten (zoals in de volledig vrijwillige optie).

Een volledige wetgevende aanpak werd beoordeeld als de meest doeltreffende, efficiënte en coherente beleidsoptie. Het opzetten van een gemeenschappelijk kader op basis van één eenvoudig instrument zou tegemoet komen aan de noodzaak om een holistische en geïntegreerde benadering van bossen te bevorderen, naar aanleiding van het narratief rond de nieuwe EU-bosstrategie voor 2030.

De voorkeursoptie omvat een combinatie van aspecten van beide subopties die verband houden met het niveau van het EU-optreden. Monitoring en uitwisseling van bosgegevens zou verplicht zijn op basis van gemeenschappelijke geharmoniseerde of gestandaardiseerde beschrijvingen en methoden voor een reeks bosgegevens die betrekking hebben op alle prioritaire beleidsterreinen, waaronder de veerkracht van de gezondheid van bossen en de biodiversiteit. Dit is van essentieel belang om te voldoen aan de strategische doelstellingen inzake vergelijkbaarheid, kwaliteit en beschikbaarheid van gegevens.

Het verzamelen en delen van bosgegevens zou een stapsgewijze aanpak volgen, waarbij rekening wordt gehouden met de operabiliteit wat betreft de beschikbaarheid van gemeenschappelijke beschrijvingen en methoden, de beschikbaarheid van op EO gebaseerde instrumenten en methoden, en de status van monitoring en gegevensuitwisseling in de lidstaten.

Het Europees informatiesysteem voor bossen zou worden versterkt als een bestaande onestopshop. Dit zou de transparantie vergroten en de toegang tot bosinformatie voor belanghebbenden vergemakkelijken. Het zou bijdragen tot een geïntegreerd inzicht in bossen, hun status en diverse ecosysteemdiensten.

Gezien het uiteenlopende gebruik van EO in de lidstaten, zou de eerste reeks bosgegevens in het kader van het bosmonitoringsysteem op EU-niveau worden gemonitord met behulp van versterkte Copernicus-mogelijkheden, waarbij de lidstaten de mogelijkheid wordt gelaten om met hun gegevensreeksen voor een opt-out te kiezen en bij te dragen aan de werking van het systeem. Dit zou een evenwicht tot stand brengen tussen de standpunten van belanghebbenden die tijdens de openbare raadpleging naar voren zijn gebracht en de noodzaak om te zorgen voor hoogwaardige gegevens en kostenbesparingen mogelijk te maken.

Verplichte langetermijnplannen die een gemeenschappelijke reeks basisaspecten bestrijken, in combinatie met aanbevelingen van de Commissie over de ontwikkeling ervan, zouden de lidstaten helpen verdere contextspecifieke prioriteiten, streefdoelen en maatregelen vast te stellen op een manier die gemakkelijk op EU-niveau kan worden gedeeld, terwijl tegelijkertijd wordt gezorgd voor een geïntegreerde afstemming op het EU-beleid inzake bosbehoud en -gebruik.

De deskundigengroep die wordt opgericht in het kader van de nieuwe EU-governance op het gebied van de bosbouw die is ingesteld in overeenstemming met de bosstrategie [voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad XX tot wijziging van Besluit 89/367/EEG van de Raad tot instelling van een Permanent Comité voor de bosbouw] zal onder meer het kader vormen voor de samenwerking en coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten en zal de Commissie ondersteunen bij de ontwikkeling van gemeenschappelijke beschrijvingen en protocollen voor bosgegevens en gegevensverzameling. Deze deskundigengroep moet ook openstaan voor de deelname van deskundigen uit toetredingslanden.

De voorgestelde combinatie van meer standaardisering en een betere harmonisatie van bosgegevens zou een zeer sterke EU-brede eengemaakte markt voor kmo’s die in deze sector actief zijn, mogelijk maken. Deze bouwt ook rechtstreeks voort op operationele producten die momenteel door het directoraat-generaal Defensie-industrie en Ruimtevaart worden onderhouden. Deze producten bieden een solide platform voor de ontwikkeling van de specifieke lagen voor bosmonitoring in dit voorstel. Voorts zou de voorgestelde combinatie een duidelijk regelgevingskader bieden voor en voortbouwen op de ervaring van de Commissie (Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek) en het Europees Milieuagentschap met het verfijnen en harmoniseren van bestaande kaartlagen, zoals reeds geproduceerd in het kader van het Copernicus-programma.

De markt voor digitale geografische gegevens is een dynamische maar — wat bossen betreft — een gefragmenteerde en zeer technische markt. De voorkeursoptie zou teledetectiebedrijven, enquêtebedrijven en gegevensverwerkende specialisten een middel bieden om producten voor bijna de helft van het landoppervlak van de EU te standaardiseren en te regulariseren. Op die manier zou het ook innovatie in geavanceerde digitale instrumenten in de sector faciliteren, bijvoorbeeld door beter presterende digitale instrumenten om EU-brede indicatoren vast te stellen die nodig zijn voor het klimaat- en biodiversiteitsbeleid (bv. koolstofverwijdering en certificering van maatregelen in bossen).

Het voorstel op basis van de voorkeursoptie houdt sterk verband met belangrijke bestaande wetgeving, zoals de LULUCF-verordening, de ontbossingsverordening en de richtlijn hernieuwbare energie, alsook met voorstellen waarover wordt onderhandeld (certificering van koolstofverwijdering, wetgeving inzake natuurherstel, nieuwe modules voor milieu-economische rekeningen). Het maakt dus gebruik van de synergieën van een gemeenschappelijk monitoringsysteem dat zorgt voor interoperabiliteit tussen de monitoringvereisten in het kader van de verschillende wetgevingskaders, zonder de regeldruk voor de lidstaten te vergroten.

De in het kader van het voorstel vast te stellen bosmonitoring zou leiden tot een kostenefficiënt systeem op basis van schaalvoordelen, waarbij EU-wijde bosgegevensproducten kunnen worden geproduceerd volgens gestandaardiseerde definities en technische specificaties, zonder dat deze afzonderlijk op nationaal niveau moeten worden ontwikkeld. Dit zal een effectievere tenuitvoerlegging van bovengenoemde wetgeving mogelijk maken. Zo blijkt uit geëxtrapoleerde resultaten van een casestudy over de vervanging van één enkele indicator (grondgebonden kartering van kaalslagen) door Copernicus-satellietgegevens, dat er in alle lidstaten samen potentiële cumulatieve voordelen van 28 tot 38 miljoen EUR mogelijk zijn tegen 2035.

Wanneer er al nationale monitoringsystemen bestaan, vereist het voorstel geen aanzienlijke wijzigingen in de werking ervan met betrekking tot de methoden voor gegevensverzameling, maar laat het meer ruimte voor flexibiliteit, waarbij alleen vereist is dat de lidstaten de geraamde geaggregeerde waarden harmoniseren in overeenstemming met gemeenschappelijke definities. Dit zal leiden tot een verbetering van de kostenefficiëntie van het systeem en een vermindering van de administratieve lasten voor de nationale overheid.

2.

Dit doeltreffende en kostenefficiënte bosmonitoringsysteem zou meerdere doelen dienen:


— het verbeteren van de gegevens voor beleidsvorming en beleidsuitvoering, onder meer door actuelere informatie te verstrekken over natuurlijke verstoringen en bosrampen in de lidstaten, en

— individuele bosbeheerders in staat stellen hun ecosysteemdiensten, zoals koolstofverwijderingen, op basis van vergelijkbare en geloofwaardige gegevens op de markt te brengen.

De meeste voordelen van het initiatief zijn indirect, zoals de lagere administratieve lasten voor bedrijven, bosbeheerders, overheden en het grote publiek op zoek naar bosgerelateerde informatie, in overeenstemming met de digitale agenda voor Europa. Openbare toegankelijkheid van betrouwbare gegevens kan ook het gebruik van bosgegevens door de wetenschappelijke gemeenschap, beleidsmakers en de bosbouwsector vergemakkelijken en leiden tot de ontwikkeling van nieuwe op gegevens gebaseerde diensten door innovatieve kmo’s.

Tijdige en nauwkeurige informatie over koolstofvoorraden en -stromen in hun bossen kan bosbeheerders de mogelijkheid bieden om met het oog op hun certificering beter vast te stellen waar het potentieel van extra koolstofverwijderingen kan worden vastgesteld en om op de meest efficiënte manier passende duurzame beheerspraktijken te plannen. De economische waarde van de netto koolstofput in het bosareaal van de EU kan worden geraamd op 32.8 miljard euro. Bossen en houtproducten in de EU verwijderen momenteel ongeveer 380 Mt CO2-equivalent per jaar. Het bestaan van een EU-breed kader voor tijdige EO en langetermijnplanning zou de vroegtijdige en snelle opsporing van bosverstoringen en de aanpassing van bossen en de bosgebaseerde sector aan het veranderende klimaat ten goede komen. Tegen 2100 zal de invloed van temperatuurstijgingen op 32 boomsoorten in Europa naar verwachting de waarde van de Europese bosgrond met 27 % verminderen als gevolg van een voorspelde daling van het aantal economisch waardevolle soorten. Strategische en geïnformeerde maatregelen van vandaag zouden deze daling morgen verminderen en de EU helpen haar doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050, zoals vastgelegd in de Europese klimaatwet, te halen.

Wat de kosten van de voorkeursoptie betreft, zullen deze naar verwachting worden gedragen door de lidstaten en de Europese Unie, terwijl kmo’s grotendeels niet zullen worden getroffen. De meeste kosten voor de lidstaten zouden verband houden met de noodzaak van regelmatige, gesystematiseerde verzameling van grondgegevens in een netwerk van monitoringlocaties. Dit gebeurt momenteel in het kader van nationale bosinventarissen in de meeste lidstaten. Indien een lidstaat een nationale bosinventaris moet opstellen, worden de daarmee gepaard gaande kosten geraamd op 42 EUR/km² van het bosareaal (op basis van de kosten die drie lidstaten hebben gemaakt voor het opstellen van nationale bosinventarissen — met een interval van 5 jaar en inclusief het gebruik van EO). De kosten van de harmonisatie van bosgegevens worden geraamd op 10 000 EUR per indicator. Het toevoegen van een nieuwe indicator aan een reeds opgestelde bosinventaris zal waarschijnlijk geen aanzienlijke extra kosten met zich meebrengen. Voor een aantal indicatoren die in het kader van de voorkeursoptie zijn geselecteerd, zoals het in kaart brengen van oerbossen of van boshabitats in het kader van de habitatrichtlijn, kunnen naast de bosinventaris echter veldonderzoeken nodig zijn, wat verdere kosten met zich meebrengt voor lidstaten met grote bosarealen.

De kosten voor het opstellen en bekendmaken van een geïntegreerd langetermijnplan worden geraamd op 600 000 EUR (op basis van de kosten die Duitsland heeft gemaakt in verband met zijn bosstrategie voor 2050).

Aangezien betere kennis en betere planning zullen leiden tot betere beslissingen en beleidsvorming op het gebied van bosbeheer, zal het voorstel indirect bijdragen tot de verwezenlijking van verschillende duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), onder meer op het gebied van gezondheid (SDG 3), water (SDG 6), verantwoorde consumptie en productie (SDG 12), klimaatactie (SDG 13) en leven op het land (SDG 15). Met betrekking tot betaalbare en schone energie (SDG 7) kunnen positieve effecten en mogelijke wisselwerkingen worden verwacht. Betere kennis en planning ter bevordering van een duurzamer beheer kunnen leiden tot een grotere of meer langdurige levering van houtachtige biomassa voor hernieuwbare energie, maar brengen ook het risico van overmatige houtkap met zich mee. Een vergelijkbaar effect wordt aangenomen voor waardig werk en economische groei (SDG 8), met betere kennis en planning ter ondersteuning van nieuwe bio-economische activiteiten en werkgelegenheidskansen, maar die leiden tot een achteruitgang in traditionele sectoren.

Het ondersteunen van gerichtere en empirisch onderbouwde maatregelen door beleidsmakers en besluitvormers, met inbegrip van bosbeheerders, zou de duurzame verstrekking van economische, sociale en culturele bosbestanden en -diensten versterken. Zo werd de houtvoorziening geraamd op ongeveer 16 miljard EUR in 2021 en werd de waarde van regelgevende en culturele ecosysteemdiensten (d.w.z. overstromingsbeheersing, waterzuivering en recreatie — bossen hadden het grootste aandeel in de totale waarde van op de natuur gebaseerde recreatie) geschat op ongeveer 57 miljard EUR.

Conclusies

Het voorstel stemt overeen met de voorkeursoptie in de effectbeoordeling wat betreft alle bovengenoemde aspecten, met uitzondering van geïntegreerde langetermijnplanning. Op basis van het overleg met de lidstaten heeft de Commissie besloten het interventieniveau te beperken tot vrijwillige geïntegreerde planning. Dit zal gevolgen hebben voor zowel de daaraan verbonden kosten als de baten van het voorstel in vergelijking met de voorkeursoptie. Bij gebrek aan een verplichting om geïntegreerde langetermijnplannen te ontwikkelen of bij te werken, zullen de administratieve kosten voor de lidstaten niet noodzakelijkerwijs ontstaan. Lidstaten die besluiten voor de geïntegreerde langetermijnplannen voor bossen te kiezen, zullen echter baat hebben bij een versterkte aanpassing aan de klimaatverandering van bossen, een betere beleidscoherentie en -efficiëntie, en het vermijden van afwegingen en conflicten.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Overeenkomstig het streven van de Commissie naar betere regelgeving is het voorstel op inclusieve wijze opgesteld, op basis van transparantie en voortdurende contacten met de belanghebbenden. In overeenstemming met het “one in, one out”-beginsel zijn de administratieve gevolgen geanalyseerd. De administratieve kosten zullen voornamelijk voor rekening van de EU en van de overheidsdiensten in de lidstaten zijn. De administratieve kosten voor bedrijven, met inbegrip van boseigenaren en mensen, zijn naar schatting onbeduidend, aangezien het initiatief geen nieuwe directe administratieve vereisten voor deze groepen introduceert.

Overheidsinstanties in de lidstaten zullen administratieve kosten moeten maken om ervoor te zorgen dat hun monitoringsystemen voldoen aan de minimumnormen wat betreft de frequentie van de gegevensverzameling en de dekking van indicatoren die in dit voorstel zijn vastgesteld. Indien zij voor de vrijwillige planning kiezen, zullen zij ook administratieve kosten moeten maken voor het opstellen of actualiseren van geïntegreerde langetermijnplannen voor bossen, het evalueren daarvan en het monitoren van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan. De administratieve kosten zullen afhangen van de individuele uitgangsposities van de lidstaten.

Een groter gebruik van geavanceerde bosmonitoringtechnologieën in combinatie met een betere beschikbaarheid en toegankelijkheid van bosgegevens via het centrale digitale platform van het Europees informatiesysteem voor bossen zal de administratieve lasten voor bedrijven, het grote publiek en overheden bij het zoeken naar bosgerelateerde informatie verminderen.

Grondrechten

Het voorstel eerbiedigt de grondrechten en met name de beginselen die worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het draagt bij tot het handhaven van het recht op een hoog niveau van milieubescherming en tot de verbetering van de kwaliteit van het milieu in overeenstemming met het in artikel 37 van het Handvest neergelegde beginsel van duurzame ontwikkeling.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Voor de uitvoering van het voorstel zijn personele middelen voor de Commissie nodig, zoals vermeld in het bijgevoegde financieel memorandum. De gevolgen voor de personele middelen voor de Commissie zullen naar verwachting worden aangepakt door middel van aanvullende toewijzingen, zoals uiteengezet in het financieel memorandum.

Voor de uitvoering is ook steun nodig van het Europees Milieuagentschap, waarvoor extra middelen nodig zullen zijn, zoals uiteengezet in het financieel memorandum.

De kosten die de Commissie maakt voor de ontwikkeling en verstrekking van kerngegevens en -producten op basis van teledetectie, vallen onder het Copernicus-programma. De kosten voor specifieke producten die nog niet beschikbaar zijn, worden gedekt door de extra middelen waarin deze verordening voorziet voor het Europees Milieuagentschap.

Dit voorstel bevat artikelen waarin nader wordt ingegaan op de verdere werkzaamheden die nodig zullen zijn voor de uitvoering van de verordening, met inbegrip van de bevoegdheid om gedelegeerde of uitvoeringshandelingen vast te stellen (bijvoorbeeld om technische specificaties en bepalingen inzake gegevensverzameling te ontwikkelen voor aanvullende indicatoren, met inbegrip van indicatoren die de integratie van teledetectie en gegevens op de grond vereisen).

Het financieel memorandum bij dit voorstel toont de gedetailleerde gevolgen voor de begroting en de benodigde personele en administratieve middelen. De kosten voor de extra taken die de Commissie op zich moet nemen, komen ten laste van het LIFE-programma. De aan het Europees Milieuagentschap toevertrouwde taken zullen worden gefinancierd via een herschikking in het kader van het LIFE-programma. De mogelijkheden in het kader van het EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, zoals het komende partnerschap „Bossen en bosbouw voor een duurzame toekomst”, moeten verder bijdragen tot de ontwikkeling van betere, consistente en actuele bosgegevens in de lidstaten.


5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Uiterlijk bij de inwerkingtreding van deze verordening zal de Commissie op basis van een reeks mijlpalen een plan opstellen om de uitvoering te volgen van de maatregelen die nodig zijn om de specifieke doelstellingen te verwezenlijken (bv. de vaststelling van technische uitvoeringsmaatregelen inzake harmonisatie en normalisatie van gegevens en het governancekader) volgens een specifiek tijdschema.

3.

Daarnaast zal de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, regelmatig (om de twee jaar) toezicht houden op de uitrol en het effect van de maatregelen op basis van de volgende aspecten:


- aantal bosgegevens met een gemeenschappelijke definitie;

- aantal bosgegevens met geharmoniseerde of gestandaardiseerde methoden voor gegevensverzameling;

- verstrekking van gegevens door de lidstaten aan het Europees informatiesysteem voor bossen;

- toegang tot gegevens via het Europees informatiesysteem voor bossen (gemiddeld aantal klikken/maand);

- nationale aanpassingsstrategieën en risicobeoordelings- en risicobeheerstrategieën op basis van gemeenschappelijke indicatoren;

- ontwikkeling van de markt voor digitale diensten voor bossen (met name het aantal kmo’s);

- aantal door de lidstaten goedgekeurde vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen;

4.

- mate van afstemming van vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen op de gemeenschappelijke reeks te overwegen basisaspecten, en


- gebruik van EU-middelen ter ondersteuning van monitoringactiviteiten.

De Commissie zal ook een evaluatie uitvoeren op basis van bovengenoemde aspecten en 5 jaar na de inwerkingtreding van de verordening verslag uitbrengen aan de Raad en het Parlement over de uitvoering ervan.

Artikelsgewijze toelichting

De belangrijkste bepalingen van de voorgestelde verordening worden hieronder uiteengezet.

Artikel 1 beschrijft het onderwerp van deze verordening om een kader voor bosmonitoring op te zetten. Daarin worden de leidende beginselen en overkoepelende doelstellingen van de verordening vastgesteld, ook met betrekking tot vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning op het niveau van de lidstaten en versterkte governance tussen de Commissie en de lidstaten.

Artikel 3 beschrijft het bosmonitoringsysteem dat door de Commissie in samenwerking met de lidstaten moet worden opgezet en beheerd, met vermelding van de elementen ervan. De verordening bevat regels en verantwoordelijkheden van de Commissie en machtigt het Europees Milieuagentschap om de Commissie bij te staan bij de uitvoering van het monitoringsysteem, met inbegrip van het Europees informatiesysteem voor bossen.

Artikel 4 bevat de regels die van toepassing zijn op het eerste element van het bosmonitoringsysteem, namelijk het geografisch expliciete identificatiesysteem voor het in kaart brengen en lokaliseren van boseenheden.

Artikel 5 bevat de regels voor het monitoringkader voor de verzameling van bosgegevens (tweede element van het bosmonitoringsysteem), en specificeert de vereisten inzake timing en gegevensverzameling voor de Commissie met betrekking tot gestandaardiseerde bosgegevens en de frequentievereisten voor de lidstaten met betrekking tot geharmoniseerde bosgegevens. Voorts wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van specificaties voor de gestandaardiseerde bosgegevens die zijn opgenomen in bijlage I.

Artikel 6 biedt de lidstaten de mogelijkheid om af te zien van de gestandaardiseerde verzameling van bosgegevens door de Commissie, door nationale gegevens te verstrekken die in overeenstemming zijn met gestandaardiseerde specificaties en kwaliteitsbeoordeling te waarborgen.

Artikel 7 bevat de regels die van toepassing zijn op het derde element van het bosmonitoringsysteem, namelijk het kader voor het delen van bosgegevens, en specificeert de vereisten inzake timing en harmonisatie voor de lidstaten en voorziet in de relevante bevoegdheid van de Commissie om verdere technische voorschriften te ontwikkelen. Het specificeert de vereisten voor de lidstaten en de Commissie om de gegevens openbaar toegankelijk te maken, ook in het Europees informatiesysteem voor bossen. Voorts wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de specificaties voor de geharmoniseerde gegevens in bijlage II.

Artikel 8 verplicht de Commissie en de lidstaten aanvullende bosgegevens te verzamelen op basis van passende methoden en verleent de Commissie de bevoegdheid om dergelijke methoden vast te stellen.

Artikel 9 specificeert de verantwoordelijkheid van de Commissie en de lidstaten om compatibele systemen voor gegevensuitwisseling te ontwikkelen, machtigt de Commissie om regels vast te stellen om de compatibiliteit van systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te waarborgen, en om waarborgen vast te stellen met betrekking tot de geografisch expliciete locatie van monitoringlocaties.

Artikel 10 beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van de Commissie en de lidstaten om de controle van de gegevenskwaliteit te waarborgen, waarbij de Commissie de bevoegdheid krijgt om via gedelegeerde handelingen nauwkeurigheidsnormen en regels inzake kwaliteitsbeoordeling vast te stellen en specifieke regels inzake beoordelingsverslagen en corrigerende maatregelen via uitvoeringshandelingen vast te stellen.

De artikelen 11 en 12 voorzien in een governancekader met regels en beginselen voor coördinatie en samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten en relevante regionale belanghebbenden, en de rol van de nationale correspondenten.

Artikel 13 voorziet in de mogelijkheid voor de lidstaten om bestaande geïntegreerde langetermijnbosplannen te ontwikkelen of aan te passen, waarbij de aspecten die in de plannen in aanmerking moeten worden genomen en de verplichting om deze plannen openbaar te maken, nader worden gespecificeerd.

Artikel 16 bepaalt dat de verordening voortdurend wordt geëvalueerd en dat de Commissie binnen 5 jaar na de inwerkingtreding verslag uitbrengt over de uitvoering ervan.