Toelichting bij COM(2018)749 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU waarbij België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 285 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 12 september 2018, heeft België verzocht om belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR van de btw te mogen blijven vrijstellen. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 14 september 2018 hiervan in kennis gesteld. Bij brief van 17 september 2018 heeft de Commissie België meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig hoofdstuk 1 van titel XII van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaalde drempel blijft, van de btw vrij te stellen. Deze vrijstelling houdt in dat de belastingplichtige geen btw in rekening hoeft te brengen over zijn prestaties, maar bijgevolg ook geen voorbelasting kan aftrekken.

Krachtens artikel 285 van de btw-richtlijn mogen lidstaten die geen gebruik hebben gemaakt van artikel 14 van Richtlijn 67/228/EEG 1 van de Raad, vrijstelling verlenen aan belastingplichtigen met een omzet die niet hoger is dan 5 000 EUR. België heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, waardoor de toegepaste drempel bijzonder laag was - in 2012 bedroeg deze 5 580 EUR.

Op verzoek van België heeft de Raad het land bij Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU 2 gemachtigd om tot en met 31 december 2015 vrijstelling van btw te verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR. Dit besluit werd nadien bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2348 3 van de Raad verlengd tot en met 31 december 2018.

België heeft gevraagd om deze maatregel opnieuw voor een beperkte periode te mogen verlengen. Volgens België verlicht de bijzondere maatregel de administratieve lasten voor de belastingplichtigen en de belastingautoriteiten. Hij helpt dus de inning van de belasting te vereenvoudigen zoals in artikel 395, lid 1, van de btw-richtlijn is bepaald. De maatregel is facultatief voor de belastingplichtigen en zal dat ook blijven.

Volgens België werd de bijzondere maatregel eind 2017 door ongeveer 142 000 belastingplichtigen, dat wil zeggen 15 % van alle geregistreerde belastingplichtigen, gebruikt. De bijzondere maatregel heeft geen noemenswaardige invloed op de btw-inkomsten.

Gelet op het feit dat de maatregel de administratieve lasten kan verlichten voor zowel de bedrijven als de belastingdienst zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, wordt voorgesteld om de derogatie opnieuw voor een beperkte periode te verlengen, meer bepaald tot en met 31 december 2021.

De Commissie heeft onlangs een voorstel 4 gedaan tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen. Het is dus mogelijk dat een richtlijn in werking treedt die deze artikelen wijzigt en voorziet in een datum met ingang waarvan de lidstaten nationale bepalingen moeten toepassen om deze richtlijn uit te voeren. Indien deze datum wordt vastgesteld voordat de derogatie op 31 december 2021 verstrijkt, dient dit besluit te vervallen.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Aan andere lidstaten zijn reeds soortgelijke derogaties toegestaan. Luxemburg 5 mag een drempel toepassen van 30 000 EUR, Estland 6 een drempel van 40 000 EUR, Italië 7 een drempel van 65 000 EUR, Kroatië 8 een drempel van 45 000 EUR, Letland 9 een drempel van 40 000 EUR en Roemenië 10 een drempel van 88 500 EUR.

Derogaties van de btw-richtlijn moeten steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden beoordeeld. Bovendien worden de bepalingen van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen momenteel geëvalueerd. Zoals in het btw-actieplan 11 en het werkprogramma 12 van de Commissie voor 2017 werd aangekondigd, heeft de Commissie onlangs haar voorstel betreffende de regeling 13 voor kleine en middelgrote ondernemingen gepresenteerd.

Daarom wordt voorgesteld machtiging voor de derogatiemaatregel te verlenen tot en met 31 december 2021 of tot de datum met ingang waarvan de lidstaten nationale bepalingen moeten toepassen die zij moeten vaststellen indien er een richtlijn wordt aangenomen tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De maatregel is in overeenstemming met de EU-doelstellingen voor kleine bedrijven zoals die zijn uiteengezet in de mededeling van de Commissie 'Denk eerst klein' — Een 'Small Business Act' voor Europa" 14 , waarin de lidstaten worden opgeroepen om bij de opstelling van wetgeving rekening te houden met de bijzondere kenmerken van midden- en kleinbedrijven en het bestaande regelgevingskader te vereenvoudigen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk een vereenvoudiging voor een extra aantal kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadplegingen van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van België en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt ertoe een vereenvoudigingsmaatregel die bedrijven met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR van vele btw-verplichtingen ontheft, met nog eens drie jaar te verlengen, en kan aldus de administratieve lasten verlichten voor zowel de bedrijven als de belastingdienst, zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect in ieder geval beperkt zijn.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting omdat België een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Het voorstel bevat een vervalbepaling - een termijn die automatisch afloopt.