Toelichting bij COM(2023)459 - Arbeidsmarktstatistieken van de EU over ondernemingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen (LMB) zijn officiële statistieken die de werking van ondernemingen met betrekking tot de arbeidsmarkten beschrijven. De LMB betreffen voornamelijk het niveau, de samenstelling en de ontwikkeling van de arbeidskosten, de loonverdeling en -structuur (met inbegrip van de loonkloof tussen mannen en vrouwen) en vacaturestatistieken.

De EU heeft tijdige, betrouwbare en vergelijkbare Europese arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen nodig om de haar krachtens de artikelen 2, 3 en 4 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) opgedragen taken te vervullen. Europese arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen zijn nodig voor het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie van het EU-beleid, met name de coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid (artikel 2, lid 3), het monetair beleid (artikel 3, lid 1 quater), het sociaal beleid (artikel 4, lid 2 ter), en economische, sociale en territoriale cohesie (artikel 4, lid 2 quater), alsmede gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers (artikel 157, lid 1).

LMB op het niveau en de structuur van de arbeidskosten worden verzameld sinds 1959 1 , met een periodiciteit van twee tot vier jaar op basis van specifieke wetgeving voor elke gegevensverzameling, en bestreek verschillende economische sectoren (industrie, groot- en detailhandel, wegvervoer, bank- en verzekeringswezen, diensten). Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad voorzag in systematische verzameling van gegevens over het niveau en de samenstelling van de loonkosten (loonkostenenquête) voor het jaar 2000 en daarna om de vier jaar. Met dezelfde wet zijn de statistieken over de structuur en de verdeling van de lonen (enquête over de loonstructuur) voor 2002 en voor een representatieve maand in dat jaar en daarna om de vier jaar vastgesteld. Voordat Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de loonkostenindex werd vastgesteld, waren de gegevens over de ontwikkeling van de loonkosten sinds 1996 op vrijwillige basis verzameld. Evenzo zijn met Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement vacaturestatistieken aangewezen als een gereguleerde gegevensverzameling. Voorheen werden zij op vrijwillige basis ingezameld.

Uit de evaluatie van de Commissie is gebleken dat het huidige rechtskader van de drie bovengenoemde handelingen de arbeidsmarktstatistieken in totaal aanzienlijk heeft verbeterd. Deze statistieken werden geacht coherent, efficiënt, grotendeels vergelijkbaar in de tijd en in alle EU-landen en betrouwbaar te zijn. Zij worden op grote schaal gebruikt door organisaties en beleidsmakers op alle niveaus.

Een aantal beperkingen van de statistieken die reeds ten tijde van de vaststelling van de rechtshandelingen werden erkend (ontbrekende delen van de economie) werden echter duidelijker naarmate het EU-beleid zich ontwikkelde, en voor de monitoring ervan preciezere indicatoren nodig waren. LMB worden bijvoorbeeld gebruikt voor het monitoren van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling 2 , de Europese werkgelegenheidsstrategie, de Europese pijler van sociale rechten 3 en het Europees Semester. Daarnaast is in de recente richtlijn betreffende toereikende minimumlonen 4 , een richtlijn betreffende beloningstransparantie 5 en de aanbeveling van de Raad over de oprichting van nationale comités voor de productiviteit 6 gewezen op de noodzaak van onpartijdige en alomvattende statistieken op het gebied van lonen en loonkosten.

De informatie die in verschillende LMB-gegevensreeksen wordt verzameld, is vertekend door de onvolledige dekking van de publieke sector (of delen daarvan) en micro-ondernemingen. In verschillende lidstaten zijn ondernemingen met één tot negen werknemers niet opgenomen in de loonstructuurenquête of in de loonkostenenquête. Dit leidt tot vertekeningen in belangrijke statistieken zoals het gemiddelde en het mediane inkomen, die worden gebruikt om de loonkloof tussen mannen en vrouwen af te leiden of om de toereikendheid van minimumlonen te beoordelen. Bovendien werd het gebrek aan een wettelijke verplichting om informatie te verstrekken over de loonkloof tussen mannen en vrouwen problematischer omdat de huidige gegevensverzameling vrijwillig is en niet alle EU-landen of alle vereiste variabelen bestrijkt. Dit vormt een risico voor het toezicht op gendergelijkheid en eerlijke arbeidsomstandigheden.

Daarom kunnen de momenteel aan Eurostat verstrekte gegevens niet ten volle worden benut: De EU-aggregaten kunnen niet voor de gehele economie worden berekend en vergelijkingen tussen landen zullen nog steeds worden belemmerd totdat alle EU-landen de LMB-dekking volledig uitbreiden.

De dekking van de gehele economie zal de nauwkeurigheid verbeteren van een aantal statistieken die worden gebruikt als belangrijkste Europese economische indicatoren (loonkostenindex, vacaturepercentage) of voor de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en de Europese pijler van sociale rechten (loonkloof tussen mannen en vrouwen, mediane inkomsten die worden gebruikt om de toereikendheid van de lonen te beoordelen). Bovendien moet het verzamelen van jaarlijkse gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen worden gereguleerd om toekomstige gegevensoverdracht te waarborgen en de kwaliteit ervan te verbeteren. Tot slot moet de tijdigheid van een aantal LMB-gegevensreeksen worden verbeterd (bv. de loonkostenindex) en moet in een aantal bestaande informatielacunes worden voorzien (bv. aantal gewerkte uren).

Er zijn ook mogelijkheden voor vereenvoudiging door meer gebruik te maken van administratieve gegevens en innovatieve bronnen (zoals webscraping) en een betere integratie van LMB zodra het rechtskader is geharmoniseerd.

•Samenhang met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De beleidscontext voor LMB is in de loop der tijd gestaag geëvolueerd. In 2009 publiceerde de Commissie een mededeling aan het Europees Parlement en de Raad met haar visie op de productiemethode voor EU-statistieken voor het decennium (2010-2020) 7 . In dit document werd ingegaan op de belangrijkste veranderingen in het ondernemingsklimaat van het Europees statistisch systeem en op de gevolgen voor de beleidsvorming. Er werd gewezen op het belang van een geïntegreerd systeem dat landen in staat stelt gegevens uit verschillende bronnen te verzamelen en de beschikbaarheid en reikwijdte van de analyse te vergroten. Ook werd benadrukt hoe belangrijk het is de kwaliteit van de gegevens te verbeteren, aangezien veel externe bronnen niet voorzien in de verwachte behoeften aan Europese statistieken.

In 2014 is de Commissie (Eurostat) begonnen met de modernisering van de sociale statistieken. Dit heeft geleid tot de vaststelling van een kaderverordening voor Europese statistieken over personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven van personen en huishoudens 8 . Daarnaast hebben het Europees Parlement en de Raad op 27 november 2019 de verordening betreffende Europese bedrijfsstatistieken aangenomen, waarbij tien rechtshandelingen op het gebied van bedrijfsstatistieken werden ingetrokken 9 . De LMB bevinden zich op het snijpunt van beide domeinen: zij behoren tot de sociale statistieken qua onderwerp, en tot de bedrijfsstatistieken wat het soort respondenten (ondernemingen) betreft. Dit initiatief inzake LMB moet de modernisering van de sociale statistieken voltooien.

Dit uniforme rechtskader zal voorzien in systematische verwijzingen naar de overeenkomstige begrippen die worden gebruikt op nauw verwante gebieden zoals de nationale rekeningen en Europese bedrijfsstatistieken. Sinds de vaststelling ervan is de wetgeving op beide gebieden geactualiseerd en is de werkwijze ervan herzien (Europees systeem van rekeningen 2010, verordening Europese bedrijfsstatistieken). Daarom is het nu noodzakelijk de LMB op elkaar af te stemmen om te zorgen voor consistentie op alle gebieden en duidelijkheid te verschaffen aan de gebruikers van de LMB-wetgeving, met inbegrip van de bureaus voor de statistiek van de lidstaten.

•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

LMB-indicatoren worden gebruikt om belangrijke Europese beleidsmaatregelen, zoals de Europese pijler van sociale rechten en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG’s), te monitoren. De loonkloof tussen mannen en vrouwen is een indicator voor duurzameontwikkelingsdoelstellingen in het kader van doelstelling 5 (“Gendergelijkheid”) en maakt deel uit van het dashboard van de pijler (beginsel 2). Het recht op billijke lonen en toereikende minimumlonen is opgenomen in beginsel 6 (“Lonen”).

LMB verschaffen essentiële informatie voor het monetaire beleid (loonkostenindex) en zullen worden gebruikt ter ondersteuning van de recente richtlijn betreffende toereikende minimumlonen en de richtlijn betreffende loontransparantie.

Met dit voorstel zal het rechtskader voor LMB verder worden afgestemd op dat beleid en die wetgeving van de EU, aangezien deze nieuw zijn of zijn geëvolueerd sinds de vaststelling van de huidige LMB-wetgeving.

Inhoudsopgave

  1. Rechtsgrondslag
  2. Gevolgen voor de begroting

1.

Rechtsgrondslag


, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 338, lid 1, VWEU, dat het rechtskader voor Europese statistieken vormt. Het Europees Parlement en de Raad moeten volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aannemen voor de productie van statistieken wanneer deze statistieken nodig zijn voor de vervulling van de taken van de EU. Artikel 338, lid 2, bevat de vereisten voor de productie van Europese statistieken en bepaalt dat deze moeten voldoen aan de normen van onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding, zonder dat dit buitensporige lasten voor ondernemingen, autoriteiten en burgers met zich brengt.

•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het Europees statistisch systeem ESS biedt een infrastructuur voor statistische informatie. Het systeem is ontworpen om tegemoet te komen aan de behoeften van veel gebruikers in democratische samenlevingen. Tot de belangrijkste kwaliteitscriteria waaraan Europese statistieken moeten voldoen, behoren consistentie en vergelijkbaarheid. Vergelijkbaarheid is van groot belang voor LMB, omdat deze een cruciale rol spelen bij het ondersteunen van empirisch onderbouwd economisch, sociaal en cohesiebeleid. De lidstaten kunnen geen consistente en vergelijkbare statistieken produceren zonder een duidelijk Europees kader in de vorm van EU-wetgeving waarin de gemeenschappelijke statistische begrippen, rapportageformaten en kwaliteitseisen zijn vastgelegd. De doelstelling van de voorgestelde actie kan niet volledig worden bereikt wanneer lidstaten alleen handelen. Op EU-niveau kan doeltreffender actie worden ondernomen door middel van een EU-rechtshandeling die de vergelijkbaarheid van statistieken op de gebieden waarop de voorgestelde handeling betrekking heeft, waarborgt. De lidstaten kunnen zelf gegevens verzamelen.

Evenredigheid



Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het waarborgt de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de Europese LMB, die in alle lidstaten volgens dezelfde beginselen worden verzameld en opgesteld. Het zal er ook voor zorgen dat Europese LMB relevant blijven en worden aangepast aan de behoeften van de gebruikers. De verordening zal de productie van statistieken kosteneffectiever maken en tegelijkertijd de specifieke eigenschappen van de systemen van de lidstaten eerbiedigen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel beperkt de verordening zich tot het minimum dat nodig is om haar doel te verwezenlijken en gaat zij niet verder dan wat daartoe noodzakelijk is.

Keuze van het instrument



Het voorgestelde instrument is een verordening.

Gezien de doelstellingen en de inhoud van het voorstel is een verordening het meest geschikte instrument. Belangrijk EU-beleid zoals macro-economische convergentie, sociale cohesie, prijsstabiliteit en gendergelijkheid is inherent afhankelijk van vergelijkbare, geharmoniseerde en hoogwaardige Europese arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen. Dit kan het best worden gewaarborgd door verordeningen, die rechtstreeks toepasselijk zijn in de lidstaten en die niet eerst in nationaal recht moeten worden omgezet.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

•Evaluatie/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

In het kader van dit initiatief heeft de Commissie het huidige rechtskader voor de LMB geëvalueerd, dat bestaat uit de Verordeningen (EG) nr. 530/1999, (EU) nr. 450/2003 en (EG) nr. 453/2008 en de uitvoeringsmaatregelen daarvan.

Positief is, dat uit de evaluatie blijkt dat LMB het mogelijk maken informatie van hoge kwaliteit te verzamelen die op grote schaal voor de beoogde doeleinden wordt gebruikt. De sterke punten van de LMB zijn in hun samenhang, efficiëntie, vergelijkbaarheid en het feit dat zij goed verankerd betrouwbaar zijn, en op grote schaal gebruikt worden door organisaties en beleidsmakers op alle niveaus. Een van de zwakke punten van het huidige rechtskader is dat het verzamelen van gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen niet wordt geregeld. Het ontbreken van een wettelijke verplichting om jaarlijks informatie te verstrekken over de loonkloof tussen mannen en vrouwen is problematischer geworden, aangezien de vrijwillige gegevensverzameling ten koste gaat van de kwaliteit en risicofactoren inhoudt voor de follow-up van de Europese pijler van sociale rechten, de monitoring door de EU van doelstelling 5 van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN en de monitoring van de gendergelijkheidsstrategie en de richtlijn inzake loontransparantie. Sommige lidstaten hebben geen jaarlijkse gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen verstrekt.

Een ander zwak punt van het huidige rechtskader is dat belangrijke actoren van de EU-economie, zoals micro-ondernemingen, er buiten vallen. Bepaalde tekortkomingen van de LMB die reeds bij de vaststelling van de rechtshandelingen werden geconstateerd, blijven bestaan. Voor deze tekortkomingen werden andere oplossingen binnen het bestaande rechtskader gekozen (door haalbaarheidsstudies te eisen die konden leiden tot een wijziging van de wetgeving of door financiële steun te verlenen voor het creëren van de benodigde capaciteiten), maar deze waren voor sommige gegevensverzamelingen niet afdoende. Daarom is de verzamelde informatie in verscheidene LMB vertekend, met name als gevolg van de onvolledige dekking van bepaalde sectoren van de economie of van micro-ondernemingen. Als gevolg daarvan kunnen de aan Eurostat verstrekte gegevens niet ten volle worden benut: EU-aggregaten kunnen niet voor de gehele economie worden berekend en het is moeilijk om landen met elkaar te vergelijken.

Bovendien is er ruimte om de tijdigheid en frequentie van de LMB-gegevens te verbeteren. Uit de resultaten van de raadpleging van belanghebbenden blijkt dat de frequentie van de loonstructuurenquête en de loonkostenenquête voor sommige gebruikers niet meer volstaan. Zij zijn ook van mening dat de tijdigheid zowel voor de enquêtes als voor de loonkostenindex kan worden verbeterd.

Een andere tekortkoming is dat LMB, met een grotere nadruk op empirisch onderbouwde beleidsvorming, mettertijd belangrijk werden voor een betere analyse. De bestaande wetgeving is gericht op de gegevensbehoeften voor de beleidsprioriteiten op het moment dat het initiatief oorspronkelijk werd ontwikkeld. Deze prioriteiten zijn in de loop der tijd geëvolueerd en de huidige LMB bestrijken niet langer voldoende beleidsuitsplitsingen of variabelen. De bij de raadpleging van belanghebbenden bevestigde lacunes zijn met name gericht op een reeks variabelen die, wanneer zij in de loonstructuurenquête worden opgenomen, een betere analyse van de microgegevens en de afgeleide loonkloof tussen mannen en vrouwen mogelijk zouden maken. Tot slot werden gedetailleerdere gegevens over vacatures noodzakelijk geacht.

Een bijkomend zwak punt van het huidige rechtskader is dat het niet is aangepast om gebruik te maken van nieuwe bronnen in de lidstaten en op EU-niveau. De LMB-regelgeving voorzag niet in het gebruik van innovatieve gegevens als mogelijke bron, aangezien die op dat moment niet beschikbaar waren. Daarom is het huidige kader voor kwaliteitsrapportage niet geschikt voor de beoordeling van die nieuwe gegevensbronnen. Bovendien zou het toegenomen gebruik van administratieve gegevens, dat de afgelopen jaren is waargenomen, goede documentatie vereisen, hetgeen niet mogelijk is door de bestaande kwaliteitsrapportage.

Ten slotte zijn de definities, concepten en benaderingen van het kader op verwante statistische gebieden niet op elkaar afgestemd. Hoewel de individuele LMB intern coherent zijn, zou de juridische architectuur kunnen worden vereenvoudigd door de drie vigerende kaderverordeningen te vervangen door één geconsolideerde tekst om te zorgen voor volledige harmonisatie en consistentie in alle LMB-gegevensverzamelingen.

Raadpleging van belanghebbenden



In de raadplegingsstrategie werden de belangrijkste profielen van belanghebbenden in drie hoofdgroepen in kaart gebracht: i) aanbieders van brongegevens (zoals houders van administratieve gegevens) en respondenten (gegevensverstrekkers in ondernemingen die rechtstreeks deelnemen aan de gegevensverzameling); ii) producenten van statistieken (voornamelijk nationale bureaus voor de statistiek), en iii) gebruikers van statistieken.

De raadpleging bestond uit de volgende activiteiten: openbare en gerichte raadplegingen, een gerichte workshop, interviews met de belangrijkste belanghebbenden en deskresearch.

De raadpleging van belanghebbenden heeft met succes de beoogde groepen belanghebbenden bereikt (met uitzondering van administratieve gegevensverstrekkers, individuele ondernemingen met minder dan tien werknemers en mediaorganisaties). De lasten voor ondernemingen in verband met LMB werden indirect beoordeeld via de nationale bureaus voor de statistiek, en ook enkele bedrijfsorganisaties gaven hun mening. Gezien de technische aard van het onderwerp werd de algemene betrokkenheid van de respondenten voldoende geacht om de back-to-backevaluatie en effectbeoordeling van LMB te ondersteunen.

Uit de feedback uit de raadpleging bleek dat het initiatief van de Commissie werd gesteund en dat werd erkend dat de zaken aanzienlijk waren verbeterd sinds de vorige beleidsmaatregelen ten aanzien van LMB. Er werden echter ook statistische lacunes vastgesteld en nieuwe statistische behoeften waaraan het huidige rechtskader niet kan voldoen. De acties die alle groepen belanghebbenden als prioritair beschouwden, waren: het reguleren van de gegevensverzameling over de loonkloof tussen mannen en vrouwen, het verbeteren van de dekking van LMB en het verbeteren van de tijdigheid. Het belangrijkste voorstel waarover producenten en gebruikers uiteenlopende standpunten hadden, was het verhogen van de frequentie van de vierjaarlijkse gegevensverzamelingen (loonstructuurenquête en loonkostenenquête). Dit was te belastend voor de respondenten (ondernemingen) en te duur voor de nationale bureaus voor de statistiek. Het werd echter gezien als een grote toegevoegde waarde voor de gebruikers.

•Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De LMB-evaluatie is gepresenteerd en besproken met de deskundigengroepen van de Commissie om advies en input in te winnen over de voortgang van de evaluatie en effectbeoordeling. Dit waren meestal vergaderingen van door Eurostat-leiders geleide deskundigengroepen met deelname van deskundigen uit de lidstaten, namelijk de werkgroep arbeidsmarktstatistieken en de ( groep van Europese directeuren sociale statistiek ). Het Comité voor het Europees statistisch systeem 10 is ook op de hoogte gehouden van de vorderingen.

Eurostat heeft deze evaluatie verricht met ondersteuning van een studie die is verricht door ICF SA in België. Deze ondersteunende studie voorzag in de voorbereiding van de evaluatie en effectbeoordeling, de analyse van de openbare raadpleging en de organisatie en analyse van de activiteiten voor de raadpleging van belanghebbenden (met uitzondering van de door Eurostat voorbereide openbare raadpleging).

Effectbeoordeling



De effectbeoordeling voor dit initiatief 11 kreeg op 20 januari 2023 na een schriftelijke procedure een positief advies met voorbehoud van de Raad voor regelgevingstoetsing 12 . Een herziene versie van het effectbeoordelingsverslag waarin de punten van voorbehoud werden behandeld, werd op 13 maart 2023 schriftelijk goedgekeurd door een interdepartementale stuurgroep.

De algemene doelstelling die is vermeld in de effectbeoordeling is het produceren van LMB die actueel, relevant en alomvattend zijn voor belangrijke economische sectoren, die in alle lidstaten vergelijkbaar zijn en consistent zijn met verwante statistische gebieden. Deze doelstelling kan worden onderverdeeld in drie specifieke doelstellingen die zijn afgestemd op de hierboven geschetste problemen:

·aanpassing van het regelgevingskader om flexibiliteit mogelijk te maken bij het voldoen aan nieuwe behoeften, tijdige bekendmaking van statistieken en bevordering van het gebruik van innovatieve bronnen en methoden (waarvan de kwaliteit naar behoren is beoordeeld);

·de dekking van statistieken uit te breiden tot de gehele economie en ervoor te zorgen dat alle lidstaten gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen verstrekken;

·verbetering van de samenhang met verwante statistische gebieden.

Er zijn beleidsopties ontwikkeld door gedetailleerde beleidsmaatregelen te groeperen die gericht zijn op de specifieke doelstellingen.

Optie 0 is het basisscenario.

In optie 1 worden de in de drie bestaande verordeningen gespecificeerde gegevensverzamelingen geïntegreerd in een nieuwe kaderverordening die ook de loonkloof tussen mannen en vrouwen dekt. Definities, concepten en benaderingen zijn op elkaar afgestemd en er wordt een algemene planning opgesteld om de gegevensoverdrachten beter op elkaar af te stemmen. Met uitzondering van de nieuwe rechtsgrondslag voor de loonkloof tussen mannen en vrouwen, zouden alle verbeteringen die verder gaan dan een loutere herschikking van de huidige wetgeving, vrijwillig blijven. Daarom voorziet optie 1 niet in nieuwe behoeften. Deze optie zou de bestaande leemten in de dekking slechts gedeeltelijk opheffen of de tijdigheid van de LMB-gegevens voor enkele vrijwillige landen in geringe mate verbeteren.

Met optie 2 wordt de dekking uitgebreid tot micro-ondernemingen voor de loonstructuurenquête (alleen voor het verzamelen van de belangrijkste informatie om de lasten te beperken), maar niet voor de loonkostenenquête. De reikwijdte van beide enquêtes wordt uitgebreid tot de NACE-sectie “Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale zekerheid”, en vacaturestatistieken bestrijken de gehele economie in alle landen. De tijdigheid is licht verbeterd voor de loonkostenindex op kwartaalbasis en voor de vierjaarlijkse loonstructuurenquête, maar niet voor de loonkostenenquête. De frequentie van beide enquêtes blijft zoals in het basisscenario. Het ontwikkelen van een rechtsgrondslag voor de loonkloof tussen mannen en vrouwen en het voorzien in nieuwe behoeften maakt ook deel uit van deze optie. Deze optie zorgt ook voor betere kwaliteitsrapportage voor alle gegevensverzamelingen en voor een betere harmonisatie en planning via de geïntegreerde kaderverordening.

Optie 3 voorziet volledig in de behoefte aan verbetering en harmonisatie van alle LMB, zoals aangegeven door de belanghebbenden. Deze optie omvat alle geïdentificeerde beleidsmaatregelen of de meest ambitieuze wanneer alternatieve maatregelen werden overwogen. Deze maatregelen betreffen dekking, tijdigheid, hoge frequentie van enquêtes over de structuur van lonen en loonkosten, kwaliteitsrapportage, gebruik van administratieve gegevens en innovatieve bronnen, afstemming van concepten op alle LMB-domeinen, het verplicht stellen van het verzamelen van gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen en het voorzien in nieuwe behoeften. Dat betekent dat de dekking van beide enquêtes wordt uitgebreid tot micro-ondernemingen en tot de NACE-sectie “Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale zekerheid”, en vacaturestatistieken hebben betrekking op de gehele economie. De tijdigheid van de loonstructuurenquête is aanzienlijk verbeterd, terwijl de loonkostenenquête een bescheiden verbetering laat zien; ook de tijdigheid van de loonkostenindex wordt verbeterd. In deze optie profiteren de LMB van verbeterde kwaliteitsrapportage en betere harmonisatie en planning door middel van één geïntegreerde kaderverordening.

Er is een kwalitatieve beoordeling verricht van de vier opties die voor de effectbeoordeling waren geselecteerd. Deze beoordeling betrof de evenredigheid, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang.

Volgens ramingen op basis van informatie van de nationale bureaus voor de statistiek brengt optie 3 een aanzienlijke toename van de lasten voor ondernemingen met zich mee, en dit leidt tot een stijging van de kosten voor het beantwoorden van enquêtes met 88 %. Optie 2 leidt tot een toename van de lasten voor het bedrijfsleven met 11 %. Met optie 3 stijgen de kosten voor gegevensverzamelaars met 64 % ten opzichte van 12 % in optie 2. Optie 1 leidt tot een verwaarloosbare toename van de lasten en kosten voor het bedrijfsleven en de nationale bureaus voor de statistiek.

Met alle opties is de evenredigheid gewaarborgd. Hoewel optie 3 ambitieuzere voorstellen omvat, zoals verdubbeling van de frequentie van twee gegevensverzamelingen die momenteel om de vier jaar plaatsvinden, werd deze optie niet realistisch geacht gezien de huidige noodzaak om de kosten en lasten te beperken. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat deze optie momenteel door het Europees statistisch systeem zou kunnen worden toegepast. Optie 3 is weliswaar de doeltreffendste, maar ook de duurste, en legt de grootste last op het bedrijfsleven. Volgens de gegevensverstrekkers zou de toepassing van optie 3 ook ernstige problemen op dit gebied met zich meebrengen. Optie 2 werd gezien als de meest kostenefficiënte manier om tegemoet te komen aan de behoeften van gegevensgebruikers en -aanbieders. De voorkeursoptie is derhalve optie 2. Het wetgevingsvoorstel is in overeenstemming met deze optie.

•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De voorkeursoptie (optie 2) zal op de volgende drie manieren tot vereenvoudiging en meer efficiëntie leiden.

a)Samenvoeging van de drie bestaande kaderverordeningen tot één rechtshandeling.

b)Bevordering van het gebruik van alternatieve administratieve bronnen en moderne digitale technieken, waaronder webscraping en automatische overdracht van loongegevens, die een rol zullen spelen bij de lastenverlichting voor ondernemingen in het algemeen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in het bijzonder. Dit kan worden bereikt door gegevens over lonen en loonkosten uit de loonstelsels van ondernemingen en vacatures te ontlenen aan internet. Nieuwe administratieve en innovatieve gegevens moeten ook helpen om in nieuwe behoeften te voorzien.

c)Alleen variabelen verzamelen over leerlingen uit landen waar zij een aanzienlijk aandeel van alle werknemers vertegenwoordigen (meer dan 1 %).

Door de in optie 2 voorgestelde loonstructuurenquête uit te breiden tot micro-ondernemingen, bedraagt de lastenstijging voor alle kmo’s 0,24 % van de huidige gemiddelde last om de vier jaar. Dit is gebaseerd op een gemiddeld steekproefpercentage van 2,5 % voor kmo’s. Bovendien zal de uitbreiding slechts beperkte informatie betreffen en worden gecompenseerd door een vereenvoudiging van de loonkostenenquête onder leerlingen (jongeren met een leercontract).

De voorgestelde optie is volledig in overeenstemming met het beginsel van digitale beleidsvorming: digitalisering vormt de kern van de statistische processen in het Europees statistisch systeem (“digitaal standaard”). Er zullen specifieke maatregelen digitaal worden uitgevoerd (webformulieren, digitale processen, IT-programma’s) om de kosten voor de nationale bureaus voor de statistiek en de lasten voor de respondenten tot een minimum te beperken.

•Grondrechten

Uit de effectbeoordeling is gebleken dat er sprake kan zijn van een mogelijk positief indirect effect op de grondrechten. Een betere kwaliteit van de statistieken over de loonkloof tussen mannen en vrouwen (met inbegrip van betere gegevens over mensen die in micro-ondernemingen werken) zou het grondrechtenbeleid verbeteren.

2.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel voorziet niet in de financiering van regelmatige gegevensverzamelingen, maar wel in medefinanciering door de EU van relevante moderniseringsinspanningen, met inbegrip van proef- en haalbaarheidsstudies in de lidstaten. Bovendien moeten de personele en operationele (IT-) middelen bij de Commissie (Eurostat) stabiel blijven om de werklast op het gebied van regelgeving, toezicht en productie aan te kunnen die door de aanzienlijk verbeterde gegevensverzamelingen ontstaan.

De totale financiële gevolgen van het voorstel zijn van onbeperkte duur. De geraamde gevolgen voor de begroting voor de resterende periode van de huidige langetermijnbegroting van de EU 2021-2027 (ook bekend als het meerjarig financieel kader) na de inwerkingtreding van de verordening zijn uiteengezet in het financieel memorandum.

5.OVERIGE ELEMENTEN

•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De voorgestelde verordening zal naar verwachting in 2024 door het Europees Parlement en de Raad worden goedgekeurd, en de uitvoeringsmaatregelen van de Commissie zullen kort daarna worden goedgekeurd. De verordening is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Verwacht wordt dat de lidstaten in het kader van de nieuwe verordening gegevens aan de Commissie zullen verstrekken vanaf het referentiejaar 2026 voor vacaturestatistieken, de loonstructuurenquête, de loonkloof tussen mannen en vrouwen en loonkostenindices, en vanaf 2028 voor de loonkostenenquête. In overeenstemming met de effectbeoordeling zal de uitvoering van de vastgestelde verordening regelmatig worden gemonitord en geëvalueerd. De effectbeoordeling omvat ook monitoringregelingen, met inbegrip van voorstellen voor te gebruiken indicatoren.

Artikelsgewijze toelichting



De voorgestelde verordening voorziet in een nieuw kader voor Europese arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen. Het omvat actuele statistieken over de structuur en de verdeling van lonen en loonkosten, de loonkostenindex, vacatures en de loonkloof tussen mannen en vrouwen. Ook wordt gespecificeerd dat de lidstaten statistieken moeten verstrekken over drie domeinen (inkomen, loonkosten, vraag naar arbeid), vijf gerelateerde onderwerpen en twintig gedetailleerde onderwerpen. Deze worden ondersteund door artikelen over het onderwerp, definities, gegevensbronnen en -methoden (met inbegrip van specifieke facilitatoren voor het hergebruik van administratieve gegevensbronnen), gegevensvereisten, vroegtijdige schattingen, statistische populatie en eenheden, ad-hocgegevensvereisten, kwaliteitseisen en kwaliteitsrapportage, proef- en haalbaarheidsstudies, en mogelijke financiële bijdragen.

De details van de gegevensvereisten zullen worden gespecificeerd in uitvoeringshandelingen, maar de voorgestelde verordening maakt het mogelijk de lijst van gedetailleerde onderwerpen en hun periodiciteit, referentieperioden en termijnen voor de indiening van gegevens te wijzigen door middel van gedelegeerde handelingen. Het voorstel voorziet ook in de mogelijkheid om in te spelen op toekomstige gegevensvereisten met ad-hocgegevensverzamelingen. Tot slot biedt de voorgestelde verordening mogelijke medefinanciering om de statistische productiesystemen verder te moderniseren en waar nodig proef- en haalbaarheidsstudies te verrichten. Deze aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden en gedelegeerde bevoegdheden, alsook de mogelijkheid om proef- en haalbaarheidsstudies te starten, worden voorgesteld zodat het nieuwe kader een zekere flexibiliteit behoudt om in te spelen op nieuwe gebruikersbehoeften, en om de mogelijkheden te benutten die nieuwe gegevensbronnen op lange termijn bieden.