Toelichting bij COM(2023)166 - Staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In maart 2022 heeft de Commissie voorgesteld het consumentenrecht van de Unie bij te werken om ervoor te zorgen dat consumenten worden beschermd en om hen in staat te stellen actief aan de groene transitie bij te dragen1. Dit voorstel voorziet in specifiekere regels (lex specialis) en vormt een aanvulling op de voorgestelde wijzigingen van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken2 (lex generalis). Beide voorstellen zijn erop gericht een gemeenschappelijke reeks problemen aan te pakken door uitvoering te geven aan verschillende elementen van hetzelfde pakket beleidsmaatregelen waaraan de voorkeur wordt gegeven op basis van de effectbeoordeling die samen met het initiatief betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie3 is gepubliceerd.

1.1. Motivering en doel van het voorstel

- De rol van de consument bij het versnellen van de groene transitie

Met de Europese Green Deal4 heeft de Commissie zich ertoe verbonden ervoor te zorgen dat consumenten in staat worden gesteld beter geïnformeerde keuzes te maken en een actieve rol in de ecologische transitie te spelen. Meer bepaald bevat de Europese Green Deal een verbintenis om onjuiste milieuclaims aan te pakken door te waarborgen dat kopers betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie krijgen, zodat zij duurzamere keuzes kunnen maken en het risico op “greenwashing” wordt verkleind. Het aanpakken van greenwashing is vervolgens als prioriteit opgenomen in zowel het nieuwe actieplan voor de circulaire economie5 als de nieuwe consumentenagenda6. In het onlangs vastgestelde industriële plan voor de Green Deal7 wordt herhaald dat consumenten in staat moeten worden gesteld hun keuzes te maken op basis van transparante en betrouwbare informatie over de duurzaamheid en CO2-voetafdruk van producten en wordt benadrukt dat markttransparantie een instrument is dat de invoering van technologisch en ecologisch superieure nettonulproducten bevordert.

Het Europees Parlement en de Raad hebben de Commissie verzocht na te denken over verdere maatregelen op dit gebied. In december 2020 heeft de Raad in zijn conclusies over een circulair en groen herstel8 zijn waardering uitgedrukt voor het voornemen van de Commissie om te waarborgen dat milieuclaims worden gestaafd op basis van de milieueffecten van een product gedurende de volledige levenscyclus ervan. In zijn resolutie over het nieuwe actieplan voor de circulaire economie9 heeft het Europees Parlement zich een groot voorstander getoond van het voornemen van de Commissie om voorstellen te doen om het gebruik van milieuclaims te reguleren door solide en geharmoniseerde berekeningsmethoden waarbij de volledige waardeketen in acht wordt genomen, in te voeren.

Consumenten willen beter worden geïnformeerd over de milieueffecten van hun consumptie en willen betere keuzes maken. De verzoeken van de Conferentie over de toekomst van Europa10 omvatten onder meer een oproep tot het waarborgen van meer transparantie wat de duurzaamheid en milieuvoetafdruk van producten betreft, met name in voorstel 5 over duurzame consumptie, verpakking en productie en in voorstel 20 over de vaststelling van normen binnen en buiten de EU op het gebied van het milieubeleid. Het voorstel inzake milieuclaims is het antwoord van de Commissie op deze oproep11.

De voltooiing van het EU-wetgevingskader ter ondersteuning van duurzamere consumptie zal bijdragen tot de verwezenlijking van duurzameontwikkelingsdoelstelling 12.6 om bedrijven, met name grote en multinationale ondernemingen, aan te moedigen om duurzame praktijken in te voeren en informatie over duurzaamheid in hun verslaglegging op te nemen.

Verdere EU-maatregelen op dit gebied zullen ook een positief effect hebben op mondiale waardeketens die productieprocessen in derde landen omvatten. Deze maatregelen zullen bedrijven uit derde landen, en met name bedrijven die op de interne markt van de EU actief zijn, aanmoedigen om aan de groene transitie bij te dragen. Bovendien zal de multilaterale samenwerking met derde landen worden bevorderd, zodat zij een goed inzicht in het nieuwe regelgevingskader en de voordelen ervan krijgen. Daarnaast kunnen de hoofdstukken over duurzame ontwikkeling van de bilaterale en interregionale handelsovereenkomsten van de EU mogelijkheden voor samenwerking creëren in overeenstemming met de algemene doelstellingen van de EU om de duurzaamheidsdimensie van haar handelsbeleid te vergroten.

- Obstakels voor het bevorderen van het potentieel van groene markten in de EU door de positie van de consument te versterken

Ondanks de bereidheid van consumenten om in hun dagelijks leven aan een groenere en meer circulaire economie bij te dragen12, wordt hun actieve en doeltreffende rol in deze groene transitie belemmerd door obstakels voor het maken van ecologisch duurzame consumptiekeuzes op het punt van verkoop, met name een gebrek aan vertrouwen in de geloofwaardigheid van milieuclaims en de wildgroei aan misleidende handelspraktijken in verband met de ecologische duurzaamheid van producten.

Uit het bewijsmateriaal dat is verzameld ter ondersteuning van de effectbeoordeling3 bij het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, die ook is gebruikt voor het voorstel inzake groene claims vanaf de aanvangseffectbeoordeling13 tot de openbare raadpleging14 en een extra openbare raadpleging in 202015, blijkt dat misleidende praktijken, zoals greenwashing en een gebrek aan transparantie en geloofwaardigheid van milieukeurmerken, voorkomen in verschillende stadia van het consumptietraject, namelijk in de reclame voor producten, bij de aankoop ervan en tijdens het gebruik ervan.

a) Consumenten worden geconfronteerd met onduidelijke of niet naar behoren gestaafde milieuclaims (“greenwashing”)

In het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie wordt een “milieuclaim” gedefinieerd als een boodschap of voorstelling, die niet verplicht is uit hoofde van het Unierecht of het nationale recht, met inbegrip van tekst, beeldende, grafische of symbolische voorstellingen, in welke vorm ook, met inbegrip van labels, merknamen, bedrijfsnamen of productnamen, in de context van een commerciële communicatie, waarin gesteld of verondersteld wordt dat een product of handelaar een positief effect of geen effect op het milieu heeft, dan wel minder schadelijk voor het milieu is dan andere respectievelijke producten of handelaren, of dit effect in de loop der tijd is verbeterd1.

De Commissie heeft twee inventarissen van milieuclaims gemaakt, één in 201416 en één in 202017. In de studies is een steekproef van 150 milieuclaims over uiteenlopende producten getoetst aan de beginselen van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken2, namelijk duidelijkheid, ondubbelzinnigheid, juistheid en verifieerbaarheid. Uit de studie van 2020 is gebleken dat een aanzienlijk deel van de milieuclaims (53,3 %) vage, misleidende of ongefundeerde informatie verschaft over de milieukenmerken van producten, en dit in de hele EU en voor een breed scala aan productcategorieën. In de inventaris van milieuclaims van 2020 is ook de staving van de claims geanalyseerd, waarbij werd gekeken naar de duidelijkheid, de juistheid en de mate waarin zij werden gestaafd met bewijsmateriaal dat kan worden geverifieerd. Uit de analyse is gebleken dat 40 % van de claims ongefundeerd was.

Die resultaten zijn bevestigd door een sweep die de autoriteiten van het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming in november 2020 hebben uitgevoerd18. Er werden 344 duurzaamheidsclaims beoordeeld en de autoriteiten waren van mening dat in meer dan de helft van de gevallen (57,5 %) de handelaar niet voldoende elementen verstrekte om de juistheid van de claim te kunnen beoordelen. In veel gevallen hadden de autoriteiten moeite om vast te stellen of de claim betrekking had op het gehele product of slechts op een onderdeel ervan (50 %), of de claim betrekking had op het bedrijf of slechts op bepaalde producten (36 %) en op welke stadia van de levenscyclus van de producten de claim betrekking had (75 %)19.

Bovendien waren de meeste geraadpleegde belanghebbenden, met de opmerkelijke uitzondering van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, het erover eens dat greenwashing een probleem is. Meer dan de helft van de geraadpleegde belanghebbenden had al te maken gekregen met misleidende claims en had minder vertrouwen in milieuverklaringen en logo’s die door bedrijven of particuliere entiteiten worden beheerd19. Bovendien gaven de meeste respondenten van de gerichte raadplegingen aan dat consumenten zich onvoldoende bewust zijn van de milieueffecten van producten, omdat die informatie niet wordt verstrekt of niet beschikbaar is20.

Over het algemeen is het vertrouwen van de consument in milieuclaims vrij gering. In de openbare raadpleging van 202015 was het publiek het niet eens met de stelling dat zij milieuverklaringen op producten vertrouwen (1,57/4,00)21. Het vertrouwen was groter voor claims over handelaren22, maar nog steeds laag (2,25/4,00).

b) Consumenten worden geconfronteerd met duurzaamheidskeurmerken die niet altijd transparant en geloofwaardig zijn

Milieukeurmerken zijn een soort milieuclaims. Keurmerken hebben de vorm van een betrouwbaarheidskeurmerk, een kwaliteitskeurmerk of een gelijkaardig keurmerk dat tot doel heeft een product, een proces of een onderneming te onderscheiden en te promoten met een verwijzing naar de milieuaspecten ervan. Die keurmerken zijn soms gebaseerd op een certificeringsregeling (regeling voor milieukeurmerken) in het kader waarvan wordt gecertificeerd dat een product, een proces of een onderneming aan de vereisten van de regeling voldoet en toezicht op de naleving wordt gehouden.

De milieukeurmerken die op de interne markt van de EU worden gebruikt, verschillen qua degelijkheid, toezicht en transparantie. Zij zijn namelijk aan verschillende governancemodellen onderworpen. Naar verwachting zal extra verwarring ontstaan als gevolg van een toenemend aantal milieukeurmerken die betrekking hebben op verschillende aspecten, verschillende operationele benaderingen toepassen en aan verschillende niveaus van toezicht zijn onderworpen (bv. de openheid van het ontwikkelingsproces of het niveau en de onafhankelijkheid van de controles en verificatie)23.

In het kader van de verkennende studie voor het verzamelen van gegevens over manieren om consumenten in staat te stellen een actieve rol te spelen bij de groene transitie24 is bij een beoordeling van 232 actieve milieukeuren in de EU ook gekeken naar de verificatie- en certificatieaspecten en geconcludeerd dat de verificatie van bijna de helft van de keurmerken zwak was of helemaal niet werd uitgevoerd. Bovendien zijn consumenten niet op de hoogte van het onderscheid tussen keurmerken die onder certificeringsregelingen van derden vallen en keurmerken op basis van “zelfcertificering”, d.w.z. keurmerken die niet door derden zijn geverifieerd.

In het kader van de raadpleging voor de aanvangseffectbeoordeling24 en de gerichte raadplegingen werd ook de wildgroei aan duurzaamheidskeurmerken en -logo’s door belanghebbenden uit de meeste groepen belanghebbenden als een belangrijk en hardnekkig probleem in de hele EU aangemerkt. Ook in het kader van de openbare raadpleging heeft meer dan een kwart (27 %) van de respondenten “de wildgroei aan en/of het gebrek aan transparantie/begrip/betrouwbaarheid van duurzaamheidslogos/-keurmerken op producten en diensten” aangeduid als een relevant obstakel voor het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie15.

Dit grote aanbod aan keurmerken, in combinatie met de uiteenlopende governancemodellen ervan, houdt in dat producenten en detailhandelaren bij de keuze van een specifiek duurzaamheidskeurmerk verschillende strategieën kunnen toepassen. Dit leidt er ook zeer vaak toe dat bedrijven verschillende keurmerken weergeven om de duurzaamheid van hun producten aan te tonen. 34 % van de bedrijven heeft “de wildgroei aan en/of het gebrek aan transparantie/begrip/betrouwbaarheid van duurzaamheidslogos/-keurmerken” als obstakel aangemerkt15. Bedrijven die zich inspannen om zich aan betrouwbare regelingen voor milieukeurmerken te houden of die te ontwikkelen, worden dan ook benadeeld ten opzichte van bedrijven die onbetrouwbare milieukeurmerken gebruiken, aangezien consumenten vaak het verschil niet kennen. Dit probleem is nog groter geworden door de snelle opkomst van een aantal (particuliere/vrijwillige) regelingen voor milieukeurmerken op nationaal/lidstaatniveau, waardoor het voor de consument steeds moeilijker wordt om producten te vergelijken.

Uit de feedback van belanghebbenden blijkt dat er zeer sterke steun is voor maatregelen van de EU om een gemeenschappelijke benadering van het verstrekken van duurzaamheidsinformatie aan de consument tot stand te brengen, het gelijke speelveld voor bedrijven te versterken en de wildgroei aan keurmerken en misleidende milieuclaims op de eengemaakte markt te beperken14.

Bedrijven die echt duurzame producten aanbieden, worden benadeeld ten opzichte van bedrijven die dat niet doen. Zij riskeren ook onnodig hoge nalevingskosten, aangezien EU-landen verschillende nationale oplossingen voor de hierboven beschreven problemen aan het introduceren zijn25.

1.2. Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

- Het EU-initiatief om de positie van de consument voor de groene transitie te versterken

De richtlijn oneerlijke handelspraktijken heeft betrekking op misleidende praktijken en misleidende omissies en bevat algemene bepalingen die bij transacties tussen ondernemingen en consumenten kunnen worden toegepast op milieuclaims wanneer deze negatieve gevolgen voor de besluiten van consumenten over transacties hebben. Krachtens die richtlijn moeten de consumentenbeschermingsautoriteiten van de lidstaten deze praktijken per geval beoordelen aan de hand van de criteria voor besluiten over een transactie (beoordeling per geval)26. De richtlijn bevat ook een zwarte lijst van handelspraktijken27 die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd zonder dat een beoordeling per geval nodig is. Niet-naleving van de voorschriften van de richtlijn wordt aangepakt naar aanleiding van een claim van een consument of op eigen initiatief van een bevoegde autoriteit.

Het voorstel tot wijziging van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken1 pakt voor een deel de in punt 1.1 aangehaalde problemen (“greenwashing” en niet-transparante duurzaamheidskeurmerken) aan. Het bevat een reeks maatregelen met betrekking tot milieuclaims die voortvloeien uit de voorkeursbeleidsopties, met inbegrip van de volgende maatregelen:

1) de lijst van productkenmerken waarover een handelaar een consument niet mag misleiden in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2005/29/EG wordt gewijzigd door invoeging van “effecten op maatschappelijk en milieugebied”, “duurzaamheid” en “repareerbaarheid”;

2) de lijst in artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2005/29/EG van handelingen die als misleidend moeten worden beschouwd indien zij de gemiddelde consument ertoe brengen of kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, wordt gewijzigd door invoeging van “het beweren dat een milieuclaim geldt met betrekking tot toekomstige milieuprestaties zonder duidelijke, objectieve en verifieerbare verplichtingen en doelen, en zonder een onafhankelijk monitoringsysteem”;

3) de lijst van handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd in bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG wordt uitgebreid met vier praktijken die met greenwashing verband houden:

- weergeven van een duurzaamheidskeurmerk dat niet op een certificeringsregeling is gebaseerd of niet door overheidsinstanties is ingesteld;

- beweren dat een generieke milieuclaim geldt zonder dat de handelaar erkende voortreffelijke milieuprestaties kan aantonen die relevant zijn voor de claim;

- beweren dat een milieuclaim geldt voor het volledige product terwijl de claim slechts op een bepaald aspect van het product betrekking heeft;

- presenteren van voor alle producten in de toepasselijke productcategorie op de markt van de Unie wettelijk opgelegde vereisten als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de handelaar.

Het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie pakt zo een hele reeks praktijken, producten en verkoopmethoden op een meer algemene manier aan. Het voorziet in belangrijke waarborgen om de consument te beschermen tegen misleidende milieuclaims en onbetrouwbare keurmerken.

- Andere EU-handelingen die duurzame consumptie bevorderen door middel van milieu-informatie

Naast het kader voor consumentenbescherming bestaat er in de EU al een regelgevingskader voor het verstrekken van milieu-informatie dat vereisten omvat voor methoden om milieueffecten te meten en te berekenen, zoals de EU-methoden voor de certificering van koolstofverwijderingen die worden ontwikkeld in het kader van de verordening inzake de certificering van koolstofverwijderingen28 (zodra deze is vastgesteld), en voor informatie en keurmerken betreffende de milieueffecten, -aspecten of -prestaties van een product of handelaar. Zo voorziet de richtlijn inzake ecologisch ontwerp29 in een kader voor de vaststelling van verplichte voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten om betere energieprestaties en een circulair ontwerp alsook nieuwe bedrijfsmodellen te bevorderen. De Commissie heeft in maart 2022 ook een voorstel voor een nieuwe verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten30 vastgesteld om de circulariteit, de energieprestaties, de milieueffecten en andere milieuduurzaamheidsaspecten voor specifieke prioritaire productgroepen aanzienlijk te verbeteren. Deze verordening zal het mogelijk maken om voor bijna alle categorieën fysieke goederen die in de EU in de handel worden gebracht prestatie- en informatievereisten vast te stellen. Andere voorstellen die de Commissie in het kader van het Actieplan voor een circulaire economie en het productbeleid heeft gedaan, omvatten ook informatievereisten, bijvoorbeeld de voorgestelde verordeningen inzake het verhandelen van bouwproducten31 en inzake batterijen en afgedankte batterijen32.

Daarnaast bestaan er rechtshandelingen betreffende verplichte en vrijwillige keurmerken die op EU-niveau worden ontwikkeld, zoals de EU-milieukeur. De EU-milieukeur, die in 1992 werd ingevoerd, is het officiële vrijwillige keurmerk voor producten in de EU die uitmuntend presteren op milieugebied. De verordening betreffende de EU-milieukeur33 bevat regels voor de invoering en toepassing van dit vrijwillige systeem. De gerelateerde EU-wetgeving betreffende keurmerken omvat ook het milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS)34 en de verordeningen inzake het label voor biologische landbouw35, energie-etikettering36 en de CE-markering37.

- Vervollediging van de reeks EU-regels inzake milieuclaims

Om het geconstateerde probleem van greenwashing en onbetrouwbare milieukeurmerken verder aan te pakken, zou het huidige kader baat hebben bij nadere vereisten inzake ongereglementeerde claims voor specifieke productgroepen of sectoren en voor specifieke milieueffecten of milieuaspecten. Dit voorstel betreffende de staving en het communiceren van milieuclaims vormt als lex specialis een aanvulling op de bestaande EU-regels inzake consumentenbescherming. Het voorstel zal het mogelijk maken de in de effectbeoordeling aangegeven voorkeursbeleidsopties, zoals beschreven in punt 3.2, volledig uit te voeren.

1.

De belangrijkste doelstellingen van het voorstel inzake milieuclaims zijn derhalve de volgende:


- het niveau van milieubescherming verhogen en bijdragen tot een snellere groene transitie naar een circulaire, schone en klimaatneutrale economie in de EU;

- consumenten en bedrijven tegen greenwashing beschermen en consumenten in staat stellen aan de versnelling van de groene transitie bij te dragen door weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen op basis van geloofwaardige milieuclaims en ‑keurmerken;

- de rechtszekerheid met betrekking tot milieuclaims en het gelijke speelveld op de interne markt verbeteren, het concurrentievermogen bevorderen van marktdeelnemers die inspanningen leveren om de ecologische duurzaamheid van hun producten en activiteiten te vergroten, en mogelijkheden voor kostenbesparing creëren voor dergelijke marktdeelnemers die grensoverschrijdend handel drijven.

Het toepassingsgebied van dit voorstel, dat een lex specialis is, is afgestemd op de overeenkomstige lex generalis. De herziene richtlijn oneerlijke handelspraktijken is van toepassing op alle vrijwillige handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten vóór, gedurende en na een commerciële transactie met betrekking tot een product. Het toepassingsgebied van dit voorstel omvat de staving en het communiceren van vrijwillige milieuclaims.

Het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie betreft duurzaamheidskeurmerken die betrekking hebben op maatschappelijke of milieuaspecten of beide. Dit voorstel is echter beperkt tot milieukeurmerken, d.w.z. keurmerken die hoofdzakelijk betrekking hebben op de milieuaspecten van een product of handelaar.

Zoals reeds vermeld is het voorstel inzake milieuclaims bedoeld als vangnet voor alle sectoren waarin milieuclaims of -keurmerken niet gereguleerd zijn op EU-niveau. Het is er niet op gericht bestaande of toekomstige sectorale regels te wijzigen. Integendeel, de vereisten inzake de beoordeling en het communiceren die in andere wetgeving van de Unie zijn vastgesteld, zullen voorrang hebben op de vereisten van het voorstel en moeten dus worden gebruikt voor de staving en het communiceren van milieuclaims op die specifieke gebieden.

1.3. Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel inzake milieuclaims ondersteunt de doelstellingen van de Europese Green Deal en draagt bij aan de bestrijding van de driedubbele crisis van klimaatverandering, verontreiniging en biodiversiteitsverlies. Het draagt bij aan de strijd tegen greenwashing die als prioriteit is aangeduid in het nieuwe actieplan voor de circulaire economie5 en de nieuwe consumentenagenda6 van de Commissie. Het voorstel zal ook overkoepelende strategieën, zoals het actieplan om de verontreiniging tot nul terug te dringen38 en de biodiversiteitsstrategie voor 203039, versterken en een aanvulling vormen op strategieën die gericht zijn op specifieke sectoren, zoals de “van boer tot bord”-strategie40, of op specifieke problemen, zoals de oproep om de efficiëntie en het hergebruik van water te verbeteren in de EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering41.

Zoals beschreven, wordt met dit voorstel voor een richtlijn inzake milieuclaims samen met het voorstel tot wijziging van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken een samenhangend beleidskader gecreëerd om bij te dragen tot de groene transitie in de Unie door consumptiepatronen duurzamer te maken. Deze voorstellen hebben tot doel bij te dragen tot een groenere interne markt door de verkleining van de ecologische voetafdruk van in de Unie geconsumeerde producten te bevorderen. Zij zullen ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van de Europese klimaatwet om de broeikasgasemissies en -verwijderingen in de Unie uiterlijk in 2050 in evenwicht te brengen door claims in verband met broeikasgasemissiereducties en klimaatneutraliteit aan te pakken.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

2.1 Rechtsgrondslag

Dit voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat van toepassing is op maatregelen die tot doel hebben de interne markt tot stand te brengen of de werking ervan te waarborgen en die uitgaan van een hoog niveau van milieubescherming.

Uiteenlopende door nationale wetgeving of privé-initiatieven opgelegde vereisten voor milieuclaims vormen een onnodige belasting voor bedrijven bij grensoverschrijdende handel, aangezien zij in elk land aan andere vereisten moeten voldoen. Dit heeft gevolgen voor hun vermogen om op de interne markt actief te zijn en de voordelen ervan te benutten. Tegelijkertijd is het voor marktdeelnemers moeilijk om betrouwbare milieuclaims te herkennen en de best mogelijke aankoopbeslissingen te nemen op de interne markt.

Het voorstel heeft dan ook tot doel een goede werking van de interne markt te waarborgen voor marktdeelnemers erop die actief zijn en voor consumenten die zich op milieuclaims verlaten. De in deze richtlijn voorgestelde maatregelen zullen het niveau van milieubescherming verhogen en zullen leiden tot verdere harmonisatie met betrekking tot de regulering van milieuclaims en voorkomen dat de markt versnipperd raakt als gevolg van uiteenlopende nationale benaderingen die bij gebrek aan regels op EU-niveau zijn ingevoerd of zouden worden ingevoerd.

De internemarktdimensie van het halen van de milieudoelstelling is doorslaggevend. Artikel 114 is bijgevolg de gepaste rechtsgrondslag.

2.2 Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De invoering van een gemeenschappelijke reeks regels binnen de interne markt van de EU is van essentieel belang om een gelijk speelveld voor marktdeelnemers te waarborgen. Als de lidstaten afzonderlijk zouden optreden, zou het niveau van milieubescherming achterblijven en bestaat het risico dat concurrerende systemen, gebaseerd op verschillende methoden en benaderingen, worden gebruikt.

In het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie wordt niet gespecificeerd wat bedrijven moeten doen om hun milieuclaims naar behoren te staven. Dit kan leiden tot sterk uiteenlopende benaderingen in de EU om claims te staven. Daardoor zou de interne markt worden gefragmenteerd doordat de mededingingsvoorwaarden worden verstoord en de claims bij iedere overgang van de binnengrenzen moeten worden aangepast. Dit leidt weer tot rechtsonzekerheid, hogere nalevingskosten en oneerlijke concurrentie op de eengemaakte markt, en ondermijnt de efficiënte werking van de markt.

De EU bevindt zich in een goede positie om verdere harmonisatie van methodologische vereisten voor de beoordeling van de milieueffecten van producten, diensten en organisaties op de eengemaakte markt te bevorderen, op basis van de ervaringen van de lidstaten en particuliere initiatieven op dit gebied. De EU kan een belangrijke meerwaarde bieden, en verdere coördinatie zou leiden tot kostenbesparingen voor overheden en de particuliere sector.

Uit de feedback van belanghebbenden blijkt dat er zeer sterke steun is voor maatregelen van de EU om een gemeenschappelijke benadering van het verstrekken van duurzaamheidsinformatie aan de consument tot stand te brengen, en de wildgroei aan keurmerken en misleidende milieuclaims te beperken. Als de lidstaten afzonderlijk en zonder richtinggevend kader zouden optreden, bestaat er een groot risico dat veel concurrerende systemen uiteindelijk leiden tot een versnipperde interne markt, met name voor grensoverschrijdende diensten (bijvoorbeeld digitale diensten).

Optreden van de EU is gerechtvaardigd en noodzakelijk, omdat een geharmoniseerde en goed functionerende interne EU-markt voor milieuclaims het niveau van milieubescherming zou verhogen en een gelijk speelveld zou creëren voor bedrijven die in de EU actief zijn. Ook worden met het voorstel de problemen verlicht waarmee nationale autoriteiten worden geconfronteerd bij de handhaving van de bestaande, op beginselen gebaseerde bepalingen van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken op complexe gebieden als misleidende milieuclaims. Verdere coördinatie van de EU levert kostenbesparingen op, zowel voor overheden als voor particulieren, en versterkt het hefboomeffect op gerelateerde mondiale processen, met inbegrip van mondiale waardeketens.

2.3 Evenredigheid

De maatregelen van het voorstel gaan niet verder dan wat nodig is om consumenten in staat te stellen op basis van betrouwbare en geverifieerde informatie weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen, en duurzame consumptie te bevorderen.

De evenredigheid van de algemene criteria voor milieuclaims die worden gebruikt bij marketing aan consumenten, wordt gewaarborgd door de invoering van eenvormige vereisten die bedrijven moeten naleven wanneer zij dergelijke claims doen. Dit voorstel vereist geen specifieke beoordelingsmethode voor de staving van specifieke milieuclaims en berust op algemene vereisten die betrouwbare informatie voor consumenten opleveren. Het voorstel voorziet de bevoegde nationale instanties ook van eenvormige criteria. Die criteria zullen hen helpen de eerlijkheid van milieuclaims te beoordelen, doordat zij een hoge mate van rechtszekerheid bieden en handhavingsactiviteiten vergemakkelijken. Het voorstel vloeit ook voort uit een grondige afweging van de input van belanghebbenden, met name van bedrijven, waaronder kmo’s.

De evenredigheid van de vereisten inzake milieukeuren heeft betrekking op de eerlijkheid van de wijze waarop die worden getoond bij marketing aan de consument. Er wordt slechts een beperkt aantal eenvormige vereisten gesteld om de transparantie en geloofwaardigheid van dergelijke keurmerken voor gebruikers te waarborgen. Deze eenvormige vereisten zorgen ervoor dat entiteiten die milieukeurmerken voeren en bedrijven die deze keurmerken aanvragen, geen onevenredige kosten hoeven te dragen. Tegelijkertijd wordt bedrijven daarmee een hoge mate van rechtszekerheid geboden. Door de bevoegde nationale instanties eenvormige criteria te bieden om te beoordelen of milieukeurmerken eerlijk worden gebruikt, worden met deze maatregel ook de handhavingsactiviteiten vergemakkelijkt en wordt een hoog niveau van consumentenbescherming nagestreefd.

2.4 Keuze van het instrument

Het voorstel is een op zichzelf staand rechtsinstrument en dient niet tot wijziging van bestaande wetgeving. Het biedt een kader voor de staving van vrijwillige milieuclaims. Aangezien het doel is de consumentenbescherming te waarborgen op een gebied dat door middel van richtlijnen is gereguleerd, sluit deze rechtsvorm beter aan bij het bestaande rechtskader van de Unie en de lidstaten, en bij de handhavingsmechanismen die door de lidstaten zijn ingesteld. Daarom wordt een richtlijn het meest geschikte instrument geacht.

3. Resultaten van de raadpleging van belanghebbenden en de effectbeoordeling, eerbiediging van de beginselen van betere regelgeving en de grondrechten

3.1. Raadpleging van belanghebbenden

2.

Bij de voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie belanghebbenden geraadpleegd door middel van:


- verschillende openbare raadplegingen in het kader van het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie15,1;

- een openbare raadpleging over het beleidskader voor producten voor een circulaire economie, met een onderdeel over mogelijke toekomstige beleidsopties op basis van de milieuvoetafdrukmethoden (van 29 november 2018 tot en met 24 januari 2019)2. Van de 291 respondenten gaven sommigen aan dat bedrijven vrij moeten kunnen kiezen hoe zij milieu-informatie genereren, op voorwaarde dat zij voldoen aan minimumcriteria om greenwashing te voorkomen. De respondenten wezen ook op de behoefte aan flexibiliteit met betrekking tot het communicatiemiddel: het mag niet verplicht zijn om een etiket of QR-code te gebruiken om informatie te verstrekken, aangezien het soort informatie en de mate van detail afhankelijk kunnen zijn van de doelgroep. De respondenten wezen ook op de noodzaak om een kmo-instrument of steun van de Europese Commissie voor de uitvoering aan te bieden;

- gerichte onlineraadplegingen gericht op de belangrijkste belanghebbenden met betrekking tot de milieuvoetafdrukmethoden (van 12 november 2018 tot en met 18 december 2018), met 124 respondenten3;

- een openbare raadpleging over de initiatief betreffende groene claims, van 27 augustus tot en met 3 december 2020, waar 362 antwoorden op zijn ontvangen.

- Sommige ondernemersorganisaties stelden voor gebruik te maken van onafhankelijke certificerings- of verificatieorganisaties die overeenkomstig ISO 14025 opereren.

- Grote ondernemingen benadrukten dat het EU-kader flexibiliteit moet bieden met betrekking tot het communicatiemiddel dat wordt gebruikt om claims te doen.

- Milieu-ngo’s verklaarden dat samengevoegde milieuscores in geen geval een manier mogen zijn om wisselwerkingen te verhullen en moeten worden vermeden.

- Consumenten-ngo’s gaven ook aan dat milieuclaims kunnen worden gestaafd met bestaande instrumenten zoals milieukeurmerken van type 1, Eco Lighthouse, EMAS en ISO 14001.

- Enkele vertegenwoordigers van overheidsinstanties vonden dat het mogelijk zou moeten zijn om claims te staven met “officiële” milieukeurmerken zoals de Nordic Swan en de EU-milieukeur. Overheidsinstanties hadden een lichte voorkeur voor onafhankelijke certificering en verificatie.

- Wat burgers betreft, verdient onafhankelijke certificering/verificatie door geaccrediteerde organisaties de voorkeur;

een workshop voor belanghebbenden met verschillende sessies in november 2020, gewijd aan algemene feedback, feedback over communicatiemogelijkheden, over praktische uitdagingen voor bedrijven bij het staven van milieuclaims, over de betrouwbaarheid van informatie en over de gevolgen voor milieukeuren, met gemiddeld 200 deelnemende belanghebbenden per sessie4. De workshops bevestigden dat greenwashing moet worden aangepakt en dat er behoefte is aan een geharmoniseerde aanpak op EU-niveau. Verscheidene belanghebbenden wezen erop dat het gebruik van de EU-milieukeur en andere betrouwbare milieukeuren van type I moet worden voortgezet.

3.2 Effectbeoordeling

3.2.1. Probleemomschrijving en voorkeursoptie

Dit voorstel is gebaseerd op de effectbeoordeling die samen met het voorstel van de Commissie betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie5 is gepubliceerd. De Raad voor regelgevingstoetsing van de Commissie heeft op 5 februari 2021 eerst een negatief advies met uitvoerige opmerkingen uitgebracht. Na een ingrijpende herziening van het oorspronkelijke ontwerp heeft die raad op 17 september 2021 een positief advies met nadere opmerkingen uitgebracht6. In bijlage I bij de effectbeoordeling wordt uitgelegd hoe gevolg is gegeven aan de opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing.

In de effectbeoordeling worden twee problemen gesignaleerd, die in een aantal subproblemen kunnen worden onderverdeeld. Dit voorstel is gericht op één van de twee problemen en twee van de subproblemen daarvan:

probleem 2: consumenten worden geconfronteerd met misleidende handelspraktijken ten aanzien van de duurzaamheid van producten;

subprobleem 2.2: consumenten worden geconfronteerd met onduidelijke of slecht gestaafde milieuclaims (“greenwashing”) van bedrijven;

subprobleem 2.3: consumenten worden geconfronteerd met duurzaamheidskeurmerken die niet altijd transparant en geloofwaardig zijn7.

Voor elk afzonderlijk subprobleem is een aantal beleidsopties overwogen. De richtlijn oneerlijke handelspraktijken en de wijziging daarvan zijn bedoeld als lex generalis. Daarom is besloten om sommige elementen van de voorkeursbeleidsopties die in de effectbeoordeling zijn geselecteerd om subproblemen 2.2 en 2.3 aan te pakken, niet uit te voeren via het initiatief betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, maar via een specifieke en complementaire lex specialis: een voorstel inzake milieuclaims.

Op basis van een analyse aan de hand van meerdere criteria, een kosten-batenanalyse en een kwalitatieve beoordeling van de evenredigheid van de verschillende overwogen opties, werd een combinatie van twee voorkeursbeleidsopties8 voorgesteld voor het aanpakken van deze problemen:

1) een verbod op milieuclaims die niet aan een reeks minimumcriteria voldoen9 (om subprobleem 2.2 aan te pakken).

De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten worden beschermd tegen “greenwashing”, aangezien degenen die dergelijke claims doen, aan een zekere norm zullen moeten voldoen. Zij zou ook de handhaving door consumentenbeschermingsautoriteiten vergemakkelijken;

2) een verbod op duurzaamheidskeurmerken die niet aan minimumvereisten inzake transparantie en geloofwaardigheid voldoen10 (om subprobleem 2.3 aan te pakken).

De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten worden beschermd tegen misleiding door dergelijke keurmerken en middelen.

3.

Bovendien zijn tijdens de voorbereiding van dit initiatief de volgende aanvullende maatregelen aangewezen om de doeltreffendheid en efficiëntie van de EU-regels inzake milieuclaims te vergroten:


- vaststelling van een verificatiemechanisme om de uitvoering en handhaving te vergemakkelijken van het waarborgen dat minimumcriteria voor de staving van claims worden nageleefd, dat een gelijk speelveld op de EU-markt wordt gecreëerd en dat ondernemingen op de interne markt meer rechtszekerheid en minder lasten hebben;

- beperking van het gebruik van geaggregeerde scores voor milieueffecten tot milieuclaims, met inbegrip van keurmerken, die op EU-niveau zijn vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de lessen die zijn getrokken uit de werkzaamheden met betrekking tot een gemeenschappelijke gestandaardiseerde methode op EU-niveau in de praktijk worden gebracht (zie onderstaand kader);

- voorzien in de mogelijkheid om micro-ondernemingen uit te sluiten van de vereisten inzake staving en de bijbehorende communicatievoorschriften om onevenredige gevolgen voor de kleinste handelaren te voorkomen;

- doeltreffende beperking van de wildgroei aan milieukeurmerken en sturing van de inspanningen op het vergroten van het gebruik van bestaande overheidsregelingen en op de ontwikkeling van etiketteringsvoorschriften op EU-niveau voor de interne markt;

- alleen de lidstaten mogen de invoering van nieuwe particuliere regelingen goedkeuren, en alleen indien deze een toegevoegde waarde hebben;

- een verbod op de invoering van nieuwe overheidsregelingen op nationaal of regionaal niveau. Nieuwe overheidsregelingen mogen alleen op EU-niveau worden ontwikkeld.

Lessen die zijn getrokken uit de werkzaamheden met betrekking tot een standaardmethode om claims over milieueffecten te staven

Bij de voorbereiding van een initiatief inzake groene claims is de Europese Commissie begonnen met werkzaamheden en raadplegingen over de mogelijkheid om een standaardmethode te gebruiken om milieuclaims te staven. Deze werkzaamheden waren gericht op het gebruik van EU-methoden voor de ecologische voetafdruk van producten en organisaties om milieuclaims te staven. Met deze methoden11 kunnen, afhankelijk van de productcategorie, de milieuprestaties van een product of organisatie in de hele waardeketen worden gemeten, van de winning van grondstoffen tot het einde van de levensduur. De milieuvoetafdrukmethoden zijn bedoeld om te voorzien in robuuste en hoogwaardige methoden die in volledige transparantie met de belanghebbenden zijn ontwikkeld en wetenschappelijk zijn onderbouwd.

Bij de voorbereidende werkzaamheden heeft de Commissie als een van deze opties overwogen om een EU-rechtskader vast te stellen op grond waarvan ondernemingen die claims doen met betrekking tot de effecten die onder de milieuvoetafdrukmethoden12 vallen, deze door middel van die methoden moeten staven. Hoewel de milieuvoetafdrukmethoden nuttig zijn voor bedrijven om vast te stellen op welke gebieden zij hun milieueffecten en ‑prestaties moeten verbeteren en bepaalde claims over verschillende productcategorieën adequaat kunnen staven, bestrijken de methoden echter nog niet alle relevante effectcategorieën voor alle productsoorten (bv. wat betreft de mariene visserij: de duurzaamheid van het doelvisbestand; wat betreft levensmiddelen en landbouwproducten: de biodiversiteit en natuurbescherming op het niveau van het landbouwbedrijf, alsook verschillende landbouwpraktijken; wat betreft textiel: het vrijkomen van microplastics) en kan dit derhalve een onvolledig beeld geven van de milieukenmerken van een product in de context van groene claims. Daarnaast worden ook veel milieuclaims gedaan met betrekking tot milieuaspecten (bv. duurzaamheid, herbruikbaarheid, repareerbaarheid, recyclebaarheid, gerecyclede inhoud, gebruik van natuurlijke inhoud) waarvoor de milieuvoetafdrukmethoden niet geschikt zijn als enige staving. De aanpak van het zeer brede en snel veranderende gebied van milieuclaims door middel van één methode heeft zijn beperkingen. Het voorschrijven van één bepaalde methode zoals de milieuvoetafdruk als standaardmethode voor de staving van alle milieuclaims zou niet passend zijn en zou het risico inhouden dat ondernemingen niet kunnen communiceren over relevante milieuaspecten of -prestaties met betrekking tot hun producten of activiteiten.

Om deze redenen en op basis van de resultaten van de raadpleging, een interne beoordeling van de gevolgen voor de lasten voor ondernemingen en verdere uitwisselingen met belanghebbenden is de optie om één standaardmethode te gebruiken om milieuclaims te staven, niet overwogen. In plaats daarvan wordt een flexibelere aanpak passend geacht, die is gebaseerd op de voorkeursoptie uit de effectbeoordeling van het initiatief betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie.

3.2.2. Effecten van de voorkeursoptie

De voorkeursoptie die voortvloeit uit de kosten-batenanalyse van de effectbeoordeling is omgezet in verschillende bepalingen, zowel in het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie als in het voorstel inzake milieuclaims. De hieronder vermelde effecten hebben betrekking op de voorkeursoptie als geheel en omvatten derhalve bepalingen uit beide voorstellen.

Het voorstel bevat maatregelen die relevant zijn voor het “one in, one out”-beginsel dat de Commissie hanteert om de administratieve lasten te verminderen en maatregelen die eerder zijn gerapporteerd en in aanmerking zijn genomen in de effectbeoordeling bij het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie.

- Verwachte effecten van het vastgestelde toepassingsgebied

In het voorstel worden minimumvereisten ingevoerd voor de staving en het communiceren van milieuclaims die onderworpen zijn aan verificatie door derden voordat de claim in een commerciële boodschap wordt gebruikt. Hoewel deze maatregel naar verwachting een einde zal maken aan misleidende of valse claims en zal bijdragen tot een goede handhaving, zal deze extra kosten met zich meebrengen voor handelaren die dergelijke claims willen doen. Het effect op kleinere ondernemingen zal naar verwachting verhoudingsgewijs groter zijn dan op grotere ondernemingen. Daarom, en om ervoor te zorgen dat de kleinste bedrijven (bv. kleine familiebedrijven die rechtstreeks aan consumenten verkopen) niet onevenredig worden getroffen door deze extra administratieve kosten, worden micro-ondernemingen (minder dan tien werknemers en een jaaromzet van maximaal 2 miljoen EUR13) in het voorstel vrijgesteld van de verplichtingen daarvan met betrekking tot de stavings- en communicatievereisten in verband met de beoordeling van de staving. Indien die kleinste ondernemingen echter een conformiteitscertificaat van de milieuclaim willen ontvangen dat in de hele Unie wordt erkend, moeten zij aan alle vereisten van dit voorstel voldoen.

Alle handelaren, met inbegrip van de kleinste ondernemingen, blijven echter onder het toepassingsgebied van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken vallen. Dit betekent dat de algemene regels inzake milieuclaims van toepassing blijven en dat de consumenten die door oneerlijke handelspraktijken worden getroffen, nog steeds klachten kunnen indienen bij de bevoegde autoriteiten en verhaal kunnen halen bij nationale en EU-rechtbanken.

Bovendien moeten de lidstaten overeenkomstig het voorstel passende maatregelen nemen om kleine en middelgrote ondernemingen te helpen de vereisten van het voorstel na te leven. Aangezien de toegang tot maatregelen als financiële, organisatorische en technische ondersteuning wordt vergemakkelijkt, zullen deze bedrijven naar verwachting worden aangemoedigd deel te nemen aan de groene transitie.

- Verwachte effecten van de vereisten inzake de staving van claims

Door claims te verbieden die niet aan de minimumcriteria voldoen, zal deze maatregel bijdragen tot de verbetering van de betrouwbaarheid van de aan de consument verstrekte informatie en dus een positief effect hebben op de besluitvorming van de consument, waardoor de keuze van producten met betere milieuprestaties wordt vergemakkelijkt en aldus het welzijn van de consument wordt vergroot. Aangezien bepaalde consumenten producten kopen die daadwerkelijk beter zijn voor het milieu, wordt verwacht dat de effecten op het milieu zeer positief zullen zijn.

Wat de gevolgen voor bedrijven betreft, moeten claims die niet aan de minimumcriteria voldoen, worden verwijderd. Het verwijderen van de claims zal aanpassingen van onder andere productverpakkingen en flyers vergen, maar dit zullen eenmalige aanpassingskosten zijn14.

Bovendien zullen bedrijven de kosten van de staving van de claims moeten dragen. Deze kosten hangen in grote mate af van het type milieuclaim dat het bedrijf vrijwillig wil doen en van het aantal producten waarvoor het bedrijf dat wil doen. Claims met betrekking tot de milieueffecten van een product gedurende de hele levenscyclus (bv. vermindering van broeikasgasemissies in de hele levenscyclus en waardeketen ervan) vereisen aanzienlijk hogere investeringen dan claims die gericht zijn op een specifiek milieuaspect (bv. gerecycled materiaal in de verpakking). Afhankelijk van de aard en de complexiteit van de claim kunnen de kosten voor het staven daarvan aanzienlijk verschillen. Zo worden de kosten voor de staving van een eenvoudige claim, bijvoorbeeld over materialen die bij de productie worden gebruikt, geraamd op 500 EUR15. Als een bedrijf bijvoorbeeld besluit een claim in te dienen over de milieuvoetafdruk van een van zijn producten en ervoor kiest een studie uit te voeren met behulp van de milieuvoetafdrukmethode van het product, zou dit ongeveer 8 000 EUR kosten (dit kan dalen tot 4 000 EUR als er regels voor de milieuvoetafdruk van een product bestaan). Als de gekozen claim bijvoorbeeld betrekking heeft op de voetafdruk van de organisatie zelf, kan het gebruik van de methode voor de milieuvoetafdruk van een organisatie om de claim te staven 54 000 EUR kosten (indien er geen sectorale regels bestaan)16.

Het blijft echter aan bedrijven om milieuclaims al dan niet op te nemen in hun vrijwillige commerciële communicatie. Dit betekent dat de bedrijven controle hebben over hun kosten door de reikwijdte van de claim (indien van toepassing) te bepalen, rekening houdend met het verwachte rendement. Kortom, de kosten van de staving zijn vrijwillig van aard voor bedrijven, aangezien zij deel uitmaken van hun marketingstrategie, waardoor de totale kosten voor de markt van de Unie moeilijk betrouwbaar zijn in te schatten.

Wat de handhavingskosten en andere kosten betreft, zullen de bevoegde autoriteiten moeten beoordelen in hoeverre de specifieke claim voldoet aan de criteria van deze optie, d.w.z. of het bedrijf dat de claim doet in het bezit is van een door een geaccrediteerde verificateur afgegeven conformiteitscertificaat. Een aantal van de ondervraagde consumentenbeschermingsinstanties gaf echter aan dat de optie tot besparingen zou kunnen leiden, aangezien er minder middelen nodig zijn om hun beoordeling van greenwashing te staven.

- Verwachte effecten van de vereisten inzake het communiceren van claims

De regels inzake communicatie zullen naar verwachting leiden tot duidelijkere en transparantere claims en zo het welzijn van de consument vergroten. Wat de kosten voor het bedrijfsleven betreft, zullen de extra kosten voor de naleving van de communicatievereisten, zodra de beoordeling ter staving van de claim is uitgevoerd, verwaarloosbaar zijn en grotendeels al bij de staving zijn gemaakt.

- Verwachte effecten van de vereisten inzake regelingen voor keurmerken

De invoering van minimumcriteria voor alle milieukeurmerken zal de transparantie en geloofwaardigheid van keurmerken vergroten (en de huidige wildgroei aan deze keurmerken vertragen of zelfs omkeren) en zal de kwaliteit van de besluitvorming van de consument verbeteren. De consument wordt ervan verzekerd dat producten met een duurzaamheidskeurmerk voldoen aan de minimumeisen inzake transparantie en geloofwaardigheid, waardoor het vertrouwen van de consument en het begrip van de keurmerken worden vergroot. Deze aanvullende eisen inzake de governance van de regelingen voor keurmerken zullen naar verwachting het aantal keurmerken verminderen, aangezien niet-robuuste regelingen zullen wegvallen. Er zij op gewezen dat de voorwaarden voor deelname aan regelingen voor milieukeurmerken voor kleine en middelgrote ondernemingen in verhouding staan tot de omvang en de omzet van die bedrijven.

De invoering van minimumcriteria voor de beoordeling van de eerlijkheid van duurzaamheidskeurmerken, zoals voorzien in optie 2.3.B, zal naar verwachting het welzijn van de consument ten goede komen. Wat de gevolgen voor bedrijven betreft, zal deze maatregel naar verwachting bijdragen tot een gelijk speelveld voor producten met keurmerken, aangezien alle producten aan dezelfde minimumcriteria moeten voldoen. Bovendien zal de maatregel bijdragen tot een gelijk speelveld voor organisaties die keurmerken beheren.

Daarnaast zal deze maatregel naar verwachting bijdragen tot het wegnemen van belemmeringen voor de grensoverschrijdende handel door te vermijden dat lidstaten de wildgroei aan keurmerken of logo’s die niet transparant of onbetrouwbaar zijn, op niet-geharmoniseerde wijze op nationaal niveau aanpakken. Dit zal leiden tot minder rechtsonzekerheid en zal de kosten voor bedrijven verlagen, aangezien deze zich binnen de interne markt aan soortgelijke regels zullen moeten houden.

Er worden enkele administratieve kosten verwacht voor de entiteiten die de keurmerken of logo’s beheren17. Deze entiteiten zullen ook te maken krijgen met aanzienlijke nalevingskosten als gevolg van het aanbrengen van de nodige wijzigingen in hun interne processen, met inbegrip van het uitvoeren van certificeringen door derden voor elke aanvraag (als zij dat niet al doen in het basisscenario). De kosten voor entiteiten die de keurmerken beheren, zoals gekwantificeerd in de effectbeoordeling, worden doorberekend aan de fabrikanten en verkopers die het keurmerk aanvragen.

Wat de indirecte kosten betreft, zullen de kosten voor het aanvragen van keurmerken naar verwachting stijgen. Anderzijds zou de toegenomen harmonisatie ertoe kunnen leiden dat geen verschillende keurmerken meer hoeven te worden aangevraagd.

De in de effectbeoordeling geraamde handhavingskosten voor overheidsdiensten zullen naar verwachting niet significant zijn, aangezien alle relevante informatie overeenkomstig de minimumcriteria online moet worden verstrekt en de keurmerken door derden moeten worden geverifieerd.

Verdere maatregelen op het gebied van keurmerken, die in aanvulling op de effectbeoordeling worden ontwikkeld, zullen een krachtige ondersteuning bieden voor de verwezenlijking van de doelstelling om een einde te maken aan de wildgroei aan regelingen voor milieukeurmerken in de EU en daarmee de werking van de interne markt te verbeteren. Door een einde te maken aan nieuwe overheidsregelingen, zullen regionale en nationale autoriteiten geen keurmerken en etiketteringsregelingen kunnen ontwikkelen die kort na de invoering van een gelijkwaardig keurmerk op EU-niveau moeten worden herzien of afgeschaft. De periode tussen de vaststelling van deze maatregel en de uitvoering ervan biedt tijd voor planning en voorkomt deze extra kosten voor overheidsinstanties. De ontwikkeling van keurmerken op EU-niveau voor dezelfde productgroepen zal ook zorgen voor een efficiënter gebruik van middelen dan wanneer deze op nationaal niveau zouden worden ontwikkeld.

Ook de ongecontroleerde invoering van nieuwe regelingen voor keurmerken die door particuliere marktdeelnemers zijn ontwikkeld, zal worden beperkt. De autoriteiten van de lidstaten zullen de ontwikkeling van dergelijke regelingen moeten valideren op basis van hun toegevoegde waarde. Dit zal naar verwachting bijdragen tot het terugdringen van de wildgroei aan regelingen. De administratieve kosten voor overheidsinstanties voor de ontwikkeling en uitvoering van de validatieprocedure zijn moeilijk in te schatten omdat er geen zekerheid is over het mogelijke aantal aanvragen. Deze maatregel brengt naar verwachting administratieve kosten voor bedrijven met zich mee voor het indienen van de informatie bij hun verzoek aan de autoriteiten van de lidstaten om een particuliere keurmerkregeling te ontwikkelen. Deze administratieve kosten zijn nog niet gerapporteerd en zijn relevant voor de toepassing van het “one in, one out”-beginsel om de administratieve lasten te verminderen. De kosten zullen naar verwachting echter niet aanzienlijk zijn, aangezien naar verwachting relatief weinig informatie zal worden ingediend, aangezien beperkingen op de invoering van dergelijke regelingen, als gevolg van de tijd tussen de datum van indiening van dit voorstel en de datum van omzetting (naar verwachting ongeveer vier jaar), vooraf zal worden aangekondigd.

Het beperken van de mogelijkheid om op keurmerken een beoordeling of score op basis van een geaggregeerde indicator van milieueffecten aan te geven tot keurmerken die op EU-niveau zijn ontwikkeld, heeft tot doel verwarring bij de consument, onjuiste informatie en een algemene wildgroei aan keurmerken terug te dringen. Het risico bestaat dat de aard van een geaggregeerde indicator kan worden gebruikt om de negatieve effecten van bepaalde parameters van het product te verbloemen met positievere effecten van andere parameters en om de consument misleidende informatie te verstrekken over de belangrijkste daadwerkelijke effecten van het product. Het is van essentieel belang om nieuwe potentiële regelingen met geaggregeerde scores op regionale of nationale schaal tegen te houden, teneinde te zorgen voor harmonisatie op de interne markt. Bovendien zijn dergelijke keurmerken doorgaans gebaseerd op verschillende methoden voor dezelfde productgroep, wat ertoe kan leiden dat hetzelfde product naargelang de regeling een verschillende score krijgt.

- Verwachte effecten van voorafgaande verificatie

Voorafgaande verificatie door onafhankelijke geaccrediteerde instanties zal de handhaving van de vereisten van het voorstel vergemakkelijken en ondersteunen zonder de middelen van de bevoegde autoriteiten buitensporig onder druk te zetten. Met het conformiteitscertificaat kunnen de lokale bevoegde autoriteiten de betrouwbaarheid van een claim op de markt gemakkelijk controleren. Klachten over claims waarvoor een geldig conformiteitscertificaat is afgegeven, kunnen sneller worden behandeld, wat zou kunnen bijdragen tot kostenbesparingen voor handhaving in vergelijking met ongewijzigd beleid.

Bedrijven die milieuclaims doen, zouden baat hebben bij het certificeringsproces van claims, omdat het in de hele EU erkende conformiteitscertificaat rechtszekerheid zou bieden en slechts één certificering binnen de EU zou vereisen, waardoor het certificeringsproces goedkoper en gemakkelijker wordt voor entiteiten die op de interne markt handel drijven.

Wat betreft administratieve kosten voor bedrijven, moeten bedrijven vooraf een conformiteitscertificaat bij een verificateur aanvragen voordat zij een milieuclaim doen. Deze administratieve kosten zullen afhangen van de omvang van elke vrijwillige claim en het verwachte aantal claims, waardoor de totale kosten voor de markt van de Unie moeilijk op betrouwbare wijze kunnen worden geraamd. Daarom zijn deze kosten nog niet gerapporteerd, ondanks dat zij relevant voor de toepassing van het “one in, one out”-beginsel om de administratieve lasten te verminderen.

- Verwachte vooruitgang in de richting van de relevante duurzameontwikkelingsdoelstellingen

Met betrekking tot SDG 12 (verantwoorde consumptie- en productie), zal de uitvoering van de voorkeursoptie in dit voorstel en in het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, naar verwachting leiden tot een toename van de aankoop van producten die de consument niet misleiden ten aanzien van hun milieueffecten. De initiatieven zullen consumenten naar verwachting beter beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken zoals greenwashing of niet-transparante vrijwillige duurzaamheidskeurmerken, die niet verenigbaar zijn met de groene transitie. Wat SDG 13 (klimaatactie) betreft, zullen de initiatieven naar verwachting leiden tot een besparing van 5‑7 Mt CO2-equivalent over een periode van 15 jaar18.

3.3. Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel is een nieuw initiatief ter aanvulling van de algemene richtlijnen inzake consumentenrechten en met name, als lex specialis, het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie. Het voorstel heeft direct tot doel de regeldruk te verminderen door de werking van de interne markt voor groene producten en bedrijven te versterken en door minimumcriteria voor milieuclaims vast te stellen. Het zal het risico op juridische versnippering van de interne markt verminderen en de rechtszekerheid vergroten. Naar verwachting zal dit vervolgens leiden tot kostenbesparingen voor bedrijven die dergelijke claims willen doen en voor de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van het consumentenrecht. Bovendien voorziet het voorstel in een herziening zes jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn, om te beoordelen of de doelstellingen ervan zijn verwezenlijkt en of verdere harmonisatie nodig is met betrekking tot de staving en het communiceren van milieuclaims teneinde deze doelstellingen op een efficiëntere manier te verwezenlijken. Het voorstel heeft betrekking op milieuclaims in zowel de fysieke als de digitale omgeving en wordt dus geacht klaar te zijn voor het digitale tijdperk.

3.4. Grondrechten

Het voorstel is in overeenstemming met artikel 38 van het Handvest van de grondrechten, op basis waarvan de EU zorg moet dragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming. Hiervoor wordt gezorgd door de betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en verifieerbaarheid van milieuclaims te waarborgen en door greenwashing en het gebruik van onbetrouwbare en niet-transparante milieuclaims en -keurmerken aan te pakken. Het voorstel zal het recht op een hoog niveau van milieubescherming en een verbetering van de kwaliteit van het milieu, zoals neergelegd in artikel 37 van het Handvest, versterken. Door greenwashing te bestrijden, zal het voorstel daarnaast zorgen voor een gelijk speelveld voor bedrijven die hun groene kenmerken ten gelde willen maken, en derhalve de vrijheid van ondernemerschap waarborgen in overeenstemming met het recht van de Unie en de nationale wetgeving en praktijken.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Voor het initiatief is tot 2027 (d.w.z. onder het huidige MFK) een begroting van in totaal ongeveer 25 miljoen EUR nodig.

Zoals uiteengezet in het financieel memorandum, zal het initiatief personeelsuitgaven en administratieve uitgaven voor de uitvoering van de richtlijn en de opstelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen met zich meebrengen.

Ook zijn kredieten nodig, die volledig zullen worden gefinancierd door herschikking van de middelen voor het LIFE-programma. Zoals uiteengezet in de tabellen in deel 3 van het financieel memorandum, dekt dit bedrag de verwerving van de datasets betreffende de milieuvoetafdruk en andere datasets die nodig zijn om bedrijven, met name kmo’s, te ondersteunen bij de naleving het voorstel inzake milieuclaims. Openbare toegang tot deze informatie voor kmo’s, grotere ondernemingen, overheidsinstanties en andere belanghebbenden zal de kosten voor de ontwikkeling en versterking van hun eigen methoden, en eventueel die voor de gebruikers van de ontwikkelde methodologieën, helpen verlagen. De toegang tot datasets betreffende de milieuvoetafdruk zal ook de uitvoering ondersteunen van andere EU-beleidsmaatregelen inzake milieuduurzaamheid en het helpen van de consument bij het maken van de juiste keuzes, zoals het voorstel voor een verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten. De verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten voorziet in de mogelijkheid om verplichte informatievereisten vast te stellen, die ook aan etiketteringsvoorschriften kunnen worden gekoppeld, en zal leiden tot betere informatiestromen door middel van digitale productpaspoorten. De datasets betreffende de milieuvoetafdruk zullen de berekening en vaststelling van informatie- en prestatievereisten in gedelegeerde handelingen in verband met die verordening duurzame producten, bijvoorbeeld met betrekking tot de koolstof- en milieuvoetafdruk, ondersteunen op basis van een geharmoniseerde reeks hoogwaardige secundaire gegevens. Samen zullen deze gegevens en wetenschappelijk onderbouwd beleid leiden tot een beter geïnformeerde consument die vertrouwen kan hebben in de door bedrijven verstrekte milieu-informatie.

5. OVERIGE ELEMENTEN — Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal uiterlijk zes jaar na de vaststelling van deze richtlijn bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin wordt beoordeeld of de doelstellingen van deze richtlijn worden bereikt. De lidstaten zullen de toepassing van deze richtlijn regelmatig moeten monitoren op basis van een overzicht van milieuclaims die bij de handhavingsautoriteiten zijn aangemeld. De lidstaten zullen die informatie jaarlijks aan de Commissie moeten verstrekken. Het Europees Milieuagentschap zal om de twee jaar een verslag met een beoordeling per lidstaat van de ontwikkeling van milieuclaims en regelingen voor keurmerken moeten publiceren.

6. Artikelsgewijze toelichting

6.1. Toepassingsgebied van het voorstel

In artikel 1 wordt het toepassingsgebied vastgesteld. Het voorstel bevat de minimumvereisten voor de staving en het communiceren van vrijwillige milieuclaims en milieukeurmerken in het kader van handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten en laat de andere wetgeving van de Unie inzake voorwaarden voor milieuclaims met betrekking tot bepaalde producten of sectoren (zoals beschreven in punt 1.2) onverlet.

6.2. Vereisten voor de staving van milieuclaims

Artikel 3 van het voorstel betreft elementen die niet in de wetgeving inzake consumentenbescherming zijn geïntegreerd, met name wat de staving van claims betreft, en voorziet in sommige gevallen in aanvullende verduidelijkingen. Overeenkomstig het voorstel moet de staving van uitdrukkelijke milieuclaims gebaseerd zijn op een beoordeling die voldoet aan de geselecteerde minimumcriteria om te voorkomen dat claims misleidend zijn, en meer bepaald dat de onderliggende beoordeling:

- gebaseerd moet zijn op erkend wetenschappelijk bewijs en de meest recente technische kennis;

- het belang van effecten, aspecten en prestaties vanuit het oogpunt van de levenscyclus moet aantonen;

- rekening moet houden met alle belangrijke aspecten en effecten voor de beoordeling van de prestaties;

- moet aantonen of de claim accuraat is voor het gehele product of alleen voor delen ervan (voor de gehele levenscyclus of alleen voor bepaalde fasen ervan, voor alle activiteiten van de handelaar of slechts voor een deel ervan);

- moet aantonen dat de claim niet gelijkstaat aan wettelijke vereisten;

- informatie moet verstrekken betreffende de vraag of het product vanuit milieuoogpunt aanzienlijk beter presteert dan wat gebruikelijk is;

- moet bepalen of een positief resultaat op een bepaald vlak tot een aanzienlijke verslechtering van een ander effect leidt;

- moet vereisen dat compensaties voor broeikasgassen op transparante wijze worden gerapporteerd;

- nauwkeurige primaire of secundaire informatie moet omvatten.

Micro-ondernemingen (ondernemingen met minder dan tien werknemers en een jaaromzet van maximaal 2 miljoen EUR1) zijn vrijgesteld van de vereisten van dit artikel, tenzij zij voor een milieuclaim een conformiteitscertificaat wensen te ontvangen, in welk geval zij aan deze vereisten moeten voldoen.

Daarnaast bevat artikel 4 nadere vereisten voor vergelijkende claims (d.w.z. claims die stellen of impliceren dat een product of een handelaar minder of meer milieueffecten heeft of met betrekking tot milieuaspecten beter of slechter presteert dan andere producten of handelaren). Die vereisten zijn de volgende:

- er moet gelijkwaardige informatie worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, ‑aspecten of ‑prestaties van de producten die worden vergeleken;

- er moeten gegevens worden gebruikt die op gelijkwaardige wijze zijn gegenereerd of verkregen voor de producten of handelaren die worden vergeleken;

- de dekking van de stadia van de waardeketen moet gelijkwaardig zijn voor de producten en handelaren die worden vergeleken en moet ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met de belangrijkste stadia voor de producten en handelaren die worden vergeleken;

- de dekking van de milieueffecten, ‑aspecten of ‑prestaties moet gelijkwaardig zijn voor de producten en handelaren die worden vergeleken en moet ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met de belangrijkste milieueffecten, ‑aspecten en ‑prestaties voor alle producten en handelaren die worden vergeleken;

- de voor de vergelijking gebruikte hypothesen moeten consistent zijn voor de producten en handelaren die worden vergeleken;

- voor vergelijkende claims betreffende een verbetering van de effecten (ten opzichte van een eerdere versie van een product) moet worden toegelicht welk effect de verbetering op andere aspecten en effecten heeft en moet het referentiejaar worden vermeld.

Voor verschillende soorten claims zullen verschillende stavingsniveaus vereist zijn. Het voorstel schrijft niet één bepaalde methode voor en vereist niet dat voor elke soort claim een volledige levenscyclusanalyse wordt uitgevoerd. Bij de beoordeling ter staving van uitdrukkelijke milieuclaims moet rekening worden gehouden met de levenscyclus van het product of met alle activiteiten van de handelaar zodat de relevante effecten waarop de claim betrekking heeft, kunnen worden bepaald en zodat de handelaar kan vermijden dat relevante milieuaspecten buiten beschouwing worden gelaten. Dit is ook noodzakelijk om na te gaan of de in de claim vermelde voordelen leiden tot een overdracht van effecten naar andere stadia van de levenscyclus of tot een aanzienlijke toename van andere milieueffecten.

Opdat de beoordeling als robuust kan worden beschouwd, moet zij primaire, bedrijfsspecifieke gegevens omvatten over relevante aspecten die in aanzienlijke mate bijdragen tot de milieuprestaties van het product of de handelaar waarnaar in de claim wordt verwezen. In sommige landen beginnen consumentenbeschermingsautoriteiten productspecifieke milieuclaims in twijfel te trekken als voor de staving geen primaire gegevens zijn gebruikt. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van de relevantie en degelijkheid van de informatie die voor de staving van claims wordt gebruikt en de inspanningen die met betrekking tot de toegankelijkheid van primaire informatie nodig zijn om die primaire informatie te verzamelen. Bij het verplicht stellen van het gebruik van primaire informatie moet rekening worden gehouden met de mate waarin de handelaar die de claim doet, het desbetreffende proces kan beïnvloeden en met de (on)beschikbaarheid van primaire informatie. Ook moet in aanmerking worden genomen of de processen worden beheerd door de handelaar die de claim doet en, als dat niet het geval is, of de handelaar toegang heeft tot primaire informatie over het proces. Als het proces niet wordt beheerd door de handelaar die de claim doet en er geen primaire informatie beschikbaar is, moet het bovendien toegestaan zijn om ook voor processen die in aanzienlijke mate tot de milieuprestaties van het product of de handelaar bijdragen secundaire informatie te gebruiken. In elk geval moeten zowel primaire gegevens als secundaire gegevens, d.w.z. gemiddelde gegevens, van een hoog kwaliteits- en nauwkeurigheidsniveau zijn.

Het wordt passend geacht klimaatgerelateerde claims op basis van compensaties op een transparantere manier aan te pakken. Daarom schrijft het voorstel voor dat, wat klimaatgerelateerde claims betreft, alle door handelaren gebruikte compensaties voor broeikasgasemissies afzonderlijk van broeikasgasemissies moeten worden gerapporteerd als aanvullende milieu-informatie, wat ook de aanpak is die in de milieuvoetafdrukmethode voor producten/organisaties wordt gevolgd. Die informatie moet ook specificeren of die compensaties betrekking hebben op emissiereducties of op emissieverwijderingen en waarborgen dat de compensaties een hoog integriteitsniveau hebben en correct zijn berekend, zodat de geclaimde impact op het klimaat op coherente en transparante wijze wordt weergegeven.

Micro-ondernemingen zijn vrijgesteld van de vereisten van dit artikel, tenzij zij voor een milieuclaim een conformiteitscertificaat wensen te ontvangen, in welk geval zij aan deze vereisten moeten voldoen.

De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van de vereisten inzake de staving van bepaalde soorten claims. Die gedelegeerde handelingen moeten in principe worden opgesteld in het licht van de resultaten van de monitoring van de evolutie van milieuclaims die op de markt worden gebruikt, zodat prioriteit kan worden gegeven aan claims die misleidend zijn voor de consument. Voor bepaalde soorten claims kan het echter noodzakelijk zijn dat de Commissie al eerder optreedt.

6.3. Vereisten voor het communiceren van milieuclaims

De bepalingen van artikel 5 zijn een antwoord op het gebrek aan betrouwbare informatie over de milieukenmerken van producten2 voor handelaren die een milieuclaim doen. Deze vereisten ondersteunen ook de doelstelling dat milieuclaims worden gedaan met betrekking tot producten of handelaren die milieuvoordelen bieden ten opzichte van de gangbare praktijk.

4.

In het voorstel wordt met name bepaald dat claims die worden gecommuniceerd:


- alleen betrekking mogen hebben op milieueffecten, ‑aspecten of ‑prestaties die overeenkomstig de stavingsvereisten van dit voorstel zijn beoordeeld en die als significant voor het betrokken product of de betrokken handelaar zijn aangemerkt;

- indien dat relevant is voor de claim die wordt gedaan, informatie moeten bevatten over de wijze waarop consumenten het product kunnen gebruiken om de milieueffecten ervan te verkleinen;

- vergezeld moeten gaan van informatie over de staving ervan (met inbegrip van informatie over het product of de activiteiten van de handelaar; de aspecten, effecten of prestaties waarop de claim betrekking heeft; andere erkende internationale normen, indien van toepassing; onderliggende studies en berekeningen; de wijze waarop de verbeteringen waarop de claim betrekking heeft, worden gerealiseerd; het conformiteitscertificaat en de contactgegevens van de verificateur).

Micro-ondernemingen zijn vrijgesteld van de vereisten van dit artikel wat het verstrekken van informatie over de staving betreft, tenzij zij voor een milieuclaim een conformiteitscertificaat wensen te ontvangen, in welk geval zij aan deze vereisten moeten voldoen.

De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen om de vereisten inzake het communiceren van bepaalde soorten claims aan te vullen indien dit noodzakelijk is ter aanvulling van de aanvullende regels inzake staving die krachtens artikel 3 zijn vastgesteld. Verder wordt in artikel 6 bepaald dat vergelijkende claims over de verbetering van een milieueffect van een product in vergelijking met een ander product van dezelfde handelaar, of een product dat de handelaar niet langer aan consumenten verkoopt, gebaseerd moeten zijn op bewijs dat de verbetering aanzienlijk is en in de afgelopen vijf jaar is verwezenlijkt.

6.4. Bepalingen inzake milieukeurmerken en regelingen voor milieukeurmerken

Deze vereisten moeten worden gezien als een aanvulling op de vereisten inzake het weergeven van een duurzaamheidskeurmerk die zijn vastgesteld in het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie en in de richtsnoeren van de Commissie betreffende de uitlegging en toepassing van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken3.

Naast de vereisten inzake de staving en het communiceren die voor alle soorten claims gelden, bouwt dit voorstel voort op de vereisten van het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument4 door milieukeurmerken die op zelfcertificering zijn gebaseerd5 te verbieden, en voorziet het in extra waarborgen om de kwaliteit van regelingen voor milieukeurmerken te verbeteren door middel van de volgende vereisten inzake transparantie en geloofwaardigheid (overeenkomstig de beleidsoptie uit de effectbeoordeling).

Artikel 7 waarborgt dat keurmerken aan de reeds in de voorgaande artikelen vastgestelde vereisten voldoen en overeenkomstig artikel 11 worden geverifieerd.

Gezien de wildgroei aan milieukeurmerken en de daaruit voortvloeiende verwarring bij de consument, de versnippering van de markt en de toegenomen lasten als gevolg van de naleving van de uiteenlopende vereisten in de lidstaten, moeten ambitieuze maatregelen worden genomen die zowel de consument als bedrijven ten goede komen. Daarom werd het in de loop van het besluitvormingsproces passend geacht dat het voorstel inzake milieuclaims, bovenop de bepalingen die zijn beoordeeld in de effectbeoordeling bij dit voorstel en het voorstel betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, voorziet in aanvullende bepalingen om de toename van het aantal milieukeurmerken tegen te gaan, met name in een verbod op keurmerken die een rating of score geven die gebaseerd is op een geaggregeerde indicator die een cumulatief milieueffect weergeeft, tenzij die keurmerken op EU-niveau zijn ingesteld.

Artikel 8 bevat nadere vereisten voor regelingen voor milieukeurmerken. Die vereisten zijn relatief vergelijkbaar met de governancecriteria van een aantal bekende en gerenommeerde publieke en particuliere regelingen voor duurzaamheidskeurmerken, en omvatten:

- vereisten inzake de transparantie en toegankelijkheid van informatie over de eigendom, het besluitvormingsorgaan en de doelstellingen;

- de vereiste dat de criteria die aan de toekenning van keurmerken ten grondslag liggen, door deskundigen zijn ontwikkeld en door belanghebbenden zijn geëvalueerd;

- het bestaan van een mechanisme voor de behandeling van klachten en de beslechting van geschillen;

- procedures voor het aanpakken van niet-naleving en de mogelijkheid om keurmerken in te trekken of te schorsen in geval van aanhoudende en flagrante niet-naleving.

Om dezelfde redenen als hierboven vermeld met betrekking tot de wildgroei aan milieukeurmerken en de daaruit voortvloeiende verwarring bij de consument, bevat artikel 8 ook aanvullende bepalingen om de wildgroei aan regelingen voor milieukeurmerken tegen te gaan, met name:

- een verbod op het invoeren van nieuwe nationale of regionale regelingen van overheidsinstanties;

- een procedure voor de validering van nieuwe regelingen die door particuliere exploitanten in de EU en derde landen zijn ingesteld en die door de nationale autoriteiten moeten worden beoordeeld en alleen mogen worden gevalideerd als zij een meerwaarde bieden wat betreft hun milieuambitie, hun dekking van milieueffecten, productgroepen of sectoren en hun vermogen om de groene transitie van kmo’s te ondersteunen in vergelijking met de bestaande regelingen op regionaal, nationaal of Unieniveau.

Nieuwe overheidsregelingen uit derde landen die men op de markt van de Unie wil gebruiken, moeten voldoen aan de vereisten van dit voorstel en moeten vooraf worden aangemeld en door de Commissie worden goedgekeurd om ervoor te zorgen dat die regelingen een meerwaarde hebben wat betreft hun milieuambitie en dekking van milieueffecten, productgroepen of sectoren.

Artikel 9 bevat de vereisten voor de evaluatie van milieuclaims door handelaren.

6.5. Voorafgaande verificatie van milieuclaims en regelingen voor keurmerken

In artikel 10 wordt uiteengezet op welke manier de staving en het communiceren van milieuclaims en milieukeurmerken door derden moet worden geverifieerd en gecertificeerd met het oog op de naleving van de vereisten van deze richtlijn voordat de claim in een commerciële boodschap wordt gebruikt. Die voorafgaande verificatie van claims die zijn ingediend door de onderneming die er gebruik van wil maken, wordt verricht door een officieel geaccrediteerde instantie (“de verificateur”). Deze maatregel zal ervoor zorgen dat de betrouwbaarheid van elke claim waaraan de consument wordt blootgesteld, is geverifieerd. Het voorstel bevat ook gedetailleerde vereisten waaraan verificateurs moeten voldoen om door de lidstaten te kunnen worden geaccrediteerd.

Zodra de verificatie van een ingediende claim is voltooid, geeft de verificateur al dan niet een conformiteitscertificaat af. Dit certificaat zal in de hele EU worden erkend, door de lidstaten worden gedeeld via het Informatiesysteem interne markt6 en bedrijven in staat stellen de claim in de hele interne markt te gebruiken in commerciële boodschappen aan de consument. Het conformiteitscertificaat voor claims zal bedrijven de zekerheid bieden dat hun gecertificeerde claim niet zal worden betwist door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat. Deze procedure zal ook van toepassing zijn op de verificatie van regelingen voor keurmerken wat betreft de naleving van de bepalingen inzake governance. De Commissie zal de bevoegdheid krijgen om een uitvoeringshandeling vast te stellen waarin het formaat van het conformiteitscertificaat voor claims wordt gespecificeerd.

In artikel 11 wordt bepaald dat de verificateur een officieel geaccrediteerde7 onafhankelijke instantie moet zijn die geen belangenconflicten heeft, zodat een onafhankelijk oordeel wordt gewaarborgd, en die de grootste mate van beroepsintegriteit heeft. De verificateur moet beschikken over de nodige deskundigheid, uitrusting en infrastructuur om de verificaties te verrichten en over voldoende gekwalificeerd personeel dat zich aan het beroepsgeheim houdt.

6.6. Kleine en middelgrote ondernemingen

Gezien de context van programma’s waarvan kleine en middelgrote ondernemingen kunnen profiteren, zorgt artikel 12 ervoor dat met dergelijke initiatieven rekening wordt gehouden en dat passende maatregelen worden genomen om kmo’s te helpen, onder andere wat betreft financiële steun, toegang tot financiering, gespecialiseerde opleidingen voor managers en personeel en organisatorische en technische bijstand.

6.7. Handhaving van de bepalingen

In artikel 13 wordt bepaald dat elke lidstaat één of meer geschikte bevoegde autoriteiten moet aanwijzen die verantwoordelijk zullen zijn voor de handhaving van de bepalingen van dit voorstel. Aangezien de mechanismen voor consumentenbescherming van lidstaat tot lidstaat verschillen, is het beter dat de lidstaten zelf de meest efficiënte bevoegde autoriteit aanwijzen voor de handhaving, die ook inspecties, sancties en gerechtelijke stappen omvat. Op die manier laat het voorstel de lidstaten de mogelijkheid om voor de bestaande mechanismen in het kader van de wetgeving inzake consumentenbescherming te kiezen.

Indien op hun grondgebied meer dan één bevoegde autoriteit wordt aangewezen, moeten de lidstaten met het oog op de efficiëntie de taken van elke bevoegde autoriteit verduidelijken en geschikte communicatie- en coördinatiemechanismen opzetten.

Artikel 14 omschrijft de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot het verrichten van onderzoek en het handhaven van de vereisten. Het gaat onder meer om de bevoegdheid om relevante informatie met betrekking tot een inbreuk in te zien, om toegang te eisen tot relevante informatie om vast te stellen of er sprake is van een inbreuk, om onderzoeken of procedures in te stellen, om handelaren te verplichten remedies toe te passen en maatregelen te nemen om een einde te maken aan een inbreuk, om in voorkomend geval stakingsbevelen vast te stellen en om sancties op te leggen.

In artikel 15 wordt bepaald dat de bevoegde autoriteiten ook verantwoordelijk zijn voor de monitoring van de naleving van het voorstel wat de interne markt betreft. De bevoegde autoriteiten moeten regelmatig controles van claims en regelingen voor keurmerken uitvoeren (op basis van openbaar toegankelijke verslagen) en moeten claims en regelingen voor keurmerken die een risico op inbreuken inhouden, evalueren. In artikel 16 worden de mechanismen voor de behandeling van klachten en de vereisten met betrekking tot de toegang tot de rechter beschreven.

Wat het aanpakken van inbreuken betreft, bevat artikel 17 een reeks verplichtingen die de lidstaten moeten naleven bij de vaststelling van hun sanctieregeling. De sanctie moet afhangen van de aard, de ernst, de omvang en de duur van de inbreuk, het opzettelijke of nalatige karakter van de inbreuk, de financiële draagkracht van de verantwoordelijke partij, de uit de inbreuk voortvloeiende economische voordelen en eventuele eerdere inbreuken of andere verzwarende factoren. Er moet ook rekening worden gehouden met de sancties die reeds voor dezelfde inbreuk in andere lidstaten zijn opgelegd.

Artikel 18 regelt de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie. Artikel 19 betreft de comitéprocedure.

Artikel 20 bevat de vereisten voor de monitoring, die gebaseerd moet zijn op een door de lidstaten verstrekt overzicht van onjuiste milieuclaims en -keurmerken. Het EEA zal om de twee jaar een verslag publiceren met een beoordeling van de ontwikkeling van milieuclaims in elke lidstaat afzonderlijk en in de Unie als geheel. De bepalingen voorzien ook in een evaluatie van de richtlijn.