Toelichting bij COM(2020)950 - Verslag over de stand van de energie-unie 2020 overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 14.10.2020


COM(2020) 950 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Verslag over de stand van de energie-unie 2020 overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie


1.Inleiding

Van bij het begin van de COVID-19-pandemie heeft de Europese Commissie er alles aan gedaan om Europa door een uitzonderlijke situatie te loodsen. In het verslag van 2020 over de stand van de energie-unie wordt dan ook rekening gehouden met de uitdagingen die het herstel met zich meebrengt. In het kader van het herstelplan van de EU streven wij ernaar een betere economie opnieuw op te bouwen door de groene en digitale transities in het proces te integreren. Energie-, klimaat- en milieubeleid zullen van cruciaal belang zijn om het herstel en de veerkracht van de economie van de Europese Unie te sturen in de richting van duurzame groei.

Dit verslag is opgesteld tegen de achtergrond van de hernieuwde ambitie van de EU met betrekking tot de Europese Green Deal. De Green Deal is de nieuwe groeistrategie van Europa die tot doel heeft de EU om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, waarin beleidsmaatregelen worden gecombineerd om klimaatverandering aan te pakken, biodiversiteit te beschermen en te herstellen, vervuiling te bannen, over te stappen naar een circulaire economie en ervoor te zorgen dat niemand achterblijft bij de groene transitie.

In de eerste tien maanden van haar mandaat heeft de huidige Commissie een Europese klimaatwet 1 voorgesteld om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 in het EU-recht vast te leggen, voor voorspelbaarheid te zorgen en de transitie naar een klimaatneutrale economie onomkeerbaar te maken. Zij heeft van de Europese Green Deal een investerings- en hervormingsplan voor Europa gemaakt met een dubbel voordeel, aangezien de hervormingen en investeringen die nodig zijn voor de groene transitie ook het herstel een duwtje in de rug kunnen geven. Om het Europese beleids- en regelgevingskader in de richting van de hernieuwde ambitie te sturen, heeft de Commissie nieuwe strategieën voorgesteld om beter voorbereid te zijn op de komende uitdagingen, bijvoorbeeld aan de hand van een geïntegreerd energiesysteem en door het gebruik van waterstof te doen toenemen.

De lidstaten hebben onafgebroken met de Commissie samengewerkt om nationale energie- en klimaatplannen op te stellen. Een gedetailleerde beoordeling van deze 27 nationale plannen en de bijbehorende richtsnoeren over de uitvoering ervan in een herstelcontext vormen een aanvulling op dit verslag, terwijl in september dit jaar al een EU-brede beoordeling van de nationale plannen is voorgesteld 2 .

Uit de geboekte vooruitgang blijkt de vastberadenheid van de EU om internationaal een vooraanstaande rol te spelen in de strijd tegen klimaatverandering en aantasting van het milieu en in de versnelling van de transitie naar schone energie. Dit is een voortdurend proces. De EU heeft weliswaar al aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het ontkoppelen van economische groei en broeikasgasemissies, maar binnen de Unie moet er meer actie komen om klimaatneutraliteit tegen 2050 te behalen en tegelijk de kansen voor de schone energietransitie te grijpen, ook op internationaal vlak.

De Commissie heeft dan ook voorgesteld de Europese klimaatambitie voor 2030 3 te verhogen door de broeikasgasemissies met ten minste 55 % te verminderen. Deze ambitieuzere doelstelling voor 2030 is ambitieus maar haalbaar en, bovenal, gunstig voor Europa. Hiervoor moet onze wetgeving worden veranderd. Met het oog hierop is de Commissie van plan om tegen midden 2021 voorstellen in te dienen om belangrijke klimaat- en energiegerelateerde wetgeving te herzien. Tegelijk moeten lidstaten hun nationale plannen volledig uitvoeren en in 2023 actualiseren in het licht van ambitieuzere klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2030.

Dit verslag van 2020 over de stand van de energie-unie bevat de vele initiatieven die de EU en de lidstaten de voorbije maanden hebben genomen om een beter Europa vorm te geven 4 . Het is het eerste verslag dat is opgesteld in het kader van de governance van de energie-unie en van de klimaatactie 5 . Het is vergezeld van diverse thematische verslagen (zie kader 1) en een aanbeveling van de Commissie over energiearmoede 6 ; het bevat ook een overzicht van de vooruitgang van de energie-unie in de ruimere context van de doelstellingen inzake klimaatactie en duurzaamheid van de EU.

2.De energie-unie – een stevige grondslag

2.1.Koolstofarm maken van de economie

2.

Broeikasgasemissies


De EU heeft als doelstelling om tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te worden 7 , en de Commissie heeft een Europese klimaatwet voorgesteld om deze doelstelling in wetgeving te verankeren en in de nodige middelen te voorzien opdat de EU op het juiste spoor blijft om die doelstelling te behalen.

De EU heeft haar streefcijfer om de broeikasgasemissies tegen 2020 te reduceren tot 20 % onder het niveau van 1990 al overschreden onder het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering. De totale broeikasgasemissies van de EU-27 liggen op het laagste niveau sinds 1990. De emissies zijn aanzienlijk gedaald, vooral op het gebied van energievoorziening. Dit wordt weerspiegeld door een sterke terugval van emissies van activiteiten die vallen onder de EU-regeling voor de emissiehandel (EU-ETS), terwijl emissies van activiteiten die niet onder deze regeling vallen, over het algemeen meerdere jaren stabiel zijn gebleven.

Tegelijk zijn de emissies van de internationale luchtvaart 8 de voorbije 5 jaar blijven toenemen (totdat de COVID-19-pandemie uitbrak). Na een daling van de emissies tussen 2007 en 2013 zijn de totale emissies van verkeer ook in elk van de voorbije vijf jaren toegenomen.

De gemiddelde broeikasgasintensiteit van brandstoffen die in de EU worden geleverd, is sinds 2010 verbeterd, maar er is meer actie nodig om de doelstelling van een reductie van 6 % die in de Richtlijn Brandstofkwaliteit is opgenomen, tegen 2020 te halen

De voorbije vijf jaar zijn de emissies van stationaire installaties die activiteiten uitvoeren die onder de EU-ETS vallen, aanzienlijk gedaald. Deze ontwikkeling komt met name doordat er andere brandstoffen zijn gebruikt om elektriciteit op te wekken en er meer gebruik is gemaakt van hernieuwbare energiebronnen. In 2019 bleven de totale emissies van industrie en elektriciteitsopwekking die onder de EU-ETS vallen, dalen (met 9,1 % in vergelijking met 2018). De elektriciteitssector was de belangrijkste aanjager van deze trend, met een substantiële daling van broeikasgasemissies van bijna 15 %. Bij de industrie werd een daling met 2 % opgetekend, wat de sterkste daling is in fase 3 van de EU-ETS (2013-2020) tot nu toe. De emissies van luchtvaart binnen de Europese Economische Ruimte zijn lichtjes toegenomen met bijna 1 %.

De marktstabiliteitsreserve, die in januari 2019 in werking trad, heeft het overschot aan emissierechten aanzienlijk verlaagd. Uit de indicator van de overschotten op de koolstofmarkt 9 die in mei 2020 voor de vierde keer werd bekendgemaakt, blijkt dat het overschot is gedaald tot ongeveer 1,39 miljard emissierechten. Op basis van het overschot en de herziene EU-ETS-wetgeving voor fase 4 van de EU-ETS (2021-2030) is het aantal geveilde emissierechten in 2020 met ongeveer 375 miljoen gedaald. De veilingvolumes in 2021 zullen op dezelfde rechtsgrondslag worden verminderd. De marktstabiliteitsreserve zal in 2021 voor het eerst worden herzien binnen de ruimere context van de herziening van de EU-ETS om de voorgestelde vermindering van broeikasgasemissies van ten minste 55 % te behalen.

Met uitzondering van een tijdelijke prijsdaling door de COVID-19-pandemie begin 2020 bleef het koolstofprijssignaal stabiel rond een gemiddelde van 24 EUR 10 tussen januari 2019 en juni 2020. De totale inkomsten van de EU-ETS uit de veilingen tussen 2012 en 30 juni 2020 bedroegen meer dan 57 miljard EUR.

De Commissie publiceert binnenkort een pakket klimaatverslagen als opvolging van en in verband met dit verslag 11 . Het pakket zal gedetailleerde informatie bevatten over broeikasgasemissies, de koolstofmarkt van de EU en brandstofkwaliteit.

3.

Hernieuwbare energie


Algemeen gezien is de EU goed op weg om de streefcijfers voor hernieuwbare energie voor 2020 te halen, maar sommige lidstaten moeten nog meer vooruitgang boeken 12 . Het aandeel hernieuwbare energie in het bruto-eindverbruik van energie is in 2018 tot 18 % toegenomen in de EU 13 . In 2018 zaten twaalf lidstaten boven hun nationale bindende streefcijfers voor 2020, maar vijf lidstaten bleven onder de indicatieve trajecten voor 2017-2018 om de streefcijfers te halen. Afbeelding 1. Werkelijke aandelen hernieuwbare energie in 2017 en 2018 in vergelijking met indicatieve trajecten die zijn vastgelegd in de richtlijn hernieuwbare energie en de nationale actieplannen inzake hernieuwbare energie 14 .

In het voortgangsverslag inzake hernieuwbare energie 15 wordt voorspeld dat de EU in 2020 een aandeel hernieuwbare energie van 22,8 % tot 23,1 % van het bruto-eindverbruik van energie zal behalen. Investeringen in hernieuwbare energie worden steeds meer gestuurd door marktbeslissingen. De lidstaten kennen steeds meer steun voor hernieuwbare energie toe via openbare aanbestedingen en zorgen ervoor dat hernieuwbare-energie-installaties in de elektriciteitsmarkt zijn geïntegreerd, zoals vereist door de regels betreffende staatssteun 16 en de interne energiemarkt. Hoewel de meeste lidstaten hun streefcijfers zullen halen, is er voor drie lidstaten een ernstig risico en voor twee lidstaten een matig risico dat zij hun streefcijfers niet zullen halen. Bij deze analyse is rekening gehouden met het feit dat de COVID-19-pandemie, omwille van een lager verbruik, vermoedelijk zal leiden tot een hoger aandeel van hernieuwbare energie in het verbruik.

De lidstaten worden aangemoedigd om alle opties te onderzoeken om gebruik te maken van samenwerkingsmechanismen, waaronder statistische overdrachten, om te verzekeren dat zij hun nationale bindende streefcijfers voor 2020 halen. De Commissie is bereid om dit proces en deze dialoog tussen lidstaten te ondersteunen om statistische overeenkomsten af te sluiten, onder meer via het Unieplatform voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie 17 , waaraan momenteel wordt gewerkt.

Na 2020 moeten alle inspanningen toegespitst zijn op de nationale bijdragen om het streefcijfer van 2030 te halen. Dit omvat de toepassing van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2021 en het Europese vlaggenschipinitiatief “Versnellen” ervan 18 om toekomstbestendige schone technologieën zo snel mogelijk in te voeren en de ontwikkeling en ingebruikname van hernieuwbare energiebronnen te versnellen als onderdeel van onze inspanningen om te herstellen van de gevolgen van de COVID-19-pandemie 19 . De uitrol van hernieuwbare energie brengt talloze voordelen met zich mee: vermindering van de uitstoot, vergroting van de energie-onafhankelijkheid, creatie van banen en groei en vermindering van de vervuiling, alsmede behoud van de wereldwijde leiderschapspositie van de EU in de sector. Om lidstaten te helpen hun nationale bijdragen te halen, zijn er recent Europese financieringsmechanismen voor hernieuwbare energie aangenomen 20 die lidstaten in staat stellen te investeren in hernieuwbare projecten in ruil voor een statistische toekenning aan de deelnemende lidstaat. De versnelde uitrol van hernieuwbare energie zal worden ondersteund door de herziening van de relevante richtsnoeren inzake staatssteun, in het bijzonder die voor milieu en energie, zodat de doelstellingen van de Green Deal erin vervat zitten.

2.2.Energie-efficiëntie

De lidstaten moeten meer inspanningen leveren om de energie-efficiëntie te vergroten. De energie-unie heeft de sleutelrol van energie-efficiëntie bij het halen van alle klimaat- en energiedoelstellingen erkend en heeft het beginsel “energie-efficiëntie eerst” in wetgeving verankerd 21 . In 2018 daalde het eindenergieverbruik in de EU met 5,9 % in vergelijking met 2005, tot 1124 megaton olie-equivalent (Mtoe). Dit ligt 3,5 % boven het streefcijfer van 2020 van een eindenergieverbruik van 1 086 Mtoe 22 en is een toename met 0,2 % in vergelijking met 2017. Het primaire energieverbruik in de EU is met 9,8 % gedaald tot 1 552 Mtoe, tegenover 1 721 Mtoe in 2005. Dat is 4,6 % hoger dan het streefcijfer van 1 483 Mtoe voor 2020. Na drie jaar van toename is het energieverbruik in 2018 met 0,6 % gedaald 23 . Door de groei van economische activiteit bleef het energieverbruik in 2018 toenemen, in die mate zelfs dat nieuw beleid en nieuwe maatregelen die lidstaten invoerden, niet voldoende waren om het energieverbruik te verminderen en weer op het juiste spoor te krijgen voor het halen van het streefcijfer van 2020. Het aantal rechtstreekse banen in energie-efficiëntie is gestaag toegenomen van 244 000 in 2000 tot 964 000 in 2017, en de groei gaat sneller dan in de rest van de economie, met een jaarlijkse gemiddelde groei van 17,4 %; daarmee vergeleken kende de rest van de economie een gemiddelde jaarlijkse groei van 0,5 % 24 .

Uit gedeeltelijke gegevens voor 2020 blijkt dat de COVID-19-pandemie een aanzienlijk effect op de energievraag heeft gehad. Ook al zou dit kunnen helpen om de energie-efficiëntiestreefcijfers voor 2020 te halen, zou het niet leiden tot een structurele vermindering van het energieverbruik. Er worden terugslageffecten verwacht zodra de economie zich herstelt.

Het is daarom uiterst belangrijk dat er bijkomende, langdurige inspanningen worden geleverd om de streefcijfers voor energie-efficiëntie voor 2030 te halen, ook in de context van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2021 en het Europese vlaggenschipinitiatief “Renoveren” 25 . Het doel van het vlaggenschipinitiatief is de energie-efficiëntie van openbare en particuliere gebouwen te verbeteren en digitale ontwikkeling te bevorderen door slim wonen en slimme metersystemen, wat zal helpen bij het herstel van de COVID-19-pandemie. De Commissie werkt aan bijkomende richtsnoeren en verankert het beginsel “energie-efficiëntie eerst” in alle relevante beleidsvoorstellen, zoals de EU-strategie inzake een geïntegreerd energiesysteem, het “renovatiegolf”-initiatief en de nakende herziening van de trans-Europese energienetwerken. De lidstaten moeten ook rekening houden met energie-efficiëntiemaatregelen bij plannings-, beleids- en investeringsbeslissingen in de hele economie.


Afbeelding 2. Energie-efficiëntie – vooruitgang bij de streefcijfers voor 2020 26 (in Mtoe)

2.3.Energiezekerheid

De COVID-19-pandemie heeft aanzienlijke druk gelegd op de energievraag; we zagen grote afwijkingen van de normale verbruikspatronen voor deze periode. Toch is de paraatheid van de lidstaten robuust gebleken en waarborgt ze de continuïteit van essentiële activiteiten. Het wetgevingskader van de energie-unie over energiezekerheid – in het bijzonder de verordening betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en de verordening betreffende de gasleveringszekerheid – heeft een grote rol gespeeld bij het beheer van de effecten van de crisis in de energiesector.

In juni 2020, toen de COVID-19-pandemie volop woedde, heeft de Commissie goede praktijken en ervaringen voor de energiesector gepubliceerd. De deskundigengroep die bij EU-wetgeving is opgericht 27 speelde een sleutelrol bij het faciliteren van de samenwerking over de grenzen heen. Daarnaast zorgde de groep voor uitgebreide samenwerking en het delen van informatie tussen lidstaten, systeembeheerders en relevante actoren in de energiesector. Als opvolging hiervan beoordeelt de Commissie momenteel potentiële kwetsbaarheden en opties om de veerkracht van kritieke toeleveringsketens voor energietechnologieën te verbeteren.

De EU-strategie voor de veiligheidsunie 28 omvat een voorstel ter versterking van de veerkracht en de cyberbeveiliging van kritieke energie-infrastructuur, waarvan het belang tijdens de pandemie duidelijk is gebleken. De Commissie maakt intussen ook werk van een netcode om de cyberbeveiliging van grensoverschrijdende elektriciteitsstromen te verzekeren 29 .

In de elektriciteitssector zorgt de uitvoering van de verordening betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector 30 ervoor dat lidstaten beschikken over de juiste instrumenten om met elkaar samen te werken om elektriciteitscrises te voorkomen, erop voorbereid te zijn en ze te beperken. Daarnaast kon men binnen het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSO-E) dankzij twee nieuwe methodologieën 31 voor het eerst de meest relevante regionale scenario’s voor elektriciteitscrises identificeren en de eerste seizoensgebonden beoordeling inzake de toereikendheid voor de voorbije zomer uitvoeren, op basis van een nieuwe methodologische benadering (de “Summer Outlook” 2020). Dit zal de basis vormen voor de opstelling van nationale scenario’s en risicoparaatheidsplannen van de lidstaten. De Commissie heeft ook een aanbeveling aangenomen over een billijke compensatie 32 voor lidstaten wanneer zij elkaar assistentie bieden bij het voorkomen en beheren van crises.

Infrastructuur is van essentieel belang opdat een markt naar behoren en efficiënt kan werken. Daarom heeft de EU capaciteitsstreefcijfers voor elektrische interconnectie opgesteld. Acht lidstaten 33 voldoen nog niet aan het interconnectiestreefcijfer van 10 % voor 2020 34 . Projecten van gezamenlijk belang kunnen de inspanningen van lidstaten voor het koolstofarm maken van de economie ook stimuleren en de basis vormen voor leidende markten voor waterstof in Europa. Het kan bijvoorbeeld gaan om steun aan de Connecting Europe Facility en acties in het kader van het vlaggenschipinitiatief “versnellen” van de faciliteit voor herstel en veerkracht om schone technologieën en hernieuwbare energie te integreren dankzij gemoderniseerde netwerken en een grotere interconnectiviteit.

Er worden ook inspanningen gedaan om volledig gebruik van bestaande interconnectoren en operationele digitale platforms te verzekeren. De invoering van de bepalingen met betrekking tot het ontwerp van de interne elektriciteitsmarkt en in het bijzonder de uitrol van marktkoppeling heeft de efficiëntie van de elektriciteitshandel in Europa aanzienlijk doen toenemen 35 , 36 .

Over de gasleveringszekerheid hebben de lidstaten preventieve actieplannen en noodplannen opgesteld 37 , 38 . Deze bevatten maatregelen om het effect van een verstoring van de gaslevering en de op nationaal en regionaal niveau geïdentificeerde risico’s te beperken.

De Commissie blijft de lidstaten bijstaan bij de uitvoering van het solidariteitsbeginsel 39 , onder meer ook om een ononderbroken gaslevering aan de meest kwetsbare verbruikers veilig te stellen, zelfs in ernstige crisissituaties met betrekking tot gas.

De Commissie heeft ervaringen met huidige wetgeving over de veiligheid van offshore-olie- en gasexploitaties beoordeeld en zal haar verslag dit najaar indienen bij het Europees Parlement en de Raad.

Over nucleaire veiligheid en beveiliging heeft de EU een uitgebreid kader dat de volledige nucleaire levenscyclus dekt, met inbegrip van het veilige en verantwoorde beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval 40 . De Commissie blijft de uitvoering van dit kader in de lidstaten zorgvuldig monitoren. De EU blijft ook hoge niveaus van nucleaire veiligheid buiten de EU bevorderen, in het bijzonder in buurlanden die kerncentrales exploiteren of willen bouwen. Dit omvat steun bij de uitvoering van stresstests en opvolging om de juiste en transparante uitvoering van aanbevelingen te bevorderen. De Europese Raad heeft in het bijzonder het belang benadrukt van nucleaire en milieuveiligheid van de kerncentrale in Ostrovets in Wit-Rusland.

2.4.Interne energiemarkten

Een volledig geïntegreerde en goed werkende interne energiemarkt is de meest doeltreffende manier om te zorgen voor betaalbare energieprijzen, de nodige prijssignalen voor investeringen in groene energie, energievoorzieningszekerheid en de goedkoopste weg naar klimaatneutraliteit. Belangrijke initiatieven hebben de interne markten voor elektriciteit en gas versterkt. Er is al veel vooruitgang geboekt, maar er moeten nog inspanningen worden geleverd om de markten voor elektriciteit en gas verder te integreren.

Wat elektriciteit betreft, heeft het pakket “Schone energie voor alle Europeanen”, en met name de in 2019 aangenomen nieuwe ontwerpregels voor de elektriciteitsmarkt 41 , de weg vrijgemaakt om beter om te gaan met de nieuwe realiteiten van de energiemarkten, die worden gedomineerd door de productie van hernieuwbare energie. Dankzij deze regels zijn er betere voorwaarden gecreëerd om verbruikers te laten deelnemen aan energiemarkten en om een gelijk speelveld voor nieuwkomers op de markt te stimuleren. Geplande uitvoeringshandelingen over gegevensinteroperabiliteit zullen naar verwachting helpen om dit in werking te stellen en om klanten en nieuwe dienstverleners actiever bij de markt te betrekken. Met de elektriciteitsverordening 42 wordt ernaar gestreefd de elektriciteitsmarkten verder te integreren door in het bijzonder de regels over maximaal gebruik van elektriciteitsinterconnectoren te versterken. Deze regels zullen grensoverschrijdende handel vergroten, waardoor energiebronnen meer efficiënt kunnen worden gebruikt in de EU als geheel. Er wordt vooruitgang geboekt in de uitvoering van een omvangrijk geheel van technische EU-regelgeving (netcodes), met positieve resultaten 43 .

Sinds 2016 zijn de kleinhandelsprijzen over de lidstaten heen naar elkaar geëvolueerd, maar er zijn nog steeds aanzienlijke verschillen. De elektriciteitsprijzen voor huishoudelijke consumenten in 2019 varieerden van 98 EUR/MWh in Bulgarije tot 295 EUR/MWh in Denemarken. De gemiddelde prijs voor de EU bedroeg 216 EUR/MWh. Algemeen worden de kleinhandelsprijzen nog steeds gedomineerd door componenten die niet het gevolg zijn van mededinging maar die door regulatoren zijn vastgesteld (zoals gereguleerde nettarieven en belastingen/heffingen).


Afbeelding 3. Elektriciteitsprijzen voor huishoudens in de EU in 2019 (gelijkstroom) 44

Op groothandelsniveau hebben gevestigde aanbieders in de meeste lidstaten nog steeds een dominante positie, meer dan 20 jaar na het begin van de vrijmaking van de markt. In sommige landen hebben zij zelfs een marktaandeel van meer dan 80 %, wat bijna neerkomt op een monopolie. De trend om in deze landen de prijzen te reguleren, is vaak een bijkomende belemmering voor nieuwkomers op de markt gebleken om de concurrentie met gevestigde aanbieders aan te gaan 45 .

De voorbije tien jaar zijn de kleinhandelsprijzen voor elektriciteit gestegen tot boven de inflatie. De elektriciteitsprijzen voor de industrie zijn evenwel minder gestegen dan de prijsindexen van de industrie en voor grotere verbruikers zijn ze zelfs gedaald. De jongste jaren zijn nettarieven, belastingen en heffingen stabiel gebleven of slechts licht gestegen. Bovendien wordt een lagere druk van heffingen op hernieuwbare energie vastgesteld, samen met het ruimere gebruik van marktgebaseerde instrumenten ter promotie van hernieuwbare energie en met de geleidelijke afbouw van oude steunregelingen. Als gevolg hiervan werden de prijzen voor eindverbruikers hoofdzakelijk gestuurd door veranderingen in opwekkings- en leveringskosten. Deze veranderingen volstonden evenwel niet om voldoende marktsignalen te geven. Dit komt onder meer doordat de gereguleerde component nog steeds een relatief groot aandeel van de prijs voor de eindverbruiker uitmaakte. Het feit dat de belangrijkste elektriciteitskleinhandelaars in de hele EU marktaandeel verloren en de concentratie op de kleinhandelsmarkt voor elektriciteit afnam, leidde niet altijd helemaal tot voldoende doeltreffende prijssignalen.

Het gecombineerde effect van alle belastingen en heffingen heeft een aanzienlijke invloed op de eindenergieprijs, in het bijzonder voor elektriciteit. Zoals aangehaald in de EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem 46 kan dit leiden tot verstoringen in het gebruik van specifieke energiedragers. De lidstaten zouden rekening kunnen houden met het effect van belastingen en heffingen op eindenergieprijzen om te verzekeren dat hervormingen en veranderingen aan prijssignalen leiden tot een schone en eerlijke energietransitie overeenkomstig de doelstellingen van de Green Deal. De aanpak van distributie-effecten van eindenergieprijzen en de hiermee verband houdende bezorgdheden inzake energiearmoede zullen van cruciaal belang zijn om te verzekeren dat de groene transitie ook sociaal eerlijk is.

De primaire doelstelling van de energiebelastingrichtlijn 47 , met name de goede werking van de interne markt, wordt niet langer behaald. Minimale belastingtarieven hebben hun effect verloren en afwijkende nationale tarieven worden toegepast in combinatie met een brede waaier van belastingvrijstellingen. Deze vrijstellingen en verminderingen zijn de facto vormen van subsidies voor fossiele brandstoffen en stroken niet met de doelstellingen van de Europese Green Deal. Met de herziening van de richtlijn zouden deze tekortkomingen moeten worden weggewerkt.

De interne markt heeft goede vooruitgang geboekt inzake de voltooiing op het gebied van gas. De toename in verhandelde volumes op aardgashubs bleef duren tot 2020, met een toename van verhandelde volumes op Europese gashubs op jaarbasis van 32 % in het eerste kwartaal van 2020 (tot 5010 TWh). Ook de connectiviteit en de toegang tot verschillende gasbronnen blijven verbeteren. Slechts drie markten in de EU hadden toegang tot minder dan drie toeleveringsbronnen. De prijsconvergentie is de voorbije jaren verbeterd en was het hoogst in Noordwest-Europa. Op Europees niveau daalde ze evenwel in 2019, met hogere prijsverschillen op meer dagen tijdens het jaar.

Over het algemeen zijn de kleinhandelsprijzen voor gas in 2019 gestegen in vergelijking met 2018. Aangezien zij de evolutie van de groothandelsprijzen met een kleine vertraging volgen, zullen zij evenwel in de nabije toekomst waarschijnlijk opnieuw dalen. De gasprijzen voor huishoudelijke consumenten varieerden van 33 EUR/MWh in Hongarije tot 116 EUR/MWh in Zweden. De gemiddelde prijs voor de EU bedroeg 68 EUR/MWh. Consumenten in Luxemburg betaalden de minste belastingen en heffingen. In Denemarken was het aandeel opwekkings- en leveringskosten het laagst, terwijl het aandeel belastingen het hoogst was. Net als voor de elektriciteitsmarkten bleven de belastingen/heffingen en nettarieven dezelfde of namen ze lichtjes toe, wat leidde tot prijzen die werden gestuurd door schommelingen in de kosten voor opwekking en levering.


Afbeelding 4. Gasprijzen voor huishoudelijke consumenten in 2019 48

Uit de energie-invoerfactuur van de EU blijkt dat de EU afhankelijk is van de invoer van fossiele brandstoffen en de blootstelling ervan aan volatiele internationale markten. De invoerfactuur nam tussen 2016 en 2018 toe en bedroeg meer dan 330 miljard EUR per jaar. Hierdoor wordt de neerwaartse tendens van de hoogste piek van 2013 (400 miljard EUR) omgekeerd. De impact van de COVID-19-pandemie op de energieprijzen zal de factuur voor energie-invoer in 2020 doen dalen. De prijzen zullen naar verwachting stijgen zodra de economie opnieuw aantrekt, maar het duurt mogelijk tot 2021 voordat zij weer het niveau van 2019 halen.

4.

Energiearmoede


Bijna 34 miljoen Europeanen konden in 2018 hun huis niet naar behoren verwarmen 49 . Energiearmoede blijft dan ook een grote uitdaging in de EU. Hoewel deze indicator gemiddeld gunstig is geëvolueerd in 2010-2018, waren er aanzienlijke verschillen in de snelheid van de verandering binnen de EU. In Bulgarije, Letland, Polen, Portugal en Roemenië is de energiearmoede aanzienlijk gedaald. In Griekenland werd dan weer een fikse toename opgetekend. Hoewel de energie-uitgaven van huishoudens de voorbije jaren zijn gedaald, zijn er nog steeds grote verschillen tussen lidstaten, zowel inzake absolute uitgaven als inzake het aandeel van energie in de totale uitgaven van gezinnen. In 2018 spendeerden de armste Europese huishoudens nog steeds 8,3 % van hun totale uitgaven aan energie (in sommige landen in Centraal- en Oost-Europa kon dat oplopen tot 15 à 22 %).

Voldoende warmte, koeling, verlichting en de energie om toestellen te laten werken zijn essentieel voor een waardige levens- en gezondheidsstandaard 50 . De beleidsinspanningen van de EU op dit gebied zullen worden voortgezet aangezien de economische impact van de COVID-19-pandemie de situatie nog kan verergeren, vooral voor de armsten. De meeste lidstaten hebben een overzicht van energiearmoede in hun nationaal energie- en klimaatplan opgenomen, en vaak ging dit gepaard met indicatoren om het effect ervan te analyseren. De meeste lidstaten hebben evenwel nog geen stelselmatige aanpak aangenomen om energiearmoede te bestrijden. Om hun inspanningen te ondersteunen, heeft de Commissie samen met deze mededeling een aanbeveling over energiearmoede 51 uitgegeven. Zij blijft steun verlenen aan de Europese waarnemingspost voor energiearmoede, waarin gegevens worden verzameld, indicatoren worden uitgewerkt en beste praktijken worden verspreid om energiearmoede aan te pakken.

2.5.Onderzoek en innovatie en concurrentievermogen

5.

Onderzoek en innovatie


Wat onderzoek en innovatie betreft, zijn de tendensen in overheids- en particuliere uitgaven in de EU niet bemoedigend. Lidstaten geven iets minder uit aan onderzoek en innovatie naar schone energie dan de vorige jaren, terwijl de algemene overheidsinvestering in onderzoek en innovatie van de EU in schone energietechnologieën als aandeel van het bbp het laagst is in grote economieën (zie afbeelding 5). Dit is een weerspiegeling van een wereldwijde tendens. Het Internationaal Energieagentschap stelt vast dat de uitgaven van de overheidssector aan koolstofarme energietechnologieën in 2019 lager waren dan in 2012.


Afbeelding 5. Geraamde overheids- 52 en particuliere 53 financiering van de prioriteiten inzake onderzoek en innovatie van de energie-unie. BERD = bedrijfsuitgaven voor onderzoek en innovatie.
Bron: JRC 54 op basis van “Mission Innovation” van het Internationaal Energieagentschap, Eurostat/OESO.

Aansluitend bij deze resultaten daalt ook het aantal octrooiactiviteiten voor schone energietechnologieën al sinds 2012, terwijl het aantal octrooien in hoogwaardige technologieën zoals batterijen en slimme toepassingen blijft toenemen.

De geraamde particuliere investering in de prioriteiten inzake onderzoek en innovatie van de energie-unie (die een aantal zakelijke sectoren overspant) is de jongste jaren gedaald. Bovendien is de investering voor onderzoek en innovatie in de activiteiten die beschreven staan in het Europees strategisch plan voor energietechnologie, dat de lidstaten, de industrie, de onderzoeksgemeenschap en de Commissie zijn overeengekomen, goed voor slechts 15 % van de geraamde behoeften tot 2030 55 . Daarnaast hebben slechts weinig lidstaten nationale doelstellingen die geschikte trajecten naar 2030 en 2050 zouden aantonen 56 . Een reeks steuninstrumenten is beschikbaar voor de lidstaten, zoals Horizon Europa, het Innovatiefonds en InvestEU. De oproep van de Green Deal onder Horizon 2020, met een begroting van 1 miljard EUR, is gericht op belangrijke uitdagingen op het gebied van energie en een geïntegreerd systeem. Het gaat onder meer om de productie van offshore- en onshore-energie, steun voor grootschalige elektrolyse-installaties, het gebruik van schone energie in havens en luchthavens, een koolstofarme industrie en energie- en hulpbronnenefficiënte bouw en renovatie.


6.

Concurrentievermogen


Uit het eerste voortgangsverslag over concurrentievermogen 57 blijkt dat de industrie in de EU met succes de kans heeft gegrepen die door de toenemende vraag naar schone energietechnologieën is geboden. Het concurrentievermogen van de sector is groter dan dat van technologieën van conventionele energiebronnen wat toegevoegde waarde, arbeidsproductiviteit, werkgelegenheid en penetratiepercentages betreft. In termen van bbp wint de sector van de schone energie bovendien aan belang in de economie van de EU, terwijl het belang van conventionele energiebronnen afneemt.

De EU-industrie profiteert van een pioniersvoordeel in technologieën voor wind-, hernieuwbare waterstof- en oceaanenergie. De verwachte capaciteitstoename in deze segmenten suggereert evenwel dat de structuur ervan onvermijdelijk zal veranderen.

Er zijn ook volgehouden inspanningen nodig om een inhaalbeweging te maken en een concurrentievoordeel op te bouwen op gebieden waar de EU geen pioniersvoordeel (meer) heeft. Zonne- en lithium-ionbatterijen zijn bijzonder relevant gezien de verwachte toename van de vraag ernaar, hun modulariteit en overlooppotentieel naar andere toepassingen zoals de integratie van zonne-energiesystemen in gebouwen, voertuigen of andere infrastructuur.

Met de Europese alliantie voor batterijen, een prestigeproject voor industriële allianties, is aangetoond hoe betere coördinatie tussen lidstaten, de onderzoeksgemeenschap en de industrie kan zorgen voor de nodige stimulans voor industriële belanghebbenden om te investeren in de productie van schone technologieën in de EU. Het is tijd om dit idee tot andere belangrijke technologieën en bedrijfssectoren uit te breiden. Voortbouwend op deze succesvolle blauwdruk heeft de Commissie een Europese alliantie voor schone waterstof en een Europese alliantie voor grondstoffen opgericht.

Op dezelfde wijze zijn ook andere sleuteltechnologieën zoals slimme netten belangrijk, aangezien zij waarde creëren voor alles wat met het net verbonden is. De industrie van het slimme net in de EU zal naar verwachting de volgende tien jaar sterk groeien.

Er zijn aangehouden inspanningen nodig om niet-verstoorde handel en investeringen in derde landen te verzekeren, ook in gebieden waar de EU een sterke concurrentiepositie heeft, maar ook steeds vaker wordt geconfronteerd met verstoringen zoals lokale inhoudsvereisten en discriminerende binnenlandse procedures. Aangezien het grootste deel van de investeringen in groene technologieën buiten de Europese Unie zal liggen, moet worden verzekerd dat de industrie van de EU op een gelijk speelveld kan concurreren en gebruik kan maken van de banen en het groeipotentieel van de Europese Green Deal.

7.

Subsidies


Er moeten duidelijk meer inspanningen worden geleverd om subsidies voor afvalrijk energieverbruik te verminderen en de energietransitie te bevorderen. Om dit te monitoren, zijn betere gegevens over energiesubsidies van doorslaggevend belang. Gegevens over energiesubsidies blijven versnipperd, terwijl de verslaglegging in de nationale energie- en klimaatplannen in ruime mate onvolledig blijft. In het verslag over energiesubsidies in de EU 58 wordt vermeld dat er in 2018 voor 159 miljard EUR aan energiesubsidies is toegekend, een stijging van 5 % tegenover 2015. Meer dan de helft van de subsidies gaat naar de ondersteuning van de schone energietransitie.

Zoals verder in detail is besproken in de bijlage over energiesubsidies, is er in 2018 voor 50 miljard EUR subsidies voor fossiele brandstoffen toegekend in de EU (dat is een derde van alle energiesubsidies in de EU). Dat bedrag is de voorbije tien jaar relatief stabiel gebleven, met een piek van 53 miljard EUR in 2012. In 2015 begonnen zij opnieuw toe te nemen, met een groei van 6 % tot 2018. Sommige lidstaten, zoals Oostenrijk, Denemarken, Estland en Hongarije gingen evenwel tegen deze algemene tendens in en verminderden hun subsidies voor fossiele brandstoffen aanzienlijk.

2.6.De energie-unie in een ruimer Green Deal-perspectief

8.

Rechtvaardige transitie


De doelstellingen van de energie-unie zijn duidelijk verweven met de ruimere doelstellingen van de Green Deal. Dit is het geval voor de “rechtvaardige transitie” en het beginsel om ervoor te zorgen dat niemand achterblijft.

Hiertoe heeft de Commissie het mechanisme voor een rechtvaardige transitie voorgesteld, waaronder het Fonds voor een rechtvaardige transitie, dat gericht is op economische en sociale kosten van de klimaattransitie in de meest kwetsbare steenkool-, bruinkool- en turfregio’s en koolstofintensieve regio’s. Een specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie onder het InvestEU-programma is beschikbaar onder het mechanisme voor een eerlijke transitie en een leningfaciliteit voor de overheidssector zal ook de relevante investeringen van de overheidssector voor een rechtvaardige transitie ondersteunen. Als voorwaarde om deze fondsen vrij te maken, bijvoorbeeld ter ondersteuning van economische modernisering en diversificatie, bijscholing en omscholing 59 of kleinschalige investeringen in schone energietransitie, moeten de lidstaten territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie voorbereiden, die onder meer zijn afgestemd op hun nationale energie- en klimaatplannen.

Ook territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie zijn relevant in de context van de faciliteit voor herstel en veerkracht. Om belanghebbenden bij te staan, heeft de Commissie het platform voor een rechtvaardige transitie opgericht. Via deze weg verstrekt zij informatie over financieringsmogelijkheden en actualiseringen van regelgevingen en vergemakkelijkt zij de uitwisseling van goede praktijken en sectorspecifieke initiatieven. Dit platform is gebaseerd op en vormt een uitbreiding van het werk van het bestaande initiatief voor steenkoolregio’s in transitie 60 door op maat gemaakte, op behoeften gerichte bijstand en capaciteitsopbouw te bieden. Met het initiatief voor steenkoolregio’s in transitie blijft men advies verstrekken aan gebieden met fossiele brandstoffen als een van de twee werkstromen van het platform.

9.

Luchtkwaliteit


De luchtkwaliteit blijft verbeteren, maar is in verschillende regio’s en steden nog steeds een bezorgdheid. Gezamenlijke inspanningen van de EU en de lidstaten hebben de voorbije decennia geleid tot een vermindering van de emissie van luchtverontreinigende stoffen in de EU, met de opmerkelijke uitzondering van ammoniak. Dit heeft geleid tot een daling van het aantal luchtkwaliteitzones waar de EU-grenswaarden voor kleine deeltjes worden overschreden, en tot een daling van het geraamde aantal vroegtijdige overlijdens te wijten aan luchtvervuiling van ongeveer een miljoen per jaar in 1990 tot ongeveer 400 000 per jaar in de meest recente ramingen 61 .

Luchtvervuiling brengt ook sociale kosten met zich mee, want mensen met een lager inkomen worden meer getroffen doordat zij meer blootgesteld zijn en kwetsbaarder zijn. Over het algemeen is de blootstelling aan concentraties fijn stof in EU-regio’s met het laagste bbp per hoofd van de bevolking groter dan in andere regio’s 62 . Daarnaast houdt energiearmoede verband met het gebruik van vaste brandstoffen om de woning te verwarmen en te koken, wat leidt tot een slechte kwaliteit van de binnenlucht en van de omgeving 63 .


Kaart 1. Europees Milieuagentschap, 2018. Unequal exposure and unequal impacts: social vulnerability to air pollution, noise and extreme temperatures in Europe. (“Ongelijke blootstelling en ongelijke impact: sociale kwetsbaarheid voor luchtverontreiniging, lawaai en extreme temperaturen in Europa”) Verslag 22/2018.

Structurele veranderingen die zijn ingegeven door de beleidsmaatregelen van de energie-unie hebben bijgedragen tot een daling van de emissie van luchtverontreinigende stoffen: in het bijzonder door toegenomen energie-efficiëntie in gebouwen, inspanningen voor de afbouw van steenkool en de ontwikkeling van niet-brandbare hernieuwbare energie en meer duurzame vervoermiddelen 64 . Met de Europese Green Deal wordt er ook naar gestreefd om de vervuiling tot nul terug te brengen om te zorgen voor een gifvrij milieu, met als doelstelling om de verontreiniging beter aan te pakken.

10.

Internationale dimensie


Ondanks wereldwijde inspanningen blijkt uit het meest recente wetenschappelijke bewijsmateriaal dat broeikasgasemissies blijven toenemen. Terwijl de volgende conferentie over klimaatverandering van de Verenigde Naties is uitgesteld tot 2021 65 , blijft 2020 een cruciaal jaar om de klimaatambitie wereldwijd op te schroeven.

Dankzij strategische samenwerkingen om de overeenkomst van Parijs uit te voeren, helpt de EU haar partners om hun visie voor een lage-emissie- en klimaatveerkrachtige economie om te zetten in werkbaar beleid en werkbare maatregelen, ook op het gebied van energie. Op diplomatiek vlak heeft de EU ministeriële ontmoetingen met China en Canada over klimaatactie georganiseerd en heeft zij via de EU-delegaties in niet-EU-landen meerdere doelgerichte acties gelanceerd. Zij werkt ook nauw samen met de voorzitters en partners van de G7 en G20 om de wereldwijde klimaatagenda te promoten en legt steeds meer nadruk op de ondersteuning van inspanningen van de onmiddellijke buren van de EU in de westelijke Balkan, in de context van het Oostelijke Partnerschap, het Zuidelijke Nabuurschapsbeleid en Afrika. Er is de voorbije jaren ook al enige vooruitgang geboekt op internationaal niveau met de aanpak van emissies in de luchtvaart en de scheepvaart. Er moet dringend actie komen met betrekking tot emissies van de scheepvaart en de luchtvaart, gezien hun toenemende bijdragen tot broeikasgasemissies, zowel in de EU als in de rest van de wereld.

De EU stimuleert ook investeringen in schone energie in partnerlanden, wat zakelijke kansen biedt voor baanbrekende Europese koolstofarme industrieën. Deze investeringen versterken ook de wereldwijde leidende rol van de EU in schone energietechnologie, door export te stimuleren en groei en banen in de EU te bevorderen.

66 De EU stimuleerde multilaterale internationale samenwerking inzake hernieuwbare energie in het kader van het Internationaal Agentschap voor hernieuwbare energie en inzake de ontwikkeling en uitrol van schone technologie in het kader van de ministeriële conferentie schone energie en “Mission Innovation”. De EU is actief betrokken bij de onderhandelingen over de modernisering van het Verdrag inzake het Energiehandvest en heeft belangrijke, omvangrijke en ambitieuze voorstellen op tafel gelegd die erop gericht zijn de bepalingen van het verdrag op het gebied van investeringsbescherming te actualiseren en het verdrag op één lijn te brengen met de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en het energietransitiebeleid van de EU.

67 68 De internationale verbintenis van de EU heeft bijgedragen tot de diversifiëring van de energiebronnen en de energievoorzieningszekerheid in Europa. De EU houdt regelmatig gesprekken over energie met grote energieleveranciers en partners, zowel bilateraal als via multilaterale platforms, onder meer om te zorgen voor een vloeibare en flexibele wereldwijde markt voor vloeibaar aardgas (LNG). Eind 2019 heeft de Europese Commissie de succesvolle afronding van gesprekken tussen Oekraïne en de Russische Federatie gefaciliteerd, zodat de levering van Russisch aardgas via Oekraïne kon blijven doorgaan.

Via de Energiegemeenschap blijft de EU verdragsluitende partijen bijstaan bij het aannemen van sleutelelementen van het EU-acquis inzake energie en klimaat en blijft zij verdere marktintegratie met de EU mogelijk maken. Daarnaast werken verdragsluitende partijen verder aan de ontwikkeling van nationale energie- en klimaatplannen en worden energie- en klimaatstreefcijfers voor 2030 geïdentificeerd.

De nucleaire veiligheid buiten de grenzen van de Europese Unie waarborgen, is voor de Commissie ook een belangrijk aandachtspunt geweest. Technisch deskundigen van de Groep Europese regelgevers op het gebied van nucleaire veiligheid en de Commissie hebben een collegiale toetsing uitgevoerd van de uitvoering van de actieplannen voor stresstests inzake nucleaire veiligheid van Armenië en Wit-Rusland.

De EU heeft haar blijvende verbintenis aangetoond voor de uitvoering van bijlage III bij het gezamenlijk breed actieplan voor vreedzame nucleaire samenwerking met Iran. De EU heeft een aantal activiteiten uitgevoerd die zijn toegespitst op veiligheid en de integratie van Iran in het internationale nucleaire rechtskader en streeft ernaar ook de samenwerking op het gebied van schone energie en klimaat uit te breiden.

3.Streven naar groen herstel en een duurzame economie

De Green Deal, die in december 2019 is aangenomen, 69 ondersteunt de transitie van de EU naar een rechtvaardige en welvarende samenleving die inspeelt op de uitdagingen van de klimaatverandering en de aantasting van het milieu, en de levenskwaliteit van de huidige en toekomstige generaties verbetert en streeft naar een rechtvaardige transitie.

Van bij het begin van de COVID-19-pandemie heeft de Commissie de groene transitie een centrale plaats gegeven in het herstelplan van de EU. Een versnelde groene transitie zal het concurrentievermogen, de veerkracht en de positie van Europa als wereldspeler versterken. In de context van de Europese Green Deal krijgen specifieke maatregelen op het vlak van energie, industrie, landbouw, levensmiddelen en biodiversiteit vorm (kader 2). Andere belangrijke initiatieven om het koolstofarm maken van energie en vervoer in Europa te sturen, worden tegen eind 2020 verwacht.

11.

Kader 2. Een greep uit de initiatieven sinds 1 december 2019


·Mededeling over de Europese Green Deal (COM(2019) 640)

·Voorstel voor een Europese klimaatwet (COM(2020) 80)

·Het investeringsplan voor een duurzaam Europa binnen de Europese Green Deal (COM(2020) 21)

·Voorstel voor een verordening tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (COM(2020) 22)

·Een Europese datastrategie (COM/2020/66 final)

·Nieuw actieplan voor een circulaire economie (COM(2020) 98)

·“Van boer tot bord”-strategie (COM(2020) 381)

·EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 (COM(2020) 380)

·Voorstel voor een verordening tot vaststelling van het InvestEU-programma (COM(2020) 403)

·Mededeling Ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030 (COM(2020) 562)

·Een EU-brede beoordeling van de nationale energie- en klimaatplannen (COM(2020) 564)

·Gewijzigd voorstel voor een Europese klimaatwet (COM(2020) 563)

·Mededeling over een geïntegreerd energiesysteem (COM(2020) 299)

·Een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa (COM(2020) 301).

·Mededeling over een EU-strategie om methaanemissies te verminderen (COM(2020) 663)

·Een renovatiegolf voor Europa (COM(2020) 662, SWD(2020) 550)

·Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit (wordt binnenkort gepubliceerd)

Samen met dit verslag over de stand van de energie-unie en de EU-brede beoordeling van de nationale energie- en klimaatplannen 70 publiceert de Commissie de landenspecifieke beoordeling van de 27 geïntegreerde definitieve nationale energie- en klimaatplannen. In deze documenten 71 wordt beoordeeld of en hoe de nationale doelstellingen, streefcijfers en bijdragen zullen helpen om samen de doelstellingen van het strategisch kader van de energie-unie te halen. In de beoordeling wordt ook aandacht besteed aan de mate waarin lidstaten rekening hebben gehouden met de aanbevelingen die de Commissie in juni 2019 heeft uitgegeven 72 . De nationale energie- en klimaatplannen vormen de grondslag voor een voortdurend iteratief proces tussen de EU en haar lidstaten. Deze beoordeling moet dan ook worden gezien als een oproep aan de lidstaten om op diverse domeinen meer actie te ondernemen. De tekortkomingen en overblijvende hiaten zullen moeten worden aangepakt door een gezamenlijke inspanning van de lidstaten en de EU. Beleidsmaatregelen op EU-niveau zullen een versterking en aanvulling vormen van de acties op nationaal niveau.

3.1.Het energiesysteem van de EU hervormen

Om alle sectoren van de economie verregaand koolstofarm te maken, moet de EU ervoor zorgen dat haar energiesysteem grondig wordt hervormd. Daarom heeft de Commissie in juli 2020 een EU-strategie over een geïntegreerd energiesysteem aangenomen 73 . Deze strategie geeft de visie van de Commissie weer om de transitie naar een meer geïntegreerd energiesysteem te versnellen en om een gecoördineerde systeemplanning en -exploitatie te verzekeren. In juli 2020 nam de Commissie ook een waterstofstrategie aan, waarin zij haar visie uiteenzet om de rol van schone waterstof als energiedrager aanzienlijk te vergroten 74 . Deze strategie omvat stappen om te verzekeren dat hernieuwbare en koolstofarme waterstof en op waterstof gebaseerde synthetische brandstoffen concurrerend worden. Samen met de waterstofstrategie heeft de Commissie ook de Europese alliantie voor schone waterstof gelanceerd.

De nieuwe klimaatambitie en de grondige veranderingen die nodig zijn in de werking van het energiesysteem van de EU vereisen ook een nieuwe visie voor de energie-infrastructuur van de EU. De Commissie werkt daarom aan een herziening van de richtsnoeren voor de trans-Europese energienetwerken 75 . Terwijl de nadruk blijft liggen op elektriciteitsinfrastructuur die nodig is om hernieuwbare energie te integreren, wordt er ook een kader opgericht om de uitrol van innovatieve technologieën en infrastructuur, zoals slimme netten, waterstofnetwerken of geïntegreerde offshorenetten, verder te verbeteren. Dit zal ook een belangrijke rol spelen bij de transitie naar duurzame en slimme mobiliteit in de EU.

3.2.Een ambitieuzere klimaatdoelstelling

12.

Actualisering van het beleidskader


In het licht van de ambitie van de EU om tegen 2050 klimaatneutraal te worden, heeft de Commissie in 2020 een mededeling over een ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030 76 en een gewijzigd voorstel voor de Europese klimaatwet 77 aangenomen, met als doel de klimaatambitie van de EU voor 2030 te vergroten: van een daling van broeikasgasemissies met ten minste 40 % in vergelijking met 1990 naar een daling van emissies met inbegrip van verwijderingen van ten minste 55 %. De mededeling bevat ook de acties die in alle sectoren van de economie vereist zijn en lanceert het proces om de belangrijkste wetgevingsinstrumenten tegen juni 2021 te herzien om deze verhoogde ambitie te halen. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regels voor gefluoreerde broeikasgassen en voor ozonaantastende stoffen die tegen eind 2021 moeten worden voorgesteld.

Met de Green Deal werd ook de vaststelling van een nieuwe, ambitieuzere EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering aangekondigd. De effecten van klimaatverandering zijn al te voelen in de energiesector, bv. de minder voorspelbare productie van waterkracht of zelfs de sluiting van bepaalde kerncentrales door de lage beschikbaarheid van koelwater tijdens perioden van ernstige droogte 78 . Er staan ons nog enorme uitdagingen te wachten 79 .

Daarnaast omvat de Green Deal het Europese klimaatpact, dat tot doel heeft personen en gemeenschappen te betrekken bij klimaatactie. In navolging van bestaande initiatieven wordt met het klimaatpact ruimte geboden om nieuwe klimaatactie te ondernemen, informatie te delen, burgeractiviteiten op te starten en oplossingen voor te stellen die anderen kunnen volgen.

De Commissie heeft ook een mededeling aangenomen over een EU-strategie om methaangerelateerde emissies te verminderen. Met de strategie worden voorstellen uitgewerkt om de methaanemissies in de EU te helpen verminderen en om soortgelijke acties wereldwijd te bevorderen en te ondersteunen. Zij heeft betrekking op alle belangrijke sectoren die methaan uitstoten, zoals landbouw, energie en afvalverwerking. Wat energie betreft, is de strategie toegespitst op verbeterde meting, grondige en transparante verslaglegging en geloofwaardige verificatie van methaanemissies.

De grotere klimaatambitie vereist een nooit eerder geziene groei van de productie van hernieuwbare energie. Zoals in de Green Deal al is aangekondigd, zal offshore-hernieuwbare energie hierin een sleutelrol spelen. Om dit proces te vergemakkelijken, zal de Commissie haar strategische visie voor offshore-energie die is geproduceerd op basis van natuurlijke en schone bronnen zoals wind, zon, golven en getijdewerking in het najaar van 2020 aannemen.

Duurzame alternatieve brandstoffen zullen ook bijdragen tot de transitie naar een duurzamer vervoersysteem. De Commissie zal binnenkort een strategie voor duurzame en slimme mobiliteit voorstellen en werkt aan initiatieven om de levering en het gebruik van duurzame alternatieve brandstoffen te stimuleren, met name in de luchtvaart en de scheepvaart.

13.

Overzicht van de indieningen van de lidstaten voor langetermijnstrategieën om de economie koolstofarm te maken


Alle partijen bij de Overeenkomst van Parijs werden verzocht om uiterlijk in 2020 hun strategieën voor de afname van broeikasgasemissies op lange termijn (tegen het midden van deze eeuw) mee te delen. In de governanceverordening, waarin een proces beschreven staat dat de lidstaten helpt bij de voorbereiding van deze strategieën, wordt gesteld dat de lidstaten tegen 1 januari 2020 hun langetermijnstrategie met een perspectief van ten minste 30 jaar moesten voorbereiden en bij de Commissie indienen.

Slechts zestien lidstaten 80 hebben tot nu toe hun langetermijnstrategie ingediend. Dertien lidstaten verwijzen expliciet of impliciet naar klimaatneutraliteit 81 , terwijl de andere drie ernaar streven hun emissies te reduceren met 80 % tot 95 % in vergelijking met 1990. Vaak ontbreekt een duidelijke definitie van de term die voor de algemene doelstelling is gebruikt, en het is vaak niet duidelijk of de streefcijfers die lidstaten vaststellen wettelijk bindend zijn. Ook de verplichte verslaglegging verschilt van lidstaat tot lidstaat. Als gevolg hiervan kan de Commissie nog niet in detail beoordelen of de nationale langetermijnstrategieën voldoende zullen zijn om gezamenlijk de Europese doelstelling van klimaatneutraliteit te halen, en kan zij ook geen informatie verschaffen over een eventuele gezamenlijke kloof.

3.3.Energie- en klimaatbeleid van cruciaal belang voor herstel

De COVID-19-pandemie heeft de economie van de EU sterk getroffen. Maar de investeringen en hervormingen die nodig zijn om onze grotere klimaatambitie te halen, zijn niet structureel veranderd. De uitdaging om aanzienlijke bijkomende investeringen los te weken en een rechtvaardige transitie te bevorderen, is reëel. In de context van het herstel van de COVID-19-pandemie krijgt Europa een unieke mogelijkheid om investeringen te doen die het herstel van de Europese economie kunnen ondersteunen en tegelijk de groene en digitale transitie kunnen versnellen. Het is gewoon geen optie om onze economieën op om het even welke andere wijze opnieuw te lanceren, want dit zou ertoe leiden dat we vast blijven steken in niet-duurzame praktijken.

Het herstelplan van de EU en de faciliteit voor herstel en veerkracht als belangrijkste instrument ervan zullen een cruciale rol spelen in deze investeringen en hervormingen. Met het plan wordt voorzien in financiële steun via EU-financieringsprogramma’s voor hervormingen en investeringen door lidstaten om de economische en sociale effecten van de pandemie te beperken en om de economieën van de EU duurzamer, veerkrachtiger en beter voorbereid te maken op de uitdagingen van de groene en de digitale transitie. Daarnaast zal cohesiebeleid cruciaal zijn voor een evenwichtig herstel en om ervoor te zorgen dat niemand achterblijft.

De lidstaten zullen hervormingen en prioriteitsinvesteringen identificeren en melden. Met het oog op het streefcijfer van 30 % voor de integratie van klimaatmaatregelen, zoals goedgekeurd op de vergadering van de Europese Raad van juli 2020 82 , heeft de Commissie de lidstaten gevraagd om voor elk herstel- en veerkrachtplan te verzekeren dat ten minste 37 % van de klimaatgerelateerde uitgaven is opgenomen. In de jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2021 83 moedigt de Commissie de lidstaten sterk aan om in hun plannen hervormingen en investeringen op een beperkt aantal gebieden van vlaggenschipinitiatieven op te nemen om gezamenlijke uitdagingen aan te pakken met een gecoördineerde benadering en om de tastbare voordelen voor de economie en de burgers te oogsten. Dit omvat het vlaggenschipinitiatief “Versnellen” om toekomstbestendige schone technologieën en in het bijzonder hernieuwbare energie en waterstof zo snel mogelijk in te voeren; het vlaggenschipinitiatief “Renoveren” om de energie- en middelenefficiëntie van gebouwen te verbeteren; en het vlaggenschipinitiatief “Opladen en bijtanken” om het gebruik van duurzaam, toegankelijk en slim vervoer, laad- en tankstations en de uitbreiding van het openbaar vervoer te versnellen.

Zo zouden de lidstaten voortbouwen op hun nationale energie- en klimaatplannen. Zij zouden in hun herstel- en veerkrachtplannen vroege indicaties moeten geven over hoe zij consistentie en complementariteit zullen verzekeren en hoe specifieke investeringen of beleid en maatregelen die in nationale energie- en klimaatplannen beschreven staan, kunnen worden versneld aan de hand van de herstel- en veerkrachtplannen.

Ter ondersteuning hiervan bieden de individuele beoordelingen van de nationale energie- en klimaatplannen de lidstaten belangrijke richtsnoeren over cruciale energie- en klimaatgerelateerde investeringen en hervormingen die zouden kunnen bijdragen tot een duurzaam en groen herstel binnen de hele EU. De Commissie verzoekt de lidstaten rekening te houden met deze richtsnoeren. De Commissie gaat met de lidstaten in gesprek over deze prioriteitsgebieden in de context van besprekingen over herstel en veerkracht.

Gebouwen zijn goed voor ongeveer 40 % van het energieverbruik en 36 % van de broeikasgasemissies in de EU. De meeste gebouwen zullen in 2050 waarschijnlijk nog in gebruik zijn. We hebben daarom geen tijd te verliezen: ze moeten worden gerenoveerd en energie-efficiënter worden gemaakt zodat we tegen 2050 klimaatneutraal kunnen zijn. Daarom heeft de Commissie een mededeling aangenomen over de renovatiegolf voor Europa 84 , die erop gericht is het jaarlijkse energierenovatiepercentage van woningen en niet voor bewoning bestemde gebouwen tegen 2030 ten minste te verdubbelen en grondige energierenovaties te bevorderen. Door te investeren in energie-efficiënte gebouwen zullen we de energiearmoede verminderen en het welzijn vergroten. Dit zal ook een broodnodige stimulans zijn voor de bouw- en renovatiesector, die erg zwaar getroffen is door de COVID-19-pandemie.

De renovatie van gebouwen gemakkelijker maken, in het bijzonder voor huishoudens met een laag inkomen, is van cruciaal belang om een rechtvaardige transitie te verzekeren. Het cohesiebeleid blijft een belangrijke financieringsbron van de EU voor rechtstreekse investeringen in de energie-efficiëntie van gebouwen en de renovatie ervan naar betere energieprestatieniveaus. Er is echter meer nodig. Met het hierboven beschreven fonds voor rechtvaardige transitie zullen financieringen beschikbaar worden gesteld in EU-regio’s waar extra inspanningen nodig zijn voor de transitie naar een klimaatneutrale economie tegen 2050.

Daarnaast zal met de nieuwe ETS-financieringsmechanismen (innovatiefonds en moderniseringsfonds) nog eens 24 miljard EUR worden vrijgemaakt voor de demonstratie van innovatieve koolstofarme technologieën binnen de hele EU en de modernisering van energiesystemen in de begunstigde lidstaten. De Commissie heeft al de eerste oproep voor het innovatiefonds gelanceerd, en het moderniseringsfonds zal in 2021 in werking treden.

Nationale herstel- en veerkrachtplannen vormen een unieke gelegenheid voor een “betere heropbouw” en om te investeren in een economisch model dat geschikt is voor de 21e eeuw. Buiten de EU zullen regeringen wereldwijd ook zwaar willen investeren om het economische herstel te ondersteunen 85 . De investeringen die nodig zijn om hun economie aan te zwengelen, moeten de last op de schouders van toekomstige generaties verlichten, niet verzwaren. De EU werkt volledig samen met haar internationale partners om groene herstelstrategieën en rechtstreekse investeringen in ecologisch duurzame economische activiteiten in te voeren.

4.Conclusie en vooruitblik

De energie-unie is meer dan ooit een essentiële pijler om de doelstellingen van de Green Deal te halen. Het geïntegreerde planningkader dat in de governanceverordening beschreven staat, is over het algemeen goed ingevoerd. Het kader van de energie-unie is bestand gebleken tegen de aanzienlijke druk die werd veroorzaakt door de COVID-19-pandemie, waarbij de veerkracht van ons energiesysteem op de proef is gesteld door grote afwijkingen van de normale consumptiepatronen. Algemeen kan dit de transitie van de EU naar klimaatneutraliteit tegen 2050 ondersteunen.

En toch is er geen reden tot zelfgenoegzaamheid. De volgende maanden zullen cruciaal zijn, en de Commissie zal de lidstaten volledig bijstaan bij de ontwikkeling van solide en toekomstbestendige nationale herstel- en veerkrachtplannen om Europa vooruit te stuwen op een duurzame en sociaal eerlijke wijze. De steun van de Commissie zal gebaseerd zijn op de richtsnoeren die de lidstaten hebben gekregen als onderdeel van haar beoordeling van de individuele nationale energie- en klimaatplannen en op de Europese vlaggenschipinitiatieven die zijn geïdentificeerd als onderdeel van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2021 in de context van de faciliteit voor herstel en veerkracht.

Tegen die achtergrond moeten er onmiddellijk meer inspanningen komen om de steun voor afvalrijk energieverbruik te verminderen en deze in plaats daarvan te laten gaan naar maatregelen die de schone energietransitie bevorderen. Zoals beschreven in de Europese Green Deal moet er een einde komen aan subsidies voor fossiele brandstoffen. Om actie te stimuleren en efficiënt gebruik van toewijzingen vanuit de faciliteit voor herstel en veerkracht te bevorderen, zal de Commissie samenwerken met de lidstaten om actie te versterken om het verbruik van fossiele brandstoffen te verminderen en subsidies voor fossiele brandstoffen af te bouwen. Dit omvat acties die zijn aangekondigd in de mededeling “Een EU-brede beoordeling van de nationale energie- en klimaatplannen” 86 .

Daarnaast zal de Commissie inspanningen doen om de vastgestelde daling in investeringen voor onderzoek en innovatie op nationaal niveau tegen te gaan om het potentieel voor duurzame groei op de lange termijn te versterken. Hiervoor moeten overheids- en particuliere financieringen binnen de hele waardeketen met elkaar worden gecombineerd via industriële allianties, bijvoorbeeld voor batterijen of waterstof. In de komende besprekingen met de lidstaten, de industrie en belanghebbenden zal de Commissie zich toespitsen op industrieën en innovatoren in de EU die de nodige schone technologieën ontwikkelen en ze wereldwijd kunnen promoten.

De Commissie zal nauw blijven samenwerken met de lidstaten en wetenschappelijke oplossingen voorstellen waar nog inspanningen nodig zijn om de goedgekeurde wetgeving uit te voeren. Dit omvat bijvoorbeeld het EU-ontwikkelingsplatform voor hernieuwbare energie en het EU-financieringsmechanisme voor hernieuwbare energie. Naast de al goedgekeurde wetgeving vormen de initiatieven die vandaag worden gelanceerd over gebouwen en methaan een aanvulling op onze inspanningen om de klimaatambitie voor 2030 van Europa te vergroten. Zij zullen later dit jaar worden gevolgd door initiatieven voor offshore-energie en trans-Europese energie-infrastructuur.

Aan de hand van een ruim publiek debat en een raadplegingsproces zal de Commissie de belangrijkste wetgevingsvoorstellen tegen juni 2021 voorbereiden. Hierdoor effent zij de weg voor een snelle goedkeuring om de grotere klimaat- en energie-ambitie voor 2030 te halen en bij te dragen tot de doelstellingen van de Europese Green Deal.

Volgens de governanceverordening vormt het verslag over de staat van de energie-unie de basis voor het Europees Parlement en de Raad om de behaalde vooruitgang te bekijken en om met alle betrokken partijen in gesprek te gaan. Deze dialoog is dit jaar meer dan ooit cruciaal.

(1) COM(2020)80 en COM(2020)563.
(2) COM(2020) 564 final.
(3) COM(2020) 562.
(4) Op de gebieden vermindering van broeikasgasemissies (met inbegrip van hernieuwbare-energiebronnen), energie-efficiëntie, energiezekerheid, energiemarkten, onderzoek en innovatie en concurrentievermogen.
(5) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie; PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1 t.e.m. 77.
(6) C(2020) 9600.
(7) Conclusies van de Europese Raad van 12 december 2019, EUCO 29/19.
(8) In principe gedekt door de EU-ETS, maar momenteel beperkt tot vluchten binnen de Europese Economische Ruimte.
(9) C(2020) 2835.
(10) Bron: InterContinental Exchange.
(11) De nodige gegevens om deze analyses te ondersteunen, zullen eind oktober 2020 beschikbaar zijn.
(12) Voor een gedetailleerde beoordeling, zie COM(2020)952.
(13) Het Verenigd Koninkrijk, dat in de verslagleggingsperiode 2018 lid was van de EU, is in de cijfers opgenomen.
(14) Eurostat.
(15) COM(2020)952; deze mededeling omvat een beoordeling van de duurzaamheid van biobrandstoffen.
(16) Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020 (PB C 200 van 28.6.2014, blz. 1).
(17) Overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.
(18) COM(2020) 575 final.
(19) “Versnellen” zal ook de grondslag leggen voor leidende markten voor waterstof in Europa en de bijbehorende infrastructuur, met als doel de opbouw van 6 GW aan elektrolysecapaciteit en de productie en het vervoer van 1 miljoen ton hernieuwbare waterstof in de hele EU tegen 2025 te ondersteunen.
(20) C(2020) 6123 final.
(21) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie.
(22) Aangezien de rechten en verplichtingen van een lidstaat van toepassing blijven op het Verenigd Koninkrijk tot het einde van de overgangsperiode op 31 december 2020, verwijst dit streefcijfer naar het energieverbruik van de EU plus het Verenigd Koninkrijk.
(23) https://ec.europa.eu/eurostat/documents/38154/4956218/Energy-Balances-April-2020-edition.zip/69da6e9f-bf8f-cd8e-f4ad-50b52f8ce616 . Het Verenigd Koninkrijk, dat in de verslagleggingsperiode 2018 lid was van de EU, is in de cijfers opgenomen. Het Verenigd Koninkrijk is gebonden door het energie-efficiëntiestreefcijfer voor 2020.
(24) COM(2020)953.
(25) COM(2020) 575 final.
(26) Overeenkomstig de methodologie die wordt gebruikt om de energie-efficiëntiestreefcijfers te definiëren en de nomenclatuur die Eurostat gebruikt, staat PEC voor primair energieverbruik (Europa 2020-2030) en FEC voor eindenergieverbruik (Europa 2020-2030).
(27) SWD (2020) 104 final. Het document is een waardevolle leidraad voor een veerkrachtig antwoord op pandemierisico's en is gebaseerd op de inbreng van de coördinatiegroepen voor elektriciteit, gas en olie, de Groep Europese regelgevers op het gebied van nucleaire veiligheid en de “European Offshore Authorities Group” (Europese groep van offshore-autoriteiten).
(28) COM(2020) 605 final.
(29) Overeenkomstig de vereiste van de herschikte verordening over de interne markt voor elektriciteit (Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit).
(30) Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector.
(31) Uitgewerkt en ingevoerd door het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit.
(32) Aanbeveling (EU) 2020/775 van de Commissie heeft ook betrekking op technische, wetgevings- en financiële elementen.
(33) Ierland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Polen, Portugal en Roemenië.
(34) De overeengekomen grensoverschrijdende capaciteitsverhouding is de importcapaciteit gedeeld door de geïnstalleerde opwekkingscapaciteit voor lidstaten.
(35) ACER market monitoring report 2018 van 11 november 2019.
(36) Van de definitieve elektriciteitstransacties droeg marktkoppeling bij tot een toename van 60 % in 2010 tot 87 % in 2018 van de hoeveelheid transacties die de juiste richting uit gaan, d.w.z. van gebieden met lagere naar gebieden met hogere prijzen. Dit geeft een betaalbaar model voor de energietransitie en zorgt ervoor dat de goedkoopste elektriciteit in heel Europa kan worden geleverd, wat de verbruikers ten goede komt.
(37) https://ec.europa.eu/energy/topics/energy-security/secure-gas-supplies/commissions-opinions-preventive-action-plans-and-emergency-plans-submitted-member-states-2019_nl?redir=1
(38) Deze plannen zijn opgesteld op grond van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010.
(39) Artikel 13 van Verordening (EU) 2017/1938.
(40) Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling; Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2014/87/Euratom van de Raad van 8 juli 2014; Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval.
(41) Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (PB L 158 van 14.6.2019). Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU ; Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators, PB L 158 van 14.6.2019, blz. 22–53.
(42) Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit, PB L 158 van 14.6.2019.
(43) Daarnaast is er ook vooruitgang geboekt in de uitvoering van EU-wijde elektriciteitshandel (“marktkoppeling”), in het bijzonder met de beweging naar intradayhandel. Op kleinhandelsniveau zorgt elektriciteitsverordening 2019/944 ervoor dat verbruikers meer zeggenschap krijgen, door hen te helpen van leverancier te veranderen en door de snelle uitrol van slimme meters. In 2018 waren er in de hele EU ongeveer 99 miljoen slimme elektriciteitsmeters, of 34 % van alle elektriciteitsmeetpunten, tegenover ongeveer 12 miljoen slimme meters voor gas.
(44) COM(2020)951 op basis van Eurostat [nrg_pc_204_c].
(45) De regulering van de elektriciteitsprijs voor eindverbruikers wordt nog altijd toegepast voor huishoudens in negen lidstaten, en de regulering van de gasprijs voor eindverbruikers in acht landen. In de niet-huishoudelijke sector bestond er in zes lidstaten een regulering van de elektriciteitsprijs voor eindverbruikers en in vier lidstaten een regulering van de gasprijs.
(46) COM(2020) 299 final.
(47) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51 t.e.m. 70).
(48) COM(2020)951 op basis van Eurostat [nrg_pc_202_c].
(49) Eurostat, SILC [ilc_mdes01].
(50) De verwante diensten vergroten ook sociale inclusie. In de Europese pijler van sociale rechten staat energie bij de essentiële diensten waartoe iedereen het recht op toegang heeft.
(51) C(2020) 9600.
(52) EU-financieringen zijn hierin niet begrepen. Waarde voor 2018; gedeeltelijk geraamd voor de EU-27.
(53) Particuliere investeringen in onderzoek en innovatie voor China zijn bijzonder moeilijk te ramen door verschillen in de bescherming van intellectuele eigendom en de moeilijkheden om de bedrijfsstructuur (bv. door de staat ondersteunde ondernemingen) en de financiële verslaglegging in kaart te brengen.
(54) JRC SETIS https://setis.ec.europa.eu/publications/setis-research-innovation-data ; JRC(112127) SETIS Research & Innovation country dashboards [Dataset] PID: data.europa.eu/89h/jrc-10115-10001 , volgens JRC(105642) “Monitoring R&I in Low-Carbon Energy Technologies”, en JRC(117092) “Monitoring R&I in Low-Carbon Energy Technologies, Revised methodology and additional indicators”.
(55) Bron: Uitvoering van het SET-plan, Publicatiebureau van de Europese Unie, 2019.
(56) COM(2020) 564 final.
(57) COM(2020) 953.
(58) Zie de bijlage bij dit verslag.
(59) In verband hiermee worden in de bijgewerkte Europese vaardighedenagenda (COM(2020) 274 final) de behoeften aan vaardigheden voor de groene transitie beschreven. Dankzij ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren (COM(2020) 276 final) kunnen jongeren gebruikmaken van de kansen van de groene transitie. Het Europees Sociaal Fonds (ESF+) blijft een belangrijke bron van financiering voor bijscholings- en omscholingsactiviteiten.
(60) https://ec.europa.eu/energy/topics/oil-gas-and-coal/EU-coal-regions/initiative-for-coal-regions-in-transition_nl
(61) Europees Milieuagentschap, 2020. “Air Quality in Europe – 2020 Report” (“Luchtkwaliteit in Europa – verslag 2020”), verslag van het EEA (wordt binnenkort gepubliceerd).
(62) SWD(2019) 427 final.
(63) Europees Milieuagentschap, 2020. “Healthy environment, healthy lives: how the environment influences health and well-being in Europe” (“Gezond milieu, gezonde levens: de invloed van het milieu op gezondheid en welzijn in Europa”), verslag van de EEA 21/2019
(64) COM(2018) 446 final/2 en ‘Renewable energy in Europe 2019 - Recent growth and knock-on effects’ (“Hernieuwbare energie in Europa 2019 – recente groei en secundaire effecten”), Verslag Eionet ETC/CME 2019/8.
(65) https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/STATEMENT_20_583
(66) De EU-lidstaten die zich bij het “Mission Innovation”-initiatief hebben aangesloten (Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Italië, Nederland, Oostenrijk, Zweden) en de Europese Commissie hebben hun financiering op de focusgebieden onderzoek en ontwikkeling naar schone energie van “mission innovation” met 1 miljard EUR verhoogd tussen 2016 en 2019.
(67) bv. met Noorwegen, de Verenigde Staten, Algerije, Egypte, Azerbeidzjan, de Golfstaten, Japan, Canada, Korea, de oostelijke mediterrane landen.
(68) bv. G7, G20, IEA, OPEC, Unie voor het Middellandse-Zeegebied.
(69) COM(2019) 640 final.
(70) COM(2020) 564 final.
(71) SWD(2020) 900 tot en met 926.
(72) C(2019) 4401 tot en met C(2019) 4428.
(73) COM(2020) 299 final.
(74) COM(2020) 301 final.
(75) Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur. De openbare raadpleging werd afgesloten op 13 juli 2020, en de Commissie werkt momenteel aan het voorstel.
(76) COM(2020) 562. https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/eu-climate-action/docs/com_2030_ctp_en.pdf
(77) COM(2020) 563.
(78) https://ec.europa.eu/jrc/en/publication/eur-scientific-and-technical-research-reports/water-energy-nexus-europe .
(79) https://ec.europa.eu/jrc/en/peseta-iv/energy-supply .
(80) Oostenrijk, Tsjechië, Denemarken, Estland, Nederland, Zweden, België, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Letland, Litouwen, Portugal en Slowakije, beschikbaar op: https://ec.europa.eu/info/energy-climate-change-environment/overall-targets/long-term-strategies_en .
(81) Sommige lidstaten verwijzen naar koolstofneutraliteit in plaats van klimaatneutraliteit, maar nemen niet-CO2-broeikasgassen in hun doelstelling op.
(82) Conclusies van de Europese Raad van 21 juli 2020, EUCO 10/20.
(83) COM(2020) 662, SWD(2020) 550.
(84) Het Internationaal Monetair Fonds raamde in april 2020 dat regeringen wereldwijd de volgende twee jaar ongeveer 10 biljoen EUR zouden uitgeven om het herstel te ondersteunen. https://www.imf.org/en/Publications/FM/Issues/2020/04/06
(85) COM(2020) 564 final.