Toelichting bij COM(2022)223 - Financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (herschikking) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2022)223 - Financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (herschikking). |
---|---|
bron | COM(2022)223 |
datum | 16-05-2022 |
• Motivering en doel van het voorstel
Het Financieel Reglement 1 omvat de beginselen en algemene financiële regels voor de vaststelling en uitvoering van de begroting van de Unie en de controle op de financiën van de Unie. Het Financieel Reglement van 2018 was het resultaat van een ingrijpende herziening, waarbij de vorige uitvoeringsvoorschriften in één rulebook zijn samengevoegd. De herziening heeft de flexibiliteit vergroot, de financiële regels aanzienlijk vereenvoudigd en de weg vrijgemaakt voor de voorstellen in het kader van het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027. Er is tijd nodig om het potentieel van deze eenvoudigere regels ten volle aan te wenden bij de uitvoering van de programma’s en instrumenten voor 2021-2027, bijvoorbeeld wat betreft de “single audit”-benadering, wederzijds vertrouwen in audits en beoordelingen, vereenvoudigde kostenopties, minder administratieve lasten en resultaatgerichtheid. Als financiële regels té vaak worden gewijzigd, leidt dit tot onzekerheid voor de ontvangers van EU-middelen.
Daarom stelt de Commissie nu een gerichte wijziging voor waarbij een juist evenwicht wordt nagestreefd door te focussen op veranderingen die echt noodzakelijk zijn. De belangrijkste reden voor deze herziening is de noodzaak om het Financieel Reglement in overeenstemming te brengen met het MFK-pakket en om één rulebook voor de uitgaven van de Unie te behouden, wat betekent dat alle algemene financiële regels zijn opgenomen in het Financieel Reglement. Dit zal de instellingen van de Unie en de ontvangers van middelen van de Unie meer rechtszekerheid bieden. Het voorstel houdt ook rekening met de verklaringen van de EU-instellingen in het kader van het MFK.
Daarnaast bevat het voorstel gerichte verbeteringen en vereenvoudigingen. Hiermee wordt ingespeeld op verbeterpunten die zijn vastgesteld sinds de inwerkingtreding van het Financieel Reglement 2018 en in sommige gevallen op recente gebeurtenissen en trends. De verbeteringen vloeien voort uit de lessen die zijn getrokken uit de COVID-19-pandemie en zijn gericht op crisisbeheersing. Ze zijn er ook op gericht de financiële belangen van de EU beter te beschermen (bijvoorbeeld door meer in te zetten op digitalisering), beter bij te dragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de EU en voor meer vereenvoudiging te zorgen voor ontvangers van middelen van de Unie.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit voorstel volgt op de goedkeuring van het MFK-pakket en is bedoeld om de regels die moeten worden gebruikt bij de uitvoering van de programma’s en instrumenten voor de periode 2021-2027 en daarna, verder te verbeteren.
Het voorstel houdt rekening met bepaalde afwijkingen van het huidige Financieel Reglement waartoe de Uniewetgever tijdens de MFK-onderhandelingen heeft besloten, met name wat betreft sectorale wetgeving. Eenvoudigere en verbeterde financiële EU-regels moeten er ook voor zorgen dat het beleid in de praktijk meer impact heeft en meer resultaten oplevert.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Het voorstel is gebaseerd op artikel 322, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
De vaststelling van de algemene financiële regels van de EU valt onder de exclusieve bevoegdheid van de EU.
• Evenredigheid
Dit voorstel brengt het Financieel Reglement in overeenstemming met het MFK-pakket 2021-2027 en omvat gerichte verbeteringen en vereenvoudigingen. Het bevat geen regels die niet noodzakelijk zijn om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Raadpleging van belanghebbenden
Van juli tot oktober 2021 vond een openbare raadpleging over de voorgestelde wijziging van het Financieel Reglement plaats. Er werden 38 bijdragen geleverd. Deze waren afkomstig van een groot aantal belanghebbenden, onder meer uit het grote publiek, de autoriteiten van de lidstaten, internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties en bedrijfsverenigingen.
Wat een sterkere bescherming van de financiële belangen van de Unie betreft, zouden de meeste respondenten voorstander zijn van aanvullende transparantie- en beschermingsmaatregelen. Zij vonden flexibiliteit en evenredigheid noodzakelijk en hechtten belang aan vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en een samenhangend gebruik van de bestaande instrumenten. De deelnemers stonden over het algemeen positief tegenover mogelijke verbeteringen van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting (EDES). Over het algemeen waren de respondenten er voorstander van dat de Commissie de nodige zorgvuldigheid aan de dag legt om ervoor te zorgen dat de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd, het toepasselijke recht van de Unie en overeengekomen internationale en Unienormen naleven. Ten slotte wilden de belanghebbenden het Financieel Reglement een grotere rol toebedelen met het oog op het vermijden van conflicterende belangen op beroepsvlak bij gegadigden of inschrijvers. Interne richtsnoeren voor EU-personeel kunnen hierbij echter ook een rol spelen.
De respondenten waren het erover eens dat bepaalde regels voor de uitvoering van programma’s moeten worden vereenvoudigd en verduidelijkt om de administratieve lasten te verminderen. De belanghebbenden stonden positief tegenover maatregelen met betrekking tot: i) de beveiliging en strategische autonomie van de EU; ii) financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand, waarbij er duidelijke steun is voor gestroomlijnde rapportageverplichtingen; en iii) digitale controles en audits, waarbij de belanghebbenden erkenden dat menselijk toezicht nodig blijft.
Wat crisisbeheersing betreft, vonden de respondenten dat de aanbestedingsregels moeten worden verbeterd op basis van de lessen die uit de COVID-19-crisis zijn getrokken. De belanghebbenden zijn nader ingegaan op mogelijke wijzigingen, bijvoorbeeld extra flexibiliteit om contracten te wijzigen, het aanvaarden van elektronische documenten en het faciliteren van steun voor mondiale initiatieven en programma’s.
De Commissie heeft deze feedback zorgvuldig bestudeerd en grotendeels in het ontwerpvoorstel verwerkt.
• Effectbeoordeling
Overeenkomstig de verklaring van de Commissie over toekomstige herzieningen van het Financieel Reglement 2 is geen effectbeoordeling vereist. Het Financieel Reglement voorziet in de algemene regels en het instrumentarium voor de uitvoering van uitgavenprogramma’s en -instrumenten van de EU. De herzieningen van de wetgeving hebben dan ook geen directe economische, ecologische of sociale gevolgen die effectief kunnen worden geanalyseerd in een effectbeoordeling. Effectbeoordelingen hebben alleen toegevoegde waarde als er beleidskeuzes moeten worden gemaakt over specifieke uitgavenprogramma's en -instrumenten die aan het door het Financieel Reglement geboden regelgevend kader moeten voldoen. In plaats daarvan heeft de Commissie, zoals gebruikelijk, een openbare raadpleging gehouden over dit voorstel. De Commissie heeft ook voortgebouwd op de operationele ervaring en de getrokken lessen, met name om de aan te pakken kwesties en de toegevoegde waarde van de Unie in kaart te brengen en te analyseren.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
De herziening van het Financieel Reglement valt niet onder het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit). Door de financiële regels van de EU te vereenvoudigen, te verbeteren en af te stemmen op het MFK-pakket 2021-2027, draagt de herziening echter aanzienlijk bij tot de agenda voor betere regelgeving. De voorgestelde benadering is volledig in overeenstemming met het kader voor betere regelgeving en de werkzaamheden van de Commissie op het gebied van vereenvoudiging.
Zo wordt in het voorstel verwezen naar digitale audits en opkomende technologieën om, met behoud van flexibiliteit, het bredere gebruik ervan aan te moedigen. In het voorstel wordt ook rekening gehouden met lessen die uit de COVID-19-crisis zijn getrokken met betrekking tot aanbestedingen (bv. gezamenlijke aanbesteding, aanbesteding namens de lidstaten, gebruik van een aankoopcentrale, aanbesteding met meerdere contractanten voor hetzelfde soort goederen of diensten, elektronische facturering en betere regels voor externe deskundigen). Het voorstel bevat ook vereenvoudigingsmaatregelen voor subsidies (bv. vereenvoudigde vormen van subsidies, eenvoudigere regels voor het inzetten van vrijwilligers, een eenvoudigere berekening om aan te tonen dat het winstverbod wordt nageleefd, en een eenvoudigere procedure voor de toekenning van humanitaire hulp). Het uiteindelijke doel van al deze maatregelen is de administratieve lasten voor aanvragers en ontvangers van EU-middelen te verminderen, zonder extra risico’s te creëren voor het goed financieel beheer van de EU-begroting.
Ook micro-ondernemingen vallen binnen het toepassingsgebied van het voorstel. Dergelijke ondernemingen kunnen begunstigden van EU-middelen zijn en moeten daarom de algemene financiële regels naleven. De regels voor de financieringsperiode 2021-2027 maken het voor micro-ondernemingen al gemakkelijker om deel te nemen. Zo heeft de Commissie onlangs de regels van het Financieel Reglement betreffende vereenvoudigde financieringsvormen gebruikt om een besluit vast te stellen op grond waarvan eigenaren van micro-ondernemingen hun personeelskosten kunnen declareren op basis van vooraf bepaalde eenheidskosten in het kader van een financieringsprogramma, zonder dat zij bewijsstukken hoeven te verstrekken voor de gedeclareerde eenheidskosten. Bovendien doet het voorstel de kosten op sommige gebieden dalen voor ondernemingen, die vaak micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zijn. Met het voorstel wordt een betere toepassing van het evenredigheidsbeginsel nagestreefd door onder meer te steunen op de zorgvuldigheid van partners die de begroting in indirect beheer uitvoeren. Dit zou een flexibelere benadering inzake micro-, kleine en middelgrote ondernemingen mogelijk maken. Meer in het algemeen moeten veel van de gerichte vereenvoudigingsmaatregelen ten goede komen aan alle, dus ook kleine en middelgrote, ondernemingen.
• Grondrechten
Het voorstel is in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Artikelsgewijze toelichting
Inhoudsopgave
·Afstemming op het MFK (algemeen): sommige verwijzingen naar de basishandelingen van 2021-2027 en andere wetgeving zijn toegevoegd aan het Financieel Reglement. Daarnaast wordt met het oog op een soepele uitvoering van de MFK-verordening 3 voorgesteld bepaalde afwijkingen van de in de sectorale basishandelingen vastgelegde begrotingsbeginselen in het Financieel Reglement op te nemen in overeenstemming met de “één rulebook”-benadering (artikelen 12, 14, 15 en 18, artikel 32, lid 2, artikel 41, lid 2, artikel 44, leden 1 en 3, artikel 48, lid 2, artikel 54, artikel 96, leden 1 en 2, artikel 97, lid 3, artikel 106, lid 1, artikel 115, lid 3, artikel 214, lid 3, artikel 250, lid 1, punt b), en artikel 253, lid 1, punt c), van het Financieel Reglement). Om gevolg te geven aan de gezamenlijke verklaring over de mogelijke opneming van de inhoud van de verordening algemene conditionaliteit 4 , wordt bovendien een verwijzing naar deze verordening toegevoegd onder titel II betreffende de beginselen waarvan de sectorale wetgeving niet kan afwijken (artikel 6).
·Opnemen en verstrekken van leningen: het voorstel is erop gericht de verslaglegging te verbeteren overeenkomstig gezamenlijke verklaring 2020/C 444 I/06 5 , zodat er meer transparantie is en de samenwerking met de begrotingsautoriteit gemakkelijker verloopt. Met de voorgestelde wijziging worden de rapportageverplichtingen voor opgenomen en verstrekte leningen gestroomlijnd. De huidige praktijk wordt gecodificeerd door in het document bij de afdeling van de begroting betreffende de Commissie een volledig overzicht van de door de Commissie opgenomen en verstrekte leningen op te nemen (artikel 52, lid 1).
·Bestemmingsontvangsten: het voorstel is erop gericht de transparantie en zichtbaarheid van externe bestemmingsontvangsten in de begeleidende documenten bij de begroting te vergroten, overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring (artikel 22, lid 1, en artikel 41, leden 3 en 8). Bedoeling is ook het beheer van aanvullende bijdragen (waaronder vrijwillige bijdragen) van de lidstaten te vergemakkelijken (artikel 21, lid 2) om te voorkomen dat lidstaten om betaling moet worden verzocht nog voor er werkelijke betalingsbehoeften zijn.
·Financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties: het voorstel moet voor meer juridische duidelijkheid zorgen door: i) inconsistenties en redundanties in het huidige Financieel Reglement aan te pakken; ii) de werking van voorzieningen en begrotingsgaranties beter te weerspiegelen; en iii) relevante regels te actualiseren (artikel 2, punt 9, nieuw artikel 2, punt 15, nieuw artikel 2, punt 33, nieuw artikel 212, lid 3, artikel 212, lid 5, artikel 213, lid 4, artikel 221, artikel 223, lid 6, en nieuw artikel 213, lid 5).
·Bovendien wordt in het voorstel de verslaglegging gestroomlijnd om overlappingen en inconsistenties te voorkomen. Het voorstel versterkt de rapportageverplichtingen in een werkdocument dat als bijlage bij de ontwerpbegroting en het geïntegreerde financiële verslag uit hoofde van artikel 253, lid 1, wordt gevoegd. Deze stroomlijning houdt ook in dat het huidige artikel 250 moet worden geschrapt. Ten slotte versterkt het voorstel artikel 218 door een aantal bepalingen van het oude artikel 41, lid 5, over te hevelen naar artikel 218. Dit zorgt ervoor dat er geen twee parallelle verslagen met een vergelijkbare inhoud over het gemeenschappelijk voorzieningsfonds moeten worden opgesteld (nieuw artikel 41, lid 5, punt g), artikel 210, lid 3, en artikel 218).
·In het voorstel wordt ook verduidelijkt hoe voorzieningen en begrotingsgaranties zich verhouden tot de definities en regels inzake begrotingsvastleggingen, juridische verbintenissen, ontvangers en bekendmaking van informatie over ontvangers (artikel 2, punten 38 en 58, artikel 7, lid 4, artikel 10, lid 3, artikel 38, lid 3, punt c), artikel 112, lid 2, artikel 113, lid 1, punt a), artikel 113, lid 4, artikel 115, lid 2, en artikel 163).
·Niet-financiële schenkingen door EU-instellingen: het voorstel bevat een nieuw instrument dat de huidige praktijk weerspiegelt. Het zal de EU-instellingen een kader bieden voor het schenken van goederen, diensten, leveringen of werken. Het zal ook een stabiele rechtsgrondslag bieden, met name in toekomstige noodsituaties, alsook meer transparantie, verantwoordingsplicht en rechtszekerheid voor ontvangers (artikel 2, punten 1, 2, 3, 38, 50 en 58, artikel 133, artikel 154, lid 3, en nieuw artikel 244).
·Prijzen: Vergelijkbaar met de invoering van niet-financiële schenkingen moeten de EU-instellingen ook prijzen van niet-financiële aard kunnen uitreiken, zoals vouchers, tickets en reizen. Dit is ook belangrijk om bijvoorbeeld wedstrijden mogelijk te maken voor jongeren die in hun lidstaat geen bankrekening hebben, maar hun beloning gemakkelijk in een functionele vorm kunnen ontvangen. De invoering van deze mogelijkheid vereist kleine wijzigingen in artikel 2, punt 52, artikel 210, lid 4, en artikel 211, lid 1.
·Aanbestedingen en deskundigen: met het voorstel worden de aanbestedingsregels aangepast die van toepassing zijn in crisissituaties, zodat EU-instellingen of -organen namens de lidstaten kunnen aanbesteden of als aankoopcentrale kunnen optreden. Deze aankoopcentrale zou leveringen en diensten aan de lidstaten kunnen schenken of doorverkopen en gezamenlijke aanbestedingsprocedures kunnen inleiden, ook als de EU-instellingen geen diensten en leveringen voor zichzelf zouden verwerven (artikel 169, leden 1 en 2, nieuw artikel 169, lid 3, en punt 11.1, f), en punt 12.2, a), van bijlage I). Het voorstel actualiseert ook de definitie van “crisis” zodat hieronder ook de volks- en diergezondheid, noodsituaties op het gebied van voedselveiligheid en wereldwijde gezondheidsbedreigingen, zoals pandemieën, wordt verstaan (artikel 2, punt 22).
Andere vereenvoudigingsmaatregelen en technische correcties en actualiseringen maken overeenkomsten met meerdere contractanten mogelijk, corrigeren inconsistenties en omissies en verduidelijken de digitalisering van aanbestedingsprocedures (nieuw artikel 2, punt 46, artikel 2, punt 76, artikel 164, lid 5, artikel 168, lid 3, artikel 171, lid 1, artikel 173, lid 1, artikel 174, leden 2 en 3, artikel 175, alsook de punten 1.2, 6.2, 6.3, 6.4, 6.6, 9.3, 9.4, en 9.5, punt 11.1, a) en c), punt 11.1, h), iv), punt 11.1, j) en m), punt 11.2, punt 16.3, f) en g), punten 18.1, 18.7, 19.2, 20.2, 21.1, 24.3, 27, 28.1 en 28.2, nieuw punt 29.4, punt 30.2, punt 31.1, nieuw punt 34, punt 35.1 en punt 39.3 van bijlage I).
De voorstellen brengen de aanbestedingsregels van het Financieel Reglement verder in overeenstemming met Richtlijn 2014/24/EU betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en Richtlijn 2014/55/EU inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten. Het voorstel verduidelijkt bijvoorbeeld de termijnen die van toepassing zijn op dynamische aankoopsystemen en voorziet in de mogelijkheid om — als gunningscriteria — de kwalificaties en ervaring van het voor de uitvoering van de overeenkomst ingezette personeel te beoordelen (artikel 117, lid 3, artikel 176, lid 2, nieuw artikel 176, leden 4 en 5, en artikel 179, lid 1).
Het voorstel komt ook tegemoet aan de behoefte aan flexibelere regels voor delegaties van de Unie in derde landen, rekening houdend met de plaatselijke marktomstandigheden en praktijken van de lidstaten. Daarom zijn de drempel en regels inzake markttoegang afgestemd op die welke momenteel van toepassing zijn op aanbestedingen voor extern optreden. Daarnaast zouden de delegaties van de Unie bij het gunnen van overeenkomsten voor eigen rekening bijvoorbeeld kunnen aanvaarden dat aanvraagdocumenten persoonlijk worden ingediend (artikel 153, lid 5).
Ook wordt voorgesteld de maatregelen die zijn genomen in het kader van het instrument voor internationale overheidsopdrachten 6 (IIO, nog niet vastgesteld), toe te passen op aanbestedingen van EU-instellingen. Aanbestedende diensten zullen IIO-maatregelen (in de vorm van een aanpassing van de punten die worden toegekend aan offertes van in bepaalde derde landen gevestigde ondernemers of in de vorm van een uitsluiting van dergelijke ondernemers) op dezelfde wijze moeten toepassen als aanbestedende diensten en aanbestedende instanties van de lidstaten zodra de IIO-verordening in werking treedt en IIO-maatregelen zijn vastgesteld en bekendgemaakt in het Publicatieblad. De EU-instellingen moeten immers het goede voorbeeld geven en dezelfde regels toepassen (artikel 179, lid 1, nieuw, en punt 14 van bijlage I).
Het voorstel komt tegemoet aan de behoefte aan vereenvoudiging van de aanbestedingsprocedures voor gebouwen. Voorts sluit het voorstel de authenticatiediensten van notarissen uit van het toepassingsgebied van de aanbestedingsregels van deze verordening, voorziet het in de mogelijkheid van onderhandelingsprocedures zonder voorafgaande bekendmaking voor diensten van organisaties van lidstaten en breidt het voorstel het toepassingsgebied uit voor het gebruik van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van een opdracht na een mislukte mededingingsprocedure met onderhandeling (artikel 164 en punt 6 van bijlage I).
Volgens de huidige rechtspraak 7 moeten inschrijvers bewijzen overleggen van de selectie- en uitsluitingscriteria waarvan zij gebruik hebben gemaakt voordat de aanbestedende dienst het besluit tot gunning van de inschrijving neemt. Het voorstel zorgt ervoor dat het Financieel Reglement in overeenstemming wordt gebracht met de jurisprudentie op dit gebied (artikel 2, punt 51, en bijlage I, punt 18.4).
In de overwegingen wordt gewezen op de huidige regels inzake groene overheidsopdrachten.
Ten slotte worden in het voorstel de regels voor deskundigen uitgebreid en afgestemd op de realiteit van de markt. Dit zou de instellingen van de Unie in staat stellen te concurreren met de vergoedingen die door andere spelers op de markt worden geboden bij het inschakelen van bezoldigde externe deskundigen. Door de nieuwe regels zou de Commissie ook langer gebruik kunnen maken van lijsten van deskundigen (artikel 242).
·Subsidies: het voorstel omvat technische actualiseringen, vereenvoudigingen, verduidelijkingen en correcties. Het verduidelijkt de regels voor vereenvoudigde vormen van subsidies (artikel 184, lid 3, en artikel 187) en bepaalt dat de limiet van 50 % voor de kosten van vrijwilligers van toepassing is op de totale financiering van een actie (artikel 194, lid 2).
Bovendien wordt in het voorstel verduidelijkt dat een contradictoire procedure niet systematisch vereist is om een deelnemer in een toekenningsprocedure af te wijzen (artikel 135).
Het voorstel voorziet ook in een vereenvoudiging van de berekeningen met betrekking tot het winstverbod (artikel 196, lid 4) en van het verlenen van financiële steun aan derden in bijzondere gevallen (artikel 208, derde alinea).
Voor meer transparantie wordt een definitie van ngo’s toegevoegd, terwijl aanvragers van subsidies hun juridische status moeten aangeven en hun hoedanigheid van niet-gouvernementele organisatie moeten bevestigen (nieuw artikel 2, punt 46, en artikel 200, lid 1, punt a)).
Ten slotte worden de definitie en het gebruik van “overeenkomsten tot uitvoering van een overheidsopdracht” in titel VIII gecorrigeerd (artikel 2, punt 16, en artikel 205, leden 1 en 2).
·Schenkingen aan de EU-instellingen: op grond van het voorstel kan sneller worden beslist om schenkingen al dan niet te aanvaarden indien een snelle reactie nodig is, in uitzonderlijke omstandigheden en met passende waarborgen, wanneer dergelijke schenkingen worden gedaan met het oog op humanitaire hulp, noodhulp, civiele bescherming of hulp bij crisisbeheersing (artikel 25, lid 3).
·Digitalisering: het voorstel is in overeenstemming met het streven van de Commissie om standaard digitaal te zijn. De efficiëntie en kwaliteit van controles en audits met behulp van digitale middelen en opkomende technologieën zoals datamining, machinaal leren, robotgestuurde procesautomatisering en artificiële intelligentie, worden verhoogd. Meer zichtbaarheid geven aan deze aspecten moet leiden tot een breder en consistenter gebruik van digitale audits en controles. Dit moet dan weer voor meer zekerheid zorgen en tegelijkertijd de kosten van audits en controles drukken (artikel 36, artikel 63, lid 4, punt a), artikel 74, leden 5 en 6, en artikel 150, lid 1).
Het voorstel heeft ook tot doel de kwaliteit en interoperabiliteit van gegevens over ontvangers van Uniefinanciering te verbeteren met het oog op controles en audits, onder meer door het gebruik van één geïntegreerd IT-systeem voor datamining en risicoscores (zie punt 3 voor meer informatie hierover).
Bepaalde regels en procedures inzake aanbestedingen en deskundigen moeten worden gewijzigd met het oog op de vooruitgang op het gebied van digitalisering.
·Groene transitie: dit voorstel heeft ook tot doel het Financieel Reglement zo aan te passen dat de uitvoering van de begroting doeltreffend bijdraagt tot de verwezenlijking van de Europese Green Deal. Daartoe moet in artikel 33, lid 2, een expliciete verwijzing naar het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” worden opgenomen, in overeenstemming met het streven van de Commissie naar duurzame financiering en een groene transitie.
Voorts wordt, om de vergroening van gebouwen in de EU te vergemakkelijken, in artikel 271 de mogelijkheid opgenomen om met leningen de renovatie van gebouwen te financieren.
Ten slotte moeten in openbare aanbestedingen waar passend groene selectie- of gunningscriteria worden opgenomen om de ondernemers ertoe aan te zetten duurzamere opties aan te bieden.
Overeenkomstig artikel 6, lid 4, van de klimaatwet is de Commissie van mening dat de bovenstaande voorstellen in overeenstemming zijn met de in artikel 2, lid 1, van de klimaatwet vastgestelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit en met de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en 2040. Deze voorstellen passen ook bij het streven naar een beter vermogen tot aanpassing aan de klimaatverandering, zoals bedoeld in artikel 5 van de klimaatwet, en liggen in de lijn van de doelstellingen van de klimaatwet.
·Systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting: er wordt voorgesteld het systeem te versterken door de toepassing ervan beter te richten op middelen in zowel gedeeld beheer als direct beheer in gevallen waarin middelen worden uitbetaald als financiële bijdragen aan de lidstaten, bijvoorbeeld in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit 8 . Het doel is te voorkomen dat de autoriteiten van de lidstaten frauduleuze marktdeelnemers selecteren voor de uitvoering van projecten, en de begroting van de Unie beter te beschermen tegen ernstig wangedrag zonder het definitieve resultaat van nationale procedures af te wachten. Wat de gebiedsoverschrijdende dimensie van de uitvoering van projecten betreft, wordt voorgesteld dat de uitsluiting van entiteiten en personen op het niveau van de Unie geldt voor alle Uniefinanciering voor de uitvoering van projecten in alle lidstaten. Voor een dergelijke uitsluiting zouden verschillende beperkingen en waarborgen gelden. Het toepassingsgebied ervan zou beperkt blijven tot een exhaustieve lijst met de ernstigste vormen van wangedrag (bv. corruptie, fraude, witwassen van geld en terrorisme) die blijken uit: i) een definitieve audit van de Unie, een verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) of een onderzoek door het Europees Openbaar Ministerie (EOM); of ii) een nationale audit, nationale rechterlijke beslissing of nationaal administratief besluit (artikel 138, lid 2, artikel 139, lid 1, en artikel 145, lid 5).
Naast het bovenstaande worden autonome uitsluitingsgronden toegevoegd die voortvloeien uit de weigering om mee te werken aan onderzoeken, controles of audits door een ordonnateur, OLAF, EOM of de Rekenkamer, en uit het aanzetten tot haat of discriminatie (respectievelijk nieuw artikel 139, lid 1, punt i), en artikel 139, lid 1, punt c), vi)). Ook wordt voorgesteld om een belangenconflict expliciet te vermelden als een op zichzelf staande uitsluitingsgrond onder het begrip ernstige beroepsfout (artikel 139, lid 1, punt c), iv)). Er wordt een versnelde procedure voorgesteld voor zaken die dit door hun aard of door omstandigheden vereisen (nieuw artikel 139, lid 6). Het voorstel voorziet ook in de mogelijkheid om uiteindelijk begunstigden en gelieerde entiteiten uit te sluiten indien wordt aangenomen dat aan de vereisten om hen aansprakelijk te stellen is voldaan (nieuw artikel 138, lid 2, onder h) en i), artikel 139, lid 2, en nieuw artikel 139, lid 5). Andere wijzigingen pakken de huidige tekortkomingen in het systeem aan, bijvoorbeeld door een wettelijk vermoeden van kennisgeving van de inhoud van contradictoire brieven en administratieve besluiten in te voeren (nieuw artikel 138, lid 2, punt g), artikel 139, lid 1, artikel 139, lid 1, punt d), i), artikel 139, lid 1, punt e), artikel 139, lid 7, artikel 140, lid 1, artikel 143, artikel 145, lid 5, artikel 146, lid 2, nieuw artikel 147, nieuw artikel 152, lid 3, artikel 152, lid 2, punt h), artikel 153 en nieuw artikel 156, lid 6).
·Een enkel geïntegreerd IT-systeem voor datamining en risicoscores: met het voorstel wordt gestreefd naar hogere kwaliteit en betere interoperabiliteit van de gegevens over de ontvangers van Uniefinanciering en over degenen die uiteindelijk, direct of indirect, voordeel halen uit Uniefinanciering. Om fraude doeltreffend te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken en te corrigeren of onregelmatigheden te verhelpen, moeten de natuurlijke personen kunnen worden geïdentificeerd die de uiteindelijk begunstigden van de ontvangers zijn en die uiteindelijk profiteren van het misbruik van EU-financiering. Dit wordt bereikt door de elektronische registratie en opslag van gegevens over de ontvangers van Uniefinanciering en hun uiteindelijk begunstigden voor controle- en auditdoeleinden te standaardiseren. Bovendien zou een enkel geïntegreerd IT-systeem voor datamining en risicoscores (verstrekt door de Commissie) verplicht moeten worden gebruikt om toegang te krijgen tot die gegevens over de ontvangers van Uniefinanciering en deze te analyseren. Dit systeem zou de opsporing van risico’s op fraude, corruptie, dubbele financiering, belangenconflicten en andere onregelmatigheden aanzienlijk vergemakkelijken. De Commissie zou verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling en het beheer van het enkele geïntegreerde IT-systeem voor datamining en risicoscores en voor het toezicht daarop (artikelen 36, 159 en 275). De regels met betrekking tot de registratie, opslag, doorgifte en verwerking van gegevens moeten in overeenstemming zijn met de toepasselijke gegevensbeschermingsregels. Ten slotte wordt in het voorstel artikel 36 toegepast op gevallen waarin de lidstaten financiering van de Unie ontvangen en uitvoeren in direct beheer. Bovenstaande verplichtingen zouden van toepassing zijn op programma’s die in het kader van het MFK voor de periode na 2027 worden goedgekeurd en gefinancierd, zodat er voldoende tijd is om elektronische datasystemen aan te passen en in begeleiding en opleiding te voorzien. Tijdens de overgangsperiode zal vrijwillige toepassing reeds mogelijk zijn en worden aangemoedigd. Dit voorstel speelt een sleutelrol in de in punt 2 hierboven uiteengezette acties inzake digitalisering.
·Transparantie: het voorstel is erop gericht het publiek beter in te lichten over het gebruik van de begroting van de Unie en over de ontvangers van Uniefinanciering. Bedoeling is dit streven te verwezenlijken door van lidstaten die de begroting van de Unie in gedeeld beheer uitvoeren, van entiteiten die de begroting van de Unie in indirect beheer uitvoeren en van andere instellingen en organen van de Unie te verlangen dat zij de Commissie ten minste eenmaal per jaar informatie over hun ontvangers van Uniefinanciering toezenden. De Commissie zou deze informatie aanvullen met de gegevens over direct beheer en zou verantwoordelijk zijn voor het consolideren, centraliseren en publiceren van de informatie in een databank op een centrale website, waarop informatie over alle methoden voor uitvoering van de begroting van de Unie, ook door andere instellingen en organen van de Unie, zou staan. Die centrale website zou een verbeterde versie zijn van het systeem voor financiële transparantie dat momenteel wordt gebruikt voor direct beheer (artikelen 38, 159 en 275). Ten slotte wordt in het voorstel artikel 38 toegepast op gevallen waarin de lidstaten financiering van de Unie ontvangen en uitvoeren in direct beheer. Bovenstaande verplichtingen zouden van toepassing zijn op programma’s die in het kader van het MFK voor de periode na 2027 worden goedgekeurd en gefinancierd, om een soepele overgang te waarborgen en elektronische gegevenssystemen te kunnen aanpassen.
·Indirect beheer: bij indirect beheer wordt vertrouwd op de regels, systemen en procedures van uitvoerende partners van de Unie om de financiële belangen van de EU adequaat te beschermen. Het voorstel is erop gericht de toepassing van evenredigheid als algemeen rechtsbeginsel te versterken, met name bij het beoordelen van partners en het opleggen van contractuele verplichtingen. Dit zou de samenwerking met de uitvoerende partners van de Unie verbeteren en is in overeenstemming met de regels die onlangs zijn overeengekomen in het kader van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking. Onnodige administratieve lasten moeten met name worden vermeden wanneer de eindontvangers micro-, kleine en middelgrote ondernemingen of vergelijkbare ondernemers met een gelijkwaardige omzet of een gelijkwaardig balanstotaal zijn. De desbetreffende bepalingen moeten worden aangepast en de verwijzingen moeten worden bijgewerkt. Ter vereenvoudiging voorziet het voorstel in de mogelijkheid om beheerautoriteiten onder gedeeld beheer vrij te stellen van pijlerbeoordelingen, aangezien hun regels reeds worden beoordeeld in het kader van gedeeld beheer. De huidige mogelijkheid om gedecentraliseerde agentschappen vrij te stellen van pijlerbeoordelingen zou een standaardvrijstelling worden en zou worden uitgebreid tot volledig zelfgefinancierde agentschappen en GBVB-missies. Tot slot worden de transparantieregels voor ontvangers van EU-financiering gewijzigd en worden technische verduidelijkingen toegevoegd (artikel 62, lid 1, artikelen 158 en 159, artikel 160, lid 3, nieuw artikel 212, lid 3, en artikel 212, lid 4).
·Toekenningsprocedures van de Unie op het gebied van veiligheid of openbare orde: dit voorstel heeft tot doel specifieke voorwaarden vast te stellen voor de deelname van entiteiten uit derde landen aan toekenningsprocedures van de Unie die betrekking hebben op veiligheid of openbare orde. Ook heeft het tot doel deze voorwaarden toe te passen in overeenstemming met de internationale verplichtingen van de Unie, met name op het gebied van overheidsopdrachten. Deze regels hebben betrekking op toekenningsprocedures voor allerlei instrumenten voor de uitvoering van de begroting: subsidies, aanbestedingen, prijzen, indirect beheer enz. (nieuw artikel 137).
·Belangenconflict: dit voorstel bevat een verduidelijking van het begrip “toepasselijk recht”, dat ook het nationale recht inzake belangenconflicten omvat (artikel 61).
·Conflicterende belangen op beroepsvlak die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de uitvoering van een overheidsopdracht. Naar aanleiding van het onderzoek van de Europese Ombudsman naar de toekenning van een overeenkomst 9 wordt voorgesteld een definitie en een expliciete reden toe te voegen op grond waarvan deelnemers om dergelijke redenen in het kader van een toekenningsprocedure kunnen worden afgewezen (artikel 144). Bovendien moeten alle inschrijvers een verklaring op erewoord indienen waarin zij bevestigen dat zij geen conflicterende belangen op beroepsvlak hebben, en zo nodig relevante informatie verstrekken (punt 18.4 van bijlage I). Tot slot wordt in het voorstel gewezen op de verplichting van de aanbestedende dienst om te beoordelen of er sprake is van dergelijke belangen (punt 20.1 van bijlage I).
·Bijstand van de lidstaten bij de inning van schuldvorderingen van de EU moet worden gewaarborgd door het mechanisme voor bijstand dat reeds tussen de lidstaten wordt toegepast in het kader van Richtlijn 2010/24/EU betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen, uit te breiden tot de Commissie. Om schuldvorderingen van de EU doeltreffender te kunnen invorderen, moet de rekenplichtige van de Commissie een beroep kunnen doen op de bijstand van de lidstaten om de debiteuren doeltreffend in kennis te stellen en de activa van de debiteuren in kaart te brengen (nieuw artikel 104).
·Buitenlandse subsidies: over het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende buitenlandse subsidies 10 wordt momenteel onderhandeld. Afhankelijk van de voortgang die wordt geboekt met de voorstellen, kan het Financieel Reglement in de loop van de onderhandelingen aan die nieuwe verordening worden aangepast.
De volgende technische wijzigingen en actualiseringen van het Financieel Reglement worden voorgesteld:
·weglatingen en verkeerde verwijzingen in artikel 49, lid 1, artikel 71, artikel 114, lid 4, artikel 154, lid 3, artikel 163, lid 4, en artikel 253, lid 1, punten d) en f), worden gecorrigeerd;
·de lijst van werkdocumenten in artikel 41, lid 3, punt e), wordt aangevuld met een document over het gebouwenbeleid;
·artikel 41, lid 4, punt j), wordt gewijzigd om rekening te houden met de internationale standaarden voor overheidsboekhouding;
·de specifieke vastleggingsregels voor het Europees Landbouwgarantiefonds in artikel 114 worden aangepast voor een betere afstemming op de gangbare boekhoudpraktijken. Deze technische wijziging heeft ook gevolgen voor de specifieke regels inzake vooruitbetalingen uit hoofde van artikel 270, maar heeft geen gevolgen voor betalingen aan lidstaten of begunstigden;
·er worden technische actualiseringen ingevoegd in artikel 252 over vervroegde termijnen voor geconsolideerde rekeningen, en de data voor de indiening van documenten worden gewijzigd in artikel 271;
·verwijzingen naar ingetrokken wetgeving van de Unie worden geüpdatet.
Ook deze noodzakelijke wijzigingen van het Financieel Reglement worden voorgesteld:
·om een passende budgettaire behandeling te waarborgen en onnodige financiële druk op de uitgavenzijde van de begroting van de Unie te voorkomen, wordt ervoor gezorgd dat rente en verschuldigde vergoedingen in geval van nietigverklaring van een geldboete, andere dwangsom of sanctie of verlaging van het bedrag, met inbegrip van een eventueel negatief rendement in verband met dergelijke boeten, andere dwangsommen of sancties, in mindering kunnen worden gebracht op de ontvangstenzijde van de begroting van de Unie (negatieve ontvangsten), waarbij tevens wordt gezorgd voor een passende compensatie in geval van terugbetaling van voorlopig betaalde geldboeten (artikel 48, lid 1, en nieuw artikel 48, lid 2, artikel 99, lid 4, artikel 108, lid 2, artikel 109, lid 1, artikel 109, lid 2, en artikel 109, lid 4). Gezien de urgentie van de zaak werden deze wijzigingen reeds door de Commissie voorgesteld in het op zichzelf staande voorstel van de Commissie tot wijziging van het Financieel Reglement met betrekking tot de behandeling van nietig verklaarde of verlaagde mededingingsboeten 11 ;
·de regels inzake gelden ter goede rekening worden vereenvoudigd om problemen aan te pakken waarmee EU-delegaties worden geconfronteerd (artikelen 88 en 89), alsook de regels inzake het beheer van kasmiddelen, met name het gebruik van kredietkaarten en moderne betaalmethoden (artikel 86).
2018/1046 (aangepast)