Toelichting bij COM(2020)22 - Fonds voor een rechtvaardige transitie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2020)22 - Fonds voor een rechtvaardige transitie. |
---|---|
bron | COM(2020)22 |
datum | 14-01-2020 |
Op 2 mei 2018 heeft de Europese Commissie haar voorstel voor het volgende meerjarig financieel kader voor de periode 2021‑2027 aangenomen 1 . Uit het voorstel blijkt dat de Commissie meer ambitie koestert met betrekking tot klimaatgerelateerde activiteiten en voorgesteld wordt om 25 % van de uitgaven aan dergelijke activiteiten te besteden, d.w.z. 320 miljard EUR, die via de EU-begroting moet worden gemobiliseerd.
De Commissie heeft later, op 29 en 30 mei 2018, haar wetgevingsvoorstellen aangenomen betreffende het gebruik van de financiële middelen voor het cohesiebeleid tijdens dezelfde periode. Een van de belangrijkste doelstellingen van de investeringen van de EU in 2021‑2027 is “een groener, koolstofarm Europa door de bevordering van een schone en eerlijke energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en risicobeheer” 2 overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs. Volgens het voorstel van de Commissie zal een aanzienlijk percentage van de financiële middelen voor het cohesiebeleid voor deze prioriteit wordt gebruikt. Het is van essentieel belang dat dit percentage in het lopende wetgevingsproces wordt bevestigd.
Op 11 december 2019 heeft de Commissie een mededeling over de Europese Green Deal aangenomen met haar routekaart voor een nieuw groeibeleid voor Europa. Het groeibeleid is gebaseerd op ambitieuze klimaat- en milieudoelstellingen en op participatieve processen waarbij burgers, steden en regio’s worden samengebracht in de strijd tegen de klimaatverandering en bij de bescherming van het milieu. Overeenkomstig de doelstelling om uiterlijk 2050 op een doeltreffende en rechtvaardige wijze een klimaatneutrale Unie tot stand te brengen heeft de Europese Green Deal een mechanisme voor een rechtvaardige transitie voorgesteld, met inbegrip van een Fonds voor een rechtvaardige transitie om ervoor te zorgen dat niemand achterblijft. Wie het meest kwetsbaar is, is het meest blootgesteld aan de schadelijke effecten van de klimaatverandering en de aantasting van het milieu. Tegelijkertijd zal het beheer van de transitie leiden tot aanzienlijke structurele veranderingen. Burgers en werknemers zullen op verschillende manieren worden getroffen en niet alle lidstaten, regio’s en steden starten de transitie vanaf hetzelfde beginpunt of beschikken over dezelfde capaciteit om maatregelen te nemen.
Zoals nader wordt uiteengezet in de mededeling over het investeringsplan voor een duurzaam Europa 3 , zal het mechanisme voor een rechtvaardige transitie zich vooral richten op regio’s en sectoren die het zwaarst door de transitie worden getroffen vanwege hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen (bijvoorbeeld steenkool, turf en olieschalie) of broeikasgasintensieve industriële processen. Sommige sectoren zullen geleidelijk verdwijnen, met een onomkeerbare achteruitgang van de economische output en de werkgelegenheid voor economische activiteiten met een hoge intensiteit van broeikasgasemissies of op basis van de productie en het gebruik van fossiele brandstoffen (met name steenkool, bruinkool, turf en olieschalie). Andere sectoren met een hoge intensiteit van broeikasgasemissies waarvoor technologische alternatieven voor koolstofintensieve processen kunnen worden gevonden om de economische output te vrijwaren en de werkgelegenheid te bevorderen, zullen daarentegen een transformatie moeten ondergaan. Alles bij elkaar beschikken 108 Europese regio’s over steenkoolinfrastructuur en bijna 237 000 mensen zijn beroepsmatig betrokken bij steenkoolgerelateerde activiteiten, terwijl bijna 10 000 mensen bij de winning van turf betrokken zijn en ongeveer 6 000 mensen in de olieschalie-industrie werkzaam zijn. De olieschalie-industrie vraagt bijzondere aandacht vanwege de zeer hoge kooldioxide-emissies waarmee deze brandstof gepaard gaat. Ook talrijke indirecte banen zijn afhankelijk van de waardeketen van fossiele brandstoffen en van broeikasgasintensieve industriële processen.
Het mechanisme voor een rechtvaardige transitie komt bovenop de substantiële bijdrage uit de EU-begroting via alle instrumenten die direct relevant zijn voor de transitie, met name het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (“EFRO”) en het Europees Sociaal Fonds Plus (“ESF+”).
Het mechanisme zal uit drie pijlers bestaan: 1) het onder gedeeld beheer uitgevoerde Fonds voor een rechtvaardige transitie, 2) een specifieke regeling in het kader van InvestEU en 3) een met de EIB-groep opgezette leningfaciliteit voor de overheidssector om extra investeringen voor de betrokken regio’s te mobiliseren. Het Fonds voor een rechtvaardige transitie zal voornamelijk worden gebruikt om subsidies te verlenen, de specifieke transitieregeling in het kader van InvestEU zal particuliere investeringen aantrekken en het partnerschap met de EIB zal overheidsfinanciering mobiliseren.
Het Fonds voor een rechtvaardige transitie zal zich vooral richten op de economische diversificatie van de zwaarst door de klimaattransitie getroffen gebieden en op de omscholing en actieve inclusie van de werknemers en werkzoekenden in deze gebieden. In het kader van de twee andere pijlers van het mechanisme van een rechtvaardige transitie komt een ruimer aantal investeringen in aanmerking om activiteiten met betrekking tot de energietransitie te ondersteunen. De specifieke regeling in het kader van InvestEU richt zich op projecten ter bevordering van de energie- en vervoersinfrastructuur — met inbegrip van gasinfrastructuur en stadsverwarming — en decarbonisatieprojecten. In het kader van de met de EIB opgezette leningfaciliteit zullen overheden maatregelen kunnen nemen om de transitie naar klimaatneutraliteit te vergemakkelijken. De projecten zullen variëren van energie- en vervoersinfrastructuur tot stadsverwarmingsnetwerken en maatregelen ter bevordering van de energie-efficiëntie (met inbegrip van de renovatie van gebouwen).
Er zullen extra publieke en particuliere middelen worden vrijgemaakt via een consistent regelgevingskader — met name sectorale staatssteunregels — dat mogelijkheden zal scheppen om het gebruik van nationale middelen voor projecten in overeenstemming met de doelstellingen voor een rechtvaardige transitie te vergemakkelijken. Ook advies en technische bijstand voor regio’s zullen een integrerend deel vormen van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie.
In het licht van de meest recente beschikbare wetenschappelijke gegevens en de noodzaak om de wereldwijde klimaatactie op te voeren heeft de Europese Raad van 12 december 2019 zijn goedkeuring gehecht aan de doelstelling uiterlijk 2050 een klimaatneutrale Unie tot stand te brengen in overeenstemming met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. De Europese Raad was ook ingenomen met de aankondiging van de Commissie om via het mechanisme voor een rechtvaardige transitie 100 miljard EUR aan investeringen voor te stellen om de verwezenlijking van deze doelstellingen te vergemakkelijken. De middelen van het mechanisme, met inbegrip van het Fonds voor een rechtvaardige transitie, zullen ter beschikking worden gesteld om de lidstaten te helpen hun verbintenissen ter verwezenlijking van een klimaatneutrale Unie tegen 2050 na te komen.
Inhoudsopgave
Het Fonds voor een rechtvaardige transitie zal een belangrijk instrument zijn om de meest door de transitie naar klimaatneutraliteit getroffen gebieden te ondersteunen en te voorkomen dat regionale verschillen groter worden. Het zal daarom worden opgericht in het kader van het cohesiebeleid — het belangrijkste beleidsinstrument van de EU is om de regionale verschillen te verkleinen en structurele veranderingen in de Europese regio’s aan te pakken — en deelt de doelstellingen van het cohesiebeleid in de specifieke context van de transitie naar klimaatneutraliteit. Het Fonds zal worden uitgevoerd via gedeeld beheer in nauwe samenwerking met de nationale, regionale en lokale autoriteiten en belanghebbenden. Hierdoor voelen alle partijen zich met de transitiestrategie verbonden en worden de instrumenten en structuren voor een efficiënt beheerskader geboden.
Het Fonds voor een rechtvaardige transitie zal alle lidstaten ondersteunen. De verdeling van de financiële middelen van het Fonds zal de capaciteit van de lidstaten weerspiegelen om de nodige investeringen te financieren om de transitie naar klimaatneutraliteit te realiseren.
Bij de toewijzingsmethode zal daarom rekening worden gehouden met de omvang van de transitieproblemen in de meest broeikasgasintensieve regio’s (via de overeenkomstige industriële CO2-emissies) en de sociale problemen in het licht van mogelijk banenverlies in de industrie, bij de winning van steenkool en bruinkool en bij de productie van turf en olieschalie. De methode zal ook rekening houden met het niveau van economische ontwikkeling van de lidstaten en de daaraan gerelateerde investeringscapaciteit.
De lidstaten zullen hun toewijzing uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie aanvullen met hun middelen uit hoofde van het EFRO en het ESF+ door middel van een specifiek en definitief overdrachtsmechanisme. De lidstaten zullen ook nationale middelen ter beschikking stellen om de middelen van de Unie aan te vullen. De mate van medefinanciering door de Unie wordt vastgesteld aan de hand van de categorie regio waarin de aangewezen gebieden zich bevinden. Gezien het feit dat de overdrachten van middelen uit het EFRO en het ESF+ samen ten minste 1,5 keer en ten hoogste 3 keer zo groot zijn als de toewijzing uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie en rekening houdend met de nationale medefinanciering, zal de totale financieringscapaciteit van dit Fonds meer dan 30 miljard EUR bedragen en kunnen oplopen tot 50 miljard EUR. Om het blijvende effect van het cohesiebeleid als zodanig te waarborgen, mag geen enkele lidstaat meer dan 20 % van zijn initiële EFRO-toewijzing en zijn initiële ESF+-toewijzing (berekend per fonds) als aanvullende steun beschikbaar stellen om naar het Fonds voor een rechtvaardige transitie te worden overgedragen.
Het programmeringsproces, met inbegrip van de vaststelling van de gebieden voor interventie en de overeenkomstige acties, zal worden overeengekomen in een dialoog tussen de Commissie en elke lidstaat. Het zal worden gestuurd door het proces van het Europees semester. Het moet gaan om die gebieden die het zwaarst worden getroffen door de economische en sociale effecten van de transitie, met name wat betreft het verwachte banenverlies en de transformatie van de productieprocessen van industriële installaties met de hoogste broeikasgasintensiteit.
Rekening houdend met de analyse van de Commissie in het kader van dat proces zullen de lidstaten een of meer territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie opstellen — met een overzicht van het transitieproces tot 2030 — die consistent zijn met de nationale energie- en klimaatplannen en de transitie naar een klimaatneutrale economie en waarin de meest getroffen gebieden worden vastgesteld waaraan steun moeten worden verleend. Voor elk van deze gebieden worden in de plannen voor een rechtvaardige transitie de sociale, economische en ecologische uitdagingen beschreven en — in voorkomend geval — nadere gegevens verstrekt over de behoeften aan economische diversificatie, omscholing en milieusanering.
Om de doeltreffendheid van het Fonds voor een rechtvaardige transitie te waarborgen moet de verleende steun geconcentreerd worden. De vastgestelde gebieden zullen daarom overeenkomen met regio’s van NUTS-niveau 3 of delen daarvan.
De steun uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie zal op de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie worden gebaseerd en in het kader van een of meer prioriteiten worden geprogrammeerd, hetzij in programma’s die ook worden ondersteund uit het EFRO, het ESF+ of het Cohesiefonds, hetzij in een specifiek programma van het Fonds voor een rechtvaardige transitie. De territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie zullen van de programma’s deel uitmaken en bij hetzelfde besluit van de Commissie worden vastgesteld als het programma. Er wordt alleen steun uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie verleend als de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie worden goedgekeurd, die met name een beschrijving moeten bevatten van de verbintenis van de lidstaten met betrekking tot het transitieproces in overeenstemming met hun nationale energie- en klimaatplannen en de EU-doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050. In de plannen voor een rechtvaardige transitie moet ook een motivering worden gegeven voor de aanvullende middelen uit het EFRO en het ESF+ en voor de eventuele steun voor productieve investeringen in andere ondernemingen dan kmo’s. Na de goedkeuring van de plannen voor een rechtvaardige transitie zal niet alleen steun kunnen worden verleend uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie maar ook via de specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van InvestEU (pijler 2 van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie) en de met de EIB opgezette leningfaciliteit voor de overheidssector (pijler 3), die investeringen in de betrokken gebieden ondersteunt. De territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie moeten zo nodig worden bijgewerkt en opnieuw worden goedgekeurd, met name wanneer de nationale energie- en klimaatplannen worden bijgewerkt. Zoals voor alle programma’s van het cohesiebeleid zullen de door het Fonds voor een rechtvaardige transitie ondersteunde programma’s aan de tussentijdse evaluatie worden onderworpen. Op basis van de resultaten kunnen de middelen van het Fonds voor een rechtvaardige transitie in 2025 opnieuw in de lidstaat worden toegewezen als onderdeel van de tussentijdse evaluatie. De tussentijdse evaluatie zal ook de mogelijkheid bieden om de financiële middelen voor de jaren 2026 en 2027 toe te wijzen, die bij het begin van de volgende periode worden gereserveerd.
Gebieden die steun ontvangen uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie, zullen ook profiteren van een specifieke faciliteit voor technische bijstand. Doel van deze faciliteit is op een eenvoudige en geïntegreerde manier een op maat gesneden pakket maatregelen te ontwikkelen voor alle beschikbare steun van de Commissie, de EIB en andere internationale organisaties. De Commissie zal de lidstaten in 2020 al bijstaan bij het opstellen van hun territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie. Daarnaast zal de InvestEU-advieshub, met inbegrip van Jaspers (een gezamenlijke initiatief van de Commissie en de EIB voor de ontwikkeling van projecten in het kader van de structuurfondsen), steun verlenen voor de voorbereiding van de projectenpijplijn. Tot slot zal de Commissie — op basis van het bestaande platform voor steenkoolregio’s in transitie — een platform voor een rechtvaardige transitie opzetten voor bilaterale en multilaterale uitwisselingen van ervaringen en beste praktijken in alle getroffen sectoren.
Complementariteit met de regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van InvestEU en met de met de EIB opgezette leningfaciliteit voor de overheidssector
Het mechanisme voor een rechtvaardige transitie zal een solide governancekader omvatten rond territoriale transitieplannen.
In dit verband zal de steun uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie worden aangevuld met een specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van InvestEU. De regeling zal een breder scala aan investeringen ondersteunen, met name door aan de transitie bij te dragen door steun te verlenen aan koolstofarme en klimaatbestendige activiteiten, zoals hernieuwbare investeringen en energie-efficiëntieregelingen. De regeling zal ook financiering beschikbaar kunnen stellen voor energie- en vervoersinfrastructuur — met inbegrip van gasinfrastructuur en stadsverwarming — maar ook voor decarbonisatieprojecten, de economische diversificatie van de regio’s en sociale infrastructuur. Daarnaast zal een nieuwe met de EIB opgezette leningfaciliteit voor de overheidssector gesubsidieerde financiering aan de lokale autoriteiten verstrekken ten behoeve van de betrokken regio’s. De steun van de EU kan onder meer bestaan uit rentesubsidies of investeringssubsidies, die uit de EU-begroting worden gefinancierd en met leningen van de EIB aan gemeentelijke, regionale en andere overheidsinstanties worden gecombineerd.
De twee andere pijlers van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie zullen een ruimer geografisch bereik hebben dan het Fonds voor een rechtvaardige transitie zelf en niet alleen investeringen in projecten in rechtvaardigetransitiegebieden ondersteunen, maar ook investeringen in projecten daarbuiten, op voorwaarde dat die projecten essentieel zijn voor de transitie binnen de rechtvaardigetransitiegebieden.
Dit voorstel, dat van toepassing zou moeten worden op 1 januari 2021, gaat uit van een Unie van 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit de Europese Unie en uit Euratom, die de Europese Raad op 29 maart 2017 heeft ontvangen uit hoofde van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Het optreden van de EU is gerechtvaardigd op grond van artikel 174, lid 1, VWEU: “De Unie ontwikkelt en vervolgt haar optreden gericht op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang. De Unie stelt zich in het bijzonder ten doel, de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's te verkleinen.”.
Met het oog op de oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie moet het voorstel worden gebaseerd op artikel 175 VWEU, waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat de Unie de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 174 ondersteunt door haar optreden via de structuurfondsen, de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten.
Artikel 175, derde alinea, VWEU bepaalt ook dat “indien specifieke maatregelen buiten de fondsen om noodzakelijk blijken, zulke maatregelen, onverminderd de maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie wordt besloten, door het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s kunnen worden vastgesteld”.
• Subsidiariteit en evenredigheid
Overeenkomstig artikel 4, lid 2, VWEU heeft de Unie met de lidstaten gedeelde bevoegdheden op het gebied van economische, sociale en territoriale samenhang en bepaalde aspecten van het sociaal beleid. De Unie is ook bevoegd om het optreden van de lidstaten op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding en industrie te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen (artikel 6 VWEU).
De uitvoering van het Fonds voor een rechtvaardige transitie onder gedeeld beheer is gebaseerd op het subsidiariteitsbeginsel. Onder gedeeld beheer delegeert de Commissie strategische programmerings- en uitvoeringstaken aan de lidstaten en regio's. Het optreden van de Unie wordt zo beperkt tot wat noodzakelijk is om de in de Verdragen vastgestelde doelstellingen van de Unie te verwezenlijken.
Gedeeld beheer is erop gericht ervoor te zorgen dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen en dat optreden op EU-niveau gerechtvaardigd is in het licht van de mogelijkheden en specifieke kenmerken op nationaal, regionaal of lokaal niveau. Gedeeld beheer brengt Europa dichter bij zijn burgers en verbindt lokale behoeften en Europese doelstellingen met elkaar. Daarenboven verhoogt het de betrokkenheid bij de EU-doelstellingen aangezien de lidstaten en de Commissie beslissingsbevoegdheid en verantwoordelijkheid delen en de programma’s gezamenlijk medefinancieren.
• Keuze van het instrument
Als belangrijkste EU-beleid om structurele veranderingen in Europese regio’s aan te pakken, vormt het cohesiebeleid het juiste kader voor het Fonds voor een rechtvaardige transitie. Het biedt financiële steun voor investeringen op een groot aantal gebieden die bijdragen tot groei en werkgelegenheid, en het werkt samen met actoren in het veld.
Het voorziet ook in een geïntegreerde plaatsgebonden aanpak, die zorgt voor synergie en samenhang tussen investeringen die uit hoofde van het Fonds voor een rechtvaardige transitie worden ondersteund, en investeringen die uit hoofde van de mainstream-programma’s van het cohesiebeleid worden ondersteund. Hierdoor zal de economische ontwikkeling en reconversie van de betrokken regio’s worden versneld.
Bovendien waarborgt het cohesiebeleid de betrokkenheid van de lidstaten en de regio’s. Dit is van cruciaal belang voor het Fonds voor een rechtvaardige transitie, dat verankerd moet worden in op maat gesneden territoriale transitiestrategieën, die de talrijke sociale, economische en milieu-uitdagingen van de transitie op alomvattende wijze omvatten.
In het kader van het cohesiebeleid is de keuze van het instrument een verordening van het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure als bedoeld in artikel 175, lid 3, van het Verdrag.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•
Raadpleging van belanghebbenden
In mei en juni 2018 heeft de Commissie haar voorstellen voor de langetermijnbegroting voor de periode na 2020 en de volgende generatie programma’s en fondsen goedgekeurd. Als wezenlijk onderdeel van dit proces heeft de Commissie een reeks openbare raadplegingen over belangrijke uitgavenposten gehouden om de standpunten van alle belanghebbende partijen in te winnen over de vraag hoe elke euro van de EU-begroting optimaal kan worden benut.
De openbare raadpleging over de langetermijnbegroting van de EU op het gebied van cohesie vond plaats van 10 januari 2018 tot en met 9 maart 2018 en er werden 4 395 antwoorden ontvangen. 85 % van de respondenten vond de transitie naar een koolstofarme en circulaire economie waarbij voor de bescherming van het milieu en de weerbaarheid tegen klimaatverandering wordt gezorgd, een belangrijke uitdaging. Slechts 42 % van de respondenten echter vond dat de huidige programma’s/fondsen deze uitdaging adequaat aangaan 4 .
In het kader van de onderhandelingen over de langetermijnbegroting voor de periode na 2020 heeft het Europees Parlement in zijn tussentijds verslag van 7 november 2018 aangedrongen op de invoering van een specifieke toewijzing (4,8 miljard EUR) voor een nieuw “Fonds voor een rechtvaardige energietransitie” om de maatschappelijke, sociaaleconomische en milieueffecten op werknemers en gemeenschappen die worden getroffen door de overgang van steenkool en koolstofafhankelijkheid aan te pakken.
Deze oproep is overgenomen door het Comité van de Regio’s, dat een advies heeft uitgebracht over sociaaleconomische structurele verandering van steenkoolregio’s in Europa 5 , waarin wordt opgeroepen extra middelen ter beschikking te stellen om aan de specifieke behoeften van steenkoolregio’s te voldoen. In dit verband wordt voorgesteld 4,8 miljard EUR toe te wijzen aan een nieuw “Fonds voor een eerlijke energietransitie”, dat is bedoeld om de maatschappelijke, sociaaleconomische en milieugevolgen van de transitie in deze regio’s te verzachten.
De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 18 oktober 2019 benadrukt vastbesloten te zijn ervoor te zorgen dat de EU het voortouw blijft nemen in een sociaal rechtvaardige en billijke groene transitie in het kader van de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs. In zijn conclusies van 12 december 2019 heeft de Europese Raad zich ook geschaard achter de doelstelling van een klimaatneutrale Unie tegen 2050, conform de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Daarnaast onderschreef de Europese Raad het beginsel steun op maat uit een mechanisme voor een rechtvaardige transitie te geven aan de regio’s en sectoren die het zwaarst getroffen worden door de transitie.
• Effectbeoordeling
Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds 6 is vergezeld gegaan van een effectbeoordeling 7 . In de effectbeoordeling is het voorgestelde uitvoeringssysteem voor deze fondsen gevalideerd, die ressorteren onder het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa 8 , waaronder ook de programmering en de uitvoering van het Fonds voor een rechtvaardige transitie zal vallen (zie hoofdstuk 4).
In de effectbeoordeling zijn ook de uitdagingen onderzocht die in het kader van het volgende meerjarig financieel kader en het cohesiebeleid moeten worden aangepakt. In de effectbeoordeling wordt bevestigd dat — in overeenstemming met de resultaten van de openbare raadpleging — een schone en rechtvaardige energietransitie moet worden ondersteund door middel van een specifieke beleidsdoelstelling en een bijbehorend mechanisme voor thematische concentratie (zie de hoofdstukken 2.2 en 3.2).
Daarom is de doelstelling van het Fonds voor een rechtvaardige transitie gerechtvaardigd: het Fonds streeft er immers naar een rechtvaardige energietransitie te waarborgen door de economische en sociale kosten van de transitie naar een klimaatneutrale economie te temperen. Het Fonds voor een rechtvaardige transitie zal daartoe de voor een succesvolle energietransitie noodzakelijke transformatie van industriële processen ondersteunen en de economische diversificatie van de meest getroffen gebieden bevorderen in overeenstemming met de conclusies van de effectbeoordeling over de noodzaak slimme industriële transformatie te ondersteunen (zie hoofdstuk 2.2).
In de effectbeoordeling wordt ook gewezen op de ongelijk verdeelde effecten van de energietransitie (zie hoofdstuk 3.3). Met name wordt de aandacht gevestigd op de uitdagingen voor de regio’s die het zwaarst worden getroffen vanwege hun afhankelijkheid van de productie van vaste brandstoffen en het hoge aandeel van vaste brandstoffen in hun mix voor het opwekken van elektriciteit. In de effectbeoordeling wordt de voorgestelde concentratie van de middelen van het Fonds voor een rechtvaardige transitie in de zwaarst getroffen gebieden en de voorgestelde verdeling van de nationale toewijzingen gerechtvaardigd.
De bovenstaande analysen en de effectbeoordeling ondersteunen de doelstellingen en de belangrijkste kenmerken van het Fonds voor een rechtvaardige transitie. Er is geen op zichzelf staande effectbeoordeling uitgevoerd, aangezien de goedkeuring van dit wetgevingsvoorstel hierdoor zou worden uitgesteld met het risico dat de lopende onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader vertraging zouden oplopen.
• Lessen die uit de uitvoering van een aantal geselecteerde transitie-initiatieven kunnen worden getrokken
Het toepassingsgebied en de doelstelling van het Fonds voor een rechtvaardige transitie hebben betrekking op de gevolgen van de transitie naar klimaatneutraliteit en stellen daarom de activiteiten in het kader van de winning van vaste fossiele brandstoffen (steenkool, bruinkool, turf en olieschalie), maar ook de sociale en economische effecten van de door de transitie vereiste transformatie van energie-intensieve industriële processen in de betrokken gebieden aan de orde.
In dit verband zijn reeds acties ondernomen in het kader van de initiatieven ten behoeve van steenkoolregio’s in transitie en het proefproject voor regio’s in industriële transitie. Hoewel het Fonds voor een rechtvaardige transitie ruimere doelstellingen zal nastreven en in een meer geïntegreerde aanpak zal voorzien, zal het ook lessen trekken uit deze initiatieven en eventueel op bestaande werkmethoden en structuren voortbouwen bij de programmering en uitvoering.
Ten eerste ondersteunt het cohesiebeleid in het kader van het initiatief ten behoeve van steenkoolregio’s in transitie (vanaf januari 2020) de transitie in 21 proefregio’s met een economie die sterk afhankelijk is van steenkool. Structurele veranderingen worden — met de deelname van en in nauwe samenwerking met lokale actoren, zoals de sociale partners, het bedrijfsleven en ngo’s — aangepakt via een holistische methode die de economische, industriële, technologische en sociale dimensies van het transformatieproces omvat.
De dialoog tussen de verschillende belanghebbenden en de uitwisseling van kennis zijn van essentieel belang gebleken om te zorgen voor collectieve vooruitgang, transparantie en het mobiliseren van de meest doeltreffende middelen om de sociaaleconomische effecten van de transitie aan te pakken.
De steun wordt vooral gebruikt voor economische transformatie in overeenstemming met strategieën voor slimme specialisatie (bijvoorbeeld steun voor kmo’s, bedrijfsincubatoren, innovatie en samenwerking tussen het bedrijfsleven en onderzoekers), de omscholing van traditioneel in steenkoolgerelateerde sectoren tewerkgestelde werknemers en de bevordering van energie-efficiëntie en alternatieve, hernieuwbare energiebronnen.
Het succes is afhankelijk van de mate waarin de betreffende lidstaten, regio’s en lokale actoren (met inbegrip van de sociale partners) zich bij het initiatief betrokken voelen. Deze betrokkenheid wordt bevorderd door nationale medefinancieringsvereisten in het kader van gedeeld beheer en door de deelname van de partners aan de ontwikkelingsstrategie.
Ten tweede en in dezelfde geest is — om de regio’s in de EU te helpen bij de transitie naar een meer duurzame en koolstofarme economie en bij de industriële veranderingen als gevolg van de energie- en klimaattransitie — specifieke steun verleend om innovatie te bevorderen, obstakels voor investeringen uit de weg te ruimen en de burgers met de juiste vaardigheden uit te rusten. In het kader van het proefproject voor regio’s in industriële transitie wordt steun door deskundigen van de Commissie verleend en technische bijstand uit hoofde van het EFRO geboden. Twaalf regio’s zijn geselecteerd voor EU-steun.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De Commissie streeft haar in de politieke beleidslijnen vermelde prioriteiten na als onderdeel van de ruimere ambitie voor de EU-begroting. In die context is een ambitieus Fonds voor een rechtvaardige transitie een prioriteit. Om deze reden heeft de Commissie dit wetgevingsvoorstel — dat een aanvulling is op de bestaande voorstellen voor het volgende meerjarig financieel kader (MFK) — zeer vroeg in haar ambstermijn ingediend. Het voorstel zal als input dienen voor de onderhandelingen over het volgende MFK en naar verwachting worden geïntegreerd in het kader van een algemeen akkoord over het volgende MFK.
De begrotingsmiddelen voor het JTF zouden 7,5 miljard EUR (in prijzen van 2018) moeten bedragen, met de mogelijkheid dit bedrag zo nodig op een later tijdstip te verhogen.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Artikelsgewijze toelichting
Het rechtskader bestaat uit een specifiek voorstel voor een verordening tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie en de noodzakelijke daaruit voortvloeiende wijzigingen van het voorstel van de Commissie voor de GB-verordening om het Fonds voor een rechtvaardige transitie als een nieuw fonds onder die verordening te laten ressorteren, samen met het EFRO, het Cohesiefonds en het ESF+. De uitvoering van het Fonds voor een rechtvaardige transitie wordt geregeld in de GB-verordening.
In het voorstel voor een verordening tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie komen met name de volgende elementen aan bod:
·het vaststellen van het onderwerp van het Fonds voor een rechtvaardige transitie;
·het vaststellen van een definitie van de overeenkomstige specifieke doelstelling die moet worden gebruikt voor de programmering van de middelen van het Fonds voor een rechtvaardige transitie in het kader van een specifieke prioriteit of een specifiek programma uit hoofde van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” van het cohesiebeleid;
·het vaststellen van het geografisch bereik en de methode voor de toewijzing van financiële middelen aan het JTF;
·het vaststellen van het toepassingsgebied van de steun van het JTF;
·het specificeren van de inhoud van de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, met inbegrip van de noodzaak voor de lidstaten om de gebieden vast te stellen die het zwaarst door de transitie naar een klimaatneutrale economie worden getroffen en waar de steun uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie zal worden geconcentreerd;
·het vaststellen van een kader om de resultaten van het Fonds aan de hand van indicatoren te meten, en van een mechanisme om de steun aan te passen als de streefcijfers niet worden gehaald.