Toelichting bij COM(2023)450 - Standpunt EU in het Comité voor overheidsopdrachten met betrekking tot de vaststelling van zijn reglement van orde met betrekking tot de selectie van de voorzitter

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt in het Comité voor overheidsopdrachten (“het Comité”) betreffende de beoogde vaststelling van zijn reglement van orde met betrekking tot de selectie van de voorzitter.

1.

Achtergrond van het voorstel



2.1.De Overeenkomst inzake overheidsopdrachten

De Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (hierna “de Overeenkomst” genoemd) is een plurilaterale overeenkomst in het kader van de WTO met als doel de markten voor overheidsopdrachten wederzijds voor alle partijen open te stellen. De herziene versie van de Overeenkomst is op 6 april 2014 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de Overeenkomst.

Op 12 mei 2023 heeft het Comité het ontwerpreglement van orde voor de selectie van de voorzitter van het WTO-comité voor overheidsopdrachten verspreid (document GPA/W/349).

Op basis van het besluit kan de Commissie het definitieve standpunt van de Europese Unie over het ontwerpreglement van orde met betrekking tot de selectie van de voorzitter kenbaar maken.

2.2.Het Comité voor overheidsopdrachten

Het Comité is opgericht om de uitvoering van de Overeenkomst te beheren. Het bestaat uit vertegenwoordigers van elk van de partijen alsmede uit WTO-leden en intergouvernementele organisaties met de status van waarnemer.

Het Comité komt geregeld (circa vier keer per jaar) bijeen om de partijen de gelegenheid tot overleg te bieden over aangelegenheden in verband met de uitvoering en de werking van de Overeenkomst of de bevordering van de doelstellingen ervan. Het Comité voert ook andere taken uit waarmee het eventueel door de partijen wordt belast.

Het Comité licht de Algemene Raad van de WTO jaarlijks in over zijn activiteiten en over de ontwikkelingen betreffende de uitvoering en werking van de Overeenkomst.

De Europese Unie is, net als alle andere partijen, lid van het Comité, waarin zij door de Commissie wordt vertegenwoordigd.

2.3.De beoogde handeling van het comité

De beoogde handeling heeft tot doel het reglement van orde met betrekking tot de selectie van de voorzitter van het comité vast te stellen.

Voor de vaststelling van het besluit gelden de respectieve interne procedures van de partijen.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Er bestaat momenteel geen reglement van orde met betrekking tot de aanwijzing van de voorzitter van het Comité. Het ontwerpreglement van orde met betrekking tot de selectie van de voorzitter van het Comité

bevat de regels voor de selectie van de voorzitter uit de vertegenwoordigers in het Comité, de regels voor de benoeming van de voorzitter en de regels voor de selectie van een interim-voorzitter in specifieke gevallen.

De ontwerpregels voor de selectie van de voorzitter van het Comité luiden als volgt:

1)De partijen kiezen jaarlijks een voorzitter uit de vertegenwoordigers in het Comité.

2)De partijen kunnen besluiten de functietermijn van de voorzitter te verlengen op basis van het werkplan van de voorzitter voor het volgende jaar.

3)Een kandidaat wordt als voorzitter geselecteerd op basis van diens ervaring, beschikbaarheid en competenties, alsook de capaciteit om de met de functie gepaard gaande verantwoordelijkheden op zich te nemen. De voorzitter treedt op persoonlijke titel op.

4)De aftredende voorzitter pleegt overleg om de selectie te vergemakkelijken. Indien er geen voorzitter is, kunnen de partijen bij consensus een interim-voorzitter benoemen of de partij die de vorige voorzitter geleverd heeft, vragen om dergelijk overleg te voeren.

5)Voorafgaand aan of in de loop van het overleg wordt de kandidaat/worden de kandidaten voor de functie van voorzitter in de gelegenheid gesteld om voorstellen voor plannen voor de periode van het voorzitterschap van het Comité aan de partijen voor te leggen.

6)De benoeming vindt plaats tijdens de eerste gewone vergadering van het Comité van het jaar. Indien het voorzitterschap midden in een jaar vrijkomt, streven de partijen ernaar zo spoedig mogelijk een vervanger te vinden.

7)De benoeming wordt aan het einde van de in het vorige lid bedoelde vergadering van kracht. Indien er ten tijde van de benoeming geen voorzitter was, wordt de benoeming onmiddellijk van kracht.

8)De voorzitter bekleedt zijn functie tot het einde van de eerste gewone vergadering van het volgende kalenderjaar, tenzij de voorzitter niet langer in staat is zijn functie uit te oefenen of eerder zijn functie heeft neergelegd.

9)Indien de partijen er niet in slagen tot een consensus te komen over de selectie van een voorzitter, zodat het Comité niet aan zijn verplichting om ten minste eenmaal per jaar bijeen te komen, kan voldoen, kan het Comité, bij consensus, uit de beschikbare kandidaten een interim-voorzitter benoemen of de partij die de vorige voorzitter heeft geleverd uitnodigen om de vergaderingen van het Comité tijdelijk te faciliteren totdat een voorzitter kan worden benoemd.

10)De partijen kunnen besluiten dit reglement van orde verder aan te vullen. Het reglement van orde kan binnen vijf jaar na de vaststelling ervan worden herzien.

4.BEOORDELING DOOR DE COMMISSIE VAN HET ONTWERPREGLEMENT VAN ORDE

Het ontwerpreglement van orde met betrekking tot de selectie van de voorzitter van het Comité volstaat. Het is bedoeld om rechtszekerheid te bieden met betrekking tot het proces van de selectie van de voorzitter.

Aanbeveling

Voorgesteld wordt de Commissie te machtigen om in het Comité namens de Europese Unie het standpunt kenbaar te maken dat het ontwerpreglement van orde met betrekking tot de selectie van de voorzitter van het Comité kan worden goedgekeurd.

Rechtsgrondslag



5.1.Procedurele rechtsgrondslag

5.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”.

5.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Comité is een lichaam dat is opgericht krachtens de overeenkomst.

De door het Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de Overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

5.2.Materiële rechtsgrondslag

5.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de voorgenomen handeling verschillende doelstellingen heeft of uit verschillende componenten bestaat, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstellingen of componenten slechts ondergeschikt zijn, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

5.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

5.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

6.Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Comité de overeenkomst zal wijzigen, is het passend de handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.