Toelichting bij COM(2018)725 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2009/1008/EU waarbij Letland wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 20 juni 2018, heeft de Republiek Letland (hierna 'Letland' genoemd) verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van de btw-richtlijn, waarin is neergelegd wie btw verschuldigd is. Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 17 augustus 2018, heeft Letland een verslag over de toepassing van die maatregel verzonden overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2009/1008/EG van de Raad van 7 december 2009 2 , zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2396 van de Raad 10 december 2015 3 .

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 7 september 2018 van het verzoek van Letland in kennis gesteld. Bij brief van 10 september 2018 heeft de Commissie Letland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Krachtens artikel 193 van de btw-richtlijn is de belastingplichtige die goederen levert of diensten verricht, in de regel de persoon die tot voldoening van de btw is gehouden.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kunnen lidstaten bijzondere, van de bepalingen van de btw-richtlijn afwijkende maatregelen treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen, indien de Raad de lidstaten hiertoe heeft gemachtigd.

Letland heeft verzocht de verleggingsregeling te mogen blijven toepassen op houttransacties, d.w.z. om de persoon voor wie deze goederenleveringen of diensten worden verricht, tot voldoening van de btw te houden.

De derogatiemaatregel voor Letland werd oorspronkelijk bij Beschikking 2006/42/EG van de Raad van 24 januari 2006 4 tot en met 31 december 2009 en bij Uitvoeringsbesluit 2009/1008/EU van de Raad van 7 december 2009 5 tot en met 31 december 2012 verleend. De machtiging voor de toepassing van de derogatie is aansluitend bij Uitvoeringsbesluit 2013/55/EU van de Raad van 22 januari 2013 6 tot en met 31 december 2015 en bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2396 van de Raad van 10 december 2015 7 tot en met 31 december 2018 verlengd.

Volgens Letland is de houtmarkt (een van de belangrijkste sectoren van de economie van het land) bijzonder gevoelig voor btw-fraude, omdat deze markt wordt gekenmerkt door veel kleine lokale bedrijven en individuele leveranciers. Door het specifieke karakter van de markt en het soort bedrijven dat erop actief is, is btw-fraude ontstaan waarop de Letse belastingautoriteiten moeilijk vat konden krijgen. Om dit misbruik te bestrijden, hebben zij de verleggingsregeling ingevoerd voor houttransacties. Deze maatregel is erg doeltreffend gebleken en heeft de fraude in deze sector aanzienlijk teruggebracht.

Deze bijzondere maatregel heeft volgens Letland bovendien geen negatieve invloed op de totale btw-opbrengst in het stadium van het eindverbruik en dus geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

Derogaties worden gewoonlijk voor een beperkte periode toegestaan, opdat kan worden nagegaan of de bijzondere maatregel passend en doeltreffend is. De lidstaten krijgen op die manier de tijd andere klassieke maatregelen te nemen om het respectieve probleem aan te pakken tot de derogatiemaatregel is verstreken, zodat een verlenging van de derogatie niet meer nodig is. Een derogatie op grond waarvan de verleggingsregeling kan worden gebruikt, wordt slechts bij uitzondering verleend voor specifieke frauduleuze gebieden en moet als een laatste redmiddel worden gezien.

Rekening houdend met de ongewijzigde juridische en feitelijke omstandigheden wordt daarom voorgesteld de derogatiemaatregel een laatste keer te verlengen, zodat Letland deze derogatiemaatregel tot en met 31 december 2021 kan blijven toepassen. Letland dient tot het verstrijken van deze derogatie andere klassieke maatregelen in te voeren ter bestrijding en voorkoming van btw-fraude in de houtsector. Als gevolg daarvan zou er geen verdere noodzaak zijn om ten aanzien van deze leveringen van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG af te wijken.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Aan andere lidstaten zijn soortgelijke derogaties met betrekking tot artikel 193 van de btw-richtlijn verleend.

De voorgestelde maatregel is daarom in overeenstemming met de bestaande bepalingen van de btw-richtlijn.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad kan slechts van de normale btw-bepalingen worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadpleging van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Letland en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad machtigt Letland de verleggingsregeling te blijven toepassen op houttransacties. De omstandigheden die de basis voor de oorspronkelijke derogatie vormden, zijn nog steeds relevant. Letland stelt dat er weliswaar sprake is van een vermindering van het aantal gevallen van fraude met btw en btw-ontduiking op de houtmarkt sinds de invoering van de verleggingsregeling, maar dat de risico's nog niet zijn verdwenen.

Volgens Letland heeft de verlenging van deze maatregel geen negatieve invloed op de totale btw-opbrengst in het stadium van het eindverbruik en dus geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Het voorstel is in de tijd beperkt.