Toelichting bij COM(2019)243 - Wijziging van Verordening (EU) 2019/124 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij Verordening (EU) 2019/124 van de Raad zijn voor 2019 voor sommige visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. Deze vangstmogelijkheden worden doorgaans meerdere keren gewijzigd gedurende de periode waarin zij van kracht zijn.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde maatregelen zijn opgesteld overeenkomstig de doelstellingen en de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met andere beleidsgebieden van de Unie, met name op het vlak van milieu.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De verplichting van de Unie om de levende aquatische rijkdommen op duurzame wijze te exploiteren, vloeit voort uit de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 2 van de nieuwe basisverordening voor het GVB.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het GVB is een gemeenschappelijk beleid. Krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag dient de Raad maatregelen vast te stellen tot vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: verordening.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

In het voorstel wordt rekening gehouden met de feedback die belanghebbenden, adviesraden, nationale overheidsdiensten, vissersorganisaties en niet-gouvernementele organisaties het hele jaar door geven en die in aanmerking wordt genomen bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel is gebaseerd op wetenschappelijk advies 1 van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV).

Effectbeoordeling

De werkingssfeer van de verordening inzake vangstmogelijkheden wordt omschreven in artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregelen hebben geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Het voorstel heeft tot doel Verordening (EU) 2019/124 te wijzigen zoals hieronder wordt uiteengezet.

Visserijinspanning voor vaartuigen in het kader van het herstel van bepaalde zuidelijke heekbestanden en langoustinebestanden in de ICES-sectoren 8c en 9a, met uitzondering van de Golf van Cádiz

Bij het meerjarenplan voor de westelijke wateren, dat op 26 maart 2019 in werking is getreden, is het herstelplan voor zuidelijke heek en langoustine ingetrokken. De inspanningsbeperkingen in bijlage II bij de verordening inzake vangstmogelijkheden werden vastgesteld in overeenstemming met dat herstelplan. Aangezien de betrokken bestanden zullen worden beheerd overeenkomstig de bepalingen van het meerjarenplan voor de westelijke wateren door vangstbeperkingen vast te stellen binnen de MDO-bandbreedtes, is het niet langer nodig visserijinspanningsbeperkingen vast te stellen voor de vloten die deze bestanden bevissen. Bijlage II moet daarom worden ingetrokken.

Wijting in de Ierse Zee (ICES-sector 7a)

De Commissie heeft een geactualiseerde wetenschappelijke analyse van de ICES gevraagd en ontvangen over het niveau van de 'onvermijdelijke bijvangsten' van wijting in de Ierse Zee. Die analyse geeft aan dat een hoger niveau van bijvangsten van wijting in visserijen op andere soorten wordt verwacht als die bestanden worden geëxploiteerd in overeenstemming met de MDO. In het geactualiseerde vangstadvies voor wijting in sector 7a wordt echter nog steeds een nulvangst aanbevolen voor 2019, aangezien de visserijsterfte en de biomassa nog steeds op een niet-duurzaam niveau liggen. Het voorstel van de Commissie vindt daarom het juiste evenwicht tussen het mogelijk maken van een verhoging van de totale toegestane vangst van wijting enerzijds, met het doel te voorkomen dat visserijen vroegtijdig moeten worden gesloten, en van een toename van de paaibiomassa van het bestand anderzijds.

Langoustine in ICES-sector 8c

Op 28 maart 2019 heeft de ICES advies uitgebracht over verklikkervisserij voor langoustine in functionele eenheid 31 van ICES-sector 8c. Volgens het ICES-advies moet voor dit bestand een nulvangst gelden, aangezien surveys met onderwaterbeelden die erop gericht zijn de omvang van de bestanden te monitoren, worden verricht zonder de dieren uit het water te halen. De ICES heeft echter aanbevolen dat, wanneer geen survey met onderwaterbeelden kan worden verricht, verklikkervisserij kan worden ingezet voor het verzamelen van gegevens over de vangsten per inspanningseenheid met betrekking tot langoustines in functionele eenheid 31 van ICES-sector 8c. Volgens het advies van de ICES mogen de langoustinevangsten niet meer dan 0,7 ton bedragen. De vangstmogelijkheden voor langoustine moeten daarom worden gewijzigd om te voorzien in een dergelijke verklikkervisserij.

Noordse garnaal in de ICES-sectoren 3a en 4a Oost

Op 28 maart 2019 heeft de ICES advies uitgebracht voor de vangsten van Noordse garnaal (Pandalus borealis) in de ICES-sectoren 3a en 4a Oost (Skagerrak, Kattegat, en noordelijke Noordzee in het Noors Diep). Na overleg met Noorwegen is ertoe besloten de toewijzing van Noordse garnaal voor de EU in het Skagerrak vast te stellen op 2 010 ton.

Zwarte koolvis in de Noordzee

Op 22 februari 2019 heeft de ICES geactualiseerd advies uitgebracht voor de vangsten van zwarte koolvis (Pollachius virens) in de ICES-deelgebieden 4 en 6 en in sector 3a. In aansluiting op dit advies en het overleg met Noorwegen moet de TAC voor zwarte koolvis dienovereenkomstig worden gewijzigd, in overeenstemming met de maximale duurzame opbrengst.

Sprot in de Noordzee

Op 12 april 2019 heeft de ICES zijn jaarlijks advies voor sprot (Sprattus sprattus) in de Noordzee uitgebracht. Volgens het ICES-advies mogen de vangsten van sprot in de Noordzee in de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020 niet meer dan XXX ton bedragen. De vangstmogelijkheden voor sprot moeten daarom dienovereenkomstig worden vastgesteld.

Inspanningsbeperkingen in het Iccat-verdragsgebied

Tijdens haar 21e buitengewone bijeenkomst in 2018 heeft de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat) aanbeveling 18-02 aangenomen tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee. Met dat beheersplan wordt gevolg gegeven aan het advies van het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek om een meerjarig beheersplan voor het bestand op te stellen in 2018 aangezien de huidige toestand van het bestand de in het herstelplan voor blauwvintonijn geïntroduceerde noodmaatregelen niet langer noodzakelijk maakt (Aanbeveling 17-07 houdende wijziging van aanbeveling 14-04). Het beheersplan houdt rekening met de specifieke kenmerken van de verschillende soorten vistuig en visserijtechnieken. Daarom worden de bepalingen inzake inspanningsbeperkingen en de maximale aan tonijnkwekerijen toegewezen hoeveelheid herzien.