Toelichting bij COM(2023)596 - Wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de termijnen voor het vaststellen van standaarden voor duurzaamheidsrapportage voor bepaalde sectoren en voor bepaalde ondernemingen uit derde landen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)596 - Wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de termijnen voor het vaststellen van standaarden voor ... |
---|---|
bron | COM(2023)596 |
datum | 17-10-2023 |
•
Motivering en doel van het voorstel
In haar mededeling “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030” heeft de Commissie gewezen op het belang van een regelgevingssysteem dat ervoor zorgt dat doelstellingen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Daarom wil zij een nieuwe impuls geven aan het rationaliseren en vereenvoudigen van verslaggevingsvereisten, met als uiteindelijk doel dat dergelijke lasten met 25 % worden teruggedrongen zonder dat dit ten koste gaat van de daarmee samenhangende beleidsdoelstellingen.
Verslaggevingsvereisten zijn van essentieel belang voor een correcte handhaving en goede monitoring van wetgeving. De kosten van deze vereisten vallen per saldo grotendeels weg tegen het voordeel dat deze opleveren, met name op het gebied van de monitoring en zorg voor de naleving van essentiële beleidsmaatregelen. Verslaggevingsvereisten kunnen stakeholders, en met name kmo’s (het mkb) en micro-ondernemingen, echter ook opzadelen met onevenredige lasten. Ondernemingen moeten dus voldoende tijd krijgen om zich voor te bereiden op nieuwe verslaggevingsvereisten. Wanneer deze verslaggevingsvereisten zich in de loop der tijd opstapelen, kan dit resulteren in overbodige, overlappende of achterhaalde verplichtingen, in een inefficiënte frequentie en timing of in inadequate verzamelmethoden.
Daarom geniet de stroomlijning van verslaggevingsverplichtingen en terugdringing van regeldruk prioriteit. Tegen deze achtergrond zal dit voorstel de verslaggevingsverplichtingen rationaliseren door voor bepaalde sectoren en voor bepaalde ondernemingen uit derde landen de termijn voor de invoering van standaarden voor duurzaamheidsrapportage uit te stellen.
De jaarrekeningrichtlijn (Richtlijn 2013/34/EU) 1 , zoals gewijzigd door de richtlijn duurzaamheidsrapportage ondernemingen (Richtlijn (EU) 2022/2464 – “CSRD”) 2 , schrijft voor dat grote ondernemingen en beursgenoteerde kmo’s, alsmede moederondernemingen van grote groepen, in een specifiek deel van hun bestuursverslag de informatie moeten opnemen die nodig is om inzicht te krijgen in de effecten van de onderneming op duurzaamheidskwesties, samen met de informatie die nodig is om inzicht te krijgen in de wijze waarop duurzaamheidskwesties van invloed zijn op de ontwikkeling, prestaties en positie van de onderneming 3 .
Deze duurzaamheidsinformatie moet worden gerapporteerd overeenkomstig European Sustainability Reporting Standards (ESRS), die de Commissie zal vaststellen door middel van gedelegeerde handelingen, rekening houdende met het door EFRAG aangeleverde technische advies 4 . Deze ESRS moeten de inhoud en, voor zover relevant, de structuur vastleggen die bij het presenteren van die informatie moet worden gebruikt 5 .
Een eerste reeks ESRS is op 31 juli 2023 door de Commissie vastgesteld en wordt momenteel getoetst door het Europees Parlement en de Raad. De ESRS in deze eerste reeks zijn “sector-agnostisch”, d.w.z. dat zij gelden voor alle ondernemingen die onder de CSRD vallen, ongeacht de sector of sectoren waarin de onderneming actief is.
Artikel 29 ter, lid 1, derde alinea, van de jaarrekeningrichtlijn bepaalt dat de sectorspecifieke ESRS uiterlijk 30 juni 2024 moeten zijn vastgesteld. Deze ESRS moeten vastleggen welke informatie ondernemingen moeten rapporteren over duurzaamheidsthema’s en de rapportagedomeinen die specifiek zijn voor de sector waarin een onderneming actief is.
De Commissie komt met concrete voorstellen om de verslaggevingsdruk voor financiëlemarktdeelnemers te verminderen. Een daarvan is het voorstel om de datum van vaststelling van de sectorspecifieke ESRS – die momenteel voor 2024 is bepaald – met twee jaar uit te stellen. Dit beantwoordt ook aan een verzoek vanuit het bedrijfsleven.
De datum van vaststelling met twee jaar uitstellen is relevant voor ondernemingen die onder de CSRD vallen, met inbegrip van beursgenoteerde kmo’s, en die duurzaamheidsrapportage moeten uitvoeren. Zo krijgen deze ondernemingen de kans om hun aandacht te concentreren op de uitvoering van de eerste reeks ESRS die op 31 juli 2023 is goedgekeurd, krijgt EFRAG de tijd om sectorspecifieke ESRS uit te werken die efficiënt zijn, en worden de verslaggevingsvereisten tot het noodzakelijke minimum beperkt.
Daarnaast bepaalt artikel 40 ter van de jaarrekeningrichtlijn de datum voor het vaststellen van de ESRS die moeten worden gebruikt door bepaalde niet-EU-ondernemingen die in de Unie actief zijn, op uiterlijk 30 juni 2024. Aangezien de verslaggevingsvereisten voor deze niet-EU-ondernemingen pas vanaf het boekjaar van 2028 van toepassing zijn en gezien het uitstel van de termijn voor het vaststellen van de sectorspecifieke ESRS, moet ook de termijn voor de vaststelling van deze standaarden met twee jaar worden uitgesteld. Zodoende kunnen meer middelen worden ingezet voor de ontwikkeling van effectieve en evenredige sectorspecifieke ESRS, terwijl deze niet-EU-ondernemingen toch voldoende tijd krijgen om zich voor te bereiden op het boekjaar 2028.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit voorstel maakt deel uit van een eerste maatregelenpakket om verslaggevingsvereisten te rationaliseren. Dit is een stap in een proces waarin uitgebreid naar de bestaande verslaggevingsvereisten wordt gekeken, om te zien of deze nog zinvol zijn en hoe de efficiëntie ervan kan worden vergroot. De rationalisering die met deze maatregelen wordt doorgevoerd, zal niet negatief uitwerken op de verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van duurzaamheidsrapportage. Het voorstel is ook consistent met het pakket kmo-ondersteuning 6 .
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
N.v.t.