Toelichting bij COM(2023)331 - Wijziging van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In 2020 bereikten het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeenstemming over een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen, rekening houdend met NextGenerationEU1. Volgens deze overeenkomst “[leiden] de uitgaven uit de begroting van de Unie in verband met de terugbetaling van het herstelinstrument voor de Europese Unie niet [...] tot een onnodige verlaging van de programma-uitgaven of investeringsinstrumenten in het kader van het meerjarig financieel kader. Het is ook wenselijk de stijging van de bni-middelen voor de lidstaten te beperken.” Daarom “zullen de instellingen streven naar de invoering van voldoende nieuwe eigen middelen ter dekking van een bedrag dat overeenkomt met de verwachte uitgaven met betrekking tot de terugbetaling. In overeenstemming met het universaliteitsbeginsel betekent dit niet dat bepaalde eigen middelen worden bestemd of toegewezen om een specifiek soort uitgave te dekken.”

In december 2021 heeft de Commissie drie nieuwe inkomstenbronnen voor de EU-begroting voorgesteld2 met bijdragen uit het emissiehandelssysteem (ETS), het EU-mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (CBAM) en een deel van de restwinsten van de grootste multinationale ondernemingen die in het kader van de OESO/G20 Pijler 1-overeenkomst aan de EU zouden worden toegewezen. Dit pakket eigen middelen was in overeenstemming met de voorgestelde sectorale wetgeving inzake zowel de herziene ETS-richtlijn als het eerder in hetzelfde jaar voorgestelde mechanisme voor koolstofgrenscorrectie.

Daarnaast heeft de Commissie zich ertoe verbonden tegen eind 2023 met verdere voorstellen voor nieuwe eigen middelen te komen, met inbegrip van een bijdrage die verband houdt met het bedrijfsleven. Het pakket heeft tot doel voldoende inkomsten te genereren om de terugbetaling van leningen in het kader van NextGenerationEU te ondersteunen tegen de achtergrond van onzekerheden in verband met de ontwikkeling van financieringskosten, in overeenstemming met het Interinstitutioneel Akkoord. De Commissie stelt daarom nieuwe eigen middelen voor op basis van statistieken over bedrijfswinsten.

2. INHOUD VAN HET WIJZIGINGSVOORSTEL

2.1. Eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem

Het akkoord over sectorale wetgeving vereist een aanpassing van het eigenmiddelenvoorstel. Aangezien het sociaal klimaatfonds in eerste instantie vanaf 2026 met externe bestemmingsontvangsten zal worden gefinancierd, stelt de Commissie voor de invoering van de eigen middelen uit het nieuwe emissiehandelssysteem voor gebouwen, wegvervoer en aanvullende sectoren uit te stellen van 2027 tot 20283. Bovendien kunnen lidstaten die een nationale koolstofbelasting toepassen ervoor kiezen relevante emissies van het nieuwe ETS vrij te stellen. De betrokken lidstaten zullen de desbetreffende emissierechten moeten annuleren. De Commissie stelt daarom voor deze optie op te nemen in het waarderingsmechanisme om de waardering van niet geveilde emissierechten mogelijk te maken.

In tegenstelling tot de verwachtingen ten tijde van de “Fit-For-55”-voorstellen is de marktwaarde van ETS-emissierechten in de maanden na die voorstellen aanzienlijk gestegen. In 2022 haalden de veilingen van emissierechten gemiddeld bijna 80 EUR, ruim boven het prijsniveau van 55 EUR dat de Commissie in haar effectbeoordeling had gebruikt. De Commissie stelt voor op de gegenereerde ETS-inkomsten een hoger afdrachtpercentage toe te passen. In alle gevallen zal 30 % van de inkomsten uit de emissiehandel van de EU naar de EU-begroting gaan. Met een dergelijk afdrachtpercentage zullen de inkomsten voor zowel de lidstaten als de EU-begroting nog steeds hoger zijn ten opzichte van de verwachtingen van 2021 toen het voorstel tot wijziging van het ETS werd ingediend.

2.2. Eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie

Het voorstel van december 2021 blijft grotendeels ongewijzigd, met uitzondering van beperkte aanpassingen als gevolg van de recente inwerkingtreding van de CBAM-verordening.

2.3. Statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten

De uitvoering van de OESO/G20 Pijler 1-overeenkomst blijft een essentiële prioriteit op het gebied van vennootschapsbelasting voor de EU en haar lidstaten. Na het akkoord van oktober 2021 is aanzienlijke vooruitgang geboekt en de Commissie zal zich blijven inspannen om de besprekingen te helpen afronden. Het multilaterale verdrag is echter nog niet ondertekend en geratificeerd, wat betekent dat het nog niet in werking kan treden.

Zoals aangekondigd in het werkprogramma van de Commissie4, is de Commissie voornemens haar voorstel voor het heffen van belasting op de inkomsten van bedrijven in Europa (Business in Europe: Framework for Income Taxation (BEFIT)) dat de werking van de eengemaakte markt zal verbeteren in het derde kwartaal van 2023 in te dienen. Tot de eventuele vaststelling van eigen middelen op basis van een onderliggend belastingvoorstel stelt de Commissie statistische eigen middelen voor op basis van statistieken van de nationale rekeningen, die zijn opgesteld in het kader van het Europees systeem van rekeningen (ESR). Deze eigen middelen zullen worden vastgesteld door een afdrachtpercentage van 0,5 % te vermenigvuldigen met de som van het bruto-exploitatieoverschot dat voor de sectoren niet-financiële vennootschappen en financiële instellingen in de nationale rekeningen wordt geregistreerd. Het ESR is reeds een geharmoniseerd kader voor statistieken en de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten zullen bijdragen tot een verdere verbetering van de vergelijkbaarheid van de gegevens.

3. RECHTSGRONDSLAG

3.1. Eigenmiddelenbesluit

Overeenkomstig artikel 311, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) kan de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, “nieuwe categorieën eigen middelen vaststellen of een bestaande categorie afschaffen”. Deze bepaling maakt het uitdrukkelijk mogelijk het eigenmiddelenbesluit te wijzigen om nieuwe eigen middelen toe te voegen, zoals overeengekomen in het Interinstitutioneel Akkoord. Overeenkomstig de bijzondere wetgevingsprocedure van artikel 311, lid 3, VWEU stelt de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, het herziene besluit met eenparigheid van stemmen vast. Het besluit treedt in werking zodra het door de lidstaten overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen is goedgekeurd.

3.2. Uitvoeringsbepalingen

Tegelijkertijd moet de Raad de uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot het stelsel van eigen middelen wijzigen om de regels aan te passen aan het recente akkoord over het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en bepalingen toevoegen met betrekking tot de statistische eigen middelen. Daarnaast moet de Raad de terbeschikkingstellingsbepalingen wijzigen. De Commissie dient daartoe twee afzonderlijke voorstellen in.