Toelichting bij COM(2021)353 - Standpunt dat namens de EU voor de periode 2021-2026 moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij dat is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Het voorstel betreft een besluit van de Raad tot vaststelling van het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij dat is opgericht krachtens artikel 8, lid 1, punt q), van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds 1 (Handels- en samenwerkingsovereenkomst voor de periode 2021-2026). Dit standpunt heeft betrekking op de taken van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij, waaronder de vaststelling van handelingen met rechtsgevolgen in het kader van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK

De Handels- en samenwerkingsovereenkomst bevat preferentiële regelingen op gebieden als de handel in goederen en diensten, digitale handel, intellectuele eigendom, overheidsopdrachten, luchtvaart en wegvervoer, energie, visserij, coördinatie van de sociale zekerheid, rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken, thematische samenwerking en deelname aan programma’s van de Unie. De bepalingen ervan moeten zorgen voor een gelijk speelveld en eerbiediging van de grondrechten. De Handels- en samenwerkingsovereenkomst werd voorlopig toegepast vanaf 1 januari 2021 en is op 1 mei 2021 in werking getreden.

2.2.Gespecialiseerd Comité voor de visserij

Bij artikel 8, lid 1, punt q), van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst is het Gespecialiseerd Comité voor de visserij opgericht. Artikel 508 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst bevat een niet-uitputtende opsomming van de taken en bevoegdheidsgebieden van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij.

Krachtens artikel 8, lid 4, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst is het Gespecialiseerd Comité voor de visserij binnen zijn bevoegdheidsgebied bevoegd om:

·toe te zien op de uitvoering en die uitvoering te evalueren en de goede werking van deze overeenkomst of eventuele aanvullende overeenkomsten te verzekeren;

·de Partnerschapsraad bij te staan bij de uitvoering van zijn taken, en in het bijzonder aan de Partnerschapsraad verslag uit te brengen en alle door de Partnerschapsraad opgedragen taken uit te voeren;

·besluiten vast te stellen, met inbegrip van wijzigingen, en aanbevelingen te doen over alle aangelegenheden waarin deze overeenkomst of eventuele aanvullende overeenkomsten voorzien of waarvoor de Partnerschapsraad zijn bevoegdheden overeenkomstig artikel 7, lid 4, punt f), van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst aan een gespecialiseerd comité heeft gedelegeerd;

·technische kwesties te bespreken die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst of eventuele aanvullende overeenkomsten;

·de Partijen een forum te verschaffen om informatie uit te wisselen, beste praktijken te bespreken en ervaringen met de uitvoering te delen;

·werkgroepen op te richten, te superviseren, te coördineren en op te heffen, en

·een forum voor overleg te verschaffen op grond van artikel 738, lid 7, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Overeenkomstig artikel 8, lid 10, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst en in afwijking van artikel 8, lid 9, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst kan het Gespecialiseerd Comité voor de visserij zijn eigen reglement van orde vaststellen en dat nadien wijzigen.

Op grond van artikel 508, lid 1, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst kan het Gespecialiseerd Comité voor de visserij met name:

·een forum bieden voor discussie en samenwerking op het gebied van duurzaam visserijbeheer;

·overwegen meerjarenstrategieën voor instandhouding en beheer te ontwikkelen die dienen als basis voor de vaststelling van TAC’s en andere beheersmaatregelen;

·meerjarenstrategieën ontwikkelen voor de instandhouding en het beheer van quotumvrije bestanden;

·maatregelen inzake visserijbeheer en instandhouding onderzoeken, met inbegrip van noodmaatregelen en maatregelen ter waarborging van de selectiviteit van de vangst;

·methoden onderzoeken voor het verzamelen van gegevens voor wetenschappelijke doeleinden en doeleinden op het gebied van visserijbeheer, voor het uitwisselen van deze gegevens (met inbegrip van informatie die relevant is voor monitoring, controle en handhaving van de naleving) en voor het raadplegen van wetenschappelijke organen over het beste beschikbare wetenschappelijke advies;

·maatregelen ter waarborging van de naleving van de toepasselijke regels onderzoeken, waaronder gezamenlijke programma’s voor controle, monitoring en toezicht en de uitwisseling van gegevens die het monitoren van de benutting van de vangstmogelijkheden gemakkelijker maken, alsmede controle en handhaving;

·richtsnoeren opstellen voor de vaststelling van voorlopige TAC’s voor bijzondere bestanden;

·voorbereidingen treffen voor het jaarlijks overleg;

·kwesties met betrekking tot de aanwijzing van aanlandingshavens onderzoeken, met inbegrip van het faciliteren van de tijdige kennisgeving door de Partijen van dergelijke aanwijzingen en van alle wijzigingen in die aanwijzingen;

·tijdschema’s vaststellen voor de kennisgeving van nieuwe maatregelen inzake visserijbeheer en voor de mededeling van de lijsten van vaartuigen waarvoor vismachtigingen of -vergunningen worden gewenst, alsmede de kennisgeving aan de andere Partij van het voornemen om totale toegestane vangsten (TAC’s) vast te stellen dan wel te wijzigen voor de in bijlage 37 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst vermelde bestanden;

·een forum bieden voor overleg over verdere specifieke toegangsvoorwaarden voor: a) de overeengekomen vangstmogelijkheden, b) meerjarenstrategieën voor quotumvrije bestanden, en c) technische en instandhoudingsmaatregelen en een forum voor overleg over de in artikel 506, lid 4, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst genoemde aangelegenheden;

·richtsnoeren ontwikkelen ter ondersteuning van de praktische toepassing van de toegang tot de wateren (artikel 500 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst);

·een mechanisme ontwikkelen voor vrijwillige overdrachten van vangstmogelijkheden tussen de Partijen binnen het jaar; en

·de toepassing en uitvoering in overweging nemen van artikel 502 betreffende specifieke toegangsregelingen inzake het baljuwschap Guernsey, het baljuwschap Jersey en Man en de toepassing en uitvoering in overweging nemen van artikel 503 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst betreffende kennisgevingstermijnen voor de invoer en de rechtstreekse aanlanding van visserijproducten.

2.3.Beoogde handelingen van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij

Krachtens artikel 508, lid 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst kan het Gespecialiseerd Comité voor de visserij handelingen of maatregelen, met inbegrip van besluiten en aanbevelingen, vaststellen:

·ter vastlegging van zaken die door de Partijen zijn overeengekomen na overleg uit hoofde van artikel 498 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst;

·voor de in lid 1, punten b), c), d), e), f), g), i), j), l), m) en n), van artikel 508 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde aangelegenheden;

·tot wijziging van de lijst van reeds bestaande internationale verplichtingen, zoals bedoeld in artikel 496, lid 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst;

·voor enig ander aspect van de samenwerking op het gebied van duurzaam visserijbeheer uit hoofde van de visserijrubriek van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst; en

·voor de modaliteiten van een herziening uit hoofde van artikel 510 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Dergelijke maatregelen zijn bedoeld ter uitvoering van de visserijrubriek van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst.

3. Namens de EU in te nemen standpunt

Overeenkomstig artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) stelt de Raad op voorstel van de Commissie het standpunt vast dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij ten aanzien van besluiten die op grond van artikel 508, lid 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst worden vastgesteld.

De standpunten in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij moeten volgens een tweeledige aanpak worden bepaald. Eerst moeten in een besluit van de Raad de beginselen en beleidslijnen voor het EU-standpunt voor meerdere jaren worden vastgelegd. Vervolgens moet voor elke vergadering waarin het Gespecialiseerd Comité voor de visserij kan worden verzocht handelingen of maatregelen met rechtsgevolgen aan te nemen, het standpunt worden aangevuld met non-papers die door de Commissie zijn opgesteld en in de werkgroep van de Raad zijn besproken.

Met het onderhavige voorstel wordt het standpunt van de EU in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij beschreven. Het voorstel geeft uitvoering aan de beginselen en beleidslijnen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1380/2013, en met name de artikelen 2, 28 en 33. Het geeft ook uitvoering aan de bepalingen van de meerjarenplannen zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2018/973 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee 2 en Verordening (EU) 2019/472 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren 3 .

Het voorstel sluit aan bij de doelstellingen en beginselen van artikel 494 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst en bij de specifieke kenmerken van de visserijrubriek van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst. Het bevat ook de standaardprocedure voor de jaarlijkse nadere bepaling van het in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij in te nemen standpunt van de EU.

Overeenkomstig artikel 218, lid 10, VWEU en Besluit (EU) 2021/689 van de Raad 4 moet het Europees Parlement onverwijld en ten volle worden geïnformeerd over de activiteiten van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij, met inachtneming van de nodige regelingen om de vertrouwelijkheid te waarborgen. In de regel zal de Commissie de informatie aan het Europees Parlement verstrekken via de bevoegde parlementaire commissie, waaronder de briefing en debriefing voor en na de vergaderingen van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij, alsmede alle documenten met betrekking tot de vergaderingen van dit comité, en wel op hetzelfde moment waarop de Commissie deze met de Raad deelt.

Deze werkwijze moet berusten op het beginsel van wederzijdse loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, zoals neergelegd in artikel 13, lid 2, VEU.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, VWEU voorziet in de vaststelling van een besluit van de Raad tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar wel een “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 5 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het Gespecialiseerd Comité voor de visserij is een lichaam dat is opgericht krachtens een internationale overeenkomst, namelijk de Handels- en samenwerkingsovereenkomst.

De maatregelen van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij kunnen voor de Partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 10 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst, waarin het volgende is bepaald: “De besluiten die door de Partnerschapsraad of, in voorkomend geval, door een comité worden vastgesteld, zijn bindend voor de Partijen en voor alle bij deze overeenkomst of eventuele aanvullende overeenkomsten opgerichte organen, met inbegrip van het scheidsgerecht als bedoeld in deel zes, titel I. Aanbevelingen hebben geen bindende kracht.”.

Aanbevelingen en andere handelingen of maatregelen van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt, ook al hebben ze geen bindende werking uit hoofde van het internationaal recht. De handelingen of maatregelen van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij zullen niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst strekken.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer het een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, wat betekent dat de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van het beoogde besluit hebben in de eerste plaats betrekking op de visserij. Verordening (EU) nr. 1380/2013 vormt de rechtsgrondslag voor de beginselen die in dit standpunt tot uiting moeten komen.

Het voorgestelde besluit berust derhalve op artikel 43 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 43 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.