Toelichting bij COM(2018)832 - Standpunt EU in het Gemengd Comité met Noorwegen betreffende samenwerking ikv het bestrijden, invorderen en schuldvorderingen op het gebied van de btw

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat overeenkomstig artikel 5 en artikel 41, lid 2, onder d), e), f), g) en h), en artikel 41, lid 3, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw (hierna 'de overeenkomst' genoemd) namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is opgericht bij artikel 41 van die overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw

De overeenkomst strekt ertoe de juiste vaststelling, heffing en inning van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) en de invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw te garanderen om dubbele heffing of niet-heffing te vermijden en btw-fraude te bestrijden. De overeenkomst treedt in werking op 1 september 2018.

2.2.Het Gemengd Comité

Het Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen (hierna 'de partijen' genoemd) en moet toezien op de juiste werking en tenuitvoerlegging van de overeenkomst. Het moet aanbevelingen doen ter bevordering van de doelstellingen van de overeenkomst en neemt besluiten met eenparigheid van stemmen. Het Gemengd Comité wordt bij toerbeurt voorgezeten door elk van de partijen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) moet de Europese Unie worden vertegenwoordigd door de Commissie en moet haar standpunt van tevoren worden bepaald bij besluit van de Raad op voorstel van de Commissie. Vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie kunnen ook aan de vergaderingen deelnemen in de hoedanigheid van waarnemer.

2.3.De beoogde handelingen van het Gemengd Comité

Tijdens zijn eerste vergadering moet het Gemengd Comité:

–overeenkomstig artikel 41, lid 3, zijn reglement van orde vaststellen - Besluit 1 van het Gemengd Comité;

–overeenkomstig artikel 41, lid 2, onder d), e), g) en h), de standaardformulieren, de wijze van toezending van inlichtingen en de uitvoeringsvoorschriften voor de organisatie van de contacten tussen de centrale verbindingsbureaus vaststellen - Besluit 2 van het Gemengd Comité;

–overeenkomstig artikel 41, lid 2, onder j), van de overeenkomst de procedure voor het sluiten van het servicelevelagreement vaststellen - Besluit 3 van het Gemengd Comité;

–overeenkomstig artikel 5 van de overeenkomst het servicelevelagreement vaststellen - Besluiten 4 en 5 van het Gemengd Comité;

–overeenkomstig artikel 41, lid 2, onder f), van de overeenkomst het bedrag en de voorwaarden vaststellen van de financiële bijdrage die Noorwegen aan de algemene begroting van de Europese Unie moet leveren naar aanleiding van de kosten die uit zijn deelname aan de Europese informatiesystemen voortvloeien - Besluit 6 van het Gemengd Comité.

De beoogde handelingen dienen een goede tenuitvoerlegging van de overeenkomst te waarborgen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Met zijn eerste besluit zal het Gemengd Comité zijn reglement van orde vaststellen, dat wil zeggen de regels betreffende de samenstelling en het voorzitterschap, waarnemers en deskundigen, de bijeenroeping van vergaderingen, de agenda, het secretariaat, de opstelling en goedkeuring van notulen, de procedure voor de vaststelling van besluiten en aanbevelingen, en de vergoeding van onkosten.

De overeenkomst valt met name onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. De Unie zal bijgevolg door de Commissie worden vertegenwoordigd. De lidstaten kunnen evenwel beslissen om in de hoedanigheid van waarnemer te participeren.

Met zijn tweede besluit zal het Gemengd Comité de standaardformulieren, de wijze van toezending van inlichtingen en de uitvoeringsvoorschriften voor de organisatie van de contacten tussen de centrale verbindingsbureaus vaststellen. Het rechtskader van de Unie voorziet al in een degelijk uitvoeringsmechanisme in het kader van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de btw en Richtlijn 2010/24/EU van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen. In het besluit van het Gemengd Comité dient te worden bepaald dat de instrumenten die ten uitvoer zijn gelegd voor de bovengenoemde Uniewetgeving, ook van toepassing zullen zijn op de samenwerking met Noorwegen.

Met zijn derde besluit zal het Gemengd Comité de procedure voor het sluiten van het servicelevelagreement en voor latere wijzigingen ervan vaststellen. Het vierde besluit zal betrekking hebben op de sluiting van het servicelevelagreement als zodanig.

Het vijfde besluit van het Gemengd Comité zal betrekking hebben op de financiële bijdrage die Noorwegen aan de algemene begroting van de Unie moet leveren naar aanleiding van de kosten die uit zijn deelname aan de Europese informatiesystemen voortvloeien. De bedragen die Noorwegen moet betalen, zijn berekend als een forfaitaire som die zowel de deelname aan/verbinding met het CCN/CSI-systeem in de voorgestelde configuratie dekt als de uitgaven in verband met ontwikkeling, onderhoud en modernisering van IT-oplossingen.

–Momenteel hoeft het Gemengd Comité geen besluiten te nemen overeenkomstig:

–artikel 41, lid 2, onder a), b) en c), betreffende de automatische uitwisseling van inlichtingen; de partijen zullen beslissen of dat nodig zal zijn na de inwerkingtreding van de overeenkomst en nadat is geëvalueerd hoe efficiënt de andere vormen van samenwerking waarin de overeenkomst voorziet, functioneren;

–artikel 41, lid 2, onder i), betreffende uitvoeringsvoorschriften voor de omrekening van de in te vorderen bedragen en de overmaking van ingevorderde bedragen, omdat in artikel 40, lid 5, van de overeenkomst bepaald is dat "[t]otdat en voor zover het Gemengd Comité geen nadere voorschriften voor de tenuitvoerlegging van deze titel heeft vastgesteld, [...] de bevoegde autoriteiten gebruik[maken] van de voorschriften, met inbegrip van de standaardformulieren, die thans zijn vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad, waarbij de term 'lidstaat' wordt uitgelegd als ook omvattende Noorwegen";

–artikel 41, lid 2, onder k), betreffende wijziging van de verwijzingen naar de in deze overeenkomst opgenomen rechtshandelingen van de Unie en van Noorwegen, omdat dat tot dusver niet nodig is.

4. Rechtsgrondslag

Krachtens artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, een besluit vast tot bepaling van de standpunten die namens de Unie in het Gemengd Comité worden ingenomen.

Het onderwerp van internationale overeenkomsten (inclusief die betreffende administratieve samenwerking tussen de Unie en Noorwegen op het gebied van de btw) valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie overeenkomstig artikel 3, lid 2, VWEU 1 . De Unie zal in het Gemengd Comité door de Commissie worden vertegenwoordigd overeenkomstig artikel 17, lid 1, VEU.

Voorts is voor administratieve samenwerking op het gebied van de btw overeenkomstig artikel 113 VWEU eenparigheid van stemmen vereist om Uniehandelingen te kunnen vaststellen. Daarom moet het Uniestandpunt dat de Commissie bij de vaststelling van aanbevelingen en besluiten van het Gemengd Comité zal innemen, eerst met eenparigheid van stemmen worden aangenomen door de Raad.

Het Gemengd Comité zal ook nadere afspraken moeten maken, bijvoorbeeld over de opstelling van de voorlopige agenda of de goedkeuring van de notulen van de vergaderingen. Dergelijke handelingen vallen onder het normale beheer van het Gemengd Comité en maken geen deel uit van de besluiten of aanbevelingen van het Comité overeenkomstig artikel 41 van de overeenkomst. Wat de Unie betreft, zal de Europese Commissie evenwel voor alle bovengenoemde handelingen voorafgaand overleg moeten plegen met de Groep belastingvraagstukken van de Raad.

De besluiten van het Gemengd Comité overeenkomstig de artikelen 5 en 41 van de overeenkomst zijn handelingen met rechtsgevolgen die bindend zullen zijn voor de partijen uit hoofde van het volkenrecht en overeenkomstig artikel 46 van de overeenkomst.