Toelichting bij COM(2023)424 - Wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

·

Motivering en doel van het voorstel



Dit voorstel voorziet in een reeks gerichte maatregelen om slachtoffers beter in staat te stellen een beroep te doen op hun rechten uit hoofde van Richtlijn 2012/29/EU 1 (de “richtlijn slachtofferrechten”). De richtlijn slachtofferrechten is het belangrijkste horizontale instrument met betrekking tot de rechten van slachtoffers. De richtlijn stelt de rechten vast voor alle slachtoffers van om het even welk strafbaar feit, waaronder het recht op informatie, het recht op ondersteuning en bescherming op basis van de individuele behoeften van slachtoffers, procedurele rechten en het recht op een beslissing inzake schadevergoeding door de dader aan het einde van de strafprocedure. De richtlijn slachtofferrechten is sinds november 2015 van toepassing in alle EU-lidstaten, behalve Denemarken, dat niet gebonden is aan de richtlijn.

In juni 2020 heeft de Europese Commissie de EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers (2020-2025) 2 vastgesteld teneinde haar inspanningen op te voeren om ervoor te zorgen dat alle slachtoffers van strafbare feiten toegang tot de rechter hebben, ongeacht waar in de EU en onder welke omstandigheden het strafbare feit is gepleegd. De strategie identificeert vijf belangrijke prioriteiten: i) zorgen voor doeltreffende communicatie met slachtoffers en een veilige omgeving waarin slachtoffers aangifte kunnen doen van een strafbaar feit, ii) de ondersteuning en bescherming van de kwetsbaarste slachtoffers verbeteren, iii) de toegang van slachtoffers tot schadeloosstelling vergemakkelijken, iv) de samenwerking en coördinatie tussen alle relevante actoren versterken, en v) de internationale dimensie van slachtofferrechten versterken. De strategie omvat niet-wetgevende maatregelen voor de Commissie, de lidstaten en andere belanghebbenden om deze doelstellingen te bereiken. In de strategie werd de Commissie ook de opdracht gegeven om te beoordelen of een herziening van de richtlijn slachtofferrechten noodzakelijk was en, zo ja, om de nodige wijzigingen voor te stellen.

De vaststelling van de richtlijn slachtofferrechten in 2012 was een cruciale ontwikkeling in het versterken van de rechten van slachtoffers en slachtoffergerichte rechtspraak in de EU. De richtlijn heeft een belangrijke rol gespeeld in de totstandbrenging van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Desalniettemin zijn bij de praktische toepassing ervan verschillende tekortkomingen vastgesteld. Die problemen worden aangepakt door middel van deze gerichte herziening van de richtlijn.

De tekortkomingen zijn vastgesteld in het evaluatieverslag van de richtlijn slachtofferrechten, dat op 28 juni 2022 door de Commissie 3 is vastgesteld. Uit de evaluatie blijkt dat de richtlijn weliswaar in grote lijnen de beoogde voordelen heeft opgeleverd en de rechten van slachtoffers positief heeft beïnvloed, maar ook dat er nog steeds specifieke problemen bestaan met betrekking tot de rechten van slachtoffers uit hoofde van de richtlijn.

De behandeling van slachtoffers door de bevoegde autoriteiten en het vermogen van slachtoffers om deel te nemen aan strafprocedures zijn over het algemeen verbeterd. Uit de evaluatie is gebleken dat de richtlijn slachtofferrechten voldoende samenhangend en consistent is met andere wetgeving. De richtlijn slachtofferrechten heeft een positief effect gehad op het recht van slachtoffers op toegang tot informatie en heeft hun toegang tot hulpdiensten verbeterd, met name tot algemene hulpdiensten die nu beschikbaar zijn voor elk slachtoffer van om het even welk strafbaar feit. Over het algemeen heeft de richtlijn slachtofferrechten de veiligheid van slachtoffers verbeterd.

Ondanks deze positieve ontwikkelingen wijst de evaluatie echter op specifieke problemen met elk van de rechten in de richtlijn slachtofferrechten die gerichte verbetering vereisen. Zo zijn bepaalde rechten in de richtlijn niet duidelijk en nauwkeurig genoeg geformuleerd en hebben de lidstaten veel speelruimte om deze rechten om te zetten. Dit heeft in sommige gevallen geleid tot beperkingen bij de praktische toepassing van de rechten van slachtoffers en tot verschillen in de manier waarop de lidstaten de richtlijn hebben omgezet. Met betrekking tot het recht op een individuele beoordeling van de behoeften van slachtoffers en het recht op gespecialiseerde hulpdiensten, bijvoorbeeld, worden de essentiële elementen overgelaten aan de nationale procedures. Ook met betrekking tot het recht op een beslissing inzake schadevergoeding door de dader wordt de lidstaten te veel speelruimte gelaten. Dit is schadelijk voor de praktische toepassing van de rechten van slachtoffers.

Door deze problemen kunnen slachtoffers zich minder goed beroepen op hun rechten uit hoofde van de richtlijn en zij ondermijnen het vertrouwen in het nationale rechtsstelsel en in dat van andere lidstaten. Dit geringe vertrouwen leidt er vaak toe dat geen aangifte wordt gedaan, omdat slachtoffers daar simpelweg van afzien. Zij hebben er geen vertrouwen in dat de bevoegde autoriteiten de nodige stappen zullen ondernemen wanneer aangifte is gedaan van het strafbare feit. Dit schaadt de soepele werking van de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Om deze problemen aan te pakken is een wijziging van de richtlijn slachtofferrechten nodig, die alleen op het niveau van de EU kan worden bereikt.

Er zijn vijf belangrijke problemen, die hieronder worden beschreven.

1. Slachtoffers krijgen niet altijd informatie over hun rechten, of ze krijgen onvoldoende informatie waardoor zij die rechten moeilijker of onmogelijk kunnen uitoefenen. Slachtoffers die geen aangifte doen van een strafbaar feit wordt bijvoorbeeld in de praktijk het recht ontnomen om informatie over hun rechten te ontvangen bij het eerste contact met de bevoegde autoriteiten. Bovendien, zoals wordt bevestigd in het verslag van Vociare 4 , ontvangt volgens deskundigen slechts 30 % van de kinderen, 26 % van de personen met een verstandelijke beperking en 26 % van de analfabeten die in de EU wonen, informatie op een manier die aan hun behoeften is aangepast.

2. De beschermingsbehoeften van kwetsbare slachtoffers (zoals kinderen, ouderen, personen met een handicap, slachtoffers van haatmisdrijven en slachtoffers in detentie) wordt niet altijd tijdig beoordeeld en zij hebben geen toegang tot doeltreffende beschermingsmaatregelen, zoals beschermingsbevelen.

3. Kwetsbare slachtoffers kunnen vaak niet rekenen op specialistische hulp, zoals langdurige psychologische behandeling, en voor kindslachtoffers is er vaak geen gerichte aanpak op basis van samenwerking tussen instanties.

4. De deelname van slachtoffers aan strafprocedures is vaak moeilijk vanwege een gebrek aan juridisch advies en begeleiding en verschillen in de regels over de status van slachtoffers in deze procedures.

5. Slachtoffers hebben in binnenlandse en grensoverschrijdende zaken moeilijk toegang tot schadeloosstelling vanwege het gebrek aan steun van de overheid bij de uitvoering van de veroordeling van de dader om de schadevergoeding te betalen, wat leidt tot een risico op secundaire victimisatie.

Bovendien zijn de minimumnormen voor wat kindvriendelijke 5 en slachtoffergerichte rechtspraak 6 is, de afgelopen tien jaar verhoogd. Om ervoor te zorgen dat slachtoffers zich volledig op hun rechten kunnen beroepen, op basis van hun huidige behoeften en recente ontwikkelingen op het gebied van rechtspraak en technologie, worden in deze herziening strengere minimumregels voorgesteld dan de in 2012 goedgekeurde minimumregels. Deze zijn gebaseerd op beste praktijken van de lidstaten.

Deze herziening beoogt een antwoord te bieden voor de bovengenoemde specifieke problemen door zich te richten op een reeks algemene en specifieke doelstellingen (met één specifieke doelstelling voor elk specifiek probleem).

De algemene doelstelling van deze herziening is bij te dragen aan een goed functionerende ruimte van vrijheid, veiligheid en recht op basis van:

·een efficiënte erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen in strafzaken;

·een hoog niveau van veiligheid omdat er vaker aangifte wordt gedaan 7 ;

·slachtoffergerichte rechtspraak, waarbij slachtoffers worden erkend en zich op hun rechten kunnen beroepen.

De specifieke doelstellingen van deze herziening zijn:

i) een aanzienlijke verbetering van de toegang van slachtoffers tot informatie;

ii) een betere afstemming van beschermingsmaatregelen op de behoeften van slachtoffers om de veiligheid van kwetsbare slachtoffers te waarborgen;

iii) een betere toegang tot gespecialiseerde hulp voor kwetsbare slachtoffers;

iv) effectievere deelname aan strafprocedures voor slachtoffers; en

v) vereenvoudigde toegang tot schadevergoeding door de dader, in alle gevallen, ook in nationale en grensoverschrijdende gevallen.

De specifieke doelstellingen en de resultaten daarvan zijn zorgvuldig beoordeeld in de effectbeoordeling. Een meer gedetailleerde uitleg van de doelstellingen en de bijbehorende wijzigingen in de richtlijn slachtofferrechten is te vinden in afdeling 3 over de effectbeoordeling.

·Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De richtlijn slachtofferrechten is op 25 oktober 2012 vastgesteld. Deze is sindsdien niet gewijzigd of herzien. Naast de richtlijn slachtofferrechten omvat de EU-wetgeving inzake de rechten van slachtoffers de schadeloosstellingsrichtlijn van 2004 8 en de EU-regels over beschermingsbevelen 9 . Deze instrumenten zijn ook horizontaal en van toepassing op alle slachtoffers van strafbare feiten.

Bovendien omvat de EU-wetgeving inzake de rechten van slachtoffers sectorale wetgeving die bestaat uit verschillende instrumenten die tegemoetkomen aan de specifieke behoeften van slachtoffers van bepaalde categorieën strafbare feiten. Hiertoe behoren de richtlijn inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan 10 , de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie 11 , de richtlijn terrorismebestrijding 12 en de richtlijn ter bestrijding van fraude en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen 13 . Op 8 maart 2022 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het “VHG-voorstel”) 14 vastgesteld. Op 19 december 2022 heeft de Commissie een voorstel tot wijziging van Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan 15 , ingediend.

De sectorale wetgeving stelt bepaalde handelingen strafbaar en voorziet in aanvullende rechten voor slachtoffers van die strafbare feiten die directer inspelen op hun specifieke behoeften. De sectorale wetgeving vervangt de regels van de richtlijn slachtofferrechten niet. De bepalingen van de sectorale wetgeving bouwen voort op de richtlijn slachtofferrechten en zijn van toepassing naast die van de richtlijn slachtofferrechten. De sectorale wetgeving vormt een aanvulling op de richtlijn slachtofferrechten door slachtoffers van specifieke categorieën strafbare feiten aanvullende rechten toe te kennen op grond van de sectorale wetgeving. Na de herziening van de richtlijn slachtofferrechten zullen alle slachtoffers, ook degenen die onder de sectorale wetgeving vallen, profiteren van versterkte regels inzake de rechten van slachtoffers. De herziening van de richtlijn slachtofferrechten is volledig in overeenstemming met de sectorale wetgeving. Er is geen herziening van vastgestelde of voorgestelde sectorale wetgeving vereist.

In de effectbeoordeling heeft de Commissie zorgvuldig beoordeeld of dit voorstel consistent is met alle sectorale wetgeving. Met name de consistentie van de voorgestelde maatregelen inzake hulplijnen voor slachtoffers, verbeterde individuele beoordelingen en gerichte en geïntegreerde maatregelen zijn getoetst aan de sectorale wetgeving. Dit omvat bestaande wetgeving inzake slachtoffers van terrorisme en kindslachtoffers van seksueel misbruik en voorgestelde maatregelen voor slachtoffers van geweld tegen vrouwen of huiselijk geweld en slachtoffers van mensenhandel. Uit de beoordeling bleek dat de voorgestelde maatregelen de sectorale wetgeving aanvullen en versterken.

Het beschermingsniveau dat in de sectorale wetgeving wordt voorzien, dient niet als maatstaf voor het verhogen van de normen voor alle slachtoffers van alle strafbare feiten in het kader van deze herziening. Aangezien de maatregelen in de sectorale wetgeving gericht zijn op de specifieke behoeften van slachtoffers van bepaalde categorieën strafbare feiten, is het mogelijk dat zij niet relevant of evenredig zijn voor alle slachtoffers van alle strafbare feiten. Sommige van de maatregelen die in het kader van deze herziening worden voorgesteld, kunnen echter elementen bevatten die al in de sectorale wetgeving zijn opgenomen. Dit is onvermijdelijk gezien het gemeenschappelijke onderwerp van de rechten van slachtoffers en het feit dat de richtlijn slachtofferrechten van toepassing is op alle slachtoffers, waaronder niet-kwetsbare en kwetsbare slachtoffers. Kwetsbare slachtoffers in het kader van de richtlijn slachtofferrechten zijn diegenen die behoefte hebben aan gespecialiseerde hulp- en beschermingsmaatregelen, met inbegrip van, maar verdergaand dan slachtoffers die onder de bestaande en voorgestelde sectorale wetgeving vallen, zoals slachtoffers van terrorisme of slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. In het kader van deze herziening wordt bijvoorbeeld voorgesteld om kwetsbare slachtoffers zo lang als nodig gratis psychologische ondersteuning te bieden, als wijziging van artikel 9, lid 1, punt c). Dit is al een recht voor slachtoffers van terrorisme op grond van artikel 24, lid 2, van de richtlijn terrorismebestrijding. De consistentie van de richtlijn slachtofferrechten met de sectorale wetgeving is in dit geval volledig gewaarborgd, omdat slachtoffers van strafbare feiten die onder de sectorale wetgeving vallen, zich op hun rechten op grond van beide kunnen blijven beroepen. Na de inwerkingtreding van de herziene richtlijn slachtofferrechten behouden slachtoffers van terrorisme het recht op gratis psychologische ondersteuning, waarop nu ook andere categorieën kwetsbare slachtoffers zich kunnen beroepen.

Verdere verduidelijking is nodig met betrekking tot gerichte en geïntegreerde gespecialiseerde hulpdiensten voor slachtoffers met specifieke behoeften. In artikel 9, lid 3, punt b), van de richtlijn slachtofferrechten wordt verwezen naar dergelijke hulp in het bijzonder voor slachtoffers van seksueel geweld, slachtoffers van gendergerelateerd geweld en slachtoffers van geweld in hechte relaties. Hier wordt echter niet expliciet verwezen naar andere groepen slachtoffers met specifieke behoeften. Daarom wordt in de voorgestelde wijziging van de richtlijn slachtofferrechten verduidelijkt dat er gerichte en geïntegreerde hulpdiensten beschikbaar moeten zijn voor andere slachtoffers met specifieke behoeften, zoals slachtoffers van mensenhandel, slachtoffers van georganiseerde misdaad, slachtoffers met een handicap, slachtoffers van uitbuiting, slachtoffers van haatmisdrijven, slachtoffers van terrorisme of slachtoffers van internationale kernmisdrijven. Dit laat de verplichtingen van de lidstaten in het kader van het VHG-voorstel onverlet om te zorgen voor toegang tot gerichte en geïntegreerde hulp voor slachtoffers van strafbare feiten die onder het VHG-voorstel vallen, en met name voor slachtoffers van verkrachting (de crisiscentra voor slachtoffers van verkrachting krachtens artikel 28 van het VHG-voorstel) of slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking (op grond van artikel 29 van het VHG-voorstel).

Als reactie op de tekortkomingen die in de evaluatie zijn vastgesteld, worden de lidstaten in het voorstel bovendien verplicht om specifieke protocollen op te stellen om de acties van gespecialiseerde hulpdiensten te organiseren teneinde volledig tegemoet te komen aan de diverse behoeften van slachtoffers met specifieke behoeften (zie het nieuw toegevoegde lid 4 van artikel 9 van de richtlijn slachtofferrechten).

Om ervoor te zorgen dat er geen misverstanden bestaan over het toepassingsgebied van de verplichtingen van de lidstaten in het kader van het VHG-voorstel en dit voorstel tot de herziening van de richtlijn slachtofferrechten, wordt voorgesteld om in de richtlijn slachtofferrechten een expliciete bepaling op te nemen die de lidstaten verplicht ervoor te zorgen dat zij hun verplichtingen uit hoofde van dit voorstel omzetten zonder afbreuk te doen aan hun verplichtingen uit hoofde van het VHG-voorstel. Om de richtlijn slachtofferrechten in overeenstemming te brengen met de terminologie die wordt gebruikt in het VHG-voorstel, wordt in dit voorstel bovendien verduidelijkt dat wanneer de richtlijn slachtofferrechten verwijst naar slachtoffers van gendergerelateerd geweld, dit begrip ook slachtoffers van geweld tegen vrouwen en slachtoffers van huiselijk geweld moet omvatten.

Deze herziening is ook volledig in overeenstemming met de EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers, zoals blijkt uit de effectbeoordeling.

·

Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU



Deze herziening is ook in overeenstemming met ander EU-beleid, waaronder het beleid over digitalisering. Met name de voorgestelde bepaling over het gebruik van elektronische communicatiemiddelen beantwoordt aan de technologische ontwikkelingen in overeenstemming met het digitaliseringsbeleid van de Commissie, waaronder de digitalisering van justitie 16 . Om de vastgestelde tekortkomingen aan te pakken, zullen de lidstaten moeten voorzien in de mogelijkheid voor slachtoffers om hun recht op informatie en toegang tot de rechter uit te oefenen door middel van elektronische communicatie. De voorgestelde maatregelen vergemakkelijken ook de toegang tot de rechter voor slachtoffers in grensoverschrijdende zaken door de lidstaten te verzoeken de deelname aan strafprocedures via videoconferentie en telefoonconferentie te vergemakkelijken voor slachtoffers die in het buitenland verblijven. Een dergelijke vereiste biedt een oplossing voor de huidige beperking van Richtlijn 2012/29/EU, die in een dergelijke mogelijkheid voorziet, maar alleen met het oog op het horen van slachtoffers, overeenkomstig de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie van 29 mei 2000 17 .

De herziening is gericht op het waarborgen van het gebruik van elektronische communicatie. Door gelijke toegang tot informatie, bescherming, ondersteuning, de rechter en schadeloosstelling te vergemakkelijken, zal de herziening van de richtlijn slachtofferrechten alle slachtoffers in staat stellen hun rechten op een gelijkere manier uit te oefenen. Dit zal een belangrijke bijdrage leveren tot duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 10 van de VN gericht op het verminderen van ongelijkheden.

Met het algemene doel om het vertrouwen te vergroten in de publieke en andere diensten die slachtoffers van strafbare feiten ondersteunen, zal het initiatief bijdragen tot de bevordering van de rechtsstaat en zorgen voor gelijke toegang tot de rechter, waar SDG 16 over vrede, justitie en sterke publieke diensten, op gericht is.

Op langere termijn zouden ook verbeteringen worden verwacht op het gebied van goede gezondheid en welzijn (SDG 3). Dit zal worden bereikt door slachtoffers beter te beschermen en secundaire victimisatie te verminderen. Sommige indirecte gevolgen die helpen om criminaliteit te ontmoedigen, zullen ook bijdragen tot vooruitgang op het gebied van dit duurzameontwikkelingsdoel, zoals hogere aangifteniveaus, meer juridische vervolging en meer algemeen ten uitvoer gelegde vonnissen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

·

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 82, lid 2, punt c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dit stelt de EU in staat minimumregels vast te stellen voor de rechten van slachtoffers: i) voor zover noodzakelijk om de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen en de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een grensoverschrijdende dimensie te bevorderen; en ii) op voorwaarde dat rekening wordt gehouden met verschillen tussen de rechtstradities en -stelsels van de lidstaten. De minimumregels inzake de rechten van slachtoffers van strafbare feiten zijn niet beperkt tot grensoverschrijdende situaties. Vergelijkbaar met de minimumnormen voor verdachten en beklaagden, kan de EU minimumnormen voor nationale regels vaststellen om het wederzijdse vertrouwen in de rechtsstelsels van andere lidstaten te vergroten. Dit kan de werking van de wederzijdse erkenning van vonnissen en beslissingen in strafzaken met een grensoverschrijdende dimensie verbeteren.

·

Subsidiariteit



Wil wederzijdse erkenning en justitiële samenwerking volledig effectief zijn, dan moet er sprake zijn van wederzijds vertrouwen in de strafrechtstelsels van andere lidstaten. Er moet wederzijds vertrouwen zijn in de normen van rechtsstelsels inzake eerlijkheid en rechtvaardigheid, en het publiek moet erop kunnen vertrouwen dat dezelfde minimumregels zullen worden toegepast als zij in het buitenland reizen of wonen. Zoals in het Verdrag wordt erkend, is het vaststellen van minimumnormen voor de rechten van verdachten en beklaagden en voor de rechten van slachtoffers van cruciaal belang om wederzijdse erkenning te bevorderen. Het Verdrag vereist dat de EU op deze gebieden vooraf optreedt (dat wil zeggen voordat het vertrouwen in de rechtsstelsels van andere lidstaten is verbroken) om dit vertrouwen te versterken.

De richtlijn slachtofferrechten en de sectorale wetgeving hebben de rechten van slachtoffers al aanzienlijk geharmoniseerd en hebben daarom bijgedragen tot het vergroten van het vertrouwen in de rechtsstelsels van andere lidstaten. Zoals in de evaluatie is beschreven en tijdens de raadplegingen is bevestigd, zijn sommige lidstaten er echter niet in geslaagd deze rechten doeltreffend te waarborgen binnen het door de richtlijn slachtofferrechten toegestane toepassingsgebied, ondanks de vooruitgang die is geboekt bij de vaststelling van minimumnormen voor de rechten van slachtoffers.

Bovendien zijn de minimumnormen in de afgelopen tien jaar sinds de invoering van de richtlijn slachtofferrechten gewijzigd. Dit houdt verband met ontwikkelingen op het gebied van justitie (kindvriendelijke en slachtoffergerichte rechtspraak), de samenleving (zoals een grotere behoefte aan een gecoördineerde aanpak om ervoor te zorgen dat slachtofferhulpdiensten in een crisis altijd beschikbaar zijn 18 ) en technologie (digitalisering, de toename van onlinecriminaliteit en nieuwe technologieën voor slachtofferhulp, bescherming en toegang tot de rechter). Er moeten verdergaande minimumnormen worden vastgesteld om de doeltreffendheid van de richtlijn slachtofferrechten te waarborgen en het wederzijdse vertrouwen tussen nationale autoriteiten te handhaven.

De toegevoegde waarde van de EU moet voornamelijk bestaan uit het faciliteren van justitiële samenwerking in strafzaken en het waarborgen van de soepele werking van de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Om dit mogelijk te maken is vertrouwen in gelijke toegang tot de rechten van slachtoffers, onafhankelijk van waar in de EU het strafbare feit heeft plaatsgevonden, van essentieel belang. Een voorbeeld waarbij een hoog niveau van vertrouwen in de rechten van slachtoffers vereist is, is de beslissing van de gerechtelijke autoriteiten over de overdracht van strafvervolging naar een andere lidstaat. Op grond van Kaderbesluit 2009/948/JBZ 19 kunnen bevoegde nationale autoriteiten contact met elkaar opnemen wanneer zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat er parallelle procedures worden gevoerd in een andere lidstaat, wat kan leiden tot een overdracht van strafvervolging naar een andere lidstaat. Bij de beslissing over de overdracht houden de nationale autoriteiten rekening met de mate waarin de slachtoffers in de procedure een beroep kunnen doen op hun rechten in de lidstaat van overdracht. Om beslissingen over overdrachten te kunnen nemen, is het van cruciaal belang dat de gerechtelijke autoriteiten er een hoog niveau van vertrouwen in hebben dat slachtoffers in de lidstaat waarnaar de procedure wordt overgedragen een gelijkwaardig niveau van toegang tot ondersteuning, bescherming, de mogelijkheid om deel te nemen aan strafprocedures en toegang tot een schadevergoeding door de dader zullen genieten. Dit is met name belangrijk omdat de Commissie onlangs een voorstel voor een verordening betreffende de overdracht van strafvervolging 20 heeft ingediend, om ervoor te zorgen dat de meest geschikte lidstaat een strafbaar feit onderzoekt of vervolgt 21 .

De toegevoegde waarde van de EU ligt ook in het aanpakken van de omvang en aard van de problemen die niet door de lidstaten alleen kunnen worden aangepakt.

·

Evenredigheid



De maatregelen die in deze herziening worden voorgesteld, zijn zorgvuldig beoordeeld in de effectbeoordeling. De evenredigheid ervan blijkt uit het niveau van de actie in de nationale rechtsstelsels. Deze actie bestaat uit drie alternatieve oplossingen voor elk van de vijf specifieke doelstellingen (in oplopende mate van belasting voor de lidstaten). De evenredigheid van elk van de voorgestelde maatregelen is tijdens de raadplegingen ook zorgvuldig beoordeeld en getoetst met belanghebbenden.

·

Keuze van het instrument



Zoals bepaald in artikel 82, lid 2, van het VWEU, kan de EU-wetgever optreden door middel van richtlijnen. Een richtlijn is bindend voor elke lidstaat wat betreft het te bereiken resultaat, maar laat de keuze van de vorm en methoden aan de nationale autoriteiten.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

·

Raadpleging van belanghebbenden



Bij de voorbereiding van de evaluatie en effectbeoordeling van de richtlijn slachtofferrechten heeft de Commissie een breed scala van belanghebbenden geraadpleegd.

In december 2020 publiceerde de Commissie de routekaart voor evaluaties van dit initiatief op de website “Geef uw mening” 22 . Op die raadpleging kwamen 56 reacties. Op 28 juni 2022 heeft de Commissie haar evaluatie van de richtlijn slachtofferrechten 23 opgesteld. Een ondersteunende studie en gegevensverzameling, waaronder een openbare raadpleging 24 , werden meegenomen in de evaluatie. In het kader van de openbare raadpleging ontving de Commissie 95 bijdragen, waaronder 20 standpuntnota’s.

Als onderdeel van de effectbeoordeling van de herziening van de wetgeving inzake de rechten van slachtoffers heeft de Commissie de volgende raadplegingen gehouden: een verzoek om input 25 (er zijn 53 reacties ontvangen); een openbare raadpleging (er zijn 72 reacties ontvangen, waaronder 15 standpuntnota’s, waarvan er één later is herzien); gericht overleg met deskundigen uit de lidstaten, het platform voor de rechten van slachtoffers en een groep deskundigen op het gebied van strafrecht; en breed overleg als onderdeel van de studie van de externe contractant ter ondersteuning van de effectbeoordeling van de kosten en baten van de beleidsopties.

De volgende categorieën belanghebbenden zijn geraadpleegd: i) professionals die met slachtoffers werken, waaronder gerechtelijke autoriteiten in de lidstaten, centrale autoriteiten en rechtshandhavingsautoriteiten; ii) leden van maatschappelijke organisaties die met slachtoffers werken, namelijk EU- en nationale hulpdiensten voor slachtofferhulp en ondersteunende diensten; iii) EU-agentschappen en -netwerken, waaronder het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol), het Europees netwerk voor de rechten van slachtoffers, het EU-netwerk van nationale contactpunten voor schadeloosstelling, de enige contactpunten voor slachtoffers van terrorisme in de lidstaten, het Europees justitieel netwerk en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA), de Europese Dienst voor extern optreden; iv) internationale organisaties, zoals de Raad van Europa; v) onderzoeksorganisaties en academische instellingen; en vi) het publiek, met inbegrip van slachtoffers.

·Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Dit voorstel is gebaseerd op bewijsstukken die zijn verzameld in het kader van de evaluatie en effectbeoordeling van de richtlijn slachtofferrechten.

Veel verslagen en studies over de rechten van slachtoffers en de uitvoering van de richtlijn slachtofferrechten in de lidstaten zijn ook meegenomen in deze herziening. Deze omvatten verschillende verslagen van door de EU gefinancierde projecten 26 . De Commissie is ook begonnen met een kosten-batenanalyse, uitgevoerd door een externe contractant, om de financiële haalbaarheid van de belangrijkste opties te beoordelen.

Daarnaast heeft de Commissie rekening gehouden met eerdere werkzaamheden van het Europees Parlement. Deze omvatten een studie over de uitvoering van de richtlijn slachtofferrechten, in 2017 uitgevoerd door de onderzoeksdienst van het Europees Parlement 27 , een studie op verzoek van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken over het strafprocesrecht in de hele EU 28 , en een resolutie van het Parlement over de minimumnormen voor de rechten, ondersteuning en bescherming van slachtoffers 29 .

·

Effectbeoordeling



De effectbeoordeling bij dit voorstel is gebaseerd op de bevindingen van de door de Commissie uitgevoerde evaluatie.

De Commissie heeft in de effectbeoordeling verschillende wetgevende beleidsopties overwogen. Niet-wetgevende opties werden uitgesloten, omdat de EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers (2020-2025) al niet-wetgevende maatregelen omvat die in de komende jaren moeten worden uitgevoerd, maar de verwachte gevolgen ervan zijn in het basisscenario meegenomen.

Met de wijzigingen die in het voorkeurspakket van beleidsopties in de effectbeoordeling worden voorgesteld, wordt het volgende bereikt:

·Effectievere toegang tot informatie, met name door de verplichting om hulplijnen voor slachtoffers op te zetten die alle slachtoffers die contact met hen opnemen, inclusief degenen die geen aangifte doen, informatie geven over hun rechten.

·Beschermingsmaatregelen die beter zijn afgestemd op de behoeften van slachtoffers, met name dankzij de verbeterde individuele beoordeling van de beschermingsbehoeften van slachtoffers en de uitgebreide lijst van beschermingsmaatregelen die na de beoordeling beschikbaar zullen zijn voor slachtoffers, waaronder beschermingsbevelen.

·Betere ondersteuning, met name via het recht op gratis psychologische ondersteuning zolang dat nodig is, het recht op gerichte hulp door meerdere instanties voor kindslachtoffers en rechten van personen met een handicap.

·Effectievere deelname van slachtoffers aan strafprocedures door middel van het recht op administratieve bijstand in de rechtbank en het recht op verhaal.

·Betere toegang tot schadeloosstelling door i) de rechten van slachtoffers op een beslissing inzake schadevergoeding door de dader in het kader van de strafprocedure te versterken; en ii) het bindend maken voor de staat om de schadevergoeding door de dader aan de slachtoffers na de uitspraak over de schadevergoeding door de dader tijdig te betalen, met de mogelijkheid voor de staat om deze later van de dader terug te vorderen.

Zoals uit de effectbeoordeling blijkt, wegen in elke lidstaat de beoogde voordelen van de in deze herziening voorgestelde wijzigingen zwaarder dan de verwachte kosten.

De verhouding varieert van lidstaat tot lidstaat: in sommige lidstaten is een hogere kosten-batenverhouding te zien (hoger positief effect per uitgegeven euro) en in andere juist een lagere (lager positief effect per uitgegeven euro). De belangrijkste reden voor dergelijke verschillen ligt in de verschillende uitgangsposities van de lidstaten. Dit omvat met name de mate van inspanning (kosten) die de lidstaten moeten leveren om de resultaten van de voorgestelde wijzigingen te bereiken, verschillen in kosten in verband met de omzetting van bepaalde maatregelen (bv. psychologische ondersteuning) en verschillende aantallen slachtoffers in de verschillende lidstaten.

Uit de effectbeoordeling blijkt duidelijk dat, hoewel de lidstaten bepaalde initiële investeringen zullen moeten doen, de voorgestelde wijzigingen zullen leiden tot beter functionerende economieën, veerkrachtigere samenlevingen en sterkere overheidsinstellingen. Slachtoffers van strafbare feiten die tijdige ondersteuning en bescherming krijgen, integreren gemakkelijker in de samenleving, gaan sneller weer aan het werk en zijn minder afhankelijk van zorgstelsels. Dergelijke slachtoffers zijn ook meer bereid om aangifte te doen en samen te werken met de bevoegde autoriteiten. Als gevolg van de voorgestelde wijzigingen zullen de lidstaten dus profiteren van de verbeterde economieën, meer geïntegreerde samenlevingen en sterkere rechtsstelsels.

De ontwerp-effectbeoordeling werd op 3 november voorgelegd aan de Raad voor regelgevingstoetsing en werd op 30 november 2022 besproken. De effectbeoordeling werd na de behandeling enigszins herzien om de uitvoeringskosten en de methode voor de beoordeling van de opties nauwkeuriger weer te geven. Op 1 december heeft de Raad zonder voorbehoud een positief advies uitgebracht over het ontwerp.

·Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Uit de analyse in de effectbeoordeling blijkt dat het voorkeurspakket van beleidsopties de lasten voor de lidstaten op lange termijn zou moeten verminderen, zelfs als sommige kosten op korte termijn zullen stijgen. Deze stijging moet ruimschoots worden gecompenseerd door de beoogde voordelen van het optiepakket.

Voor de nationale autoriteiten zal enige vereenvoudiging het gevolg zijn van verschillende maatregelen, die de samenwerking en coördinatie tussen degenen die met slachtoffers werken, waaronder hulpdiensten, zullen verbeteren. Dit zal resulteren in een efficiëntere organisatie van rechtsstelsels. Met name de huidige belasting voor de politie, veroorzaakt door de verplichting om volledige informatie te verstrekken over de rechten van slachtoffers in overeenstemming met de specifieke behoeften van elk slachtoffer, zal worden gedeeld met anderen (waaronder niet-gouvernementele organisaties en vrijwilligers).

Er zijn nog meer voordelen vastgesteld voor de werking van de rechtsstelsels van de lidstaten. Met name diensten die zich bezighouden met compensatie door de staat zullen naar verwachting aanzienlijk worden geholpen door de voorkeursoptie voor de toegekende compensatie volledig toe te passen. Er zou meer vereenvoudiging moeten komen door alle kwesties betreffende schadeloosstelling in de strafprocedures aan te pakken, in plaats van in zowel strafrechtelijke als civiele procedures. Dit zal het aantal civiele zaken verminderen en het rechtssysteem efficiënter maken.

Op 5 december 2022 heeft het Fit for Future-platform zijn advies uitgebracht over de herziening van het acquis inzake slachtofferrechten 30 . De voorstellen van het platform zijn in lijn met de lopende werkzaamheden op het gebied van de rechten van slachtoffers en de beleidsopties die de voorkeur genieten in de effectbeoordeling.

·Grondrechten

Dit voorstel eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn vervat in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Alle beleidsopties waren gericht op het verminderen van discriminatie door gelijke toegang tot informatie, bescherming, ondersteuning, de rechter en schadeloosstelling te bieden en te zorgen voor adequate minimumnormen voor alle slachtoffers van strafbare feiten, zonder onderscheid te maken, waarbij terdege rekening werd gehouden met de specifieke behoeften van slachtoffers.

Concreet werd met betrekking tot gelijke toegang tot informatie over de rechten van slachtoffers overwogen hoe kan worden gezorgd voor een betere toegang tot slachtoffers in gesloten instellingen. De website (die een integraal onderdeel is van de hulplijn voor slachtoffers) zal de toegang tot informatie verbeteren voor slachtoffers die de officiële taal van de lidstaat niet spreken. Door de individuele behoeftebeoordelingen te verbeteren, kunnen de individuele behoeften van slachtoffers beter worden beoordeeld, wat zal resulteren in een meer gelijke en effectieve bescherming van de meest kwetsbare slachtoffers. Wat de ondersteuning van slachtoffers betreft, voorziet het initiatief onder andere in de uitbreiding van gratis psychologische ondersteuning aan een grotere groep slachtoffers (deze is momenteel voorbehouden aan slachtoffers van terrorisme). Bovendien wordt met de herziening beoogd alle slachtoffers van strafbare feiten gedurende de hele strafprocedure meer rechten te verlenen, ongeacht hun formele status als partij. Daarom zal de mogelijkheid van bijstand tijdens de procedure waarschijnlijk alle slachtoffers aanmoedigen om hun rechten te doen gelden. Er is een bepaling toegevoegd over de rechten van personen met een handicap die de rechten in dit voorstel toegankelijk maakt voor hun specifieke behoeften. Hierdoor kunnen personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen aanspraak maken op de rechten van slachtoffers. Al deze wijzigingen hebben tot doel de ongelijkheid te verminderen en zullen naar verwachting een positief effect hebben op de grondrechten.

Inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven, familie- en gezinsleven (artikel 7) en de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8) van het slachtoffer en de dader is noodzakelijk en evenredig, om ervoor te zorgen dat slachtoffers effectief aanspraak kunnen maken op hun rechten op ondersteuning en bescherming. Daarnaast voorziet het voorstel in een specifieke verplichting om de persoonsgegevens van het slachtoffer niet te delen met de migratieautoriteiten. Deze beveiliging zorgt ervoor dat informatie over het slachtoffer alleen wordt verwerkt voor de doeleinden van de richtlijn slachtofferrechten. Het verzamelen van persoonsgegevens voor statistische doeleinden is noodzakelijk om de effectiviteit van de maatregelen in deze herziening te waarborgen en om het beleid inzake de rechten van slachtoffers vorm te geven. De eerbiediging van het privéleven, familie- en gezinsleven van de slachtoffers wordt verder versterkt door ervoor te zorgen dat na individuele beoordelingen adequate beschermingsmaatregelen tegen daders worden genomen.

De grondrechten, zoals vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, omvatten het recht op leven (artikel 2), het recht op menselijke integriteit (artikel 3), het recht op privéleven en familie- en gezinsleven (artikel 7), de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8), het recht op gelijkheid voor de wet (artikel 20), het recht op non-discriminatie (artikel 21), de rechten van het kind (artikel 24), de integratie van personen met een handicap (artikel 26), het recht op sociale bijstand (artikel 34) en gezondheidszorg (artikel 35), het recht op behoorlijk bestuur (artikel 41) en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht (artikel 47).

Het voorstel is ook beoordeeld in het licht van de rechten van daders, verdachten en beklaagden. Deze omvatten het recht op toegang tot de rechter (artikel 47), het vermoeden van onschuld en recht van de verdediging (artikel 48), het legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel bij strafrechtelijke procedures (artikel 49), het recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft (artikel 50), en EU-regels inzake procedurele rechten van verdachten en beklaagden. Er werd vastgesteld dat de opties geen invloed hadden op de grondrechten van daders, verdachten en beklaagden.

Daarnaast gaat dit voorstel in op de rechten van personen met een handicap en de plichten die zijn vastgelegd in het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, waarbij de EU en alle lidstaten partij zijn.

Het voorstel zal naar verwachting de grondrechten van slachtoffers versterken. Voor sommige opties zullen de directe gevolgen op de grondrechten echter groter zijn dan voor andere. Omdat het onmogelijk is om de gevolgen te kwantificeren, is gekozen voor een kwalitatieve analyse als methodologie. Dit wordt gedaan door te beoordelen in welke mate elke optie ten opzichte van de uitgangswaarde kan worden verbeterd.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU.

5. OVERIGE ELEMENTEN

·Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Overeenkomstig artikel 2 van dit voorstel zijn de lidstaten verplicht de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Er bestaat een uitzondering voor de invoering van de bepalingen die nodig zijn om te voldoen aan artikel 26 ter (over het gebruik van elektronische communicatiemiddelen), dat uiterlijk [vier jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn] moet worden vastgesteld en gepubliceerd. De lidstaten moeten de Commissie de tekst van die bepalingen meedelen.

De Commissie zal de impact van dit voorstel monitoren en evalueren met behulp van mechanismen waarin de huidige richtlijn voorziet. Bovendien zijn de lidstaten overeenkomstig artikel 28 (Verstrekken van gegevens en statistieken) verplicht de nodige maatregelen te nemen om een systeem op te zetten voor het verzamelen, produceren en verspreiden van statistieken over slachtoffers van strafbare feiten. Zij moeten deze gegevens om de drie jaar naar de Commissie (Eurostat) sturen.

De Commissie zal bijeenkomsten van het EU-platform voor de rechten van slachtoffers blijven houden over onderwerpen die verband houden met de rechten van slachtoffers. Deze uitwisselingen zullen ook bijdragen tot monitoring en evaluatie.

De Commissie dient uiterlijk op [zes jaar na de vaststelling] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van Richtlijn 2012/29/EU als gewijzigd bij deze richtlijn. In dat verslag moet worden geëvalueerd in hoeverre de lidstaten de noodzakelijke maatregelen hebben getroffen om aan deze richtlijn te voldoen, met inbegrip van de technische uitvoering ervan.

·Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

In het belang van een correcte uitvoering van deze richtlijn is een toelichtend stuk nodig (bv. in de vorm van concordantietabellen), zoals vereist op grond van het arrest van het Europese Hof van Justitie in zaak C-543/17 31 . De wetgeving tot omzetting van de richtlijn slachtofferrechten is zelden beperkt tot één wettekst, aangezien de bepalingen vaak in verschillende nationale instrumenten zijn opgenomen. Om die reden zijn de lidstaten verplicht de Commissie een toelichtend document te verstrekken met de tekst van de vastgestelde bepalingen ter omzetting van deze richtlijn.

·

Artikelsgewijze toelichting



De wijzigingen in de richtlijn slachtofferrechten betreffen bepalingen die beogen: de toegang van slachtoffers tot informatie en aangifte van strafbare feiten te verbeteren, de toegang tot gespecialiseerde ondersteuning voor kwetsbare slachtoffers, zoals kinderen, te vergemakkelijken, de toegang tot de rechter voor slachtoffers met een handicap te verbeteren, deelname van slachtoffers aan strafprocedures effectiever te maken, de toegang tot schadeloosstelling voor slachtoffers te verbeteren, de beschermingsmaatregelen van slachtoffers beter af te stemmen op de behoeften van slachtoffers, de toegang tot elektronische communicatiemiddelen te verbeteren en specifieke verplichtingen in te voeren jegens slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.

a) Bepalingen ter verbetering van de toegang van slachtoffers tot informatie en aangifte (artikelen 3 bis, 5 bis en 26 bis).

Volgens artikel 4 van de richtlijn slachtofferrechten hebben slachtoffers vanaf het eerste contact met de bevoegde autoriteiten, meestal de politie, recht op informatie over hun rechten. Toch nemen niet alle slachtoffers contact op met de bevoegde autoriteiten. Zoals benadrukt in een verslag van het Bureau voor de grondrechten uit 2021 32 , doen slachtoffers in de meeste gevallen geen aangifte van het strafbare feit. Deze slachtoffers hebben geen toegang tot informatie, waaronder informatie over hun recht op ondersteuning en bescherming – ongeacht of ze aangifte doen of niet.

Hoewel de richtlijn slachtofferrechten vereist dat informatie aan slachtoffers wordt verstrekt in overeenstemming met het recht om informatie te begrijpen en te worden begrepen (artikel 3 van de richtlijn slachtofferrechten), bleek uit de evaluatie dat de bevoegde autoriteiten in de praktijk vaak taal gebruiken die niet is aangepast aan de behoeften van de slachtoffers 33 . Dit is het geval voor personen met een handicap, personen die de nationale taal niet spreken, kinderen en ouderen. Aangezien het eerste contact met de bevoegde autoriteiten vaak op de plaats delict plaatsvindt, kunnen mensen die direct na het strafbare feit in shock zijn, bovendien de informatie die ze ontvangen niet begrijpen.

Volgens artikel 6 van de richtlijn slachtofferrechten moeten slachtoffers van de bevoegde autoriteiten ook vervolginformatie krijgen over de verschillende fasen van de strafprocedure, hun rol daarin en de status van de dader (bv. invrijheidstelling). Een groot deel van de belanghebbenden die in het kader van de evaluatie werden geraadpleegd, was echter van mening dat slachtoffers hun recht op informatie in het kader van de richtlijn slachtofferrechten niet ten volle kunnen uitoefenen vanaf het eerste contact met een bevoegde autoriteit, en dat dit moet worden verbeterd.

Een uitgebreider communicatiemiddel met slachtoffers dat rekening houdt met de complexiteit van de behoeften van slachtoffers met betrekking tot hun recht op toegang tot informatie, is nog steeds niet in alle lidstaten beschikbaar. Veel slachtoffers kunnen nog steeds niet vertrouwen op hulplijnen voor slachtoffers via het telefoonnummer 116 006 34 . Deze hulplijnen moeten slachtoffers op elk gewenst moment de informatie geven die zij nodig hebben. Zij moeten vrijuit kunnen spreken over hun ervaringen en indien nodig worden doorverwezen naar de politie of andere hulpdiensten. Nog minder slachtoffers kunnen gebruikmaken van geavanceerdere hulplijnen met een uitgebreide website en waarbij naast telefonisch ook via chat en e-mail contact kan worden opgenomen 35 .

Om de vastgestelde problemen met de toegang van slachtoffers tot informatie op te lossen, wordt in deze herziening een reeks maatregelen voorgesteld, met name een verplichting voor de lidstaten om hulplijnen voor slachtoffers te bieden (artikel 3 bis). Hierbij zal gebruik worden gemaakt van het Europese telefoonnummer 116 006 en een website met geavanceerde technologie om optimale toegang te bieden in de meeste gesproken talen en aan personen met een handicap. De hulplijn zal een eerste contactpunt zijn voor alle slachtoffers van alle strafbare feiten, emotionele steun bieden en slachtoffers indien nodig doorverwijzen naar gespecialiseerde hulpdiensten.

De voorgestelde herziening houdt aansluiting in bij andere hulplijnen die gebruikmaken van de gereserveerde Europese telefoonnummers die beginnen met 116, zoals het meldpunt voor vermiste kinderen (116 000) en de hulplijn voor slachtoffers van gendergerelateerd geweld (116 116). Het voorstel strookt ook met de strategie voor een beter internet voor kinderen 36 van de Commissie. Het ondersteunt het netwerk van centra voor een veiliger internet (SIC’s), waaronder hulplijnen voor kinderen, ouders en verzorgers over onlinekwesties (zoals onlinegeweld en onlinepesten) en meldpunten voor onlinemateriaal van kindermisbruik. Het voorstel is ook in lijn met het beleid van de Commissie om ervoor te zorgen dat het nummer 116 111 de aanpak van onlinepesten ondersteunt.

Om ervoor te zorgen dat slachtoffers volledige en inclusieve informatie krijgen, worden lidstaten in het voorstel verplicht om specifieke procedures in te stellen via een formulier of protocollen. In artikel 26 bis wordt gesteld dat dergelijke protocollen moeten worden opgesteld in samenwerking met rechtshandhavingsinstanties, gerechtelijke autoriteiten (openbaar aanklagers en rechters) en hulpdiensten. Zij zullen de verschillende partners instructies aanleveren over hoe zij ervoor kunnen zorgen dat slachtoffers informatie krijgen die is aangepast aan hun individuele behoeften en die relevant is voor het specifieke deel van de procedure.

De herziening voorziet ook in een verplichting om ervoor te zorgen dat slachtoffers aangifte kunnen doen van een strafbaar feit met behulp van informatie- en communicatietechnologie (artikel 5 bis, lid 1). Het doen van aangifte zal ook gemakkelijker worden gemaakt voor mensen in detentie (de details zullen worden verstrekt in de protocollen die worden opgesteld in coördinatie met en samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties, gerechtelijke autoriteiten (openbaar aanklagers en rechters) en hulpdiensten (artikel 26 bis).

Het doen van aangifte zal ook gemakkelijker worden voor irreguliere migranten. In artikel 5 bis, lid 5, van het voorstel wordt de vereiste opgenomen dat de bevoegde autoriteiten die in contact komen met een slachtoffer dat aangifte doet van een strafbaar feit, geen persoonsgegevens met de verblijfsstatus van het slachtoffer mogen doorgeven aan de migratieautoriteiten indien deze gegevens zijn verzameld naar aanleiding van de aangifte, ten minste tot de eerste individuele beoordeling als bedoeld in artikel 22 van de richtlijn slachtofferrechten is voltooid. In dit verband zij erop gewezen dat het doen van aangifte en de deelname aan een strafprocedure in het kader van Richtlijn 2012/29/EU geen rechten creëren met betrekking tot de verblijfsstatus van het slachtoffer en ook geen opschortende werking hebben bij het bepalen van diens verblijfsstatus. In het geval van irreguliere migranten die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij irreguliere immigratie en die samenwerken met de bevoegde autoriteiten, zijn de betrokken autoriteiten bovendien verplicht hen te informeren over hun rechten en mogelijkheden op grond van de richtlijn betreffende de verblijfstitel. Deze mogelijkheden omvatten met name het geven van bedenktijd voor de beslissing al dan niet aan het onderzoek mee te werken, en het afgeven van een verblijfstitel.

b) Bepalingen om de toegang tot gespecialiseerde ondersteuning voor kwetsbare slachtoffers, waaronder kinderen, te vergemakkelijken (artikel 9, lid 1, en artikelen 9 bis en 24)

In de artikelen 8 en 9 van de richtlijn slachtofferrechten wordt voorzien in het recht op gratis gespecialiseerde, gerichte en geïntegreerde hulp voor slachtoffers met specifieke behoeften, waaronder, indien beschikbaar, psychologische zorg. Uit de evaluatie is echter gebleken dat kwetsbare slachtoffers, waaronder kinderen, vaak geen gebruik kunnen maken van effectieve ondersteuning 37 .

Het ontbreken van een kindgerichte aanpak is in veel lidstaten nog steeds een probleem 38 . Uit de evaluatie is gebleken dat er geen consensus bestaat over welke gerichte en geïntegreerde ondersteuning nodig is voor kwetsbare slachtoffers, met name kinderen. Als gevolg hiervan kunnen niet alle kinderen in de EU gebruikmaken van hoogwaardige specialistische ondersteuning. In de brede EU-strategie voor de rechten van het kind voor de periode (2021–2024) 39 is bepaald dat gerechtelijke procedures moeten worden aangepast aan de leeftijd en behoeften van het kind, al diens rechten moeten eerbiedigen en het belang van het kind moeten vooropstellen. Het Barnahus-model is op dit moment het meest geavanceerde voorbeeld van een kindvriendelijke benadering van de rechtspleging 40 . Hoewel deze herziening niet vereist dat de lidstaten het Barnahus-model volgen, is zij wel gebaseerd op de beginselen ervan. Om dit probleem op te lossen, vereist de herziening in een nieuw artikel 9 bis dat de lidstaten voorzien in een gerichte aanpak met meerdere instanties om kindslachtoffers te ondersteunen en te beschermen. Deze moet gebaseerd zijn op het op een geïntegreerde en gecoördineerde manier aanbieden van diensten in hetzelfde pand. Dit is de belangrijkste aanvulling op de kindvriendelijke maatregelen die al in de richtlijn slachtofferrechten zijn opgenomen (zoals het op video opnemen van getuigenissen, het vermijden van oogcontact, kindvriendelijke ondervragingen door dezelfde persoon). In het kader van deze herziening worden de lidstaten ook verplicht om een dergelijke gerichte en geïntegreerde aanpak met meerdere instanties beschikbaar te stellen voor alle kindslachtoffers die dat nodig hebben.

Uit de evaluatie is ook gebleken dat gratis psychologische zorg voor slachtoffers niet altijd beschikbaar is in bijna de helft van de lidstaten 41 . Slachtoffers worden vaak gevraagd om te betalen voor psychologische zorg na de eerste sessies. Dit is met name problematisch voor kwetsbare slachtoffers die het zich gewoonlijk niet kunnen veroorloven om voor ondersteuning te betalen. De gevolgen van een strafbaar feit kunnen langdurig zijn en er zijn verschillende factoren die dit verder verergeren, zoals de ernst van het strafbare feit, de persoonlijke situatie van het slachtoffer en eventuele eerdere victimisatie 42 . Zoals onderstreept in een verslag van het Bureau voor de grondrechten van 2019 (blz. II), zullen slachtoffers van geweldsmisdrijven geen enkele rol van betekenis kunnen spelen in de strafprocedures, tenzij ze professionele psychologische zorg krijgen die hen weerbaarder maakt.

Om dit probleem op te lossen, wordt in de herziening in artikel 9, lid 1, voorgesteld dat de diensten van gespecialiseerde hulpdiensten gratis psychologische zorg omvatten zolang als nodig is voor alle kwetsbare slachtoffers die dergelijke hulp nodig hebben, d.w.z. wanneer uit de individuele beoordeling blijkt dat die nodig is. Alle slachtoffers kunnen gebruik blijven maken van emotionele en psychologische ondersteuning die hen na een strafbaar feit vaak voor korte duur ter beschikking staat, maar slachtoffers met specifieke behoeften zullen gemakkelijker toegang hebben tot dergelijke psychologische zorg die niet alleen voor korte duur na een strafbaar feit beschikbaar zou moeten zijn, maar ook voor een lange termijn (zo lang als nodig).

Beide voorgestelde maatregelen vereisen nationale coördinatie tussen hulpdiensten, rechtshandhavingsinstanties en gerechtelijke autoriteiten, zoals gespecificeerd in protocollen (artikel 26 bis).

De toegang van slachtoffers tot hulpdiensten zal worden versterkt door de eis dat de slachtofferhulpdiensten tijdens een crisis operationeel blijven — overeenkomstig de lessen die tijdens de COVID-19-pandemie zijn geleerd. Dit wordt bereikt door een alinea toe te voegen aan artikel 8 van de richtlijn slachtofferrechten. Slachtoffers hebben ook recht op een gefaciliteerde doorverwijzing naar slachtofferhulpdiensten (wijzigingen in artikel 8).

De voorgestelde maatregelen verschaffen duidelijkheid over de omvang van de steun voor de meest kwetsbare slachtoffers, waaronder kinderen. Bovendien wordt hiermee het vertrouwen in nationale en andere rechtsstelsels van de lidstaten vergroot.

c) Bepalingen om ervoor te zorgen dat slachtoffers een effectievere toegang tot de rechter hebben (artikelen 10 bis en 10 ter)

Volgens de richtlijn slachtofferrechten omvatten de belangrijkste rechten die de deelname van slachtoffers aan de strafprocedure vergemakkelijken het recht om te worden gehoord (artikel 10 van de richtlijn slachtofferrechten), rechten in geval van een beslissing tot niet-vervolging (artikel 11 van de richtlijn slachtofferrechten), het recht op rechtsbijstand (artikel 13 van de richtlijn slachtofferrechten) en een reeks rechten om slachtoffers te beschermen tegen secundaire en herhaalde victimisatie tijdens de procedure (artikelen 18 tot en met 24 van de richtlijn slachtofferrechten). Uit de evaluatie en de raadplegingen bleek dat de deelname van slachtoffers aan de strafprocedure moeilijk of zelfs onmogelijk is, tenzij ze op de juiste manier worden begeleid en geadviseerd. Advies van een advocaat die het slachtoffer in de rechtbank bijstaat, kan de meeste problemen oplossen, met name bij juridische vraagstukken. Toch hebben niet alle slachtoffers recht op een advocaat. Rechtsbijstand kan worden verleend aan mensen met onvoldoende financiële middelen, hetgeen wordt bepaald aan de hand van een inkomenstoets die in sommige lidstaten bijzonder streng is. Daarnaast kan rechtsbijstand worden verleend aan personen die het slachtoffer zijn geworden van bepaalde soorten strafbare feiten, maar alleen als zij partij zijn in een strafprocedure (artikel 13 van de richtlijn slachtofferrechten). Daarom is het van cruciaal belang dat slachtoffers ook het recht hebben om te worden vergezeld door een andere persoon dan een advocaat, die tijdens de procedure ten minste advies kan geven over de rol en rechten van slachtoffers en emotionele steun kan bieden. In artikel 20 van de richtlijn slachtofferrechten wordt voorzien in een dergelijk recht, maar dit is beperkt tot de onderzoeksfase (vóór de terechtzitting).

In dit verband is het van essentieel belang ervoor te zorgen dat alle slachtoffers in de EU ten minste recht hebben op bijstand tijdens de terechtzitting en dat ze adequate informatie krijgen van het personeel van de rechtbank 43 .

Uit de evaluatie blijkt dat een ander groot probleem met de deelname van slachtoffers aan de strafprocedure is dat slachtoffers in sommige lidstaten geen wettelijke status hebben als partij in de strafprocedure 44 . De richtlijn slachtofferrechten laat het aan de nationale wetgeving over, waardoor de status van de slachtoffers van lidstaat tot lidstaat verschilt (bv. een partij, een partij die de aanklager medewerking verleent, een civiele partij of een getuige met het recht om te worden gehoord). Bovendien hebben slachtoffers vaak geen voorzieningen in rechte om beslissingen aan te vechten die hen rechtstreeks aangaan 45 . Dit leidt feitelijk tot een schending van het recht van slachtoffers op toegang tot de rechter.

Om ervoor te zorgen dat slachtoffers effectiever kunnen deelnemen aan de strafprocedure, wordt bij deze herziening voorgesteld om in een nieuw artikel 10 bis een recht op bijstand ter terechtzitting in te voeren.

Bij deze herziening wordt ook voorgesteld slachtoffers het recht te geven om ter terechtzitting genomen beslissingen aan te vechten die betrekking hebben op bepaalde rechten welke slachtoffers op grond van deze richtlijn genieten, zoals het recht op speciale beschermingsmaatregelen voor slachtoffers met specifieke behoeften, het recht op vertolking tijdens de terechtzitting. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat slachtoffers deze beslissingen kunnen aanvechten, onafhankelijk van hun status in de strafprocedure en in overeenstemming met het beginsel van een rechterlijke toetsing (artikel 10 ter).

Als gevolg hiervan zullen de ervaringen van slachtoffers met en het vertrouwen in het strafrechtstelsel worden verbeterd. Dit zal helpen om hun stem te laten horen, hun getuigenissen te verbeteren en hun deelname te verbeteren, wat de doeltreffendheid van het rechtsstelsel vergroot.

d) Bepalingen om ervoor te zorgen dat slachtoffers effectievere toegang hebben tot schadeloosstelling

Zoals benadrukt in de EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers, blijft het in veel lidstaten moeilijk om een compensatie van de dader en de staat te krijgen. Het probleem betreft zowel binnenlandse zaken als grensoverschrijdende zaken. Volgens artikel 16 van de richtlijn slachtofferrechten hebben alle slachtoffers recht op een beslissing over schadevergoeding door de dader tijdens de strafprocedure, tenzij de nationale wetgeving erin voorziet dat een dergelijke beslissing in een andere gerechtelijke procedure moet worden genomen. Zoals blijkt uit het verslag van Milquet en is bevestigd in de evaluatie, is dit recht vaak ondoeltreffend 46 omdat er in sommige lidstaten vaak in de strafprocedure geen beslissing over schadevergoeding wordt genomen 47 . Bovendien wordt het slachtoffer, zelfs na een strafprocedure die heeft geleid tot de uitspraak waarbij de dader een verplichting tot schadevergoeding is opgelegd, vaak niet schadeloos gesteld, omdat het moeilijk is om de dader tot betaling over te halen. Het gebrek aan effectieve toegang tot schadevergoeding door de dader in de strafprocedure leidt ertoe dat slachtoffers te maken krijgen met omslachtige en langdurige civiele procedures. Zij moeten mogelijk ook een aanvraag indienen voor compensatie door de staat op grond van nationale regels inzake compensatie door de staat 48 . Het probleem betreft zowel binnenlandse zaken als grensoverschrijdende zaken.

Om de toegang van slachtoffers tot schadevergoeding door de dader te vergemakkelijken, wordt in deze herziening voorgesteld om slachtoffers enkel in de loop van de strafprocedure het recht te geven op een beslissing over schadevergoeding door de dader. Als gevolg daarvan moet de huidige uitzondering op grond van artikel 16 van de richtlijn slachtofferrechten, waarin het nationale recht bepaalt dat een dergelijk beslissing in andere gerechtelijke procedures moet worden genomen, worden geschrapt. Daarnaast stelt de Commissie voor om de lidstaten te verplichten de door de dader verschuldigde schadevergoeding onmiddellijk na de uitspraak vooraf aan het slachtoffer te betalen en vervolgens van de dader terugbetaling van de schadevergoeding te vorderen (nieuw artikel 16, lid 2).

Deze voorstellen zullen naar verwachting leiden tot een aanzienlijke verbetering van de normen voor slachtoffers inzake schadevergoeding door de dader in binnenlandse en grensoverschrijdende zaken. Door dit mogelijk te maken, worden — in grote mate — het aantal situaties beperkt waarin slachtoffers om compensatie door de staat vragen. Dit komt omdat compensatie door de staat in de meeste gevallen alleen wordt toegekend als de slachtoffers de schadevergoeding niet van de dader hebben ontvangen.

e) Bepalingen betreffende betere afstemming van de slachtofferbeschermingsmaatregelen op de behoeften van slachtoffers om de veiligheid van kwetsbare slachtoffers te waarborgen (artikelen 22 en 23)

In artikel 22 van de richtlijn slachtofferrechten wordt voorzien in het recht van een slachtoffer op een tijdige en individuele beoordeling van diens beschermingsbehoeften. Het doel is om vast te stellen of een slachtoffer op enigerlei wijze bijzonder kwetsbaar is voor secundaire victimisatie (schade als gevolg van de strafprocedure) en herhaalde victimisatie, intimidatie en/of vergelding (schade berokkend door de dader), zodat adequate beschermingsmaatregelen kunnen worden genomen. Deze beschermingsmaatregelen zijn vastgelegd in artikel 23 van de richtlijn slachtofferrechten. De voorwaarden voor individuele beoordelingen worden overgelaten aan de nationale wetgeving. Volgens de evaluatie is het recht op een individuele beoordeling een van de belangrijkste verworvenheden van de richtlijn slachtofferrechten. In de praktijk wordt aan de kwaliteit ervan echter vaak afbreuk gedaan door deze drie vastgestelde tekortkomingen:

·de beoordeling komt te laat in de procedure;

·er zijn geen psychologen en slachtofferhulpdiensten bij betrokken die over de expertise beschikken om de psychologische situatie van elk slachtoffer te beoordelen;

·de risico’s die van de dader uitgaan, die mogelijk wapens bezit en drugs of alcohol misbruikt, worden genegeerd.

Individuele beoordelingen van de behoeften van slachtoffers moeten correct worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat slachtoffers voldoende worden beschermd. Zonder deze beoordelingen kunnen slachtoffers geen gebruikmaken van de speciale beschermingsmaatregelen zoals vastgelegd in artikel 23 van de richtlijn slachtofferrechten. Deze maatregelen omvatten speciale ondervragingstechnieken, het vermijden van oogcontact met de dader, en niet in de rechtszaal te hoeven zijn. Ze omvatten echter geen fysieke beschermingsmaatregelen tegen de dader (zoals beschermingsbevelen), ook al omvat het recht van slachtoffers op bescherming in het kader van de richtlijn slachtofferrechten bescherming tegen zowel secundaire als herhaalde victimisatie. Uit de evaluatie en de raadplegingen blijkt dat deze leemte in de richtlijn slachtofferrechten niet door de nationale wetgeving en praktijk is opgevuld. Veel belanghebbenden die in het kader van de evaluatie zijn geraadpleegd, hebben vastgesteld dat het recht van slachtoffers op bescherming niet overal beschikbaar is en moet worden versterkt.

Deze herziening voorziet in gerichte wijzigingen in de individuele beoordeling van de beschermingsbehoeften van de slachtoffers (via een tijdige wijziging van het huidige artikel 22) door de volgende elementen toe te voegen:

·het uitvoeren van de beoordeling bij het eerste contact met de bevoegde autoriteiten;

·het betrekken van hulpdiensten, rechtshandhavingsinstanties en justitie — protocollen, opgesteld op grond van het nieuwe artikel 26 bis, zullen praktische maatregelen bevatten over hoe deze samenwerking in de lidstaten tot stand moet worden gebracht;

·het evalueren van de risico’s die van de dader uitgaan (zoals alcoholmisbruik of wapenbezit);

·inclusief een beoordeling van de individuele behoeften aan ondersteuning.

Bovendien zal deze herziening het gebruik van beschermingsmaatregelen voor de fysieke bescherming van slachtoffers, zoals beschermingsbevelen, versterken door fysieke beschermingsmaatregelen toe te voegen aan de lijst van gespecialiseerde beschermingsmaatregelen die momenteel is vastgelegd in artikel 23 van de richtlijn slachtofferrechten. Dit voorstel zal bijdragen tot de bewustmaking van de beschikbare nationale beschermingsmaatregelen, waaronder beschermingsbevelen. Ook heeft de herziening tot doel de manier waarop de maatregelen momenteel worden toegepast te vereenvoudigen.

Over het algemeen zullen de maatregelen die in deze herziening worden voorgesteld voor meer gerichte individuele beoordelingen ten goede komen aan alle slachtoffers, omdat zij ervoor zullen zorgen dat de noodzaak van beschermende maatregelen goed wordt beoordeeld. Ook heeft de herziening tot doel de wederzijdse erkenning van Europese beschermingsbevelen te vergemakkelijken, door de manier waarop ze op nationaal niveau worden toegepast te verbeteren.

f) Gebruik van elektronische communicatie (artikel 26 ter)

Sinds de goedkeuring van de richtlijn hebben zich veel technologische ontwikkelingen (digitalisering) voorgedaan. Slachtoffers in de EU profiteren nog steeds niet van de mogelijkheden van nieuwe technologieën, omdat er geen geschikte digitale instrumenten beschikbaar zijn om hun toegang tot de rechter te verbeteren, zoals de mogelijkheid om online aangifte te doen van een strafbaar feit of online toegang te krijgen tot de dossiers van slachtoffers 49 .

Om de vastgestelde tekortkomingen aan te pakken, stelt de Commissie maatregelen inzake het gebruik van elektronische communicatie voor (nieuw artikel 26 ter). In het bijzonder zullen de lidstaten moeten voorzien in de mogelijkheid voor slachtoffers om hun recht op informatie en toegang tot de rechter uit te oefenen door middel van elektronische communicatie. De voorgestelde maatregelen zijn in lijn met het beleid van de Commissie inzake digitalisering, waaronder haar voorstel inzake de digitalisering van justitie.

g) Rechten van slachtoffers met een handicap (artikel 26 quater)

Uit de evaluatie is gebleken dat personen met een handicap nog steeds niet ten volle aanspraak kunnen maken op hun rechten als een slachtoffer van een strafbaar feit. Sinds de invoering van de richtlijn slachtofferrechten hebben in de afgelopen tien jaar belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden ten aanzien van het toegankelijk maken van producten en diensten voor personen met een handicap. In het bijzonder heeft de Commissie in 2019 Richtlijn 2019/882/EU betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten 50 vastgesteld. Met de herziening van de richtlijn slachtofferrechten erkent de Commissie deze ontwikkelingen en stelt zij voor om de toegang tot de rechter voor slachtoffers met een handicap te vergemakkelijken. De Commissie stelt voor om een specifieke, transversale bepaling over de rechten van slachtoffers met een handicap toe te voegen, om ervoor te zorgen dat diensten en beschermingsmaatregelen voor hen toegankelijk zijn en dat de digitale communicatiemiddelen in overeenstemming zijn met de vereisten die zijn vastgelegd in bijlage I bij de richtlijn betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (nieuw artikel 26 quater).

h) Het recht van slachtoffers op voorzieningen in rechte (artikel 26 quinquies)

Momenteel bevat de richtlijn slachtofferrechten geen bepaling over voorzieningen in rechte voor slachtoffers van strafbare feiten wier rechten uit hoofde van deze richtlijn zijn geschonden. Een dergelijk recht vloeit voort uit het effectiviteitsbeginsel van het EU-recht, dat vereist dat de lidstaten passende en doeltreffende voorzieningen in rechte aanwenden indien een recht dat op grond van het EU-recht aan individuen is verleend, wordt geschonden. Het ontbreken van een dergelijke regel en de noodzaak om er een in te voeren, is benadrukt in de verslagen van het Bureau voor de grondrechten. Bovendien heeft de Raad van Europa in maart 2023 een aanbeveling aangenomen over rechten, diensten en ondersteuning voor slachtoffers van strafbare feiten 51 , die voorziet in het recht van slachtoffers op verhaal.

Om dit probleem op te lossen stelt de Commissie voor om in een nieuw artikel 26 quinquies een bepaling over voorzieningen in rechte voor slachtoffers in geval van schending van hun rechten uit hoofde van deze richtlijn toe te voegen. Deze bepaling komt overeen met vergelijkbare bepalingen in de EU-regels betreffende de rechten van verdachten en beklaagden. Hiermee wordt de huidige kloof gedicht en gezorgd voor een passende balans tussen de rechten van verdachten en beklaagden en de rechten van slachtoffers.

i) Specifieke verplichtingen jegens slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (artikel 27 bis)

De Commissie stelt voor een bepaling in te voeren die het verband verduidelijkt tussen het voorstel voor de herziening van de richtlijn slachtofferrechten en het wetgevingsvoorstel ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Volgens deze bepaling moeten de lidstaten de maatregelen in het kader van de richtlijn slachtofferrechten uitvoeren, ongeacht de verplichtingen in het kader van het andere voorstel. Het doel van deze bepaling is ervoor te zorgen dat de lidstaten ervoor zorgen dat beide richtlijnen volledig worden omgezet en bijzondere aandacht besteden aan de omzetting van meer specifieke regels inzake slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. De maatregelen in het kader van beide voorstellen zullen van toepassing zijn op slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.

j) Vereiste om elke drie jaar gegevens over de rechten van slachtoffers te verzamelen (artikel 28)

In artikel 28 wordt bepaald dat de lidstaten de Commissie om de drie jaar gegevens moeten sturen waaruit blijkt hoe slachtoffers toegang hebben gekregen tot de rechten die zijn vastgelegd in de richtlijn slachtofferrechten.

Uit de evaluatie van de richtlijn bleek echter dat er nog steeds grote hiaten zijn in de gegevensverzameling. Met name de door de lidstaten verzamelde gegevens zijn niet volledig en vaak niet vergelijkbaar. Daarom stelt de Commissie voor om door middel van een wijziging van artikel 28 de lidstaten te verplichten een systeem op te zetten voor het verzamelen, produceren en verspreiden van statistieken over slachtoffers van strafbare feiten. De statistieken moeten gegevens bevatten die relevant zijn voor de toepassing van nationale procedures betreffende slachtoffers van strafbare feiten, waaronder de volgende minimumreeks indicatoren: het aantal aangiftes en het soort gemelde strafbare feiten, de leeftijd en het geslacht van de slachtoffers. De gegevens moeten ook informatie bevatten over hoe slachtoffers toegang hebben gekregen tot de rechten die in de richtlijn zijn vastgelegd, zoals nu het geval is.

De Commissie zal de lidstaten ondersteunen bij het verzamelen van gegevens, onder meer door gemeenschappelijke normen, uitsplitsing van gegevens en verslagleggingsformaten op te stellen. De lidstaten moeten de gegevens om de drie jaar aan de Commissie (Eurostat) toezenden. Het voorstel voor de herziening van de richtlijn slachtofferrechten erkent ook de rol die het Bureau voor de grondrechten daarbij heeft gespeeld door de Commissie en de lidstaten te helpen bij het verzamelen en analyseren van gegevens over hoe slachtoffers in de afgelopen tien jaar sinds de vaststelling van de richtlijn toegang hebben gekregen tot hun rechten uit hoofde van de richtlijn. Het doel van het toevoegen van de rol van het Bureau voor de grondrechten aan de bepaling over gegevensverzameling is om ervoor te zorgen dat het Bureau zijn goede werk kan voortzetten en de Commissie en de lidstaten daarin kan blijven ondersteunen.

Deze maatregel zal naar verwachting de volledigheid, consistentie en vergelijkbaarheid van gegevens over slachtoffers van strafbare feiten in verschillende referentieperioden en lidstaten verbeteren. Hij zal ook de gegevensverzameling op EU-niveau verbeteren. Om de lidstaten niet te belasten met het verzamelen van gegevens, zal de Commissie (Eurostat) vragen om elke drie jaar gegevens te sturen.