Toelichting bij COM(2020)220 - Wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

·

Motivering en doel van het voorstel



Dit voorstel beoogt enkele gerichte wijzigingen aan te brengen aan Besluit nr. 1313/2013/EU (hierna “het besluit” genoemd) betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (hierna “het Uniemechanisme” genoemd), waarmee de Europese Unie de activiteiten van de lidstaten op het gebied van civiele bescherming ondersteunt, coördineert en aanvult, met het oog op de preventie, de paraatheid en de respons ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen binnen en buiten de Unie. Voortbouwend op de beginselen van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid is het overkoepelende oogmerk van dit voorstel te garanderen dat de Unie haar burgers in Europa en daarbuiten doeltreffender steun kan bieden bij crises en in noodsituaties.

Dit voorstel bouwt voort op de vorderingen die het Europees Parlement en de Raad tot dusver hebben geboekt met hun overweging van en beraadslagingen over voorstel COM(2019) 125 final van de Commissie 1 .

Het Uniemechanisme is een nuttig instrument gebleken voor het mobiliseren en coördineren van de bijstand die de deelnemende landen verlenen om te reageren op crises binnen en buiten de Unie, en is een tastbaar bewijs van Europese solidariteit. Evenzo zal de Unie in het kader van het instrument voor noodhulp de overdracht van patiënten en medisch personeel tussen de lidstaten tijdelijk faciliteren, een essentiële bijdrage die tastbare voordelen oplevert gezien de grensoverschrijdende dimensie van de acties. De COVID-19-pandemie heeft echter aangetoond dat de Europese Unie beter voorbereid moet zijn op toekomstige grootschalige noodsituaties en heeft de beperkingen van het huidige kader blootgelegd. Uit de onderlinge verwevenheid van onze samenlevingen wanneer zij te kampen hebben met dezelfde noodsituatie, en de moeilijkheid die zij daarbij ondervinden om elkaar te helpen, is gebleken dat meer actie nodig is op het niveau van de Unie; ook in de gezamenlijke verklaring van de Europese Raad van 26 maart 2020 is daarom verzocht.

Het Uniemechanisme is momenteel volledig afhankelijk van middelen van de lidstaten. Zoals de afgelopen maanden is gebleken, blijkt dit systeem van wederzijdse Europese solidariteit fragiel wanneer alle lidstaten of de meeste tegelijkertijd door dezelfde noodsituatie getroffen worden en daardoor niet in staat zijn elkaar bijstand te verlenen. In dergelijke grootschalige noodsituaties met ernstige gevolgen is de Unie momenteel onvoldoende in staat om deze kritieke lacunes op te vullen. Om ervoor te zorgen dat de Unie een doeltreffende algehele respons kan bieden op grootschalige noodsituaties, is voor het Uniemechanisme meer flexibiliteit en autonomie nodig om op het niveau van de Unie op te treden in situaties waar de lidstaten overrompeld worden door de noodsituatie en dat bijgevolg niet kunnen doen.

De Commissie stelt voor de mogelijkheden die de EU-begroting biedt, ten volle te benutten, om investeringen te mobiliseren en vervroegd financiële steun vrij te geven in de cruciale eerste jaren van herstel. Deze voorstellen zijn gebaseerd op:

• een noodherstelinstrument voor de Europese Unie als uitzonderlijke maatregel, op grond van artikel 122 VWEU, waarvan de financiering gebaseerd zal zijn op een in het eigenmiddelenbesluit opgenomen bevoegdheidsverlening. De middelen zullen de uitvoering van snelwerkende maatregelen mogelijk maken om de bestaansmiddelen te beschermen, de preventie te verhogen en de veerkracht en het herstel te versterken in antwoord op de crisis;

• een versterkt meerjarig financieel kader voor 2021-2027.

Het is tegen deze achtergrond dat de Commissie een gerichte herziening voorstelt van de bestaande wetgeving inzake het Uniemechanisme om de voornaamste problemen aan te pakken waarvoor het Uniemechanisme zich vandaag gesteld ziet. Dankzij deze wijzigingen zal het Uniemechanisme doeltreffender en efficiënter kunnen optreden, bestaande lacunes opvullen en levens redden. Concreet betekent dit dat de wijzigingen die in dit voorstel zijn vervat, tot doel hebben:

a) de sectoroverschrijdende en maatschappelijke benadering van paraatheid voor het beheer van grensoverschrijdende rampenrisico’s te versterken, met inbegrip van de vaststelling van een basis en van planningselementen op Europees niveau, en rekening houdend met de gevolgen van de klimaatverandering voor het risico op rampen;

b) ervoor te zorgen dat de Commissie rechtstreeks rescEU-capaciteit kan verwerven die een adequaat vangnet vormt;

c) de Commissie uit te rusten met de logistieke capaciteit om in noodgevallen luchtdiensten voor verschillende doeleinden aan te bieden en te zorgen voor tijdig vervoer en de verlening van bijstand;

d) een flexibeler systeem op te zetten voor de respons op grootschalige noodsituaties;

e) de rol van het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties op het gebied van operationele coördinatie en monitoring te versterken ter ondersteuning van een snelle en doeltreffende respons van de EU op een breed scala van crises binnen en buiten de Unie, in aanvulling op de bestaande mechanismen voor crisisrespons en in overeenstemming met de bestaande interinstitutionele regelingen;

f) meer investeringen in paraatheid op Unieniveau mogelijk te maken en de uitvoering van de begroting verder te vereenvoudigen;

g) de uitvoering van maatregelen inzake veerkracht en herstel in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming mogelijk te maken door middel van financiering afkomstig van het herstelinstrument voor de Europese Unie, die externe bestemmingsontvangsten vormen overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.

Het versterkte Uniemechanisme zou de Unie en de lidstaten in staat stellen beter voorbereid te zijn op en snel en doeltreffend te reageren bij toekomstige crises, met name crises die grote gevolgen hebben gezien de verstoring die zij mogelijk veroorzaken van onze economieën en samenlevingen, hetgeen duidelijk blijkt uit de coronacrisis. Op de lange termijn is het kosteneffectiever om beter voorbereid te zijn om de gevolgen van rampen te voorkomen en tot een minimum te beperken, met name rekening houdend met het feit dat de klimaatverandering en milieuaantasting een steeds groter risico op rampen wereldwijd en in de Unie inhouden.

·Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Europa heeft een verantwoordelijkheid om solidariteit te tonen en hulp te bieden aan mensen in nood. De solidariteit, die aan de basis ligt van Besluit nr. 1313/2013/EU, zal door dit voorstel worden versterkt, naast de beginselen van gedeelde verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht.

Dit voorstel bouwt voort op de positieve resultaten die tot dusver met het bestaande kader zijn geboekt, en beoogt de tekortkomingen ervan te verbeteren aan de hand van versterkte bepalingen om de activiteiten van de lidstaten op dit gebied te blijven ondersteunen, te coördineren en aan te vullen.

·Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De geplande acties in het kader van het herziene Uniemechanisme worden afgestemd op de overkoepelende doelstelling van de Unie om te garanderen dat alle relevante beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie bijdragen tot een versterking van de capaciteit van de Unie op het gebied van rampenrisicobeheer op basis van een allriskaanpak, gaande van de preventie van en de respons op tot het herstel na rampen.

Er wordt met name bijzondere aandacht besteed aan het waarborgen van nauwe coördinatie en verenigbaarheid met acties die worden uitgevoerd in het kader van andere beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie die met name gericht zijn op het beschermen van mensenlevens, het voorkomen en verlichten van menselijk lijden en het beschermen van de menselijke waardigheid, waaronder het voorkomen van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering, deze tot een minimum beperken en ze aanpakken.

Vooral de coördinatie met het nieuwe EU4Health-programma van de Unie is van groot belang. Terwijl het Uniemechanisme zich toespitst op de directe crisisresponscapaciteit die bij noodsituaties onmiddellijk paraat en beschikbaar zal moeten zijn, omvat het EU4Health-programma structurele, grootschalige reserves, waaronder een parate reserve van medisch personeel en deskundigen, en is het gericht op de onderliggende veerkracht van de gezondheidszorgstelsels. Die middelen zullen van cruciaal belang zijn voor een gecoördineerde crisisrespons op Unieniveau.

Dit voorstel voorziet ook in de nodige begrotingsmiddelen ter ondersteuning van Uniemaatregelen op het gebied van civiele bescherming, met name door middel van een versterkt Uniemechanisme. Dit laatste draagt bij aan de overkoepelende doelstelling van “Een Europa dat beschermt”, zoals bedoeld in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad “Een nieuw, modern meerjarig financieel kader voor een Europese Unie die efficiënt haar prioriteiten verwezenlijkt na 2020”. In het voorstel voor het nieuwe meerjarig financieel kader is de financiering voor civiele bescherming opgenomen in één enkele rubriek: Rubriek 5 “Weerbaarheid, veiligheid en defensie”. De specifieke cluster “Weerbaarheid en crisisrespons” zal zowel de interne als de externe dimensie van civiele bescherming omvatten.

Geen wetgevingshandeling in het kader van ander Uniebeleid kan thans de doelstelling van dit voorstel verwezenlijken. Het is ook de bedoeling dat er op dit gebied geen overlapping is van beleidsmaatregelen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

·

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 196 en artikel 322, lid 1, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

·Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De Commissie heeft een ondersteunende bevoegdheid op het gebied van civiele bescherming. De lidstaten hebben nog steeds de primaire verantwoordelijkheid op het gebied van preventie, paraatheid en respons ten aanzien van rampen. Het Uniemechanisme is in het leven geroepen omdat individuele lidstaten mogelijk niet over voldoende responscapaciteit beschikken om het hoofd te bieden aan grote rampen. Centraal daarbij staat het verstrekken van goed gecoördineerde en snelle wederzijdse bijstand tussen de lidstaten.

De doelstellingen van dit voorstel kunnen niet in voldoende mate door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Het optreden van de Unie op dit gebied omvat onder meer het beheersen van situaties met sterke grensoverschrijdende en meerlandencomponenten, waarvoor algemene coördinatie en gecoördineerde actie nodig zijn die het nationale niveau overschrijden.

Zoals blijkt uit de COVID-19-pandemie, is in het geval van ernstige noodsituaties waarbij de Europese Unie gezien de omvang van de noodsituatie getroffen wordt als geheel, een collectieve, gecoördineerde en urgente reactie nodig om een versnipperde aanpak te voorkomen die de doeltreffendheid van de Unierespons zou ondermijnen. De dringende noodzaak om voldoende middelen beschikbaar te stellen en die middelen in te zetten naargelang de behoeften van de verschillende lidstaten, noopt de Unie ertoe op te treden in samenwerking met de lidstaten. De mondiale dimensie en de gevolgen van deze noodsituaties vereisen inderdaad een gecoördineerd optreden, dat toelaat rampen snel en doeltreffend te bestrijden en een herhaling ervan te voorkomen.

Gezien de baten in termen van mensenlevens en de beperking van economische, materiële en milieuschade, alsook de sociale gevolgen, biedt het voorstel duidelijk Europese meerwaarde.

·

Evenredigheid



Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. In het voorstel worden lacunes aangepakt die zijn vastgesteld sinds de vaststelling van Besluit (EU) 2019/420 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming en stelt oplossingen voor in overeenstemming met het door de Raad en het Europees Parlement verleende mandaat.

De administratieve lasten voor de Unie en de lidstaten zijn gering en beperkt tot wat nodig is om de doelstellingen van dit voorstel te verwezenlijken.

·Keuze van het instrument