Toelichting bij COM(2019)85 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Verordening 1143/2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2019)85 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Verordening 1143/2014 betreffende de preventie en beheersing van de ... |
---|---|
bron | COM(2019)85 |
datum | 19-02-2019 |
Brussel, 19.2.2019
COM(2019) 85 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen die aan de Commissie is verleend bij Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten
Bij Verordening (EU) nr. 1143/2014 1 betreffende invasieve uitheemse soorten (hierna 'de verordening betreffende invasieve uitheemse soorten' genoemd) is het kader vastgesteld voor het aanpakken van de negatieve gevolgen van invasieve uitheemse soorten voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten en is aan de Commissie de bevoegdheid verleend tot het vaststellen, actualiseren en evalueren van een lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten door middel van uitvoeringshandelingen. Hiervoor wordt de Commissie bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten (hierna 'het comité voor invasieve uitheemse soorten' genoemd).
Alvorens te overwegen of een soort op de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten kan worden opgenomen, moet een grondige, met degelijk wetenschappelijk bewijs onderbouwde risicobeoordeling voor die soort worden uitgevoerd, waarin alle in artikel 5, lid 1, van de verordening betreffende invasieve uitheemse soorten genoemde elementen aan bod komen.
Artikel 5, lid 1, van de verordening betreffende invasieve uitheemse soorten bevat alle benodigde elementen voor het opstellen van een risicobeoordeling die als basis voor de besluitvorming kan dienen. In de verordening betreffende invasieve uitheemse soorten wordt erkend dat het nuttig kan zijn deze elementen nader te specificeren, onder meer door te voorzien in een methodologie voor de risicobeoordeling. Bovendien kunnen de wetenschappelijke praktijken op het gebied van risicobeoordelingen zich in de loop van de tijd verder ontwikkelen, en dergelijke ontwikkelingen zouden moeten worden geïntegreerd in de praktijk van het ontwikkelen van risicobeoordelingen voor de toepassing van de verordening betreffende invasieve uitheemse diersoorten.
Op grond van artikel 5, lid 3, van de verordening betreffende invasieve uitheemse diersoorten is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen om nader te bepalen welk type bewijsmateriaal aanvaardbaar is met betrekking tot de vraag of invasieve uitheemse soorten in staat zijn een levensvatbare populatie te vormen en zich in het milieu te verspreiden, en is zij bevoegd om een gedetailleerde beschrijving te geven van de elementen van risicobeoordelingen. Deze beschrijving dient de toe te passen methodologie te omvatten, met inachtneming van de toepasselijke nationale en internationale normen.
Rechtsgrondslag
De opstelling van dit verslag is verplicht op grond van artikel 29, lid 2, van de verordening betreffende invasieve uitheemse soorten. De in artikel 5, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie is aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 1 januari 2015. De Commissie moet daarnaast uiterlijk negen maanden voor het einde van die periode van vijf jaar een verslag opstellen met betrekking tot deze bevoegdheidsdelegatie. Voorts wordt de bevoegdheidsdelegatie, overeenkomstig artikel 29, lid 2, stilzwijgend met eenzelfde termijn verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen verlenging verzet.
3.Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
De Commissie heeft gebruik gemaakt van de bevoegdheidsdelegatie in 2018. Op 30 april 2018 heeft de Commissie Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/968 van de Commissie 2 (hierna de 'gedelegeerde verordening' genoemd) vastgesteld, die op 10 juli 2018 in het Publicatieblad is bekendgemaakt, na het verstrijken van de toetsingstermijn van het Europees Parlement en de Raad. De verordening is op 30 juli 2018 in werking getreden.
De gedelegeerde verordening is opgesteld op basis van een aantal studies en van de beste beschikbare wetenschappelijke literatuur. Bovendien is het wetenschappelijk forum 3 , de bij de verordening betreffende invasieve uitheemse soorten opgerichte deskundigengroep met als opdracht wetenschappelijk advies te verstrekken in verband met de toepassing van die verordening, nauw betrokken geweest bij de voorbereiding ervan, terwijl ook het publiek in de gelegenheid is gesteld feedback te geven op het ontwerp van de gedelegeerde verordening.
Artikel 5, lid 3, van de verordening betreffende invasieve uitheemse soorten vormt de rechtsgrondslag voor het vaststellen van de gedelegeerde verordening. Op grond van artikel 5, lid 3, is de Commissie met name bevoegd om:
a) nader te bepalen welk type bewijsmateriaal voor de toepassing van artikel 4, lid 3, onder b), aanvaardbaar is;
b) een gedetailleerde beschrijving te geven van de toepassing van artikel 5, lid 1, onder a) tot en met h);
c) de voor de risicobeoordeling toe te passen methodologie vast te stellen, met inachtneming van de toepasselijke nationale en internationale normen en de noodzaak prioriteit te verlenen aan maatregelen tegen invasieve uitheemse soorten die in verband gebracht worden met, of die potentieel de oorzaak zijn van, aanzienlijke nadelige gevolgen voor de biodiversiteit of aanverwante ecosysteemdiensten, alsmede voor de menselijke gezondheid of voor de economie, waarbij dergelijke nadelige gevolgen als een verzwarende omstandigheid worden beschouwd.
Ingevolge artikel 1 van de gedelegeerde verordening is een gedetailleerde beschrijving van de toepassing van de gemeenschappelijke elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij een risicobeoordeling, opgenomen in de bijlage; terwijl artikel 2 een methodologie bevat waarin tevens het type bewijsmateriaal wordt gespecificeerd dat ten grondslag moet liggen aan een risicobeoordeling, ook waar dat bewijsmateriaal betrekking heeft op artikel 4, lid 3, onder b), van de verordening betreffende invasieve uitheemse soorten.
Ten slotte wordt in de bijlage bij de gedelegeerde verordening een gedetailleerde beschrijving gegeven van de toepassing van de elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de opstelling van een risicobeoordeling, zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a) tot en met h), van de verordening betreffende invasieve uitheemse soorten.
4.Conclusie
De Commissie heeft haar gedelegeerde bevoegdheden tijdig en correct uitgeoefend.
De Commissie is van oordeel dat alle bevoegdheidsdelegaties moeten worden behouden, aangezien verdere specificaties in de toekomst noodzakelijk kunnen worden.
De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad om van dit verslag nota te nemen.
___________________________
(1)
Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35).
(2)
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/968 van de Commissie van 30 april 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft risicobeoordelingen met betrekking tot invasieve uitheemse soorten (PB L 174 van 10.7.2018, blz. 5).
(3)
Bekendgemaakt in het register van deskundigengroepen van de Commissie en andere adviesorganen, code E03276.