Toelichting bij COM(2022)176 - Standpunt EU in EPO-comité opgericht bij Tijdelijke Economische partnerschapsovereenkomst tussen Ghana en EU mbt vaststelling van reglement van orde voor geschillenbeslechting - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2022)176 - Standpunt EU in EPO-comité opgericht bij Tijdelijke Economische partnerschapsovereenkomst tussen Ghana en EU mbt ... |
---|---|
bron | COM(2022)176 |
datum | 22-04-2022 |
Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de Tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst (EPO) tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds, inzake de vaststelling van het reglement van orde voor geschillenbeslechting en de gedragscode.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1. De Tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds
De Tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (“de Overeenkomst”), heeft tot doel:
a) Ghana in staat te stellen profijt te trekken van de betere markttoegang die de Unie Ghana in het kader van de EPO-onderhandelingen heeft geboden en daardoor te vermijden dat de handel tussen Ghana en de Unie wordt verstoord wanneer de overgangsregeling van de overeenkomst van Cotonou op 31 december 2007 afloopt zonder dat er een volledige EPO is gesloten;
b) de grondslagen te leggen voor onderhandelingen over een EPO die tot een vermindering van de armoede bijdraagt, die de regionale integratie, de economische samenwerking en een goed bestuur in West-Afrika bevordert en die de capaciteiten van West-Afrika inzake handelsbeleid en handelsgerelateerde vraagstukken verbetert;
c) de geleidelijke, harmonieuze integratie van Ghana in de wereldeconomie, in overeenstemming met zijn politieke keuzes en ontwikkelingsprioriteiten, te bevorderen;
d) de bestaande relaties tussen de Partijen op basis van solidariteit en wederzijdse belang te versterken;
e) een met artikel XXIV van de GATT 1994 compatibele overeenkomst tot stand te brengen.
De Overeenkomst wordt sinds 15 december 2016 voorlopig toegepast tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds.
2.2. Het EPO-comité
Artikel 73 van de Overeenkomst voorziet in de oprichting van het EPO-comité, dat verantwoordelijk is voor het beheer van alle door de Overeenkomst bestreken gebieden en voor de uitvoering van alle daarin genoemde taken. De Overeenkomst bepaalt ook dat het comité zelf de regels voor zijn organisatie en werking vastlegt. Het comité heeft dienovereenkomstig zijn reglement van orde vastgesteld1.
In het kader van Titel V (Vermijden en beslechten van geschillen) bepaalt artikel 59 (Reglement van orde) dat op de procedures voor de beslechting van geschillen in het kader van hoofdstuk 3 van deze titel het reglement van orde van toepassing is, dat het EPO-comité drie maanden na zijn instelling vaststelt. Artikel 64, lid 2, bepaalt dat een gedragscode aan het reglement van orde wordt gehecht. Het is passend dat de gedragscode voor scheidsrechters van toepassing is op bemiddelaars.
2.3. De beoogde handeling van het EPO-comité
Het EPO-comité zal in de tweede helft van 2022 een besluit over het reglement van orde voor geschillenbeslechting (“de beoogde handeling”) vaststellen. De beoogde handeling heeft tot doel het reglement van orde voor geschillenbeslechting en de daarmee verband houdende gedragscode vast te stellen.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
Dit voorstel voor een besluit van de Raad heeft betrekking op het standpunt dat in het bij de Overeenkomst opgerichte EPO-comité namens de Unie moet worden ingenomen in verband met het reglement van orde voor geschillenbeslechting en de daarmee verband houdende gedragscode. Het is passend dat de gedragscode voor scheidsrechters van toepassing is op bemiddelaars.
De Partijen bij de Overeenkomst hebben het beoogde reglement van orde en de beoogde gedragscode besproken en zijn overeengekomen dat, met inachtneming van de besluitvormingsprocedures van de Unie, het EPO-comité dit reglement van orde en deze gedragscode in de tweede helft van 2022 moet vaststellen.
Het beoogde reglement van orde en de daarmee verband houdende gedragscode zijn inhoudelijk vergelijkbaar met de reglementen van orde en de gedragscode in andere handelsovereenkomsten van de Unie.
Het reglement van orde is van essentieel belang voor de voltooiing van het institutionele kader van de Overeenkomst en bijgevolg voor een soepele uitvoering van de Overeenkomst.
4. Rechtsgrondslag
4.1. Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.”
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”2.
4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
Het EPO-comité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de tijdelijke EPO tussen de EU en Ghana.
De door het EPO-comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen, aangezien zij bindende rechtsregels voor de geschillenbeslechting tussen de Partijen vaststelt.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2. Materiële rechtsgrondslag
4.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
Overeenkomstig artikel 46 van de Overeenkomst is het in titel V van de overeenkomst vastgestelde mechanisme voor het vermijden en beslechten van geschillen niet van toepassing op titel II van de Overeenkomst (“Partnerschap voor ontwikkeling”). Hieruit volgt dat het mechanisme voor het vermijden en beslechten van geschillen van titel V van toepassing is op geschillen betreffende handelsaangelegenheden, die vanuit het oogpunt van de Unie onder de gemeenschappelijke handelspolitiek vallen. Derhalve zijn ook het reglement van orde en de daarmee verband houdende gedragscode die overeenkomstig artikel 59 en artikel 64, lid 2, van titel V van de Overeenkomst door het EPO-comité moeten worden vastgesteld, van toepassing op geschillen betreffende handelsaangelegenheden.
In het licht van het bovenstaande is het duidelijk dat de inhoud van de beoogde handeling betrekking heeft op de gemeenschappelijke handelspolitiek.
De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.
4.3. Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
5. Bekendmaking van de beoogde handeling
Aangezien de handeling van het EPO-comité het reglement van orde voor geschillenbeslechting in het kader van de Overeenkomst zal vaststellen, is het passend die handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.