Toelichting bij COM(2023)297 - Toezicht op de visumvrije regelingen van de EU - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)297 - Toezicht op de visumvrije regelingen van de EU. |
---|---|
bron | COM(2023)297 |
datum | 30-05-2023 |
De EU heeft momenteel een visumvrije regeling met 61 derde landen1. In het kader van deze regeling kunnen onderdanen uit deze landen zonder visum het Schengengebied inreizen voor een kort verblijf van maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen. Het visumvrije beleid van de EU is gebaseerd op het beginsel van visumwederkerigheid. Visumvrij reizen biedt belangrijke voordelen voor burgers aan beide zijden en versterkt de betrekkingen van de EU met haar partners verder.
Van de 60 niet-EU-landen met een visumvrije regeling hebben 25 landen2 visumvrijstellingsovereenkomsten met de EU en werd aan 8 ervan een visumvrijstelling verleend als gevolg van de succesvolle afronding van een visumliberaliseringsdialoog (Albanië, Bosnië en Herzegovina, Georgië, Moldavië, Montenegro, Noord-Macedonië, Oekraïne en Servië). De overige landen werd een visumvrijstelling verleend overeenkomstig de eerste harmonisatie van de EU-regels (Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad)3. Daarnaast kwamen de Raad en het Europees Parlement op 19 april 2023 overeen om, na de succesvolle afronding van een dialoog over visumliberalisering, Kosovo4 een visumvrijstelling te verlenen die uiterlijk op 1 januari 2024 in werking zal treden4.
Over het algemeen blijft visumvrij reizen aanzienlijke economische, sociale en culturele voordelen opleveren voor de EU-lidstaten en derde landen, en is het een belangrijk instrument om toerisme en het bedrijfsleven te bevorderen. Volgens schattingen van de OESO was alleen al de reis- en toerismesector in 2019 goed voor ongeveer 7 % van de wereldwijde uitvoer en ongeveer 4,4 % van het bbp van de OESO-landen5.
Tegelijkertijd is het gemeenschappelijk visumbeleid van de EU een integraal onderdeel van het Schengenacquis en een van de belangrijkste doelstellingen ervan is het aanpakken van risico’s op het gebied van veiligheid en irreguliere migratie voor het Schengengebied.
Desalniettemin heeft het toezicht van de Commissie op de visumvrije regelingen van de EU, met inbegrip van haar verslagen in het kader van het opschortingsmechanisme voor de vrijstelling van de visumplicht6, aangetoond dat visumvrij reizen aanzienlijke uitdagingen op het gebied van migratie en veiligheid kan opleveren.
In het bijzonder kan een ontoereikende afstemming van visa op het visumbeleid van de EU van een visumvrij land een doorreisland maken voor irreguliere binnenkomsten in de EU, met name voor landen in de directe omgeving van de EU. Visumvrij reizen kan ook leiden tot meer irreguliere migratie door overschrijding van de verblijfsduur door visumvrije reizigers of door asielaanvragen die in grote aantallen worden ingediend door onderdanen van visumvrije derde landen waarvan slechts een klein percentage wordt ingewilligd (ongegronde asielaanvragen).
Bovendien kunnen burgerschapsregelingen voor investeerders van derde landen met visumvrije toegang tot de EU leiden tot risico’s of bedreigingen voor de veiligheid van de EU, waaronder risico’s in verband met infiltratie door de georganiseerde misdaad, het witwassen van geld, belastingontduiking en corruptie7, en visumvrije toegang tot de EU bieden aan onderdanen van derde landen voor wie anders een visumplicht zou gelden.
Bovendien hebben recente geopolitieke gebeurtenissen ingrijpende gevolgen gehad voor de veiligheid van de EU en haar buitengrenzen, wat aantoont dat activiteiten van bepaalde buitenlandse actoren een ernstige bedreiging kunnen vormen voor de veiligheidsbelangen van de Unie. De EU moet goed voorbereid zijn om snel te kunnen reageren op een breed scala van potentiële toekomstige veiligheidsrisico’s, waaronder hybride bedreigingen.
Om deze uitdagingen aan te pakken en deze risico’s effectief te voorkomen, moeten de bestaande regels, opgenomen in artikel 8 van Verordening (EU) 2018/1806 (de “visumverordening”), betreffende het toezicht op de werking van visumvrije regelingen met derde landen en de opschorting van visumvrijstellingen in geval van verhoogde risico’s op het gebied van irreguliere migratie of veiligheid (het “visumopschortingsmechanisme”) opnieuw worden beoordeeld en verbeterd. De criteria voor het activeren van het visumopschortingsmechanisme moeten volledig en duidelijk zijn, maar toch flexibel genoeg zijn om ervoor te zorgen dat ze waar nodig efficiënt en snel kunnen worden toegepast. Dit zou helpen om de vele uitdagingen aan te pakken die voortvloeien uit visumvrij reizen in een voortdurend veranderende geopolitieke context.
In de eerste maanden van 2023 besprak de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op initiatief van het Zweedse voorzitterschap een mogelijke herziening van deze regels, en in het bijzonder van het visumopschortingsmechanisme, waarvoor de lidstaten brede steun uitspraken. Dit werd ingegeven door de toename van het aantal waargenomen irreguliere grensoverschrijdingen naar de EU via de Westelijke Balkanroute, wat deels verband hield met een gebrek aan afstemming van het visumbeleid door buurlanden (zie punt 2.a hieronder), en dat aanleiding gaf tot beraad over de noodzaak van een herziening van het visumopschortingsmechanisme. In haar brief aan de Europese Raad van 20 maart 2023 erkende voorzitter Von der Leyen dat deze discussie plaatshad en verklaarde zij: “De Commissie zal haar toezicht op de afstemming van het visumbeleid versterken en een uitgebreid verslag presenteren dat de weg vrijmaakt voor een wetgevingsvoorstel tot wijziging van het visumopschortingsmechanisme”.
Met het oog op de indiening van een wetgevingsvoorstel in het najaar van 2023 is de Commissie voornemens het Europees Parlement en de Raad te raadplegen over de vaststelling van de belangrijkste uitdagingen op het gebied van irreguliere migratie en veiligheid die verband houden met het functioneren van de visumvrije regelingen, over de belangrijkste tekortkomingen van het huidige visumopschortingsmechanisme en over de mogelijke manieren om deze aan te pakken, met name door een herziening van artikel 8 van de visumverordening.
2. UITDAGINGEN VAN DE VISUMVRIJE REGELINGEN
a. Afstemming van het visumbeleid
In 2022 heeft Frontex 144 118 irreguliere grensoverschrijdingen aan de buitengrenzen van de EU langs de Westelijke Balkanroute8 gemeld, wat meer dan tweemaal zo veel is als in 2021. De stijging was deels te wijten aan het feit dat onderdanen van derde landen visumvrij aankwamen in de Westelijke Balkan en doorreisden naar de EU9.
Visumvrije binnenkomsten in de Westelijke Balkan door onderdanen van landen voor wie voor de EU een visumplicht geldt, waren van invloed op het toegenomen aantal irreguliere aankomsten in de EU in 2022. Dit verhoogde de druk op de asielstelsels van bepaalde lidstaten, in een tijd waarin het aantal asielaanvragen over het algemeen al steeg.
In dit verband heeft de Commissie op 5 december 2022 een EU-actieplan voor de Westelijke Balkan gepresenteerd, met afstemming van het visumbeleid als een van de belangrijkste pijlers, en heeft zij op 6 december het vijfde verslag in het kader van het opschortingsmechanisme voor de vrijstelling van de visumplicht10 vastgesteld, waarin werd herhaald dat de niet-afstemming op het visumbeleid van de EU door alle partners in de Westelijke Balkan met voorrang moet worden aangepakt.
Hoewel het waarborgen van effectieve migratie en grensbeheer een belangrijke vereiste was bij de dialoog over visumliberalisering, werd de afstemming van het visumbeleid niet specifiek behandeld. Sindsdien is het een sleutelfactor voor de duurzame werking van deze visumvrije regelingen geworden.
Deze boodschap werd op het hoogste politieke niveau bevestigd in de conclusies van de Europese Raad van februari 202311, waarin werd benadrukt dat afstemming van het visumbeleid door buurlanden van urgent en cruciaal belang is voor het migratiebeheer en, waar relevant, voor de algemene goede werking en houdbaarheid van visumvrije regelingen, en waarin werd opgeroepen tot verscherpt toezicht op het visumbeleid van de buurlanden.
Afstemming van het visumbeleid: Servië
De toename van het aantal waargenomen irreguliere grensoverschrijdingen naar de EU via de Westelijke Balkanroute in 2022 was gedeeltelijk het gevolg van het feit dat het visumbeleid van Servië niet was afgestemd op het visumbeleid van de EU; Servië had destijds visumvrije overeenkomsten met 24 derde landen, terwijl in de EU voor de onderdanen van die derde landen een visumplicht gold. De burgers van sommige van die landen, waaronder met name Burundese, Cubaanse, Indiase en Tunesische onderdanen, kwamen visumvrij naar Servië en probeerden vervolgens irregulier de EU binnen te reizen.
Dit leidde tot onmiddellijke en uitgebreide contacten tussen de Commissie en de Servische autoriteiten.
Deze samenwerking en gecoördineerde inspanningen hadden als resultaat dat Servië tussen oktober 2022 en april 2023 snel heeft gereageerd en aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt bij de afstemming van zijn visumbeleid op dat van de EU door zijn visumvrije overeenkomsten met Burundi, Tunesië, Guinee-Bissau, India, Bolivia en Cuba te beëindigen12 en zich ertoe te verbinden om tegen het einde van 2023 een plan voor afstemming van het visumbeleid vast te stellen, met inbegrip van een tijdschema voor volledige afstemming van het visumbeleid.
Alle landen in de Westelijke Balkan zijn tot dusver hun toezeggingen nagekomen om te streven naar afstemming van het visumbeleid. De Commissie is verheugd over het besluit van Servië om de bovengenoemde visumvereisten opnieuw in te voeren, en over het besluit van Montenegro om de visumregeling met Cuba te herstellen en ook opnieuw een visumregeling in te voeren voor onderdanen van derde landen die legaal in de Verenigde Arabische Emiraten verblijven (respectievelijk in januari en april 2023). De Commissie is ook verheugd over het besluit van Albanië om de seizoensgebonden visumvrijstelling voor onderdanen van Egypte, India en Rusland niet te verlengen, en over het besluit van Noord-Macedonië om opnieuw een visumplicht in te voeren voor onderdanen van Botswana, Cuba en Azerbeidzjan.
Deze besluiten zijn belangrijke en welkome stappen in de richting van de doelstelling om het aantal irreguliere aankomsten in de EU via de Westelijke Balkanroute terug te dringen, hoewel er nog steeds belangrijke uitdagingen blijven bestaan.
De Commissie verwacht dat alle visumvrije buurlanden van de EU zich blijven inspannen om hun visumbeleid verder af te stemmen13 op het visumbeleid van de EU, met name wat betreft derde landen die een hoge migratiedruk of veiligheidsrisico’s voor de EU opleveren. De Commissie zal haar toezicht op en rapportage over de afstemming van het visumbeleid aanscherpen (zie punt 3 hieronder) en zal, op basis van de komende raadplegingen, overwegen om in artikel 8 van de visumverordening het gebrek aan afstemming van het visumbeleid als expliciete opschortingsgrond toe te voegen.
b. Asielaanvragen ingediend door onderdanen van visumvrije landen
De voordelen van visumvrij reizen gaan ook gepaard met verantwoordelijkheden voor en inzet van derde landen om de houdbaarheid van de visumvrijstelling te waarborgen. Ongegronde asielaanvragen dragen bij tot het ontstaan van knelpunten in de asielstelsels van de lidstaten en kunnen gevolgen hebben voor de asielprocedure van onderdanen van derde landen die een oprechte asielaanvraag hebben ingediend. In 2022 werd 22 % (ongeveer 215 000 aanvragen) van het totale aantal asielaanvragen (ongeveer 962 000) ingediend door onderdanen van derde landen die visumvrij naar de EU kunnen reizen. Van deze aanvragen wordt een zeer laag percentage ingewilligd (ongeveer 5 %). Dit aantal vertegenwoordigt bijna een recordaantal asielaanvragen; er werden meer dan twee keer zoveel aanvragen ingediend als in 2021 en 15 % meer aanvragen als in 2019.
In 2022 werden in de EU asielaanvragen ingediend door inwoners van verschillende visumvrije landen zoals Colombia (43 020 aanvragen), Georgië (28 385 aanvragen), Albanië (13 100 aanvragen) of Peru (12 845 aanvragen). Voor deze aanvragen liep het percentage ingewilligde asielverzoeken14 uiteen tussen de 4 % en 6 %. In het geval van Venezuela (50 730 aanvragen in 2022) werd in 72 % van de beslissingen in eerste aanleg nationale bescherming toegekend.
Bron: Eurostat-gegevens, 2022.
Over het algemeen hebben visumvrije partnerlanden in het nabuurschapsgebied van de EU aanzienlijke inspanningen geleverd om hun eigen onderdanen beter te informeren over de rechten en verantwoordelijkheden van visumvrij reizen naar de EU en om misbruik van visumvrij reizen te voorkomen, om zo te blijven voldoen aan de benchmarks voor visumliberalisering en de aanbevelingen van de verslagen in het kader van het visumopschortingsmechanisme.
Maatregelen om het probleem van ongegronde asielaanvragen aan te pakken: Albanië en Georgië
De maatregelen die Georgië en Albanië de afgelopen jaren hebben genomen, omvatten met name de uitvoering van grondige grenscontroles bij uitreis, bewustmakingscampagnes over de rechten en plichten in het kader van de visumvrije regeling, en maatregelen om de onderliggende redenen voor het grote aantal asielaanvragen aan te pakken. Om dit probleem aan te pakken is de samenwerking met Europol en Frontex ook versterkt, evenals de bilaterale samenwerking op het gebied van rechtshandhaving. Georgië en Albanië blijven ook de overnameovereenkomsten met de EU met succes uitvoeren15. Daarnaast heeft Albanië actieplannen opgesteld en blijft het de bestaande, met de zwaarst getroffen lidstaten afgesproken actieplannen uitvoeren.
c. Burgerschapsregelingen voor investeerders
Burgerschapsregelingen voor investeerders (ook wel “gouden paspoorten” genoemd) in visumvrije landen leveren voor de EU een aantal veiligheidsrisico’s op. In het bijzonder kunnen burgerschapsregelingen voor investeerders in derde landen met visumvrije toegang tot de EU worden gebruikt om de reguliere EU-visumprocedure voor kort verblijf en de diepgaande beoordeling van de afzonderlijke migratie- en veiligheidsrisico’s die daarmee gepaard gaan, te omzeilen; zo kunnen mensen zich mogelijk onttrekken aan maatregelen ter voorkoming van het witwassen van geld en terrorismefinanciering16. Dit is vooral problematisch wanneer de paspoorten die worden afgegeven aan begunstigden van dergelijke regelingen niet kunnen worden onderscheiden van andere gewone paspoorten.
De Commissie heeft overleg gevoerd met alle visumvrije landen die burgerschapsregelingen voor investeerders toepassen, om mogelijke veiligheidsrisico’s voor de EU te voorkomen en te beperken. Op dit moment worden een aantal visumvrije derde landen nauwlettend in de gaten gehouden vanwege de mogelijke risico’s die voortvloeien uit hun burgerschapsregelingen voor investeerders of hun plannen om dergelijke regelingen in te voeren. Dit zijn onder meer Albanië, Montenegro en Noord-Macedonië, evenals Vanuatu en enkele landen in het Caribisch gebied.
Landen waaraan na dialogen over visumliberalisering een visumvrijstelling is verleend, worden nauwlettend in de gaten gehouden in het kader van de regelmatige rapportage uit hoofde van het visumopschortingsmechanisme en, indien van toepassing, via de uitbreidingsverslagen. In het uitbreidingspakket 202217 en het vijfde verslag in het kader van het visumopschortingsmechanisme heeft de Commissie expliciete aanbevelingen gedaan om de burgerschapsregelingen voor investeerders geleidelijk af te schaffen of niet in te voeren. Daarnaast wordt deze kwestie ook besproken in het kader van de reguliere politieke dialoog en tijdens de vergaderingen van het subcomité Justitie, vrijheid en veiligheid, georganiseerd in het kader van de stabilisatie- en associatieovereenkomsten tussen de EU en de betrokken landen.
In dit verband is de Commissie verheugd over het besluit van Albanië om initiatieven met betrekking tot de invoering van een burgerschapsregeling voor investeerders op te schorten, en met de geleidelijke afschaffing door Montenegro van zijn burgerschapsregeling voor investeerders.
Burgerschapsregelingen voor investeerders: Vanuatu
Vanuatu was het eerste land waarvan de visumvrijstelling werd opgeschort18 vanwege de veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit zijn burgerschapsregelingen voor investeerders.
Sinds 2015, bijna op hetzelfde moment dat de visumvrijstellingsovereenkomst tussen de EU en Vanuatu werd ondertekend en voorlopig van toepassing werd19, begon Vanuatu op steeds grotere schaal burgerschapsregelingen voor investeerders uit te voeren, waarbij een groot aantal aanvragers het burgerschap werd verleend. De Commissie heeft nauwlettend toezicht gehouden op de regelingen en informatie verzameld over het beheer ervan, met name wat betreft de vereisten voor de aanvragen, de veiligheidsscreening van de aanvragers, de uitwisseling van informatie en statistieken over het aantal aanvragen, de nationaliteit van de aanvragers en het afwijzingspercentage.
Na een beoordeling van de veiligheidsrisico’s in verband met de burgerschapsregelingen voor investeerders van Vanuatu en van de door de lidstaten geuite bezwaren, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de burgerschapsregelingen voor investeerders van Vanuatu ernstige tekortkomingen en beveiligingsfouten vertonen. Deze hadden met name te maken met het ontbreken van verblijfs- of aanwezigheidsvereisten, zeer korte screeningprocedures, een gebrek aan systematische uitwisseling van informatie met de landen van herkomst of voormalig verblijf, en het grote aantal paspoorten dat werd afgegeven aan onderdanen voor wie voor de EU anders een visumplicht zou gelden, waaronder onderdanen uit landen met een hoog risico.
De Commissie heeft op 12 januari 2022 een voorstel voor een besluit van de Raad tot opschorting van de visumvrijstellingsovereenkomst met Vanuatu20 vastgesteld. Dit was het eerste voorstel ooit om een visumvrijstellingsovereenkomst met een derde land op te schorten. De Raad heeft op 3 maart 2022 het besluit om de visumvrijstellingsovereenkomst met Vanuatu gedeeltelijk op te schorten21, vastgesteld. Aangezien de omstandigheden die aanleiding gaven tot de gedeeltelijke opschorting niet waren verholpen, heeft de Commissie op 12 oktober 2022 een besluit van de Raad tot volledige opschorting van de overeenkomst voorgesteld, met ingang van 4 februari 202322. Het besluit werd op 8 november 2022 door de Raad vastgesteld23.
Sinds de inwerkingtreding van de gedeeltelijke opschorting is de Commissie met de bevoegde autoriteiten van Vanuatu een intensievere dialoog aangegaan24 om de omstandigheden te verhelpen die tot de opschorting van de visumvrijstelling hebben geleid en de EU in staat te stellen de opschorting op te heffen.
Een aantal landen in het Caribisch gebied heeft burgerschapsregelingen voor investeerders. In juni 2022 hebben de diensten van de Commissie contact opgenomen met hun bevoegde autoriteiten met het verzoek om relevante informatie en gegevens over deze regelingen te verstrekken.
Uit een voorlopige beoordeling is gebleken dat hun burgerschapsregelingen voor investeerders vaak veel overeenkomsten vertonen met de burgerschapsregelingen voor investeerders van Vanuatu. Hierbij gaat het onder meer om de volgende punten: onderdanen van landen die een visum nodig hebben om naar de EU te reizen kunnen voor de regeling in aanmerking komen; er zijn geen vereisten voor het ter plaatse indienen van de aanvraag of vereisten voor verblijf; de behandelingstermijnen zijn kort, waardoor een zorgvuldige controle van aanvragers niet mogelijk is; de kosten zijn laag (100 000-200 000 USD); en het aantal ingewilligde aanvragen is groot (tot op heden zijn door de betrokken landen ten minste 81 000 paspoorten afgegeven). Al deze burgerschapsregelingen voor investeerders worden commercieel gepromoot als een manier om visumvrij toegang tot de EU te verkrijgen. Andere rechtsgebieden, zoals de Verenigde Staten en Canada, hebben geen visumvrije regelingen met Caribische landen met burgerschapsregelingen voor investeerders.
Hoewel de EU het soevereine recht van derde landen om te beslissen over hun naturalisatieprocedures respecteert, is de Commissie van mening dat het verkopen van visumvrije toegang tot de EU aan onderdanen voor wie anders een visumplicht zou gelden, niet in de geest is van de geldende bilaterale visumvrijstellingsovereenkomsten.
Tegelijkertijd is de Commissie verheugd over het besluit van deze Caribische landen om de behandeling van aanvragen van Russische en Wit-Russische onderdanen op te schorten als reactie op de Russische agressie tegen Oekraïne.
De beoordeling van de burgerschapsregelingen voor investeerders van de betrokken landen is nog gaande en in dit verband heeft de Commissie de betrokken landen in februari 2023 een vervolgverzoek gestuurd.
Na afronding van deze beoordeling zal de Commissie een besluit nemen over passende vervolgmaatregelen in overeenstemming met de regels van de visumverordening en de respectieve visumvrijstellingsovereenkomsten25. De Commissie zal met name nauw samenwerken met deze derde landen om oplossingen voor de lange termijn te vinden. In dit verband zal de Commissie overwegen het Gemengd Comité van deskundigen bijeen te roepen dat is ingesteld bij de bilaterale visumvrijstellingsovereenkomsten, en dat tot doel heeft de uitvoering van de overeenkomsten te controleren, aan te passen en eventuele geschillen op dit gebied te beslechten.
Over het algemeen overweegt de Commissie een wijziging van artikel 8 van de visumverordening om de veiligheidsrisico’s in verband met de toepassing van burgerschapsregelingen voor investeerders op te nemen als expliciete grond voor de opschorting van de visumvrijstelling (zie afdeling 3 hieronder).
3. AANPAK VAN DE UITDAGINGEN VAN VISUMVRIJ REIZEN DOOR MIDDEL VAN EEN EFFICIËNTER VISUMOPSCHORTINGSMECHANISME
Het mechanisme voor de opschorting van visa is uiteengezet in artikel 8 van de visumverordening. Het belangrijkste doel is om een tijdelijke opschorting van de visumvrijstelling mogelijk te maken in geval van een plotselinge en aanzienlijke toename van irreguliere migratie of van de veiligheidsrisico’s.
Op basis van de uitdagingen die hierboven zijn gepresenteerd en rekening houdend met de discussies in de Raad26, is de Commissie van mening dat het visumopschortingsmechanisme weliswaar een waarborg biedt tegen misbruik van visumvrijstellingen, maar dat het verder kan worden verbeterd, met name wat betreft de volgende elementen:
- de opschortingsgronden;
- de drempelwaarden om het mechanisme te activeren;
- de opschortingsprocedure;
- de bepalingen inzake toezicht en rapportage.
De Commissie is van mening dat het visumopschortingsmechanisme beter moet zijn uitgerust om snel en doortastend te kunnen reageren op nieuwe uitdagingen in verband met visumvrij reizen. Tegelijkertijd moet het visumopschortingsmechanisme een laatste redmiddel blijven, waarbij er geen sprake is van een automatisme, en moet bij elk besluit in dit verband terdege rekening worden gehouden met de algemene betrekkingen tussen de EU en de betrokken derde landen en met de algemene politieke context. Hieronder volgt een beschrijving van de aspecten van het visumopschortingsmechanisme waarover de Commissie het Europees Parlement en de Raad verder zal raadplegen met het oog op de indiening van haar wetgevingsvoorstel.
a. De opschortingsgronden
Op dit moment (artikel 8, leden 2, 3 en 4, van de visumverordening) kan het visumopschortingsmechanisme worden geactiveerd in het geval van:
- een wezenlijke toename van het aantal onderdanen van het betrokken derde land aan wie de toegang wordt geweigerd of van wie wordt vastgesteld dat zij op het grondgebied van de lidstaat verblijven zonder dat zij daartoe gerechtigd zijn;
- een wezenlijke toename van het aantal asielaanvragen door onderdanen van het betrokken derde land waarvoor het aantal ingewilligde aanvragen laag is;
- een vermindering van de samenwerking inzake overname met het betrokken derde land;
- een toegenomen risico voor of een onmiddellijke bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van de lidstaten, met name een wezenlijke toename van ernstige strafbare feiten, verband houdend met de onderdanen van het betrokken derde land;
- met betrekking tot de derde landen waaraan een visumvrijstelling is verleend als gevolg van een dialoog over visumliberalisering, de niet-naleving van de specifieke vereisten die zijn gebruikt om de geschiktheid van visumliberalisering na te gaan.
De bovengenoemde opschortingsgronden worden door verschillende lidstaten als te restrictief beschouwd om rekening te houden met de vele situaties waarin de visumvrije regeling zou kunnen worden misbruikt en/of zou kunnen leiden tot risico’s op het gebied van irreguliere migratie of veiligheid voor de EU.
Wat irreguliere migratie betreft, is het gebrek aan afstemming van het visumbeleid momenteel geen grond voor opschorting. Als gevolg hiervan kan de doeltreffendheid van het visumopschortingsmechanisme bij het aanpakken van irreguliere migratie via naburige visumvrije derde landen, zoals onlangs is vastgesteld in de Westelijke Balkan, worden belemmerd.
De Commissie is voornemens de mogelijkheid te onderzoeken om het gebrek aan afstemming van het visumbeleid toe te voegen als een nieuwe grond voor opschorting, waar dit kan leiden tot een risico van irreguliere migratie naar de EU. Een dergelijke nieuwe grond zou het mogelijk maken om het visumopschortingsmechanisme te activeren in gevallen waarin het gebrek aan afstemming van het visumbeleid door een visumvrij derde land het mogelijk heeft gemaakt of dreigt te maken dat onderdanen van derde landen die legaal in dat visumvrije land verblijven als gevolg van visumvrij reizen, op irreguliere wijze de EU binnenreizen of dreigen binnen te reizen.
Wat de openbare orde en de binnenlandse veiligheid betreft, biedt de huidige opschortingsgrond (artikel 8, lid 2, punt d)) de mogelijkheid om het visumopschortingsmechanisme te activeren in geval van een verhoogd risico voor de binnenlandse veiligheid van lidstaten dat verband houdt met onderdanen van een visumvrij land. Er wordt echter niet expliciet ingegaan op de veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit de toepassing van burgerschapsregelingen voor investeerders door visumvrije landen of op hybride bedreigingen.
De Commissie is voornemens de mogelijkheid te onderzoeken om het toepassingsgebied van de huidige opschortingsgrond inzake openbaar beleid en veiligheid uit te breiden, zodat ook andere mogelijke bedreigingen vanuit visumvrije derde landen kunnen worden afgedekt, waaronder met name bedreigingen die verband houden met de toepassing van burgerschapsregelingen voor investeerders en hybride bedreigingen.
Tot slot houdt het huidige visumopschortingsmechanisme geen rekening met de mogelijkheid dat visumvrijstellingsovereenkomsten tussen de EU en derde landen zouden kunnen voorzien in opschortingsgronden die niet in de visumverordening zijn opgenomen, bijvoorbeeld om omstandigheden aan te pakken die specifiek zijn voor de betrekkingen tussen de onderhandelende partijen. Wanneer de EU besluit om de toepassing van een visumvrijstellingsovereenkomst met een derde land op te schorten (op het niveau van internationaal recht), moet er ook de mogelijkheid zijn om op het niveau van het recht van de Unie in opschorting te voorzien.
Om deze mogelijkheid te bieden en voor een juiste afstemming tussen het visumopschortingsmechanisme en de EU-visumvrijstellingsovereenkomsten te bewerkstelligen, is de Commissie voornemens de mogelijkheid te onderzoeken om een verwijzing toe te voegen naar de toepassing van aanvullende opschortingsgronden waarin is voorzien in visumvrijstellingsovereenkomsten.
b. De drempelwaarden om het mechanisme te activeren
Het visumopschortingsmechanisme kan worden geactiveerd na een wezenlijke toename van het aantal irreguliere verblijven, asielaanvragen uit landen met een laag percentage ingewilligde aanvragen en ernstige strafbare feiten, of een vermindering van de samenwerking inzake overnames, vergeleken met het voorgaande jaar of het jaar voordat de visumvrijstelling werd verkregen.
Momenteel wordt een “wezenlijke toename” geïnterpreteerd als meer dan 50 %27 en een “laag percentage ingewilligde aanvragen” als ongeveer 3 of 4 %28. De recente ervaring wijst erop dat deze drempels niet altijd toereikend zijn om het hoofd te bieden aan situaties van irreguliere migratie die zich in de lidstaten voordoen, zoals gerapporteerd tijdens de relevante besprekingen in de Raad. Uit het voorbeeld van de kennisgeving aan de Commissie die een lidstaat in mei 2019 heeft gedaan29, bleek dat de drempels voor het activeren van het visumopschortingsmechanisme niet konden worden bereikt ondanks de gerapporteerde toename van het aantal ongegronde asielaanvragen en ernstige strafbare feiten door onderdanen van een visumvrij land die in die lidstaat zijn geregistreerd. Tijdens de besprekingen in de Raad waren verschillende lidstaten van mening dat deze drempels moeten worden verlaagd.
Om het risico van een toename van irreguliere migratie als gevolg van visumvrij reizen beter aan te pakken, zal de Commissie de mogelijkheid onderzoeken om de drempels aan te passen die het visumopschortingsmechanisme activeren. Het doel moet zijn om een groter afschrikkend effect en meer flexibiliteit te bewerkstelligen bij het activeren van het mechanisme, en tegelijkertijd derde landen rechtszekerheid en een voldoende mate van voorspelbaarheid te blijven bieden, evenals verantwoordingsplicht van de EU.
c. De opschortingsprocedure
De visumopschortingsprocedure volgt een aanpak die bestaat uit twee stappen: een eerste opschorting van 9 maanden via een uitvoeringshandeling, die via een gedelegeerde handeling kan worden verlengd met nog eens 18 maanden30. Tijdens de tijdelijke opschorting moet de Commissie een intensievere dialoog onderhouden met het betrokken derde land met het oog op het verhelpen van de omstandigheden die hebben geleid tot de opschorting van de visumvrijstelling. Om het risico te beperken dat een derde land in de derde fase van de procedure terechtkomt, namelijk de beëindiging van de visumvrijstelling en wordt overgeheveld naar de lijst van visumplichtige landen, zou de procedure zodanig kunnen worden gestroomlijnd dat het betrokken land meer mogelijkheden krijgt om bevredigende corrigerende maatregelen te treffen. Om te kunnen ingrijpen in een noodsituatie die een snelle reactie vereist, moet het bovendien mogelijk zijn om te voorzien in een urgente procedure om het visumopschortingsmechanisme te activeren.
Om de opschortingsprocedure efficiënter te maken en een passende termijn te bieden om de omstandigheden die tot de opschorting hebben geleid te verhelpen, is de Commissie voornemens de mogelijkheid te onderzoeken om de duur van de twee tijdelijke opschortingsfasen te verlengen: bijvoorbeeld in fase 1 een opschorting van 12 in plaats van 9 maanden en in fase 2 een opschorting van 24 in plaats van 18 maanden. In beide fasen zou de opschorting worden opgeheven zodra de omstandigheden die tot de opschorting hebben geleid, in de tussentijd zijn verholpen.
De mogelijkheid om de visumvrijstelling via een gewoon wetgevingsvoorstel te beëindigen, indien de redenen die tot de opschorting hebben geleid, voortduren, blijft bestaan aan het einde van fase 2.
Om een noodsituatie als gevolg van een plotselinge toename van het aantal irreguliere aankomsten of veiligheidsrisico’s aan te pakken, is de Commissie bovendien voornemens om de mogelijkheid te onderzoeken om een urgentieprocedure in te voeren voor onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen31. Dit zou de Commissie in staat stellen een visumvrijstelling op te schorten zonder voorafgaande voorlegging aan het bevoegde comité32 wanneer er naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie zijn. De urgentieprocedure moet een laatste redmiddel blijven, waarbij er geen sprake is van een automatisme, en bij elk besluit in dit verband moet terdege rekening worden gehouden met de algemene betrekkingen tussen de EU en de betrokken derde landen en met de algemene politieke context33.
d. Verplichtingen inzake toezicht en rapportage
Een efficiënt opschortingsmechanisme vereist effectief en gericht toezicht op de visumvrije landen. Volgens de huidige bepalingen van de visumverordening is de Commissie echter alleen verplicht om toezicht te houden op en te rapporteren over de landen die visumvrije toegang hebben verkregen na een dialoog over visumliberalisering en gedurende een periode van zeven jaar na de succesvolle afronding ervan34.
Om gevolg te geven aan de oproep van de Europese Raad van 9 februari 2023 tot een verscherpt toezicht op visumvrije landen35, zal de Commissie, overeenkomstig de brief van president Von der Leyen aan de Europese Raad van 20 maart 2023, vanaf 2023 een nieuw strategisch en uitgebreid verslag over het visumopschortingsmechanisme presenteren.
In het nieuwe verslag over het visumopschortingsmechanisme zal de voortdurende naleving van de visumliberaliseringsvereisten door landen die minder dan zeven jaar geleden een dialoog over visumliberalisering hebben afgerond, volledig worden geëvalueerd. De rapportage over de landen die meer dan zeven jaar geleden een dialoog over visumliberalisering hebben afgerond, zal eveneens worden voortgezet, in samenhang met de landenverslagen in het kader van het uitbreidingspakket, maar zal gericht zijn op specifieke uitdagingen en prioriteiten, zoals de afstemming van het visumbeleid, burgerschapsregelingen voor investeerders en ongegronde asielaanvragen.
Tot slot zal het verslag ook betrekking hebben op andere geografische gebieden buiten het EU-nabuurschap, met de nadruk op specifieke landen waar zich problemen kunnen voordoen en waar verdere samenwerking nodig kan zijn om specifieke uitdagingen op het gebied van migratie en/of veiligheid aan te pakken die kunnen worden beoordeeld in het kader van het visumopschortingsmechanisme.
Deze aanpak zal worden behandeld in het volgende verslag over het visumopschortingsmechanisme, waarin het geografische en materiële toepassingsgebied zal worden aangepast aan de huidige prioriteiten en behoeften. De Commissie is ook voornemens te onderzoeken of deze nieuwe aanpak kan worden verwerkt in de bepalingen inzake toezicht en rapportage van het opschortingsmechanisme.
4. CONCLUSIE
Het visumbeleid van de EU is een essentieel onderdeel van het Schengenacquis. Het is een van de meest gewaardeerde resultaten van de integratie binnen de EU. Het visumbeleid is een instrument dat sociale contacten, toerisme en zakelijke contacten faciliteert en tegelijkertijd veiligheidsrisico’s en het risico van irreguliere migratie naar de EU tegengaat. Dat doel moet steeds voor ogen worden gehouden. Tegelijkertijd verandert het visumbeleid van de EU voortdurend, en dat moet zo blijven om nieuwe uitdagingen effectief te kunnen aanpakken.
In de afgelopen jaren werd de EU geconfronteerd met een aantal nieuwe en opkomende uitdagingen in verband met de werking van haar visumbeleid, waaronder de toegenomen irreguliere migratie via de Westelijke Balkanroute, het misbruik van het asielstelsel door onderdanen van een aantal visumvrije landen in verschillende delen van de wereld, en de veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit de toepassing van burgerschapsregelingen voor investeerders door visumvrije derde landen.
Deze en andere ontwikkelingen hebben aangetoond dat er beraad nodig is over mogelijke manieren om het instrumentarium voor het visumbeleid te versterken met een herzien visumopschortingsmechanisme. De Commissie kijkt ernaar uit om met het Europees Parlement en de Raad te bespreken hoe dit doel het best kan worden bereikt. De discussie moet met name betrekking hebben op de volgende punten:
- de noodzaak om nieuwe gronden voor opschorting toe te voegen, om nieuwe situaties aan te pakken waarin de visumvrije regeling zou kunnen worden misbruikt en/of zou kunnen leiden tot risico’s op het gebied van irreguliere migratie of veiligheid voor de EU;
- of en hoe de drempels om het mechanisme te activeren het best kunnen worden aangepast aan de daadwerkelijke migratie- en veiligheidsrisico’s die door de lidstaten zijn gemeld, waardoor een sterker afschrikkend effect wordt gecreëerd en snel een breder scala van risico’s in verband met visumvrij reizen kan worden aangepakt;
- hoe de opschortingsprocedure efficiënter en flexibeler kan worden gemaakt;
- de versterking van de toezichts- en rapportageverplichtingen.
Op basis van een diepgaand overleg met het Europees Parlement en de Raad zal de Commissie in het najaar van 2023 een wetgevingsvoorstel indienen tot herziening van het visumopschortingsmechanisme als bedoeld in artikel 8 van de Visumverordening.
1 Waaronder twee speciale administratieve regio’s van China (Hongkong en Macau) en één territoriale autoriteit die door ten minste één EU-lidstaat niet als staat is erkend (Taiwan) en, uiterlijk op 1 januari 2024, Kosovo*. Zoals weergegeven in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 39).
2 Antigua en Barbuda, Bahama’s, Barbados, Brazilië, Colombia, Dominica, Grenada, Kiribati, Marshalleilanden, Mauritius, Micronesië, Oost-Timor, Palau, Peru, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Salomonseilanden, Samoa, Seychellen, Tonga, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Vanuatu, Verenigde Arabische Emiraten.
3 Andorra, Argentinië, Australië, Brunei, Canada, Chili, Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Israël, Japan, Maleisië, Mexico, Monaco, Nicaragua, Nieuw-Zeeland, Panama, Paraguay, San Marino, Singapore, Uruguay, Heilige Stoel, Venezuela, Verenigde Staten van Amerika, Zuid-Korea. Het Verenigd Koninkrijk werd in 2019 toegevoegd na de terugtrekking uit de Europese Unie (Verordening (EU) 2019/592 van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1806 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, met betrekking tot de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, PB L 103I van 12.4.2019, blz. 1).
* Deze aanwijzing laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
4
44 Verordening (EU) 2023/850 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1806 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (Kosovo (Deze verwijzing laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.)) (PB L 110 van 25.4.2023, blz. 1).
55 www.oecd.org/cfe/tourism">Safe-and-seamless-travel-and-improved-traveller-experience-OECDReport-for-the-G20-TWG_merged.pdf
66 Volgens artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1806 is de Commissie verplicht toe te zien op de voortdurende naleving van de op artikel 1 gebaseerde specifieke vereisten die zijn gebruikt om de geschiktheid van visumliberalisering na te gaan door de derde landen waarvan de onderdanen als gevolg van de succesvolle afronding van een visumliberaliseringsdialoog tussen de Unie en dat derde land zijn vrijgesteld van de visumplicht wanneer zij naar het grondgebied van de lidstaten reizen. Daartoe heeft de Commissie sinds 2017 in het kader van het visumopschortingsmechanisme vijf verslagen vastgesteld die betrekking hebben op de visumvrije partners in de Westelijke Balkan (Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië) en in het Oostelijk Partnerschap (Georgië, Moldavië en Oekraïne). Bovendien houdt de Commissie regelmatig toezicht op de visumvrije regelingen met andere derde landen in het kader van de mogelijkheid om het visumopschortingsmechanisme op eigen initiatief te activeren, overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1806.
77 Zie ook het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 23 januari 2019, Burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders in de Europese Unie (COM(2019) 12 final).
88De Westelijke Balkanroute heeft wat irreguliere aankomsten in de EU betreft, betrekking op de regio die de volgende landen omvat: Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië.
99 Het betrof voornamelijk de aankomsten van Tunesische, Cubaanse en Burundese onderdanen via Servië, Indiase onderdanen via Servië en Albanië, en onderdanen van derde landen die in de Verenigde Arabische Emiraten wonen via Albanië en Montenegro, zoals vermeld in het EU-actieplan voor de westelijke Balkan: https://home-affairs.ec.europa.eu/system/files/2022-12/Western%20Balkans_en.pdf
1010 Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, Vijfde verslag in het kader van het opschortingsmechanisme voor de vrijstelling van de visumplicht (COM(2022) 715 final/2).
1111 Buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad (9 februari 2023) — Conclusies, https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-1-2023-INIT/nl/pdf
1212 Op 21 oktober kondigde Servië de beëindiging aan van de visumvrije overeenkomsten met Burundi en Tunesië, waarvoor de visumplicht op 22 november 2022 werd heringevoerd. Dit werd gevolgd door de beëindiging van de visumvrije overeenkomst met Guinee-Bissau op 1 december, waarvoor de visumplicht vijf dagen later werd heringevoerd. Op 6 december 2022 heeft de Commissie het vijfde verslag over het visumopschortingsmechanisme vastgesteld, waarin zij het verzoek aan Servië herhaalde om het eigen visumbeleid met voorrang af te stemmen op de EU-lijst van derde landen waarvoor een visumplicht geldt. Drie dagen na de publicatie van het verslag, op 9 december, kondigde Servië de beëindiging aan van de visumvrije overeenkomst met India met ingang van 1 januari 2023. Op 27 december werden ook de visumvrije overeenkomsten met Bolivia en Cuba beëindigd, met ingang van respectievelijk 10 februari en 13 april 2023.
1313 Kandidaatlanden zullen in het kader van het toetredingsproces moeten zorgen voor volledige afstemming op het EU-acquis, onder meer op het gebied van het visumbeleid.
1414 Het percentage ingewilligde aanvragen omvat door de EU gereguleerde vormen van bescherming (vluchtelingenstatus en subsidiaire bescherming) maar is exclusief nationale beschermingsstatussen (humanitaire redenen). Het percentage wordt berekend door het aantal positieve beslissingen in eerste aanleg (toekenning van de vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming) te delen door het totale aantal uitgevaardigde beslissingen.
15 Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven — Verklaringen (PB L 124 van 17.5.2005, blz. 22); Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven (PB L 52 van 25.2.2011, blz. 47).
16Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 23 januari 2019, Burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders in de Europese Unie (COM(2019) 12 final, blz. 12).
17 https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_22_6082
18 Besluit (EU) 2022/366 van de Raad van 3 maart 2022 betreffende de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf; Besluit (EU) 2022/2198 van de Raad van 8 november 2022 betreffende de algehele opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf.
19 Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (PB L 173 van 3.7.2015, blz. 48).
20 Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (COM(2022) 6 final).
21 Besluit (EU) 2022/366 van de Raad van 3 maart 2022 betreffende de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf.
22 Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de algehele opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (COM(2022) 531 final).
23 Besluit (EU) 2022/2198 van de Raad van 8 november 2022 betreffende de algehele opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf.
24 Artikel 8, lid 6, punt a), van Verordening (EU) 2018/1806.
25 De lijst met visumvrijstellingsovereenkomsten is te vinden op: https://eur-lex.europa.eu/NL/legal-content/summary/visa-waiver-agreements.html#:~:text=The%20visa%20waiver%20agreements%20referred,during%20a%20180%2Dday%20period
26 Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 9-10 maart 2023,
www.consilium.europa.eu/nl/meetings/jha/2023/03">https://www.consilium.europa.eu/nl/meetings/jha/2023/03
27 Over een periode van twee maanden, in vergelijking met dezelfde periode van het voorgaande jaar of met de laatste twee maanden vóór het ingaan van de vrijstelling van de visumplicht voor de onderdanen van een in bijlage II opgenomen derde land.
28 Deze drempels zijn vastgelegd in overwegingen 23 en 24 van de visumverordening.
29De lidstaat rapporteerde een toename van de volgende omstandigheden met betrekking tot onderdanen van een visumvrij derde land: een toename van het aantal weigeringen van toegang, ongegronde asielaanvragen en strafbare feiten. In de beoordeling van de Commissie werd geconcludeerd dat in dat geval niet was voldaan aan de voorwaarden om het mechanisme te activeren.
30 Bovendien moet, indien de EU een visumvrijstellingsovereenkomst heeft met het betrokken derde land, ook de toepassing van die overeenkomst worden opgeschort, overeenkomstig artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de EU.
31 Zoals voorzien in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.
32 In die gevallen zou de handeling uiterlijk 14 dagen na de goedkeuring van de uitvoeringshandeling voor advies worden voorgelegd aan het bevoegde comité voor visumwederkerigheid en visumopschorting.
33 In de urgentieprocedure moet, indien van toepassing, ook rekening worden gehouden met de opschortingsprocedures van de visumvrijstellingsovereenkomsten.
34 Sinds deze toezichts- en rapportageverplichting in 2017 werd ingevoerd, heeft de Commissie vijf verslagen gepubliceerd: COM(2017) 815 final (eerste verslag); COM(2018) 856 final (tweede verslag); COM(2020) 325 final (derde verslag); COM(2021) 602 final (vierde verslag); COM(2022) 715 final/2 (vijfde verslag).
35 Buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad (9 februari 2023) — Conclusies, https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-1-2023-INIT/nl/pdf
NL NL