Toelichting bij COM(2022)667 - Rechtsbescherming van modellen (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2022)667 - Rechtsbescherming van modellen (herschikking).
bron COM(2022)667 NLEN
datum 28-11-2022
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het recht op industriële modellen beschermt de uiterlijke kenmerken van een product. Industriële modellen maken een product aantrekkelijk. Visuele aantrekkingskracht is een van de belangrijkste factoren die beïnvloeden of de consument het ene of het andere product verkiest. Goed ontworpen producten creëren voor producenten een aanzienlijk concurrentievoordeel. Om innovatie en het creëren van nieuwe productmodellen in het digitale tijdperk te stimuleren, is er steeds meer behoefte aan toegankelijke, toekomstbestendige, doeltreffende en consistente rechtsbescherming van modelrechten.

Het systeem van modelbescherming in Europa is meer dan twintig jaar oud. De wetgeving van de lidstaten betreffende industriële modellen is gedeeltelijk geharmoniseerd bij Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 (hierna “de richtlijn” genoemd). Naast de nationale stelsels voor de bescherming van modellen is bij Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 (hierna “de verordening” genoemd) een op zichzelf staand systeem voor de bescherming van eenvormige rechten met gelijke werking in de hele EU opgezet. De verordening is tot dusver slechts eenmaal gewijzigd (in 2006) om uitvoering te geven aan de toetreding van de EU tot de Overeenkomst van ’s-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid.

Daarnaast bestaat er nog steeds een overgangsregeling betreffende de bescherming van modellen voor vervangingsonderdelen. Aangezien hierover geen overeenstemming kon worden bereikt, bevat de richtlijn een “freeze-plus”-clausule op grond waarvan de lidstaten hun bestaande wetgeving over de vraag of vervangingsonderdelen voor bescherming in aanmerking komen, niet hoeven in te trekken totdat wijzigingen van de richtlijn op voorstel van de Commissie zijn aangenomen. Zij mogen echter alleen wijzigingen in die wetgeving aanbrengen die ten doel hebben de markt voor vervangingsonderdelen te liberaliseren.

Een voorstel dat de Commissie in 2004 heeft ingediend 1 om de modelbescherming van zichtbare vervangingsonderdelen te harmoniseren door in de richtlijn een “reparatieclausule” op te nemen (zoals al in de verordening is opgenomen), kreeg in de Raad onvoldoende steun, ondanks overweldigende steun van het Europees Parlement 2 . Het voorstel is in 2014 ingetrokken.

Overeenkomstig de agenda van de Commissie voor betere regelgeving 3 om het EU-beleid regelmatig te evalueren, is de Commissie in 2014 met een evaluatie van de werking van de systemen voor de bescherming van modellen in de EU gestart, waarbij een uitgebreide economische en juridische beoordeling heeft plaatsgevonden, gestaafd door een reeks onderzoeken. Op 11 november 2020 heeft de Raad van de Europese Unie conclusies aangenomen over het beleid inzake intellectuele eigendom en de herziening van het stelsel van tekeningen en modellen van nijverheid in de EU 4 . De Raad heeft de Commissie verzocht voorstellen in te dienen voor de herziening van de EU-wetgeving inzake modellen, teneinde de stelsels voor modelbescherming te moderniseren en modelbescherming aantrekkelijker te maken voor individuele ontwerpers en bedrijven, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

Op basis van de eindresultaten van de evaluatie 5 heeft de Commissie in haar mededeling van 25 november 2020, met de titel “Het innovatiepotentieel van de EU optimaal benutten. Een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen”, 6 aangekondigd dat zij de EU-wetgeving inzake modelbescherming zou herzien, na de succesvolle hervorming van de EU-wetgeving betreffende merken. Op 25 juni 2021 heeft de Raad opnieuw conclusies over het beleid inzake intellectuele eigendom 7 aangenomen, waarin hij er bij de Commissie op aandrong prioriteit te geven aan de tijdige indiening van een voorstel om zo snel mogelijk de wetgeving inzake tekening en modellen van nijverheid te herzien en te moderniseren. Voorts heeft het Europees Parlement in zijn ondersteunende advies over het actieplan inzake intellectuele eigendom benadrukt dat het nu twintig jaar oude systeem voor de bescherming van modellen aan herziening toe is 8 .

Dit initiatief wordt in het kader van het programma voor gezonde regelgeving (Refit) als een pakket beschouwd en heeft als belangrijkste gemeenschappelijke doelstelling met het parallelle voorstel tot wijziging van de verordening het bevorderen van excellentie op het gebied van ontwerp, het bevorderen van innovatie en het bevorderen van het concurrentievermogen in de EU. Dit moet gebeuren door te waarborgen dat het systeem voor de bescherming van modellen in het digitale tijdperk geschikt is voor het beoogde doel en voor individuele ontwerpers, kmo’s en ontwerpintensieve bedrijfstakken aanzienlijk toegankelijker en doeltreffender wordt in de zin van lagere kosten en geringere complexiteit, grotere snelheid, grotere voorspelbaarheid en rechtszekerheid.

Dit initiatief tot herschikking van de richtlijn is met name ingegeven door de volgende doelstellingen:

–modernisering en verbetering van de bestaande bepalingen van de richtlijn, door verouderde bepalingen te wijzigen, de rechtszekerheid te vergroten en het toepassingsgebied en de beperkingen van modelrechten te verduidelijken;

–het realiseren van een betere onderlinge aanpassing van de nationale wetgeving en procedures op het gebied van modellen om de interoperabiliteit en complementariteit met het stelsel van het Gemeenschapsmodel te versterken, door verdere materiële regels toe te voegen en de belangrijkste procedurele regels in de richtlijn op te nemen overeenkomstig de bepalingen van de verordening;

–voltooiing van de eengemaakte markt voor vervangingsonderdelen door in de richtlijn een reparatieclausule op te nemen, zoals reeds in de verordening is opgenomen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel strekt tot intrekking en vervanging van de bestaande Richtlijn 98/71/EG. Samen met het parallelle voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 vormt dit voorstel een samenhangend pakket ter uitvoering van het actieplan inzake intellectuele eigendom, met als doel de huidige EU-wetgeving betreffende modelbescherming te moderniseren en verder te harmoniseren.

Met het oog op een betere afstemming van de nationale bepalingen betreffende modelbescherming op de regels die voor de succesvolle EU-modellenregeling gelden, wordt met dit voorstel beoogd een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 6/2002 in de richtlijn op te nemen om daar te worden weerspiegeld en de mate van samenhang tussen deze twee instrumenten te vergroten. Dit voorstel is ook in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten. Dit geldt met name voor de bepalingen betreffende namaakgoederen tijdens doorvoer en de bepalingen betreffende procedures zoals vereisten betreffende de aanvraag en de datum van indiening, en administratieve nietigheidverklaringsprocedures.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is in overeenstemming met en vormt een aanvulling op Verordening (EU) nr. 461/2010 (de groepsvrijstellingsverordening motorvoertuigen of MVBER) op het gebied van antitrustbeleid. De voorgestelde liberalisering van de markt voor vervangingsonderdelen kan ertoe bijdragen dat de antitrustregeling de daadwerkelijke mededinging op de hele markt voor vervangingsonderdelen, onderhoud en reparaties van voertuigen beschermt en zo de voordelen daarvan voor bedrijven en consumenten op de aftermarket van de automobielsector ten volle benut. Het voorstel is ook in overeenstemming met en vormt een aanvulling op de inspanningen in het kader van het initiatief voor duurzame producten ter bevordering van reparaties en de circulaire economie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel is gebaseerd op artikel 114, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dat het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid geeft om maatregelen vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De vastgestelde problemen houden verband met de aanzienlijke verschillen in het regelgevingskader, die een gelijk speelveld voor EU-bedrijven niet mogelijk maken of juist verstoren, met verdere negatieve gevolgen voor het concurrentievermogen van deze bedrijven en dat van de EU als geheel (bv. voor vervangingsonderdelen). Daarom is het raadzaam maatregelen vast te stellen die de relevante voorwaarden voor de werking van de eengemaakte markt kunnen verbeteren. Dergelijke maatregelen om het huidige niveau van harmonisatie via de richtlijn uit te breiden, kunnen alleen op EU-niveau worden genomen, niet in de laatste plaats gezien de noodzaak om de samenhang met het stelsel van het Gemeenschapsmodel te waarborgen.

In dit verband moet in aanmerking worden genomen dat het stelsel van het Gemeenschapsmodel is ingebed in het Europees modellenstelsel, dat gebaseerd is op het beginsel van co-existentie en complementariteit tussen nationale modelbescherming en modelbescherming in de hele EU. Hoewel de verordening voorziet in een volledig systeem waarin alle kwesties van materieel en procesrecht zijn geregeld, is het huidige niveau van onderlinge aanpassing van de wetgeving dat in de richtlijn tot uiting komt, beperkt tot bepaalde bepalingen van materieel recht. Om een doeltreffende en duurzame co-existentie en complementariteit tussen de betrokken componenten te waarborgen, moet in Europa een volledig, harmonieus stelsel van modelbescherming tot stand worden gebracht met soortgelijke materiële regels waarbij ten minste de belangrijkste procedurele bepalingen verenigbaar zijn. Wat specifiek de bescherming van modellen voor vervangingsonderdelen betreft, moet hieraan worden toegevoegd dat de voltooiing van de interne markt voor vervangingsonderdelen alleen op EU-niveau kan worden bereikt. Uit de meer dan twintig jaar ervaring met de “freeze-plus”-clausule in de richtlijn is geen sterke tendens naar harmonisatie op vrijwillige basis door de lidstaten (ondanks de invoering van een reparatieclausule in iets meer lidstaten) of naar zelfregulering door de sector gebleken.

Maatregelen op EU-niveau zouden het systeem voor de bescherming van modellen in Europa als geheel aanzienlijk toegankelijker en doeltreffender voor bedrijven maken, met name voor kmo’s en individuele ontwerpers. Daarnaast zouden hiermee de resterende lacunes op de eengemaakte markt voor vervangingsonderdelen verder worden gedicht, zeer ten voordele van de consument, die dan tegen lagere prijzen uit concurrerende onderdelen kan kiezen.

Evenredigheid

De toevoeging van gerichte harmonisatie, met name voor de registratie- en nietigverklaringsprocedures, betreft in het bijzonder de belangrijkste bepalingen op procedurele gebieden waarvan belanghebbenden hebben aangegeven dat het het hardst nodig is om deze op de relevante bepalingen van de verordening af te stemmen. In de effectbeoordeling is ook naar de optie van een volledige harmonisatie van alle modelbepalingen (optie 4.2) gekeken, maar deze optie werd beschouwd als niet in verhouding staand tot de werkelijke behoeften (zie punt 6.4 van de effectbeoordeling).

Wat de kwestie van de bescherming van vervangingsonderdelen betreft, wordt de invoeging van een reparatieclausule via de voorkeursoptie 1.2 beschouwd als de meest evenredige manier om de eengemaakte markt op basis van het beginsel van liberalisering te voltooien. Dergelijke maatregelen op EU-niveau brengen geen onmiddellijke kosten met zich mee. Alleen in die lidstaten die momenteel vervangingsonderdelen beschermen, zijn rechtshandelingen voor de liberalisering van de aftermarket nodig, om deze bescherming op te heffen. Van alle overwogen opties zijn de administratieve kosten van optie 1.2 dan ook het laagst. Door in een overgangsperiode van tien jaar te voorzien waarin bestaande modelrechten beschermd blijven, zullen voertuigfabrikanten bovendien de kans krijgen hun marktgedrag aan te passen met een minimum aan risico voor of verstoring van investeringen en innovatie. Deze optie is ook voldoende voorzichtig wat betreft de kwestie van de grondrechten en internationale verplichtingen (zie punt 8.1 van de effectbeoordeling).

Keuze van het instrument

Dit voorstel is bedoeld om te voorzien in gerichte wijzigingen van Richtlijn 98/71/EG om bepaalde tekortkomingen aan te pakken. Aangezien het voorgestelde instrument een herschikking van de richtlijn is, is hetzelfde rechtsinstrument het meest geschikt.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De Commissie heeft een algemene evaluatie van de huidige richtlijn en verordening uitgevoerd, die in november 2020 is gepubliceerd 9 . Daarin werd geconcludeerd dat de EU-wetgeving betreffende modelbescherming aan de doelstellingen voldeed en nog steeds grotendeels geschikt was voor het beoogde doel.

Met betrekking tot Richtlijn 98/71/EG heeft de evaluatie echter een aantal tekortkomingen aan het licht gebracht, met name een nog steeds sterk versnipperde markt voor vervangingsonderdelen omdat de bepalingen betreffende modelbescherming voor onderdelen die voor de reparatie van complexe producten worden gebruikt, niet zijn geharmoniseerd. Dit bleek tot aanzienlijke rechtsonzekerheid te leiden, de mededinging ernstig te verstoren en de kosten voor de consument op te drijven. Tijdens de evaluatie zijn ook inconsistenties aangetroffen betreffende de inschrijving van modellen en procedures tot nietigverklaring in enerzijds de modelwetgeving van de lidstaten en anderzijds met de verordening. Deze hebben negatieve gevolgen voor de interoperabiliteit van de systemen voor modelbescherming in de EU.

Op basis van de bevindingen van de evaluatie heeft de Europese Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd en daarna besloten de wetgeving te herzien. De verschillende stappen van de effectbeoordeling, vanaf de vaststelling van problemen en de oorzaken daarvan tot de vaststelling van doelstellingen en mogelijke beleidsopties, zijn gebaseerd op de bevindingen van het evaluatieverslag.

Raadpleging van belanghebbenden

Tussen 18 december 2018 en 30 april 2019 is een uitgebreide eerste openbare raadpleging 10 gehouden om voldoende bewijsmateriaal en standpunten van belanghebbenden te verzamelen om de evaluatie van de modelwetgeving van de EU te ondersteunen en vast te stellen in welke mate die wetgeving werkt zoals beoogd en nog steeds geschikt voor het beoogde doel kan worden geacht. Bijna twee derde van de respondenten was van mening dat het systeem van modelbescherming in de EU (nationaal systeem voor modellen in het kader van de richtlijn en stelsel van het Gemeenschapsmodel samen) goed werkt. Tegelijkertijd wees bijna de helft van de respondenten op onbedoelde gevolgen of tekortkomingen van de richtlijn en/of de verordening.

Naast de uitgebreide raadpleging betreffende de evaluatie heeft de Commissie tussen 29 april en 22 juli 2021 een tweede openbare raadpleging 11 gehouden om aanvullend bewijsmateriaal en aanvullende standpunten van belanghebbenden over specifieke kwesties en mogelijke opties en de effecten daarvan te verzamelen, ter ondersteuning van de herziening van de wetgeving betreffende modellen.

De bij de raadplegingen vastgestelde tekortkomingen zijn in het voorstel in aanmerking genomen en aangepakt.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De effectbeoordeling betreffende de herziening van Richtlijn 98/71/EG en Verordening (EG) nr. 6/2002 was gebaseerd op twee belangrijke externe onderzoeken, waarin zowel de economische 12 als de juridische 13 aspecten van de werking van de systemen voor modelbescherming in de EU zijn onderzocht. Wat de bescherming van vervangingsonderdelen in het bijzonder betreft, werd de effectbeoordeling bovendien gestaafd door nog twee onderzoeken over het effect van de bescherming op de prijs en prijsspreiding 14 en op de structuur van de markt voor vervangingsonderdelen voor motorvoertuigen in de EU 15 . Verdere ondersteunende informatie is verkregen uit nauwe samenwerking met het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en verschillende onderzoeken en verslagen van het EUIPO, alsook uit andere beschikbare onderzoeken en gegevensverzamelingen van nationale of internationale overheidsinstanties, waaronder nationale bureaus voor intellectuele eigendom, academici of andere belanghebbenden.

Effectbeoordeling

Aangezien dit voorstel samen met het voorstel tot herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002 in een pakket wordt gepresenteerd, heeft de Commissie een gezamenlijke effectbeoordeling uitgevoerd voor dit voorstel en het parallelle voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 16 . De effectbeoordeling is op 27 oktober aan de Raad voor regelgevingstoetsing voorgelegd en heeft op 26 november 2021 een positief advies van deze Raad ontvangen. In de definitieve effectbeoordeling is rekening gehouden met de opmerkingen in dat advies.

In de effectbeoordeling heeft de Commissie twee belangrijke problemen onderzocht:

1. De verstoring van de handel binnen de EU en belemmeringen van de mededinging in sommige lidstaten wat vervangingsonderdelen betreft.

2. Het ontmoedigen van bedrijven, met name kmo’s en individuele ontwerpers, om op EU- of nationaal niveau inschrijving van modelbescherming aan te vragen — vanwege de hoge kosten, lasten en vertragingen bij het verkrijgen van bescherming en de beperkte voorspelbaarheid in dit kader.

Sommige aspecten van het tweede probleem (achterhaalde procedures voor de inschrijving van Gemeenschapsmodellen (IGM’s) en suboptimale taksen die voor IGM’s moeten worden betaald) moeten bij de parallelle herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002 worden aangepakt, maar de kwestie van vervangingsonderdelen (eerste probleem) en de kwestie van uiteenlopende (procedurele) bepalingen moeten bij de herziening van Richtlijn 98/71/EG worden behandeld.

De volgende opties zijn overwogen om het probleem van de vervangingsonderdelen op te lossen en om de doelstelling van openstelling van de aftermarket voor vervangingsonderdelen voor mededinging aan te pakken:

·Optie 1.1: volledige liberalisering van alle modellen, dat wil zeggen de markt voor vervangingsonderdelen die moeten “matchen”, moet in de hele EU voor mededinging worden opengesteld, waarbij deze markt tot zowel bestaande als nieuwe modellen wordt uitgebreid. Deze optie houdt in dat in de richtlijn een “reparatieclausule” wordt opgenomen, zoals in artikel 110, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002, en dat de identieke reproductie voor reparatie van beschermde delen van samengestelde producten wordt toegestaan. De ingevoegde reparatieclausule moet zowel voor de toekomst als voor het verleden rechtsgevolg hebben (d.w.z. van toepassing zijn op modellen die vóór en na de inwerkingtreding ervan zijn ingeschreven).

·Optie 1.2: onmiddellijke volledige liberalisering voor nieuwe modellen, gevolgd door volledige liberalisering voor oude modellen na een overgangsperiode van tien jaar. Deze optie brengt dezelfde wijzigingen met zich mee als de vorige optie, behalve dat de reparatieclausule die in de richtlijn moet worden opgenomen, alleen voor de toekomst rechtsgevolg heeft (d.w.z. alleen van toepassing is op modellen waarvoor na de inwerkingtreding inschrijving wordt aangevraagd). Modellen die reeds vóór de inwerkingtreding zijn ingeschreven, moeten dan gedurende een overgangsperiode van tien jaar beschermd blijven.

·Optie 1.3: volledige liberalisering van nieuwe modellen. Net als bij de vorige optie heeft bij deze optie de reparatieclausule die in de richtlijn moet worden opgenomen, alleen voor de toekomst rechtsgevolg. Voor bestaande modelrechten die vóór de inwerkingtreding zijn ingeschreven, verandert de situatie niet en hiervoor geldt derhalve maximaal 25 jaar bescherming.

De volgende opties zijn overwogen om het probleem van uiteenlopende procedurele regels op te lossen en de complementariteit en interoperabiliteit van de communautaire en de nationale modelsystemen te verbeteren:

·Optie 4.1: gedeeltelijke verdere onderlinge aanpassing van nationale wetgevingen en de samenhang daarvan met het IGM-systeem. Deze optie houdt in dat aan de richtlijn bepalingen worden toegevoegd betreffende bepaalde aspecten van het modelrecht die in de richtlijn nog niet aan bod komen en waarvan belanghebbenden hebben vastgesteld dat harmonisatie het dringendst is, met name wat betreft procedures, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 6/2002. De toevoeging van de belangrijkste procedureregels aan de richtlijn moet worden gecombineerd met de verdere aanpassing van enkele specifieke materieelrechtelijke aspecten (afgezien van de kwestie van de vervangingsonderdelen) overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 6/2002.

·Optie 4.2: volledige harmonisatie van de nationale modelwetgevingen en procedures op dit gebied. Deze optie houdt hetzelfde in als optie 4.1, maar omvat tevens de resterende aspecten van het materiële modelrecht en de desbetreffende procedures die deel uitmaken van Verordening (EG) nr. 6/2002 maar niet van de richtlijn.

In dit verband is ook nagegaan hoe een dergelijke verdere aanpassing kan worden nagestreefd: op vrijwillige basis (subopties 4.1a en 4.2a) of op verplichte basis, d.w.z. op basis van een EU-wetgevingsmaatregel die de lidstaten ertoe verplicht hun modelwetgeving op elkaar af te stemmen (subopties 4.1b en 4.2b).

Op basis van het resultaat van de effectbeoordeling wordt de voorkeur gegeven aan optie 1.2 in combinatie met optie 4.1b.

Optie 1.2 houdt de belofte in na de overgangsperiode van tien jaar potentiële besparingen voor consumenten te realiseren op markten waar momenteel geen reparatieclausule van kracht is, variërend van 340 miljoen tot 544 miljoen EUR per jaar als gevolg van prijsconcurrentie (tijdens de overgangsperiode van tien jaar zullen de voordelen met 4 tot 13 miljoen EUR per jaar toenemen tot 40 miljoen tot 130 miljoen EUR in het laatste jaar). Tijdens de overgangsperiode van tien jaar zal volledige liberalisering van de markt voor nieuwe modellen de mededinging en de markttoegang voor auto-onderdelen die van buiten zichtbaar zijn en bij een aanrijding vaak beschadigd raken, voor nieuwe auto’s bevorderen. Na de overgangsperiode van tien jaar zullen zowel leveranciers van originele onderdelen (OES’s, orginal equipment suppliers) als onafhankelijke leveranciers (niet-OES’s) van een aanzienlijk grotere operationele vrijheid profiteren, waardoor zij hun marktpositie kunnen versterken en kunnen consolideren.

Optie 4.1b zal het voor ondernemingen en ontwerpers gemakkelijker en goedkoper maken om in alle lidstaten modelbescherming te verkrijgen, met name wanneer belangrijke procedurele regels in overeenstemming met de verordening aan de richtlijn worden toegevoegd. Dit zal de voorspelbaarheid verder vergroten, de kosten voor het beheer van multinationale IE-portefeuilles helpen verminderen en het gemakkelijker en goedkoper maken om ongeldige modellen uit het register te laten schrappen. Een dergelijke verdere aanpassing van de wetgevingen zal ook nog meer positieve gevolgen hebben voor de samenwerking tussen EUIPO en nationale IE-bureaus binnen het bestaande kader dat is vastgelegd in artikel 152 van Verordening (EU) 2017/1001 inzake het Uniemerk.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel tot herschikking van Richtlijn 98/71/EG en het parallelle voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 zijn opgenomen in bijlage II bij het werkprogramma van de Commissie voor 2022 17 . Zij maken derhalve deel uit van het programma voor gezonde regelgeving (Refit).

Dit voorstel heeft tot doel de systemen voor de bescherming van modellen in de EU met het oog op het digitale tijdperk te actualiseren en deze voor aanvragers en degenen die ongeldige modellen nietig willen laten verklaren, toegankelijker en doeltreffender te maken. Wat de digitalisering betreft, zal de voorgestelde harmonisatie van de vereisten voor de afbeelding van modellen aanvragers in staat stellen hun modellen waar dan ook op duidelijke en nauwkeurige wijze te reproduceren, met gebruikmaking van algemeen beschikbare technologie. Dit zal met name de indiening van nieuwe digitale modellen vergemakkelijken. Wat vereenvoudiging betreft, zal de voorgestelde verdere harmonisatie bedrijven in staat stellen om overal op nationaal niveau meervoudige aanvragen in te dienen waarbij verschillende modellen in één aanvraag worden gecombineerd, zonder zich te moeten beperken tot producten van dezelfde aard. Hoewel dit het leven voor aanvragers van modelbescherming duidelijk zal vergemakkelijken, kunnen de voordelen niet worden gekwantificeerd, aangezien deze hoofdzakelijk afhankelijk zullen zijn van op nationaal niveau vastgestelde vergoedingen. Bovendien belooft de afschaffing van het onderzoek ambtshalve van vroegere techniek op nationaal niveau (om voor hetzelfde niveau van toegankelijkheid tot bescherming te zorgen als op EU-niveau) de duur van de registratieprocedures in de lidstaten waar dit nog wordt uitgevoerd, aanzienlijk te verkorten. Bedrijven zullen dus veel sneller en tegen lagere kosten bescherming kunnen krijgen. Daarnaast moet de (verplichte) invoering van nietigverklaringsprocedures die door een nationale dienst moeten worden uitgevoerd, om een ongeldige modelinschrijving te laten annuleren zonder zich tot de rechter te hoeven wenden, leiden tot een duidelijke verbetering voor zowel concurrenten als rechthebbenden aangezien deze procedures minder ingewikkeld en goedkoper zullen zijn.

Dit voorstel heeft ook tot doel de eengemaakte markt voor vervangingsonderdelen te voltooien door een reparatieclausule in te voeren waarin deze onderdelen van modelbescherming worden vrijgesteld. De volledige liberalisering van de markt voor vervangingsonderdelen belooft de consument aanzienlijke voordelen te bieden in de vorm van een grotere keuze en lagere prijzen.

Relevante kostenbesparingen worden in tabel 8.1 van de effectbeoordeling gespecificeerd en samengevat.

Grondrechten

Het initiatief moet de mogelijkheden voor ontwerpers om hun rechten te beschermen verbeteren met positieve gevolgen voor de grondrechten, zoals het recht op eigendom en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Om het systeem voor de bescherming van modellen in de EU evenwichtiger te maken, is het ook de bedoeling om in een robuustere catalogus van beperkingen van de modelrechten en in de opneming van een reparatieclausule te voorzien, waarbij met overwegingen in verband met eerlijkheid en mededinging rekening wordt gehouden.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie en gaat daarom niet van een financieel memorandum vergezeld zoals bepaald in artikel 35 van het Financieel Reglement (Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012).

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal toezicht houden op de EU-markt voor vervangingsonderdelen om na te gaan of de invoering van een reparatieclausule die voor de hele EU geldt, inderdaad tot de voorspelde besparingen leidt. Zij zal ook overwegen specifieke onderzoeken en enquêtes uit te voeren om de ontwikkelingen op het gebied van prijsstelling en met name het gedrag van klanten te volgen.

Wat de verdere onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen betreft, zal de Commissie de kennisgevingen van de lidstaten betreffende de omzetting van maatregelen nauwkeurig bekijken en vertragingen of inconsistenties niet ongemoeid laten. Wanneer alle regels naar behoren zijn omgezet, zal een reeks relevante indicatoren, als bedoeld in punt 9 van de effectbeoordeling, voor evaluatie in aanmerking worden genomen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Toelichtende stukken zijn niet vereist, aangeziende bepalingen van de richtlijn voor de beoogde ontvangers niet complex van aard zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Aangezien het hier gaat om een voorstel tot herschikking van Richtlijn 98/71/EG, richt de onderstaande toelichting zich uitsluitend op nieuwe bepalingen of bepalingen die moeten worden gewijzigd.

1.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen


- Definitie van model en voortbrengsel (artikel 2)

Als onderdeel van de algemene bepalingen worden geactualiseerde en gedetailleerdere definities van de begrippen voortbrengsel en model voorgesteld. Deze actualisering, verduidelijking en verruiming van de huidige definities hebben tot doel het voorstel voor een herschikte richtlijn toekomstbestendig te maken in het licht van de technologische vooruitgang en meer rechtszekerheid en transparantie te bieden wat betreft het voorwerp dat voor modelbescherming in aanmerking komt.

2.

Hoofdstuk 2: Materieel modellenrecht


- Modelbescherming uitsluitend door inschrijving (artikel 3)

De huidige richtlijn staat de lidstaten toe ook modelbescherming in niet-ingeschreven vorm te verlenen 18 . Voorgesteld wordt deze discretionaire bevoegdheid te schrappen door de modelbescherming te beperken tot bescherming door inschrijving. Aangezien er uniforme bescherming in de vorm van het niet-ingeschreven EU-model beschikbaar is, is er geen daadwerkelijke behoefte aan parallelle (mogelijk uiteenlopende) niet-ingeschreven bescherming.

- Aanvang van bescherming (artikel 10)

Om bestaande inconsistenties weg te werken, wordt verduidelijkt dat de bescherming van een model pas begint met de inschrijving in het register.

- Recht op een ingeschreven model (artikelen 11 en 12)

Er worden nieuwe bepalingen voorgesteld betreffende het recht op het ingeschreven model, met inbegrip van het vermoeden van eigendom, die overeenkomstig de artikelen 14 en 17 van Verordening (EG) nr. 6/2002 moeten worden toegevoegd.

- Gronden voor niet-inschrijving en reikwijdte van het inhoudelijk onderzoek (artikelen 13 en 29)

Om de reikwijdte van het inhoudelijke onderzoek in de hele EU volledig op het onderzoek op EUIPO-niveau (artikel 47 van Verordening (EG) nr. 6/2002) af te stemmen, moeten de gronden voor niet-inschrijving uitputtend worden uiteengezet, waarbij wordt gewaarborgd dat de procedure voor het verkrijgen van een ingeschreven model minimale kosten en moeite voor aanvragers genereert, zoals bij het EUIPO.

- Nietigheidsgronden (artikel 14)

Voorgesteld wordt facultatieve bepalingen in verplichte bepalingen om te zetten om de voorspelbaarheid en consistentie met het stelsel voor EU-modelbescherming te vergroten.

- Voorwerp van de bescherming (artikel 15)

Met het oog op meer rechtszekerheid wat betreft de “zichtbaarheidsvereiste” wordt een specifieke bepaling voorgesteld, die aan de richtlijn moet worden toegevoegd (naast overweging 17), op grond waarvan (alleen) modelbescherming wordt verleend aan de uiterlijke kenmerken die in de inschrijvingsaanvraag zichtbaar zijn weergegeven.

Verder wordt (in de nieuwe overweging 18) verduidelijkt dat vormkenmerken niet op een bepaald moment of in bepaalde omstandigheden zichtbaar hoeven te zijn om bescherming te verkrijgen, behalve voor onderdelen die bij normaal gebruik van een samengesteld voortbrengsel niet zichtbaar zijn.

- Omvang van de inhoud van het modelrecht (artikel 16)

Om houders van een modelrecht in staat te stellen de uitdagingen als gevolg van de toegenomen toepassing van 3D-printtechnologieën doeltreffender aan te pakken, wordt voorgesteld het toepassingsgebied van de modelrechten dienovereenkomstig aan te passen.

Bovendien wordt het, na de hervorming van de EU-wetgeving inzake merken (nieuw artikel 10, lid 4, van Richtlijn (EU) 2015/2436), van belang geacht om, met het oog op de doeltreffende bestrijding van de nog steeds toenemende activiteiten op het gebied van namaak, aan het rechtskader voor industriële modellen een overeenkomstige bepaling toe te voegen op grond waarvan houders van rechten kunnen verhinderen dat namaakproducten via het grondgebied van de EU worden doorgevoerd of in een andere douanesituatie worden geplaatst zonder daar in het vrije verkeer te worden gebracht.

- Vermoeden van geldigheid (artikel 17)

Met het oog op een grotere samenhang met Verordening (EG) nr. 6/2002 (artikel 85, lid 1) wordt voorgesteld ook een bepaling over het vermoeden van geldigheid aan de richtlijn toe te voegen.

- Beperking op het modelrecht (artikel 18)

Om een beter evenwicht betreffende legitieme belangen te waarborgen en rekening te houden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) 19 , wordt voorgesteld de lijst van toegestane vormen van gebruik aan te vullen door referentiegebruik en kritiek en parodie toe te voegen.

- Reparatieclausule (artikel 19)

Om uiteindelijk de bestaande overgangsregeling te beëindigen en de eengemaakte markt voor vervangingsonderdelen te voltooien, wordt voorgesteld in de richtlijn een reparatieclausule op te nemen die vergelijkbaar is met die van artikel 110 van Verordening (EG) nr. 6/2002. De toepassing van deze clausule is uitdrukkelijk beperkt tot (vormafhankelijke) onderdelen van complexe producten die moeten passen, om rekening te houden met het arrest van het HvJ-EU in de zaak Acacia 20 .

Bovendien moet uitdrukkelijk worden vermeld dat de reparatieclausule alleen als verweer tegen vorderingen wegens inbreuk kan worden gebruikt als de consument naar behoren is geïnformeerd over de oorsprong van het voortbrengsel dat voor de reparatie van het samengestelde voortbrengsel moet worden gebruikt.

Om de legitieme belangen van de houders van bestaande modelrechten te behartigen, mag de reparatieclausule alleen voor de toekomst (onbeperkt) rechtsgevolg hebben, terwijl de bescherming van bestaande rechten gedurende een overgangsperiode van tien jaar wordt gewaarborgd.

- Verweer op basis van voorgebruik (artikel 21)

Er wordt een recht van voorgebruik ingevoerd overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EG) nr. 6/2002. Dit verweer tegen inbreuk beschermt degenen die vóór de datum van voorrang van een ingeschreven model te goeder trouw in een model hebben geïnvesteerd en dus een rechtmatig belang hebben bij het in de handel brengen van de voortbrengselen, ook al valt de verschijningsvorm ervan onder de bescherming van het ingeschreven model.

- Cumulatiebeginsel (artikel 23)

Het beginsel van cumulatie van modellen en auteursrechtelijke bescherming wordt gehandhaafd, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat sinds de vaststelling van de oorspronkelijke wetgeving vooruitgang is geboekt met de harmonisatie op het gebied van het auteursrecht.

- Vermelding betreffende het model (artikel 24)

Aan houders van ingeschreven modellen wordt een vermelding betreffende het model ter beschikking gesteld, zodat zij het publiek kunnen informeren over de inschrijving van een model.

3.

Hoofdstuk 3: Procedures


In overeenstemming met Richtlijn (EU) 2015/2436 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten wordt aan de richtlijn een reeks belangrijke procedurevoorschriften toegevoegd.

- Afbeeldingsvereisten (artikel 26)

Om te waarborgen dat voor de afbeelding van modellen dezelfde toekomstbestendige voorschriften voor een duidelijke en nauwkeurige afbeelding van modellen in de hele EU gelden, wordt een reeks gedetailleerde bepalingen voorgesteld, die aan de richtlijn moeten worden toegevoegd.

- Meervoudige aanvragen (artikel 27)

Voorgesteld wordt in de mogelijkheid te voorzien om verscheidene modellen in één aanvraag te combineren, zoals momenteel ook is bepaald in artikel 37 van Verordening (EG) nr. 6/2002, zonder de voorwaarde dat de gecombineerde modellen betrekking hebben op voortbrengselen van dezelfde klasse van de Locarno-classificatie, zoals ook is voorgesteld in de overeenkomstige wijziging van de verordening.

- Opschorting van bekendmaking (artikel 30)

Overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EG) nr. 6/2002 wordt voorgesteld te voorzien in de mogelijkheid om te verzoeken om opschorting van de bekendmaking van een modelaanvraag voor een periode van dertig maanden vanaf de datum van indiening van de aanvraag.

- Administratieve nietigverklaringsprocedures (artikel 31)

Zoals ingevoerd voor procedures tot vervallen- of nietigverklaring van merken uit hoofde van artikel 45 van Richtlijn (EU) 2015/2436, moeten de lidstaten in een administratieve procedure voorzien om de geldigheid van de inschrijving van een model aan te vechten, die door hun diensten voor intellectuele eigendom moet worden afgehandeld. In sommige lidstaten kan de geldigheid van een ingeschreven model alleen in een gerechtelijke procedure worden aangevochten. Deze systemen zijn omslachtiger en duurder.


98/71/EG (aangepast)