Toelichting bij COM(2022)293 - Standpunt EU tijdens de buitengewone vergadering van de Conferentie over het Energiehandvest op 24 juni 2022 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2022)293 - Standpunt EU tijdens de buitengewone vergadering van de Conferentie over het Energiehandvest op 24 juni 2022. |
---|---|
bron | COM(2022)293 |
datum | 13-06-2022 |
Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de buitengewone vergadering van de Conferentie over het Energiehandvest op 24 juni 2022 in Brussel. Op die vergadering zullen een aantal handelingen worden vastgesteld met betrekking tot: i) wijziging van het reglement van orde van de Conferentie over het Energiehandvest, ii) intrekking van de status van de Russische Federatie als waarnemer bij de Conferentie over het Energiehandvest, en iii) opschorting van de voorlopige toepassing van het Verdrag inzake het Energiehandvest (hierna “EHV” genoemd) met betrekking tot Belarus en opschorting van de status van Belarus als waarnemer bij het EHV.
2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
2.1. Het Verdrag inzake het Energiehandvest (EHV)
Het EHV is een multilaterale handels- en investeringsovereenkomst die van toepassing is op de energiesector, die in december 1994 door de EU is ondertekend en in april 1998 in werking is getreden. Het EHV bevat bepalingen inzake de bescherming van investeringen, de handel in energiegrondstoffen en energieproducten, doorvoer en geschillenbeslechting. Het EHV voorziet ook in een kader voor internationale samenwerking tussen 55 verdragsluitende partijen (waaronder de EU en Euratom, 27 EU-lidstaten1, Japan, Zwitserland, Turkije, de meeste landen van de voormalige Sovjet-Unie, met uitzondering van de Russische Federatie2, en enkele landen van de Westelijke Balkan).
Het EHV is oorspronkelijk opgezet als een kader voor internationale samenwerking tussen Europese landen en andere geïndustrialiseerde landen met het doel het energiepotentieel van de Midden- en Oost-Europese landen te ontsluiten en de energievoorzieningszekerheid van de EU veilig te stellen.
De belangrijkste bepalingen van het EHV betreffen de bescherming van investeringen, de handel in energiegrondstoffen en energieproducten, doorvoer en geschillenbeslechting.
Alle staten of regionale organisaties voor economische integratie die het EHV hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden, zijn lid van de Conferentie over het Energiehandvest, die regelmatig bijeenkomt om kwesties te bespreken die van invloed zijn op de samenwerking op energiegebied tussen de ondertekenaars van het EHV, om de tenuitvoerlegging van de bepalingen van het EHV en het Protocol bij het Energiehandvest betreffende energie-efficiëntie en daarmee verband houdende milieuaspecten te evalueren, en om mogelijke nieuwe instrumenten en gezamenlijke activiteiten binnen het kader van het Energiehandvest te overwegen.
De Conferentie over het Energiehandvest zorgt ervoor dat de doelstellingen van het EHV worden verwezenlijkt. De Conferentie over het Energiehandvest vergemakkelijkt, overeenkomstig het EHV en de bijbehorende protocollen, de coördinatie van passende algemene maatregelen ter verwezenlijking van de beginselen van het Energiehandvest.
Iedere partij heeft één stem en de stemprocedure van de Conferentie over het Energiehandvest verschilt naargelang het behandelde onderwerp.
Dit voorstel voor een besluit overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU heeft betrekking op het namens de Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de beoogde handelingen in de Conferentie over het Energiehandvest.
2.2. Namens de Unie in te nemen standpunt
2.1.1. 2.2.1. Wijziging van het reglement van orde van de Conferentie over het Energiehandvest
Tijdens de vergadering van 7 april 2022 heeft het comité van beheer van het EHV de Conferentie over het Energiehandvest aanbevolen de goedkeuring te overwegen van de wijziging van het reglement van orde zodat het in bepaalde omstandigheden mogelijk is de waarnemersstatus van een staat of internationale organisatie in te trekken of op te schorten. Artikel 36 (“Stemprocedure”) van het EHV is alleen van toepassing op besluiten uit hoofde van het EHV, terwijl de status van waarnemer bij de Conferentie over het Energiehandvest gedeeltelijk is geregeld in het reglement van orde van de Conferentie over het Energiehandvest. Daarom wordt voorgesteld de volgende tekst toe te voegen aan het voorgestelde nieuwe punt e) met betrekking tot de mogelijkheid om een waarnemersstatus in te trekken of op te schorten en de respectieve stemregels te verduidelijken:
“III. WAARNEMERS
Inhoudsopgave
[...] e) De Conferentie kan bij consensus de waarnemersstatus van een land of internationale organisatie opschorten of intrekken in geval van ernstige en voortdurende schending van de beginselen van het Europees Energiehandvest of het Internationaal Energiehandvest, naargelang het handvest dat door het land of de internationale organisatie is ondertekend, of in geval van aanhoudend verzuim de financiële verplichtingen uit hoofde van het Internationaal Energiehandvest na te leven.
Indien geen consensus kan worden bereikt, wordt het in dit lid bedoelde besluit van de Conferentie genomen met een drievierdemeerderheid van de tijdens de vergadering van de Conferentie aanwezige en aan de stemming deelnemende Verdragsluitende Partijen, voor zover deze een gewone meerderheid van de Verdragsluitende Partijen vertegenwoordigen.”
De werkgroep bestuurskwesties heeft op 16 mei 2022 aanbevolen de bovengenoemde voorgestelde wijziging (CC 742) uiterlijk op 5 juni schriftelijk ter goedkeuring aan de Conferentie voor te leggen, rekening houdend met de conclusies van het comité van beheer (bericht 1952).
Met dit besluit van de Conferentie over het Energiehandvest worden de aanbevelingen tot wijziging van artikel 7 van het reglement van orde aangenomen die het comité van beheer en de werkgroep bestuurskwesties op respectievelijk 7 april 2022 en 16 mei 2022 hebben gedaan.
Overeenkomstig afdeling VIII van de slotakte van de Conferentie over het Europees Energiehandvest is deze verantwoordelijk voor het nemen van besluiten over verzoeken tot ondertekening van de politieke verklaring van 1991. Besluiten over deze kwestie zijn tot dusver bij consensus genomen.
Gezien het bovenstaande moet het namens de Unie in te nemen standpunt erin bestaan de wijziging te bevestigen.
2.1.2. 2.2.2. Intrekking van de waarnemersstatus van de Russische Federatie bij de Conferentie
De EU moet de goedkeuring van de intrekking van de waarnemersstatus van de Russische Federatie op basis van de goedkeuring van het gewijzigde procedurevoorschrift 7 steunen. De intrekking is zowel op grond van de schending van beginselen als op grond van de niet-naleving van financiële verplichtingen gerechtvaardigd.
2.1.3. 2.2.3. Opschorting van de voorlopige toepassing van het EHV met betrekking tot Belarus
Tijdens zijn vergaderingen van 28 april en 2 juni 2022 heeft het comité van beheer de bespreking voortgezet over de opschorting van de voorlopige toepassing van het EHV, zoals door Oekraïne gevraagd.
Dat Rusland het grondgebied van Belarus mag gebruiken bij de agressie tegen Oekraïense kerncentrales alsook tegen de opslagfaciliteiten voor radioactief afval, het gastransportsysteem, kolenmijnen, waterkrachtcentrales en olieraffinaderijen en olievoorraden, kan worden beschouwd als een wezenlijke inbreuk (“schending van een bepaling die van wezenlijk belang is voor de uitvoering van het verdrag wat zijn voorwerp of doel betreft” [artikel 60, lid 3, punt b), van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht]) van de artikelen 3, 7, 18 en 19 van het EHV.
De verdragsluitende partijen die zijn vertegenwoordigd in de Conferentie over het Energiehandvest zullen worden verzocht te besluiten i) de voorlopige toepassing van het EHV met betrekking tot Belarus op te schorten, ii) het secretariaat van het Energiehandvest te verzoeken de depositaris en Belarus formeel in kennis te stellen, en iii) de waarnemersstatus van Belarus op te schorten.
De EU moet de opschorting van de voorlopige toepassing van het EHV met betrekking tot Belarus steunen en het secretariaat van het Energiehandvest verzoeken de depositaris en Belarus hiervan formeel in kennis te stellen. De EU moet ook de opschorting van de waarnemersstatus van Belarus steunen.
3. Rechtsgrondslag
3.1. Procedurele rechtsgrondslag
3.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, VWEU voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”3.
3.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
De Conferentie over het Energiehandvest is een orgaan dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag inzake het Energiehandvest.
De beoogde, door de Conferentie over het Energiehandvest goed te keuren handelingen hebben rechtsgevolgen. De wijziging van de stemprocedure van de Conferentie over het Energiehandvest is bindend voor ten minste de instellingen van het Verdrag inzake het Energiehandvest.
Ook de intrekking van de waarnemersstatus van de Russische Federatie en de opschorting van de voorlopige toepassing van het EHV met betrekking tot Belarus hebben juridisch bindende gevolgen en vallen bijgevolg onder artikel 218, lid 9, VWEU, omdat zij van invloed zijn op de concrete samenstelling van het EHV.
De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
3.2. Materiële rechtsgrondslag
3.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
3.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en de inhoud van de beoogde handelingen hebben in de eerste plaats betrekking op energie.
De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 194 VWEU.
3.3. Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 194, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
2022/ ()