Toelichting bij COM(2023)382 - Ondertekening en voorlopige toepassing van een protocol inzake een kaderovereenkomst met Egypte over de deelname van Egypte aan EU-programma’s

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds1, is op 25 juni 2001 in Luxemburg ondertekend en op 1 juni 2004 in werking getreden.

De Europese Raad van 17 en 18 juni 2004 heeft de voorstellen van de Europese Commissie voor een Europees nabuurschapsbeleid (ENB) verwelkomd en zijn goedkeuring gehecht aan de conclusies van de Raad van 14 juni 20042.

De geleidelijke openstelling van bepaalde programma’s en agentschappen van de Europese Unie voor ENB-partnerlanden is een van de vele maatregelen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) om hervorming, modernisering en overgang in de buurlanden van de Europese Unie te bevorderen. De Europese Commissie heeft dit aspect van het beleid uiteengezet in haar mededeling van december 2006 over de algemene aanpak om de ENB-partnerlanden te laten deelnemen aan communautaire agentschappen en programma’s3.

De Raad heeft deze aanpak in zijn conclusies van 5 maart 2007 goedgekeurd4.

Op basis van de mededeling van de Commissie en van de conclusies van de Raad van 5 maart 2007 heeft de Raad op 18 juni 2007 de Commissie richtsnoeren gegeven om met Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Moldavië, Oekraïne, de Palestijnse Autoriteit en Tunesië te onderhandelen over kaderovereenkomsten inzake de algemene beginselen voor de deelname van die landen aan communautaire programma’s5.

De Europese Raad van juni 20076 bevestigde opnieuw het grote belang van het ENB en hechtte zijn goedkeuring aan een voortgangsverslag van het voorzitterschap7 dat was ingediend voor de vergadering van de Raad van 18 en 19 juni 2007, alsook de daarmee verband houdende conclusies van de Raad8. In het verslag wordt verwezen naar de richtsnoeren van de Raad voor onderhandelingen over de desbetreffende aanvullende protocollen.

In de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid “Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden”9, goedgekeurd bij de conclusies van de Raad van 20 juni 2011, wordt verder met nadruk gewezen op de intentie van de EU om de deelname van de partnerlanden aan EU-programma’s te faciliteren.

Uit het herziene Europese nabuurschapsbeleid, dat in de nieuwe EU-agenda voor het Middellandse Zeegebied10 en in de conclusies van de Raad over een hernieuwd partnerschap met het Zuidelijk Nabuurschap van 16 april 202111 is uiteengezet, spreekt opnieuw het voornemen om de zuidelijke partners van de EU toegang te bieden tot EU-programma's en die toegang te vergemakkelijken, en om de samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie te verbeteren, onder meer door associatie met het programma Horizon Europa.

Tot nu toe zijn soortgelijke protocollen ondertekend met Algerije12, Armenië13, Azerbeidzjan14, Georgië15, Israël16, Jordanië17, Libanon18, Moldavië19, Marokko20, de Palestijnse Autoriteit21, Tunesië22 en Oekraïne23. In oktober 2021 gaf Egypte tijdens de vergadering van het Associatiecomité EU-Egypte te kennen een protocol te willen ondertekenen bij een kaderovereenkomst met het oog op associatie met Horizon Europa en potentiële volledige deelname aan een aantal geselecteerde EU-programma’s.

Het protocol heeft ten doel de financiële en technische regels vast te leggen volgens dewelke de Arabische Republiek Egypte aan EU-programma's kan deelnemen. Dit kader geldt alleen voor de programma's waarvoor de toepasselijke oprichtingshandeling voorziet in de mogelijkheid van deelname door de Arabische Republiek Egypte. Het horizontale kader van het protocol stelt de beginselen vast voor economische, financiële en technische samenwerking, de methoden voor het vaststellen van deelname aan (associatie met) een bepaald programma van de Unie en de betrokkenheid van Egypte bij het beheer van de programma's of activiteiten van de Unie. Bovendien kan de Arabische Republiek Egypte financiële steun van de Europese Unie krijgen om aan de programma’s deel te nemen.

De specifieke voorwaarden betreffende de deelname van Egypte aan elk afzonderlijk Unieprogramma, met name de door Egypte te betalen financiële bijdrage alsmede de rapportage- en evaluatieprocedures, moeten bij overeenkomst tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Egypte worden vastgesteld.

2. RECHTSGROND

De materiële rechtsgrondslag voor de ondertekening van het protocol is artikel 212 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De procedurele rechtsgrondslag is artikel 218, lid 5, VWEU.

3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Egypte draagt financieel bij aan de programma's waaraan het deelneemt, en het draagt bij in de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan, in het kader van de algemene begroting van de Unie.

De specifieke voorwaarden voor de deelname van Egypte aan elk afzonderlijk programma, met name de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld bij overeenkomst tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Egypte, op grond van de criteria die door deze programma's zijn bepaald.

Indien Egypte op grond van artikel 7 van Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad24 of van een vergelijkbare toekomstige verordening betreffende externe bijstand van de Unie aan Egypte, de Unie om externe bijstand voor deelname aan een bepaald programma van de Unie verzoekt, worden de voorwaarden voor het gebruik door Egypte van de externe bijstand van de Unie in een financieringsovereenkomst vastgesteld.

In de overeenkomstig artikel 5 gesloten overeenkomsten wordt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad25 bepaald dat financiële controles of audits of andere controles, zoals administratieve onderzoeken, worden verricht door of onder toezicht van de Europese Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de Europese Rekenkamer.

Er worden gedetailleerde bepalingen opgenomen inzake financiële controle en audits, administratieve maatregelen, onderzoek en vervolging, sancties en invordering, waarbij aan de Europese Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding, het Europees Openbaar Ministerie en de Europese Rekenkamer bevoegdheden worden toegekend die gelijkwaardig zijn met hun bevoegdheden ten aanzien van begunstigden of contractanten die in de Unie zijn gevestigd.

4. OVERIGE ELEMENTEN

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit protocol, en vervolgens iedere drie jaar, kunnen beide partijen de tenuitvoerlegging van het protocol evalueren aan de hand van de werkelijke deelname van Egypte aan programma's van de Unie.