Toelichting bij COM(2021)770 - Europese benadering van microcredentials voor een leven lang leren en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In de politieke beleidslijnen van de Commissie 1 verklaart Commissievoorzitter Ursula von der Leyen dat zij voornemens is “belemmeringen op het gebied van onderwijs [weg te nemen] en de toegang tot hoogwaardig onderwijs [te] verbeteren”, en wijst zij op het belang van inclusie en kwaliteit in een leven lang leren zoals vastgelegd in de Europese pijler van sociale rechten 2 . Vervolgens heeft de Commissie een strategie voorgesteld om mensen te helpen vaardigheden te ontwikkelen in een snel veranderende arbeidsmarkt en heeft zij in de Europese vaardighedenagenda 3 (juli 2020) een nieuw initiatief op het gebied van microcredentials voorgesteld. In haar mededeling over het tot stand brengen van de Europese onderwijsruimte tegen 2025 4 (september 2020) kondigde de Commissie een voorstel aan voor een aanbeveling van de Raad om het vertrouwen in microcredentials in heel Europa te helpen opbouwen. In de mededeling staat dat de aanbeveling tot doel zou hebben tegen 2025 alle nodige stappen te zetten voor microcredentials. Een actie voor een Europese benadering van microcredentials is daarom opgenomen in het werkprogramma van de Commissie voor 2021 5 onder de grote ambitie “Bevordering van onze Europese levenswijze” 6 . Het voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake microcredentials wordt samen met het voorstel van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad betreffende individuele leerrekeningen ingediend.

Met de voorgestelde aanbeveling aan te pakken uitdagingen:

In Europa moeten mensen hun kennis, vaardigheden en competenties voortdurend bijspijkeren om de kloof te dichten tussen hun educatie en de behoeften van een snel veranderende arbeidsmarkt.

De COVID‑19-crisis heeft geleid tot een snelle groei van de vraag naar korte, op maat gesneden leermogelijkheden 7 . Deze vraag naar nieuwe vormen van leren heeft geleid tot een overeenkomstige toename van de belangstelling voor microcredentials die de leerresultaten van deze korte leerervaringen certificeren.

Er wordt verwacht dat deze vraag zal blijven bestaan tijdens het herstel van de pandemie en in de daaropvolgende jaren. Door de groene en de digitale transitie, gefaciliteerd door het financieringsprogramma NextGenerationEU, is ook een nieuwe vraag ontstaan van lerenden, werknemers en werkzoekenden die zich willen bijscholen en omscholen. Deze lerenden, werknemers en werkzoekenden willen hun inzetbaarheid en loopbaanontwikkeling waarborgen. Ook willen zij toegang krijgen tot verdere studies en leren voor hun eigen persoonlijke ontwikkeling.

In heel Europa en de rest van de wereld ontwikkelt een breed scala aan openbare en particuliere aanbieders in een snel tempo leermogelijkheden die korter zijn dan traditionele opleidingen in antwoord op de vraag naar meer flexibele opleidings- en onderwijsvormen waarin de lerende centraal staat. Dergelijke onderwijs- en opleidingsvormen kunnen worden omschreven als levenslang en “levensbreed” leren en vinden plaats in verschillende omgevingen (op het werk, thuis, met mensen die al werken, en met mensen die momenteel niet werken 8 ). Microcredentials maken de doelgerichte, flexibele verwerving en erkenning van kennis, vaardigheden en competenties mogelijk om tegemoet te komen aan nieuwe en opkomende behoeften in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Belangrijk is dat microcredentials niet in de plaats komen van traditionele kwalificaties. In plaats daarvan kunnen zij een aanvulling vormen op traditionele kwalificaties en dienen zij als levenslange leermogelijkheden voor iedereen. Dankzij hun flexibele karakter kunnen microcredentials door uiteenlopende aanbieders worden ontwikkeld en geleverd in tal van verschillende formele, niet-formele en informele leeromgevingen.

Tot op heden is er geen gemeenschappelijke definitie van microcredentials en ontbreken de normen om ze te beschrijven en te erkennen. Dit leidt tot bezorgdheid over hun waarde, kwaliteit, erkenning, transparantie en meeneembaarheid (meeneembaarheid tussen en binnen onderwijs- en opleidingssectoren, meeneembaarheid op de arbeidsmarkt en meeneembaarheid tussen landen) 9 . Dit beperkt het vertrouwen, het begrip, de bredere acceptatie en het gebruik, hetgeen op zijn beurt het potentieel van microcredentials beperkt om flexibele leer- en loopbaantrajecten te ondersteunen.

Microcredentials kunnen ook worden gebruikt als onderdeel van gerichte maatregelen om inclusie te ondersteunen en de toegang tot onderwijs, opleiding en carrièremogelijkheden voor een breder scala aan lerenden te vergemakkelijken. Dit breder scala aan lerenden omvat kansarme en kwetsbare groepen (zoals personen met een handicap, ouderen, laaggekwalificeerde/laaggeschoolde personen, minderheden, personen met een migratieachtergrond, vluchtelingen en kansarmen vanwege hun geografische situatie en/of hun sociaal-economische achterstandspositie). Microcredentials kunnen ook doelgericht worden gebruikt om uitdagingen binnen onderwijs- en opleidingsstelsels en arbeidsmarkten aan te pakken, met inbegrip van gender- en andere discriminerende stereotypen (bv. met betrekking tot studiekeuzes en onderwijspraktijken en -materiaal), ter ondersteuning van een vlottere overgang van school naar werk.


1.

Doelstelling en toepassingsgebied van het voorstel:


In het algemeen zal het voorstel van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad inzake microcredentials bijdragen tot de uitvoering van de beginselen 1 en 4 van de Europese pijler van sociale rechten door de leermogelijkheden voor iedereen uit te breiden en een leven lang de toegang tot flexibelere leertrajecten te vergemakkelijken, en door ondersteuning van het recht op tijdige en op maat gesneden hulp bij het verbeteren van ieders vooruitzichten om een baan te vinden of zich als zelfstandige te vestigen, met inbegrip van het recht op ondersteuning bij opleiding en herscholing.

2.

Het voorstel heeft met name tot doel:


·mensen in staat te stellen de kennis, vaardigheden en competenties te verwerven die zij nodig hebben om succes te hebben in een veranderende arbeidsmarkt en samenleving, zodat zij ten volle kunnen profiteren van een sociaal rechtvaardig herstel van COVID‑19 en van rechtvaardige transities naar de groene en digitale economie;

·de paraatheid van aanbieders van microcredentials te ondersteunen om de flexibiliteit van het leeraanbod te vergroten zodat mensen hun eigen persoonlijke leer- en loopbaantrajecten kunnen ontwikkelen;

·inclusiviteit en gelijke kansen te bevorderen, bij te dragen tot het bereiken van veerkracht, sociale rechtvaardigheid en welvaart voor iedereen, in een context van demografische veranderingen en in alle fasen van de conjunctuurcycli.

3.

Om deze doelstellingen te bereiken, bevat het voorstel voor een aanbeveling van de Raad een Europese benadering die de lidstaten aanbeveelt om:


·een gemeenschappelijk EU-definitie, -normen en -beginselen toe te passen voor het ontwerp, de afgifte en de meeneembaarheid van microcredentials;

·het ecosysteem voor microcredentials te ontwikkelen;

·het potentieel van microcredentials te benutten ter ondersteuning van een leven lang leren en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.

Het doel is om microcredentials op coherente wijze te ontwikkelen, te gebruiken en te vergelijken tussen de lidstaten, belanghebbenden en de verschillende aanbieders (van onderwijs- en opleidingsinstellingen tot particuliere ondernemingen) in verschillende sectoren, vakgebieden en landen.

Het voorstel heeft tot doel de lopende werkzaamheden op het gebied van microcredentials door de lidstaten, belanghebbenden en diverse groepen aanbieders in de EU te ondersteunen. Het voorstel biedt belangrijke hulpmiddelen en richtsnoeren voor deze aanbieders en anderen die interesse hebben om de mogelijkheden van microcredentials te onderzoeken. Deze belangrijke hulpmiddelen en richtsnoeren zullen de waarde, de kwaliteit, de erkenning, de transparantie, de meeneembaarheid en het gebruik van microcredentials op consistente en coherente manier ondersteunen. Ze zullen derhalve bijdragen tot een cultuur van levenslang leren en de inzetbaarheid van mensen vergroten.

Het voorstel respecteert ten volle de diversiteit en de flexibiliteit van microcredentials. Daarom wordt in het voorstel niet voorgesteld om nieuwe systemen of soorten microcredentials te creëren. Het voorstel beoogt de bereidheid van lidstaten en aanbieders te ondersteunen om: i) microcredentials optimaal te benutten ter bevordering van een leven lang leren en ii) de bestaande instrumenten voor het ontwikkelen van microcredentials maximaal te gebruiken.

Het voorstel is niet bedoeld om bestaande nationale procedures voor de organisatie van onderwijs en opleiding, werkgelegenheid of arbeidsmarkten te vervangen. Microcredentials vormen hier een aanvulling op. Bovendien bouwt het voorstel voor een aanbeveling van de Raad voort op (en beveelt eventuele aanpassing aan van) bestaande regels voor administratieve processen en bestuursmechanismen op nationaal en institutioneel niveau (bv. op het gebied van kwaliteitsborgings- en erkenningsprocedures).

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde aanbeveling van de Raad strookt met en vormt een aanvulling op andere initiatieven van de Unie op het gebied van een leven lang leren en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.

De aanbeveling volgt op de mededeling over het tot stand brengen van de Europese onderwijsruimte tegen 2025 10 , de Europese vaardighedenagenda 11 en het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten 12 dat op 4 maart 2021 is vastgesteld. In dit actieplan wordt verwezen naar microcredentials als innovatieve instrumenten die “flexibele leertrajecten mogelijk [kunnen] maken en werknemers bij hun baan of tijdens professionele transities [kunnen] ondersteunen”. Microcredentials zullen ook een belangrijke rol spelen bij het bereiken van de doelstelling voor 2030 om jaarlijks 60 % van alle volwassenen aan opleiding te laten deelnemen. Dit is een van de drie kerndoelen van de EU die tijdens de sociale top van Porto 13 door de leiders van de EU in de Verklaring van Porto 14 van 8 mei 2021 en in de conclusies van de Europese Raad 15 van 25 juni 2021 positief werden onthaald.

Het voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake microcredentials zal tegelijk met het voorstel van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad betreffende individuele leerrekeningen worden vastgesteld. Het doel van beide acties is personen in staat te stellen vaardigheden te ontwikkelen en deze gedurende hun hele leven te laten erkennen.

De Commissie heeft ook een aanbeveling vastgesteld over “doeltreffende actieve steun voor werkgelegenheid na de COVID‑19-crisis” (de “EASE”-aanbeveling) 16 . Met deze aanbeveling werd beoogd de transities op de arbeidsmarkt en een banenrijk herstel van COVID‑19 te vergemakkelijken, met name door mogelijkheden voor bijscholing en omscholing te ondersteunen. In dit verband kunnen korte opleidingen, die met name door microcredentials worden gecertificeerd, een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van de inzetbaarheid van werknemers.

In zijn resolutie van 18 februari 2021 betreffende “een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021‑2030)” 17 , verzoekt de Raad om:

“[versterking] van de sleutelrol van de stelsels voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs en ‑opleiding bij het ondersteunen van een leven lang leren en het bereiken van een meer diverse studentenpopulatie. Het concept en gebruik van microcredentials verkennen, kan helpen om de leermogelijkheden te verruimen en de rol van hoger onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding op het gebied van een leven lang leren te versterken door flexibelere en modulaire leermogelijkheden te bieden en inclusievere leertrajecten aan te reiken”.

In zijn conclusies over kansengelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding ter bevordering van onderwijssucces voor iedereen 18 verzoekt de Raad de lidstaten om:

“het aanbieden van leermogelijkheden voor alle lerenden aan te moedigen om gedurende het hele leven flexibele onderwijs- en opleidingstrajecten aan te gaan, onder meer door eerder onderwijs te valideren, ook in niet-formele en informele omgevingen en in het kader van flexibele benaderingen, onder meer door het concept en het gebruik van een Europese benadering van microcredentials te onderzoeken, zonder afbreuk te doen aan het kernbeginsel van volledige studieprogramma’s in het initieel onderwijs en de initiële opleiding”.

Ook wordt benadrukt dat “volwassenen meer in [hoger onderwijs] kunnen worden betrokken, [dat hoger onderwijs] bij- en omscholing [kan] bevorderen en een rol [kan] spelen in een leven lang leren via flexibele alternatieven voor volledige programma’s, door het concept en het gebruik van een Europese benadering van microcredentials te onderzoeken”.

In de conclusies van de Raad over het initiatief “Europese universiteiten” 19 verzoekt de Raad de Commissie en de lidstaten “gezamenlijk na te gaan welke stappen er nodig zijn om het gebruik van microcredentials in het hoger onderwijs te testen, teneinde de leermogelijkheden te helpen verruimen en de rol van instellingen voor hoger onderwijs in een leven lang leren te versterken”.

In de op 24 november 2020 vastgestelde aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en ‑opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht 20 wordt de Commissie verzocht “het concept en het gebruik van microcredentials te onderzoeken, ook in beroepsonderwijs en ‑opleiding, in samenwerking met de lidstaten en relevante belanghebbenden, onder meer in het kader van de EKK-adviesgroep [EKK staat voor Europees kwalificatiekader], zoals voorgesteld in de Europese vaardighedenagenda”.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De voorgestelde aanbeveling van de Raad is in overeenstemming met de artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) 21 .

In artikel 165, lid 1, VWEU is bepaald dat de Unie bijdraagt “tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel”. In artikel 165, lid 2, VWEU wordt voorts gepreciseerd dat het optreden van de Unie op het gebied van onderwijs ten dele tot doel heeft “de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen, mede door de academische erkenning van diploma's en studietijdvakken aan te moedigen”.

In artikel 166, lid 1, VWEU is bepaald dat de Unie inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoert legt “waardoor de activiteiten van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding”.

Artikel 149 juncto artikel 292 VWEU vormt de rechtsgrondslag voor een gecoördineerde strategie inzake werkgelegenheid en ter bevordering van geschoolde, opgeleide en flexibele werknemers. Artikel 149 voorziet in de vaststelling van “stimuleringsmaatregelen [...] die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun werkgelegenheidsbeleid te ondersteunen door middel van initiatieven ter ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en optimale praktijken, verstrekking van vergelijkende analyses en advies, alsmede bevordering van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen, in het bijzonder door gebruik te maken van proefprojecten”.

Dit voorstel eerbiedigt ten volle de verantwoordelijkheid van de lidstaten om hun eigen onderwijs- en opleidingsstelsels (met inbegrip van de inhoud van het onderwijs en hun culturele en taalkundige verscheidenheid) en hun werkgelegenheid en arbeidsmarkten te organiseren. Dit voorstel geeft uiting aan de aanvullende en ondersteunende rol van de EU en het vrijwillige karakter van de Europese samenwerking in deze stelsels. Het initiatief eerbiedigt ten volle de bevoegdheden van de Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Dit voorstel heeft tot doel de huidige verkenning en ontwikkeling van microcredentials in de lidstaten te ondersteunen en te verbeteren, met volledige eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), door de besluitvorming in omvang en vorm over te laten aan de lidstaten.

De lidstaten zijn volledig en primair verantwoordelijk voor de inhoud van het onderwijs en de organisatie van hun stelsels inzake onderwijs, opleidingen, werkgelegenheid en de arbeidsmarkt. Microcredentials verschillen echter sterk van land tot land en per sector, met uiteenlopende benaderingen van hun definitie, formaat en andere kenmerken. Gemeenschappelijke benaderingen voor de ontwikkeling en het gebruik van microcredentials op EU-niveau kunnen nationale inspanningen ondersteunen en versterken. Deze gemeenschappelijke benaderingen kunnen ook vertrouwen opbouwen bij de lidstaten en de belanghebbenden. Het is dan ook belangrijk dat er overeenstemming wordt bereikt over deze gemeenschappelijke benaderingen, zodat wordt vermeden dat er een wildgroei aan definities en normen voor microcredentials ontstaat die de kwaliteit, transparantie, grensoverschrijdende vergelijkbaarheid, erkenning en meeneembaarheid ervan op de interne markt van de EU zou belemmeren.

Een EU-initiatief op dit gebied is ook gerechtvaardigd om opwaartse sociaal-economische convergentie in de gehele economische en monetaire unie en in de EU in ruimere zin mogelijk te maken. Aangezien de vraag naar vaardigheden snel verandert binnen en tussen sectoren, waarvan sommige sterk door de groene en de digitale transitie worden beïnvloed, kan een betere toegang tot opleidingsmogelijkheden ook gunstig zijn voor de veerkracht van de arbeidsmarkten ten aanzien van schokken, zoals de schok ten gevolge van COVID‑19.

Evenredigheid

Dit voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel van artikel 5, lid 4, VEU.

Noch de inhoud noch de vorm van deze voorgestelde aanbeveling van de Raad gaat verder dan noodzakelijk is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. De voorgestelde acties staan in verhouding tot de nagestreefde doelstellingen, aangezien zij in overeenstemming zijn met de praktijken van de lidstaten en de diversiteit van de nationale stelsels. Bovendien zijn eventuele verbintenissen van de lidstaten vrijwillig van aard en blijft elke lidstaat vrij om te beslissen welke aanpak hij wil volgen. Het voorstel ondersteunt het onderzoek naar microcredentials dat in een aantal lidstaten reeds aan de gang is. Het voorstel voorziet in een gedifferentieerde aanpak die rekening houdt met de verschillende economische, financiële en sociale situaties van de lidstaten en hun uiteenlopende stelsels op het gebied van onderwijs, opleidingen, werkgelegenheid en de arbeidsmarkt.

Keuze van instrument

Om de bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken, wordt in het VWEU, met name in artikel 165, lid 4, artikel 166, lid 4, artikel 149 juncto artikel 292, bepaald dat de Raad aanbevelingen vaststelt op basis van een voorstel van de Commissie. Een aanbeveling van de Raad is een geschikt instrument op het gebied van onderwijs, opleiding, werkgelegenheid en arbeidsmarkten, waarvoor de EU een ondersteunende verantwoordelijkheid draagt. Het is een instrument dat veelvuldig wordt gebruikt voor het optreden van de EU op deze gebieden. Als rechtsinstrument geeft een aanbeveling van de Raad blijk van de verbintenis van de lidstaten tot de opgenomen maatregelen en vormt een aanbeveling een sterke politieke basis voor samenwerking op deze gebieden, met volledige eerbiediging van de autoriteit van de lidstaten.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

De Europese Commissie heeft in 2020 en 2021 uitgebreid overleg gepleegd om standpunten van belanghebbenden te verzamelen. Na het verzamelen van de eerste feedback van deskundigen op dit gebied werden in 2020 en 2021 53 gerichte raadplegingen gehouden om de deelname van alle geïnteresseerde belanghebbenden en leden van het publiek te waarborgen.

Een belangrijke fase in deze raadpleging was de openbare raadpleging van april tot juli 2021, waarvoor meer dan 500 bijdragen uit 43 landen en meer dan 90 standpuntnota's werden ontvangen.

Tijdens dit raadplegingsproces heeft de Europese Commissie zich ertoe verbonden een beoordeling te geven van de nationale en EU-inspanningen om microcredentials te ontwikkelen.

Over het geheel genomen bestond er in alle categorieën belanghebbenden algemene overeenstemming over de noodzaak om een Europese benadering van microcredentials te ontwikkelen. Er zijn echter tegenstrijdige belangen en vooruitzichten naar voren gekomen met betrekking tot diverse aspecten, zoals: i) de werkdefinitie van microcredentials; ii) kwaliteitsborging en flexibiliteit; en iii) de rol van microcredentials.

De definitie van microcredentials die de Commissie ter raadpleging heeft voorgelegd, werd door een grote meerderheid van de belanghebbenden gesteund. Enkele suggesties waren onder meer om te verwijzen naar microcredentials als “kleine leervolumes” in plaats van “korte leerervaringen” om de definitie los te koppelen van een bepaald tijdsbestek. De voorgestelde standaardcomponent voor de beschrijving van een microcredential werd ook goed ontvangen door de meeste respondenten, die elk van de voorgestelde standaardelementen als essentieel of aanbevolen beschouwden.

De belanghebbenden waren van mening dat het voorstellen van een coherente aanpak van microcredentials op EU-niveau in dit verband de belangrijkste rol van de Unie was. De belanghebbenden achtten het ook bijzonder passend dat de EU zorgt voor eerlijke en transparante erkenningsprocedures en dat zij een duidelijke definitie geeft van microcredentials.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel is gebaseerd op een breed scala aan verslagen en studies over bij- en omscholing. In het voorstel wordt ook ingegaan op de gevolgen van COVID‑19 en de digitale en de groene transitie voor de onderwijs- en opleidingsstelsels en de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Specifieke input voor dit initiatief werd geleverd door: i) de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling; ii) het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding; iii) de Europese Stichting voor opleiding; iv) relevante Erasmus+-projecten; v) een verslag van het deskundigennetwerk op het gebied van de sociale dimensie van onderwijs en opleiding (NESET); en vi) het verslag van een adviesgroep over de rol van microcredentials in het hoger onderwijs. Deze informatie is opgenomen in het bijgevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie.

Effectbeoordeling

Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd aangezien: i) de activiteiten een aanvulling vormen op de initiatieven van de lidstaten; ii) de voorgestelde activiteiten vrijwillig van aard zijn; en iii) op grond van de reikwijdte van de verwachte effecten. Het voorstel is tot stand gekomen na gerichte studies, overleg met de lidstaten, een openbare raadpleging en tal van besprekingen met specifieke belanghebbenden.

In het bijgevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie wordt een breed scala aan recente onderzoeksgegevens beschreven, samen met de standpunten en ervaringen van Europese belanghebbenden ter ondersteuning van de voorgestelde aanbeveling. In het werkdocument van de diensten van de Commissie worden ook voorbeelden gegeven van bestaande beleidsmaatregelen en projecten op dit snel evoluerende gebied.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Deze voorgestelde aanbeveling van de Raad eerbiedigt de grondrechten. De in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 22 erkende beginselen worden bevorderd, namelijk het recht op onderwijs, het recht op toegang tot beroepsopleiding en bijscholing (artikel 14) en het recht op de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8).

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit initiatief vergt geen extra middelen uit de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Ter ondersteuning van de uitvoering stelt de Commissie voor om, in samenwerking met de lidstaten, specifieke richtsnoeren, handboeken en andere concrete documenten te ontwikkelen. Dit alles wordt gebaseerd op feitenmateriaal, collegiale leeractiviteiten en vastgestelde goede praktijken. De lidstaten wordt aanbevolen de in de aanbeveling uiteengezette beginselen zo spoedig mogelijk toe te passen en een plan in te dienen met de overeenkomstige maatregelen die zij op nationaal niveau zullen nemen. De Commissie is voornemens over het gebruik van de aanbeveling verslag uit te brengen via relevante monitoring- en rapportagekaders van de Unie.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

In de aanbeveling worden richtsnoeren en acties voorgesteld die de lidstaten kunnen uitvoeren ter verbetering van de kwaliteit, transparantie en benutting van kleine leerervaringen die tot microcredentials leiden. Het voorstel bevat een reeks aanbevelingen aan de lidstaten, in overeenstemming met de nationale prioriteiten en omstandigheden. In het voorstel wordt de Commissie ook verzocht de lidstaten en belanghebbenden te ondersteunen, met name door samenwerking te vergemakkelijken en praktische richtsnoeren en instrumenten te ontwikkelen ter ondersteuning van de ontwikkeling en het gebruik van microcredentials. De aanbeveling bevat ook de toezegging van de Europese Commissie om de acties van de lidstaten op dit gebied aan te vullen en te ondersteunen.

In § 1-2 wordt aanbevolen dat de lidstaten een Europese benadering van microcredentials hanteren om: i) de leermogelijkheden voor mensen te verruimen; ii) de paraatheid van aanbieders van microcredentials te ondersteunen; en iii) inclusiviteit en gelijke kansen te bevorderen. Microcredentials zullen ook helpen om jaarlijks 60 % van alle volwassenen aan opleiding te laten deelnemen, een doelstelling die is vastgelegd in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten en die positief is onthaald door de EU-leiders.

In § 3-4 wordt duidelijk gemaakt dat het toepassingsgebied van het voorstel erin bestaat een gemeenschappelijke Europese benadering voor het aanbieden van microcredentials op te zetten. Deze gemeenschappelijke aanpak omvat een definitie van microcredentials en richtsnoeren voor het ontwerpen, afgeven en beschrijven van microcredentials.

§ 5 bevat definities ten behoeve van de aanbeveling.

In § 6 wordt aanbevolen dat de lidstaten “standaardelementen van de Unie” vaststellen voor het beschrijven van een microcredential evenals beginselen van de Unie voor het ontwerp en de afgifte ervan, zoals uiteengezet in de bijlagen I en II.

§ 7-10 bevatten maatregelen om “ecosystemen voor microcredentials” te ontwikkelen binnen de evoluerende onderwijs- en opleidingsstelsels, arbeidsmarkten en samenleving.

In § 11-15 staan aanbevelingen voor gebruikswijzen van microcredentials in onderwijs- en opleidingsstelsels, het vaardighedenbeleid, het werkgelegenheids- en actief arbeidsmarktbeleid die tegemoetkomen aan de behoeften van een breed scala aan lerenden, werknemers, werkzoekenden en anderen, zodat zij ten volle kunnen profiteren van een sociaal rechtvaardig herstel van COVID‑19 en de rechtvaardige transitie naar de groene en digitale economie.

Daarnaast wordt voorgesteld het gebruik van microcredentials te bevorderen om bepaalde doelgroepen te helpen bij hun herintreding op de arbeidsmarkt, met name personen die een minimuminkomen ontvangen, langdurig werklozen en laaggeschoolden. Ook wordt voorgesteld het gebruik van microcredentials te bevorderen voor zelfstandigen en platformwerkers die misschien geen toegang hebben tot traditioneel onderwijs en opleiding, maar die gerichte ondersteuning nodig hebben om hun loopbaan vooruit te helpen. Microcredentials kunnen ook worden gebruikt om de resultaten te erkennen van verplichte of vereiste opleiding voor bepaalde banen en beroepen, bv. eerste hulp, handenarbeid, en het bedienen van machines voor bepaalde banen en beroepen 23 .

In § 16-19 verwelkomt de Raad het voornemen van de Commissie om de ontwikkeling en het gebruik van microcredentials te ondersteunen door: i) EU-instrumenten en ‑diensten te ontwikkelen of aan te passen; ii) de samenwerking tussen de lidstaten en de belanghebbenden te bevorderen; iii) het Europass-platform te ontwikkelen; en iv) door verder onderzoek te ondersteunen naar de toepassing van de Europese benadering van microcredentials.

De uitvoering zal worden geschraagd door bestaande EU-instrumenten die de behoeften van individuen en organisaties ondersteunen, waaronder Europass en de digitale credentials van Europass ter ondersteuning van de meeneembaarheid en authenticiteit van microcredentials. De uitvoering zal ook worden ondersteund door het Europese studentenkaart-initiatief, dat studenten in staat zal stellen de resultaten van microcredentials elektronisch en veilig te delen met andere onderwijs- en opleidingsinstellingen. Tot slot zullen de financieringsprogramma's en -instrumenten van de EU bijdragen tot de invoering van korte leerervaringen die tot microcredentials leiden.

In § 20-22 worden de rapportagemechanismen voor de uitvoering van de aanbeveling vastgelegd.

In het bijgevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie wordt een breed scala aan recente onderzoeksgegevens beschreven, samen met de standpunten en ervaringen van Europese belanghebbenden ter ondersteuning van de voorgestelde aanbeveling. In het werkdocument van de diensten van de Commissie worden ook voorbeelden gegeven van bestaande beleidsmaatregelen en projecten op dit snel evoluerende gebied.