Toelichting bij COM(2023)604 - Nationale hervormingsprogramma 2023 van Denemarken - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)604 - Nationale hervormingsprogramma 2023 van Denemarken. |
---|---|
bron | COM(2023)604 |
datum | 24-05-2023 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Denemarken
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid1, en met name artikel 9, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de resoluties van het Europees Parlement,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad2, waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De herstel- en veerkrachtfaciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de EU. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt zij bij tot economisch en sociaal herstel en de uitvoering van duurzame hervormingen en investeringen, met name om de groene en de digitale transitie te stimuleren en de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de EU te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.
Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 20233 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. De Europese Raad heeft op 23 maart 2023 zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de analyse rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Denemarken niet heeft genoemd als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kan zijn of het risico loopt daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, die de Raad op 16 mei 2023 heeft aangenomen, alsook het voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd, dat de Raad op 13 maart 2023 heeft aangenomen.
Hoewel de economieën in de EU blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. Aangezien de EU resoluut achter Oekraïne staat, is de economische en sociale beleidsagenda van de EU erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de EU.
(4) Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met als titel Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk4 om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de EU te versterken en de snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het plan vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de capaciteit van de EU om de nettonultechnologieën en -producten te fabriceren die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de EU te halen, en de toegang tot relevante kritieke grondstoffen te waarborgen, onder meer door de aanvoer te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het plan is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingskader, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie ook een mededeling uitgebracht met als titel Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 20305, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten op de lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.
In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen 2019, 2020 en 2022 blijven ook relevant voor herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.
De REPowerEU-verordening6, die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de EU van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de EU en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Deze plannen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de EU zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie niet-terugbetaalbare financiële steun ingevoerd die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld voor de financiering van nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen.
Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024, die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken7. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt. De lidstaten is verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege de hernieuwde druk die uitgaat van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen veel beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven dan in het verleden. De Commissie heeft voorgesteld de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren, te differentiëren en te formuleren op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance8. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 een op een tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedure in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.
Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend voor een ingrijpende hervorming van de EU-regels inzake economische governance. De voorstellen moeten vooral de overheidsschuld houdbaarder maken en tegelijkertijd duurzame en inclusieve groei bevorderen in alle lidstaten via hervormingen en investeringen. De voorstellen zijn erop gericht de lidstaten meer controle te geven wat het ontwerpen van hun middellangetermijnplannen betreft, maar tuigen een strengere handhavingsregeling op. Die moet ervoor zorgen dat de lidstaten de verbintenissen die zij in hun begrotingsplannen voor de middellange termijn zijn aangaan, ook daadwerkelijk nakomen. Het doel is de wetgevingswerkzaamheden te voltooien in 2023.
Op 30 april 2021 heeft Denemarken zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 6 juli 2021 heeft de Raad zijn besluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Denemarken aangenomen9. De vrijgave van tranches is afhankelijk van een besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 houdende dat Denemarken de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Een bevredigende verwezenlijking veronderstelt dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.
(10) Op 1 mei 2023 heeft Denemarken zijn nationale hervormingsprogramma 2023 ingediend. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Denemarken over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan. Aangezien Denemarken zijn convergentieprogramma 2023 niet tijdig heeft ingediend, kon de Commissie dit niet beoordelen.
De Commissie heeft op 24 mei 2023 het landverslag 2023 voor Denemarken10 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Denemarken heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft vastgesteld en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Denemarken van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van deze analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Denemarken heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de EU inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN.
(12) Op basis van door Eurostat11 gevalideerde gegevens is het overheidsoverschot van Denemarken afgenomen van 3,6 % van het bbp in 2021 tot 3,3 % in 2022, terwijl de overheidsschuld is gedaald van 36,7 % van het bbp eind 2021 tot 30,1 % eind 2022.
Het overheidssaldo is beïnvloed door de begrotingsbeleidmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 bestonden dergelijke inkomstenverlagende maatregelen onder meer uit een verlaging van de elektriciteitsheffing, terwijl uitgavenverhogende maatregelen sociale uitkeringen aan huishoudens met lagere inkomens omvatten om de hoge energiekosten te compenseren. De Commissie raamt de begrotingskosten van deze maatregelen op 0,1 % van het bbp in 2022. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen van COVID-19 gedaald tot 0,0 % van het bbp in 2022, tegen 4,0 % in 2021.
Op 18 juni 2021 heeft de Raad Denemarken12 aanbevolen om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers aan te houden, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.
Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers13 in 2022 met 0,6 % van het bbp contractief, wat passend was in een context van hoge inflatie. Zoals aanbevolen door de Raad, is Denemarken het herstel blijven steunen met investeringen die door de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd. De met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,3 % van het bbp in 2022 (0,3 % van het bbp in 2021). De nationaal gefinancierde investeringen leverden een contractieve bijdrage van 0,2 procentpunt aan de begrotingskoers14. Denemarken heeft derhalve geen nationaal gefinancierde investeringen in stand gehouden, hetgeen niet overeenstemt met de aanbeveling van de Raad. Tegelijkertijd leverde de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,7 procentpunt. Denemarken heeft derhalve de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven voldoende onder controle gehouden.
In de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een groei van het reële bbp van 0,3 % in 2024 en 1,5 % in 2024.
In de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidsoverschot van 2,3 % van het bbp voor 2023 en een overheidsschuldquote van 30,1 % eind 2023.
Het overheidssaldo zal naar verwachting in 2023 verder worden beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Het gaat om maatregelen uit 2022 die werden verlengd (met name bepaalde sociale uitkeringen voor huishoudens met een laag inkomen) en om nieuwe maatregelen zoals een tijdelijk lagere elektriciteitsheffing. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie geraamd op 0,3 % van het bbp in 202315. De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven, en houden het prijssignaal om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen niet in stand. Bijgevolg wordt het bedrag van de gerichte steunmaatregelen waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de naleving van de begrotingsaanbeveling voor 2023, in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie geraamd op 0,1 % van het bbp in 2023 (tegen 0,1 % van het bbp in 2022).
Op 12 juli 2022 heeft de Raad Denemarken aanbevolen16 actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in 2023 in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers17, rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor energieprijsstijgingen en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Denemarken moet klaar staan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Ook werd Denemarken aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen.
Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (-0,4 % van het bbp) in een context van hoge inflatie. Dit volgt op een contractieve begrotingskoers in 2022 (0,6 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 een expansieve bijdrage van 0,6 % van het bbp aan de begrotingskoers zal leveren. De expansieve bijdrage van nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven is niet het gevolg van de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor energieprijsstijgingen en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Het is mede het gevolg van de kosten van niet-gerichte energiemaatregelen en permanente verhogingen van de lonen en sociale uitkeringen in de overheidssector en hogere uitgaven voor gezondheidszorg. Samenvattend is de verwachte groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven niet in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad. De met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen gefinancierde uitgaven bedroegen in 2023 0,3 % van het bbp, terwijl nationaal gefinancierde investeringen een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt aan de begrotingskoers leverden18. Daarom is Denemarken van plan extra investeringen te financieren via de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, en wordt verwacht dat nationaal gefinancierde investeringen in stand worden gehouden. Het is voornemens overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals energie-efficiëntiemaatregelen, een groene belastinghervorming en groene mobiliteitsmaatregelen, die gedeeltelijk worden gefinancierd door de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen.
Op basis van de op de afsluitdatum van de prognoses bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidsoverschot van 1,3 % van het bbp in 2024 en een overheidsschuldquote van 28,8 % van het bbp eind 2024. De Commissie gaat momenteel uit van een volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.
Denemarken zal waarschijnlijk ook in 2023 en 2024 voldoen aan de door de Commissie voor de periode 2023-2025 geraamde minimale begrotingsdoelstelling op middellange termijn van -1,0 % van het bbp. Op basis van de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt het structurele saldo geraamd op 3,5 % van het bbp in 2023 en 2,1 % van het bbp in 2024, wat hoger is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn.
Uitgaande van ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie verwacht dat de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven in 2024 met 4,6 % zullen stijgen.
(24) Momenteel hebben recurrente onroerendgoedbelastingen in Denemarken een plafond, hetgeen betekent dat zij niet stijgen met de marktprijzen. Daardoor kunnen zij de huizenprijscycli niet temperen en hebben zij nadelige verdelingseffecten. Het Deense parlement heeft in 2017 een nieuw onroerendgoedbelastingstelsel goedgekeurd om het plafond af te schaffen, dat nu naar verwachting op 1 januari 2024 in werking zal treden. Het vinden van betaalbare huisvesting blijft voor veel mensen een grote uitdaging. Door de combinatie van hoge huizenprijzen en lange wachttijden voor sociale woningen is er in de belangrijkste stedelijke gebieden een tekort aan betaalbare woningen ontstaan. Denemarken vertoont een toenemend aandeel hypotheken met variabele rente en uitgestelde aflossing, hetgeen de kwetsbaarheid van hypotheekhouders met een zware schuldenlast voor verdere potentiële dalingen van de huizenprijzen en/of stijgingen van de rentevoeten vergroot.
Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van en criterium 2.2 van bijlage V bij Verordening (EU) 2021/241 bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Denemarken heeft goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan. Denemarken heeft één betalingsverzoek ingediend, overeenkomend met 25 mijlpalen en streefdoelen in het plan en resulterend in een totale uitbetaling van 301 miljoen EUR. Na het eerste betalingsverzoek ligt de uitvoering van het plan op schema, met een verwachte indiening van de tweede betaling zoals gepland tegen eind 2023. De voorbereiding van een nieuw REPowerEU-hoofdstuk is in uitvoering met het oog op indiening ervan in mei. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Denemarken op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan het plan, om te zorgen voor een breed draagvlak voor de algehele beleidsagenda.
De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten van Denemarken betreffende het cohesiebeleid in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Denemarken tot stand te brengen.
Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan aan bod komen, wordt Denemarken geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met het koolstofvrij maken van de economie en het versterken van de circulaire economie ter ondersteuning van de groene transitie.
De vooruitgang die Denemarken heeft geboekt op weg naar een circulaire economie is onvoldoende en moet worden bespoedigd om de doelstellingen van de EU op het gebied van de circulaire economie te halen. Ondanks enkele beleidsmaatregelen die vorig jaar zijn genomen, zoals het klimaatplan, is de vooruitgang beperkt gebleven. Uit het actieplan voor de circulaire economie blijkt dat van de 129 initiatieven in het plan er 27 zijn voltooid, 88 op schema liggen en 14 vertraging hebben opgelopen. Uit de beschikbare statistieken blijkt dat Denemarken in 2022 geen vooruitgang heeft geboekt op het gebied van afvalproductie, recycling en de circulaire economie. Het circulaire materiaalgebruik is licht gedaald, van 8 % in 2016 tot 7,8 % in 2021, en ligt daarmee onder het EU-gemiddelde van 11,7 % in 2021. Hoewel het actieplan voor de circulaire economie tot doel heeft de materiaalvoetafdruk van de EU aanzienlijk te verminderen, bedroeg de materiaalvoetafdruk van Denemarken in 2020 25,6 ton per hoofd van de bevolking, ruim boven het EU-gemiddelde voor 2020 (13,7 ton per hoofd van de bevolking). Denemarken blijft ondermaats presteren in verschillende aspecten van de circulaire economie, met name de productie van stedelijk afval, recyclingpercentages en voedselafval. Wat stedelijk afval betreft heeft Denemarken nog steeds de grootste hoeveelheid stedelijk afval per hoofd van de bevolking in de EU, met 786 kg/jaar/hoofd in 2021 (EU-gemiddelde 530 kg/jaar/hoofd in 2021), in een context waar er geen nationale doelstelling voor algemene afvalvermindering is. Wat recycling betreft moet Denemarken aanzienlijke inspanningen leveren om de EU-recyclingdoelstelling voor stedelijk en verpakkingsafval voor 2025 te halen en ligt het onder het EU-gemiddelde van 49,6 %, met een percentage van 34,3 % in 2021. Ten slotte presteert Denemarken slecht in de EU wat betreft de indicatoren voor voedselverspilling. Het is sterk afhankelijk van afvalverbranding: meer dan 50 % van het stedelijk afval wordt verbrand, tegenover een EU-gemiddelde van ongeveer 26 %.
Denemarken heeft zich verbonden tot ambitieuze doelstellingen op het gebied van het koolstofvrij maken van de economie en loopt voorop bij het gebruik van hernieuwbare energie, met name de productie van windenergie. Het aardgasverbruik in Denemarken is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 25,2 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik over dezelfde periode in de voorgaande 5 jaar, meer dan het reductiestreefcijfer van 15 %. Denemarken zou zijn inspanningen om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen kunnen voortzetten tot 31 maart 202419. Om de doelstellingen op het gebied van het koolstofvrij maken van de economie te bereiken en het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de energiemix te vergroten, zijn een snellere inbedrijfstelling van projecten en vereenvoudigde vergunningsregels essentieel om de nationale ambities voor de uitrol van windenergiecapaciteit op zee en aan land te verwezenlijken. Om extra capaciteit te creëren, met inbegrip van energie-eilanden in de Oostzee en de Noordzee, is een adequate planning van de netuitbreiding op transmissie- en distributieniveau nodig. Ondertussen kunnen investeringen in energie-efficiëntie de behoefte aan investeringen in energie-infrastructuur verminderen. Door het versterken van energie-efficiëntiemaatregelen in gebouwen, het combineren van isolatiemaatregelen en de uitrol van koolstofvrije verwarmingsbronnen kan de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verder worden verminderd en de vraag naar energie worden teruggedrongen. Verbeteringen van de energie-efficiëntie in openbare gebouwen kunnen verder worden ondersteund door de begrotingsbeperkingen voor groene projecten voor gemeenten en regio's op te heffen. Aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de energie-efficiëntie in openbare gebouwen zouden helpen de hoge kosten in Denemarken, dat in 2022 de op één na hoogste gemiddelde energierekening voor huishoudens had, te verlagen. Binnenlandse industriële activiteiten bieden mogelijkheden voor verbetering van de energie-efficiëntie, met name door het benutten van overtollige warmte in stadsverwarming.
Tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die cruciaal zijn voor de groene transitie, zoals de productie, de toepassing en het onderhoud van nettonultechnologieën, zorgen voor knelpunten bij de overgang naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten deze maatregelen toegankelijk zijn, met name voor personen en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden in Denemarken tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor 60 beroepen die specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereisen, waaronder milieutechnici, milieubeschermers en bouwarchitecten. Hoewel de vraag naar groene vaardigheden toeneemt, is het aantal werknemers in energie-intensieve sectoren dat onderwijs en opleiding volgt de afgelopen tien jaar beduidend gedaald, van 24,6 % in 2015 tot 15,6 % in 2021.
1. De geldende steunmaatregelen voor energie tegen eind 2023 afbouwen. Indien nieuwe stijgingen van de energieprijzen steunmaatregelen noodzakelijk maken, ervoor zorgen dat deze gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair houdbaar zijn en stimulansen voor energiebesparing in stand houden.
Met behoud van een gezonde begrotingssituatie in 2024, nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.
Voor de periode na 2024 blijven streven naar investeringen en hervormingen die leiden tot een hogere duurzame groei, en een voorzichtige begrotingssituatie op middellange termijn handhaven.
Het nieuwe onroerendgoedbelastingstelsel invoeren om de koppeling tussen marktprijzen en belastingen te herstellen en de belastingheffing billijker te maken. Investeringen in de bouw van betaalbare woningen bespoedigen om in de meest dringende behoeften te voorzien.
2. De gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan voortzetten en het REPowerEU-hoofdstuk snel afronden, zodat snel met de uitvoering ervan kan worden begonnen. De cohesiebeleidsprogramma’s snel uitvoeren, in nauwe aansluiting op en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.
3. Het beleid inzake circulaire economie en afvalbeheer versterken, onder meer door de uitvoering van het nationale actieplan voor de circulaire economie van Denemarken te versnellen, afvalpreventie en hergebruik van stedelijk en ander afval te bevorderen, het recyclingpercentage te verhogen, voedselafval te verminderen en over te schakelen van verbranding van stedelijk afval op groenere bronnen van warmteopwekking.
4. De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen en het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de energievoorziening vergroten. Op de toenemende vraag en flexibiliteitsbehoeften inspelen door de nodige ontwikkelingen van het elektriciteitsnet op transmissie- en distributieniveau te stimuleren. De toepasselijke vergunningsregels voor hernieuwbare energie stroomlijnen. Aanvullende maatregelen uitvoeren die de energie-efficiëntie in particuliere en openbare gebouwen ondersteunen om de energierekeningen en de kosten van het energiesysteem te verlagen. Zorgen voor een betere uitrol van koolstofvrije verwarmingsbronnen. Beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van de vaardigheden die nodig zijn voor de groene transitie.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter
1PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
2Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
3COM(2022) 780 final.
4COM(2023) 62 final.
5COM(2023) 168 final.
6Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).
7COM(2023) 141 final.
8COM(2022) 583 final.
9Uitvoeringsbesluit van de Raad van 13 juli 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Denemarken (10154/2021).
10SWD(2023) 604 final.
11Eurostat-Euro Indicators, 47/2023 van 21.4.2023.
12Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2021 van Denemarken, PB C 304 van 29.07.2021, blz. 14.
13De begrotingskoers wordt afgemeten aan de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van COVID-19-gerelateerde tijdelijke noodmaatregelen maar met inbegrip van uitgaven gefinancierd met niet-terugbetaalbare steun (subsidies) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.
14Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een expansieve bijdrage van 0,3 procentpunt van het bbp leveren.
15Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van deze maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.
16Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2022 van Denemarken PB C 334 van 1.9.2022, blz. 27.
17Op basis van de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt de potentiële productiegroei van Denemarken op middellange termijn (tienjarig gemiddelde), die wordt gebruikt om de begrotingskoers te meten, in nominale cijfers geraamd op 1,9 %.
18Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,2 procentpunt van het bbp leveren.
19Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad.
NL NL