Toelichting bij COM(2020)780 - Standpunt EU over toepassing van bepalingen van deel twee, titel III terugtredingsakkoord VK op onderdanen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

De Commissie stelt voor dat de Raad het standpunt vaststelt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is opgericht bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd), met betrekking tot de datum met ingang waarvan de bepalingen van deel twee, titel III, van het akkoord van toepassing zijn op de onderdanen van IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

Het terugtrekkingsakkoord bevat de regelingen voor de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna “het Verenigd Koninkrijk” genoemd) uit de Europese Unie (hierna “de Unie” genoemd) en uit de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Dat akkoord is op 1 februari 2020 in werking getreden.

2.2.Triangulatie

In artikel 33, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord hebben de Unie en het Verenigd Koninkrijk zich ertoe verbonden de wederzijdse bescherming van socialezekerheidsrechten (overeenkomstig deel twee, titel III, van het terugtrekkingsakkoord) toe te passen op onderdanen van de landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER” genoemd) en tegelijkertijd van de Europese Vrijhandelsassociatie (hierna “de EER-EVA-staten” genoemd) en op Zwitserse onderdanen, op voorwaarde dat, enerzijds, overeenkomstige akkoorden tussen de Unie en de EER-EVA-staten en tussen de Unie en de Zwitserse Bondsstaat worden gesloten die toepasselijk zijn op de burgers van het Verenigd Koninkrijk, en, anderzijds, overeenkomstige akkoorden tussen het Verenigd Koninkrijk en de EER-EVA-staten en tussen het Verenigd Koninkrijk en de Zwitserse Bondsstaat worden gesloten die toepasselijk zijn op de burgers van de Unie.

Dit systeem, waarbij drie partijen betrokken zijn, namelijk de Unie, de EER-EVA-staten/de Zwitserse Bondsstaat en het Verenigd Koninkrijk, wordt “triangulatie” genoemd. Doel van deze triangulatie is te zorgen voor de wederzijdse bescherming van de socialezekerheidsrechten van onderdanen van deze staten, staatlozen en vluchtelingen, alsmede hun familieleden en nabestaanden, die zich aan het eind van de in artikel 126 van het terugtrekkingsakkoord vastgestelde overgangsperiode in een grensoverschrijdende situatie bevinden of hebben bevonden waarbij de drie partijen betrokken zijn.

Het Verenigd Koninkrijk heeft reeds dergelijke akkoorden gesloten met respectievelijk de EER-EVA-staten 1 en de Zwitserse Bondsstaat 2 . De Unie staat op het punt dergelijke akkoorden met de EER-EVA-staten en de Zwitserse Bondsstaat te sluiten door middel van, respectievelijk, een besluit van het Gemengd Comité van de EER houdende wijziging van bijlage VI (sociale zekerheid) bij de EER-Overeenkomst en een besluit van het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, houdende wijziging van bijlage II (coördinatie van de socialezekerheidsstelsels) bij die overeenkomst.

Krachtens artikel 33, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord moeten de Unie en het Verenigd Koninkrijk het Gemengd Comité in kennis stellen van de datum van inwerkingtreding van hun respectieve akkoorden met de EER-EVA-staten en de Zwitserse Bondsstaat.

Pas dan stelt het Gemengd Comité een besluit vast waarbij wordt bepaald vanaf welke datum de bepalingen inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van toepassing zijn op de onderdanen van de EER-EVA-staten en op Zwitserse onderdanen. Pas vanaf die datum zal artikel 33 volledig zijn uitgevoerd en zal de bescherming van de socialezekerheidsrechten van burgers van de Unie, onderdanen van het Verenigd Koninkrijk, onderdanen van de EER-EVA-staten en onderdanen van de Zwitserse Bondsstaat in driehoekssituaties gewaarborgd zijn.

2.3.Het beoogde besluit van het Gemengd Comité

Krachtens artikel 33, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord zijn de op de burgers van de Unie toepasselijke bepalingen van deel twee, titel III, van het akkoord (coördinatie van de socialezekerheidsstelsels) van toepassing op onderdanen van IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat, mits deze staten met het Verenigd Koninkrijk overeenkomstige, op de burgers van de Unie toepasselijke akkoorden hebben gesloten en deze toepassen, enerzijds, en met de Unie overeenkomstige, op de burgers van het Verenigd Koninkrijk toepasselijke akkoorden hebben gesloten en deze toepassen.

Krachtens artikel 33, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord moet het Gemengd Comité na de kennisgeving van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van de datum van inwerkingtreding van deze akkoorden bepalen vanaf welke datum de bepalingen van deel twee, titel III, van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn op de onderdanen van IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat, naargelang het geval.

Het beoogde besluit van het Gemengd Comité waarvoor het standpunt van de Unie moet worden vastgesteld, heeft tot doel deze datum te bepalen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Gezien de datum van inwerkingtreding van de in punt 2.2 bedoelde overeenkomstige akkoorden en teneinde leemten in de bescherming van de betrokken onderdanen na het eind van de overgangsperiode als bepaald in artikel 126 van het terugtrekkingsakkoord te voorkomen, moet de datum met ingang waarvan de bepalingen van deel twee, titel III, van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn op de onderdanen van IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat, 1 januari 2021 zijn.

Bijgevolg dient de Unie het standpunt in te nemen dat zij instemt met de vaststelling van een besluit van het Gemengd Comité waarbij deze datum op grond van artikel 33, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord wordt bepaald, overeenkomstig het ontwerpbesluit dat bij dit voorstel is gevoegd.

4. Rechtsgrondslag

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten van de Raad tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het door het Gemengd Comité vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het terugtrekkingsakkoord.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

Het doel en de inhoud van de beoogde handeling hebben uitsluitend betrekking op de vaststelling van het standpunt van de Unie met betrekking tot de datum met ingang waarvan de bepalingen van deel twee, titel III, van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn op onderdanen van IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat. Het akkoord is gesloten op grond van artikel 50, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

De rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit dient bijgevolg artikel 50, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie te zijn, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van het Gemengd Comité tot doel heeft de datum vast te stellen met ingang waarvan de bepalingen van deel twee, titel III, van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn op de onderdanen van IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat, is het passend het besluit van het Gemengd Comité na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.