Toelichting bij COM(2022)418 - Goedkeuring van de wijziging van de bijlagen I, II en III bij de Overeenkomst met Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

1 Dit voorstel betreft een wijziging van de bijlagen I, II en III bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken.

De overeenkomst beoogt een doeltreffender samenwerking tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tot stand te brengen, Krachtens de overeenkomst verleent de aangezochte staat, op verzoek van de verzoekende staat, verplicht wederzijdse rechtshulp in strafzaken in verband met strafrechtelijk onderzoek, vervolging en andere procedures, waaronder gerechtelijke procedures.

2 De overeenkomst is ondertekend op 30 november en 15 december 2009, onder voorbehoud van de sluiting ervan. De overeenkomst is gesloten bij Besluit 2010/616/EU van de Raad van 7 oktober 2010 en is op 2 januari 2011 in werking getreden.

De bijlagen bij de overeenkomst bevatten een lijst van de centrale autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen (bijlage I); de autoriteiten die krachtens het recht van de staten bevoegd zijn om verzoeken om wederzijdse rechtshulp op grond van de overeenkomst in te dienen (bijlage II); en de aanvaarde talen (bijlage III).

Overeenkomstig artikel 30 van de overeenkomst maken de bijlagen bij de overeenkomst daar integraal onderdeel van uit.

Het is nu aan de orde om de bijlagen bij de overeenkomst bij te werken, aangezien rekening moet worden gehouden met enkele wijzigingen van de nationale autoriteiten van de lidstaten. De lidstaten hebben het secretariaat-generaal van de Raad in kennis gesteld van de noodzaak van dergelijke wijzigingen. Dit besluit bevat door de lidstaten voorgestelde wijzigingen.

3 Daarnaast is Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad op 20 november 2017 in werking getreden. In artikel 104, lid 3, van die verordening is bepaald dat internationale overeenkomsten met een of meer derde landen die door de Unie zijn gesloten of waartoe de Unie is toegetreden overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op gebieden die onder de bevoegdheid van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) vallen, bindend zijn voor het EOM. In het licht van deze bepaling is een actualisering van de bijlagen bij de overeenkomst noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het EOM bij de uitoefening van zijn bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 22, 23 en 25 van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad wordt erkend als een autoriteit die bevoegd is om verzoeken om wederzijdse rechtshulp op grond van de overeenkomst in te dienen, te verzenden, te ontvangen en te beantwoorden.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit is de enige internationale overeenkomst op EU-niveau inzake justitiële samenwerking in strafzaken waarin in de bijlagen een lijst van bevoegde en centrale autoriteiten en aanvaarde talen is opgenomen. Voorts biedt artikel 104, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad de rechtsgrondslag voor de erkenning van het EOM als centrale en bevoegde autoriteit voor de toepassing van de overeenkomst.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

n.v.t.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel is gebaseerd op artikel 82, lid 1, punt d), in samenhang met artikel 218, lid 6, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Alleen de Raad kan, op voorstel van de Commissie, de bijlagen bij de overeenkomst wijzigen.

Evenredigheid

Dit voorstel is beperkt tot hetgeen nodig is om ervoor te zorgen dat de bijlagen bij de overeenkomst actueel zijn. Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Besluit van de Raad op grond van artikel 218, lid 6, VWEU.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

n.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

Dit besluit bevat wijzigingen betreffende nationale autoriteiten die moeten worden opgenomen in de bijlagen bij de overeenkomst, zoals voorgesteld door de lidstaten.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

n.v.t.

Effectbeoordeling

Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd omdat het voorstel betrekking heeft op de bestaande overeenkomst tussen de EU en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken, waarvan de bijlagen nu worden bijgewerkt om rekening te houden met de door de lidstaten en (voor het EOM) de Commissie voorgestelde feitelijke wijzigingen in de bijlagen I, II en III van de overeenkomst.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

n.v.t.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

n.v.t.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

n.v.t.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

n.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

Dit voorstel bevat een gewijzigde tekst van de bijlagen I, II en III bij de overeenkomst, die het volgende bevat: de lijst van de centrale autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen (bijlage I); de autoriteiten die krachtens het recht van de staten bevoegd zijn om verzoeken om wederzijdse rechtshulp op grond van de overeenkomst in te dienen (bijlage II); en de aanvaarde talen (bijlage III). De bijlagen bevatten ook een nieuw orgaan van de Unie — het Europees Openbaar Ministerie.