Toelichting bij COM(2018)697 - Samenvatting van het samenvattende verslag betreffende de werking van Verordening (EU) nr. 649/2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 17.10.2018


COM(2018) 697 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Samenvatting van het samenvattende verslag betreffende de werking van Verordening (EU) nr. 649/2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

{SWD(2018) 438 final}


Gebruikte afkortingen


2.

CLP-verordening Verordening betreffende indeling, etikettering en verpakking (Classification, Labelling and Packaging Regulation)


ECHA Europees Agentschap voor chemische stoffen (European Chemicals Agency)

ePIC softwareapplicatie voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 649/2012

EU Europese Unie

GN Gecombineerde Nomenclatuur

OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

PIC voorafgaande geïnformeerde toestemming (Prior Informed Consent)

Reach-verordening Verordening inzake de registratie en beoordeling van en autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen

RIN referentie-identificatienummer

VIB veiligheidsinformatieblad (Safety Data Sheet)

VoGBM Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen

VvR Verdrag van Rotterdam


1.Inleiding

1.1.De PIC-verordening


Verordening (EU) nr. 649/2012 1 ("PIC-verordening") geeft uitvoering aan het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, dat in 1998 is vastgesteld en in 2002 door de Unie is geratificeerd. De verordening strekt ertoe gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen bij de internationale activiteiten met gevaarlijke chemische stoffen te bevorderen en de gezondheid van de mens en het milieu tegen mogelijke schade te beschermen door de uitwisseling van informatie over de kenmerken van gevaarlijke chemische stoffen te vergemakkelijken, door een besluitvormingsproces binnen de Unie voor de in- en uitvoer ervan vast te stellen en door de genomen beslissingen onder de partijen en andere landen te verspreiden (artikel 1).


De PIC-verordening is van toepassing op chemische stoffen die onder de PIC-procedure uit hoofde van het Verdrag van Rotterdam vallen en op industriële chemische stoffen (bestemd voor gebruik door consumenten en professionele gebruikers) en bestrijdingsmiddelen (inclusief biociden) waarvan het gebruik krachtens de wetgeving van de Unie verboden of aan sterke beperkingen onderworpen is om redenen van de menselijke gezondheid en het leefmilieu van de mens. De verordening legt verplichtingen op aan bedrijven die dergelijke chemische stoffen willen uitvoeren naar derde landen, ongeacht of zij wel of niet partij bij het Verdrag van Rotterdam zijn. De uitvoer van chemische stoffen is aan uiteenlopende vereisten onderworpen, afhankelijk van hoe zij vermeld worden in bijlage I bij de verordening: in deel 1 van bijlage I opgenomen chemische stoffen zijn onderworpen aan de procedure voor kennisgeving van uitvoer aan de bevoegde instantie van het invoerende land; in deel 2 en 3 van bijlage I opgenomen chemische stoffen zijn onderworpen aan de procedure voor kennisgeving van uitvoer aan en uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde instantie van het invoerende land, tenzij zij onder de PIC-procedure uit hoofde van het Verdrag van Rotterdam vallen en naar een partij worden uitgevoerd die een positieve reactie inzake invoer heeft afgegeven of naar een land dat heeft afgezien van zijn recht op kennisgeving. Deze verplichtingen zijn ook van toepassing op mengsels die stoffen uit bijlage I bij de verordening bevatten in een concentratie die aanleiding geeft tot verplichtingen inzake etikettering uit hoofde van de CLP-verordening (EG) nr. 1272/2008 2 , en op bepaalde artikelen.


De PIC-verordening legt ook verplichtingen op aan de Commissie, die het secretariaat van het verdrag op de hoogte moet stellen van definitieve regelgeving die een verbod inhoudt op, of strenge beperkingen oplegt aan, het gebruik van een chemische stof in de Unie in een gebruikscategorie uit het verdrag (industriële chemische stoffen of bestrijdingsmiddelen). Chemische stoffen waarvoor een dergelijke kennisgeving verplicht is, zijn opgenomen in deel 2 van bijlage I bij de PIC-verordening. De kennisgeving van definitieve regelgeving beoogt andere partijen in kennis te stellen van de potentiële risico's van het gebruik van deze chemische stoffen en vormt de basis voor het opnemen van de chemische stoffen in bijlage III bij het verdrag.


Voor chemische stoffen die zijn opgenomen in deel 3 van bijlage I (overeenkomend met bijlage III bij het verdrag), moet de Commissie, in nauwe samenwerking met de lidstaten en op basis van het Unierecht, een besluit nemen over de invoer, waarin wordt uiteengezet of, en onder welke voorwaarden, de chemische stof in de Unie kan worden ingevoerd. Ook hiervan moet het secretariaat van het verdrag op de hoogte worden gesteld.


1.2.De verslaglegging


Artikel 22 van de PIC-verordening vereist dat de Commissie om de drie jaar een verslag van haar activiteiten uit hoofde van de verordening indient en een samenvattend verslag opstelt over de uitvoering van de PIC-verordening, met daarin:

·de door de lidstaten op grond van artikel 22, lid 1, ingediende informatie over de werking van de krachtens deze verordening ingevoerde procedures, met inbegrip van informatie over douanetoezicht, inbreuken, sancties en herstelmaatregelen;

·de door het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) op grond van artikel 22, lid 1, ingediende informatie over de werking van de procedures uit hoofde van de PIC-verordening.


Dit is de eerste verslaglegging op grond van de PIC-verordening, die betrekking heeft op de drie jaren van uitvoering sinds de verordening van kracht werd (2014 3 -2016). Om consistente informatie van de lidstaten te verzamelen werd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/770 van de Commissie van 14 April 2016 4 een gemeenschappelijk formulier voor verslaglegging door aangewezen nationale instanties vastgesteld. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1115 van de Commissie van 7 juli 2016 5 werd een soortgelijk formulier voor verslaglegging door het ECHA vastgesteld.


De lidstaten en het ECHA moesten hun verslag voor 31 mei 2017 indienen, maar er ontstond vertraging in het verslagleggingsproces. Het verslag van het ECHA werd op 18 juli 2017 ontvangen en de verslaglegging door de lidstaten werd op 5 oktober 2017 voltooid, met de indiening van de laatste vragenlijst.


Dit verslag is een samenvatting van het samenvattende verslag op grond van artikel 22 van de PIC-verordening, waarin de bevindingen staan van de verslagen van de Commissie, het ECHA en de lidstaten. Het biedt een overzicht van de uitvoering van de PIC-verordening in de periode 2014-2016.


2.Beheer van de PIC-verordening

2.1.Alle lidstaten hebben hun nationale bevoegde instantie aangewezen


Op grond van artikel 4 van de PIC-verordening moeten de lidstaten een of meer instanties (aangewezen nationale instanties) aanwijzen, die de door de PIC-verordening vereiste administratieve taken zullen vervullen. Aangewezen nationale instanties spelen een belangrijke rol bij de procedure voor kennisgeving van uitvoer: het controleren of de kennisgevingen van uitvoer aan de desbetreffende bepalingen voldoen en het verzenden ervan naar het ECHA; het afhandelen van verzoeken om uitdrukkelijke toestemming en het nemen van beslissingen over ontheffingen; het afhandelen van aanvragen van bijzondere referentie-identificatienummers (RIN); het informeren van de Commissie over besluiten op nationaal niveau om een chemische stof te verbieden of aan strenge beperkingen te onderwerpen. Aangewezen nationale instanties hebben op grond van artikel 10 ook verslagleggingsverplichtingen, zoals het verstrekken van informatie over de handel in chemische stoffen uit bijlage I aan het ECHA. Zij zijn bovendien verantwoordelijk voor het op verzoek verstrekken van informatie aan invoerende landen, door uitwisseling van informatie over chemische stoffen te vergemakkelijken en samen te werken bij de bevordering van technische bijstand.


Er zijn door de lidstaten 35 van deze instanties aangewezen. De meeste lidstaten (22) hebben slechts één aangewezen nationale instantie en zes hebben er twee of drie. De meeste aangewezen nationale instanties zijn ministeries of diensten die verantwoordelijk zijn voor milieu, chemische stoffen en gezondheid of gezondheid en veiligheid. Lidstaten met meer dan één aangewezen nationale instantie verdelen hun verantwoordelijkheden en taken doorgaans, waarbij de ene aangewezen nationale instantie zich richt op industriële chemische stoffen en de andere op bestrijdingsmiddelen.


Hoeveel middelen, en met name personele middelen, nodig zijn om de PIC-verordening in de lidstaten uit te voeren, hangt af van het aantal kennisgevingen van uitvoer en verzoeken om uitdrukkelijke toestemming dat moet worden verwerkt. De door de lidstaten opgegeven cijfers over personeel dat zich bij aangewezen nationale instanties bezighoudt met voorafgaande geïnformeerde toestemmingen, varieert van 0,1 FTE bij lidstaten met weinig kennisgevingen van uitvoer tot 2 FTE bij lidstaten met de hoogste aantallen kennisgevingen van uitvoer.


2.2.De werklast van het ECHA is hoger dan vóór de inwerkingtreding van de verordening werd verwacht


Het ECHA speelt een centrale rol in het juiste verloop van de procedure voor kennisgeving van uitvoer door:

·de kennisgevingen van uitvoer te registreren, de volledigheid ervan te controleren en de kennisgevingen te verzenden naar de aangewezen nationale instantie van het invoerende land (artikel 8, lid 2);

·een tweede kennisgeving van uitvoer te verzenden indien niet binnen 30 dagen na de verzending van de eerste kennisgeving een ontvangstbevestiging is ontvangen van de instantie in het niet-EU-land (artikel 8, lid 3);

·alle aangewezen nationale instanties binnen de EU kennisgevingen van uitvoer beschikbaar te stellen die ontvangen zijn van aangewezen nationale instanties uit derde landen (artikel 9, lid 1);

·de ontvangst van kennisgevingen van uitvoer te bevestigen die ontvangen zijn van niet-EU-landen (artikel 9, lid 1);

·herinneringen betreffende verzoeken om uitdrukkelijke toestemming te verzenden wanneer binnen 30 dagen na het eerste verzoek geen antwoord van de instanties in het niet-EU-land is ontvangen; een tweede herinnering te verzenden indien na 30 dagen nog geen antwoord is ontvangen (artikel 14, lid 6);

·ondersteuning te bieden aan aangewezen nationale instanties binnen de EU en aan de Commissie bij de beoordeling van ontheffingen overeenkomstig artikel 14, leden 6 en 7;

·de gegevens die jaarlijks van de aangewezen nationale instanties verkregen worden over de aantallen uitgevoerde en ingevoerde chemische stoffen te verzamelen, samen te vatten en te publiceren (artikel 10, lid 3).


Het ECHA is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en werking van de applicatie voor de verwerking van kennisgevingen van uitvoer en uitdrukkelijke toestemmingen die invoerende landen hebben gegeven (ePIC). Bovendien verstrekt het ECHA bijstand en technische en wetenschappelijke richtsnoeren voor de industrie, aangewezen nationale instanties uit de EU-lidstaten en derde landen en de Europese Commissie (artikel 6).


Zoals in het verslag van het ECHA wordt aangegeven, overstijgt het aantal kennisgevingen van uitvoer de voorspelde jaarlijkse stijging van 10 %. Dit leidt tot een grotere werklast dan verwacht en er is meer tijd nodig om aangewezen nationale instanties (uit EU- en niet-EU-landen) bij te staan. De ondersteuning van aangewezen nationale instanties uit EU- en niet-EU-landen neemt tussen 30 en 40 % van de werktijd van het personeel in beslag. Vanwege het toegenomen aantal kennisgevingen van uitvoer waren ook verbeteringen aan ePIC nodig, bijvoorbeeld een intensievere automatisering van bepaalde procedures om de werklast voor gebruikers uit de industrie en instanties te verminderen, waardoor zij wettelijke termijnen gemakkelijker kunnen halen.

Tabel 1: Aantal voorspelde kennisgevingen versus het door het ECHA verwerkte aantal

[zie origineel document voor tabel]

201420152016
Geschatte aantal kennisgevingen4 0004 3006 300
Daadwerkelijke aantal kennisgevingen4 5755 4607 967


Volgens het ECHA wordt deze trend door de huidige werklast bevestigd en zijn voor de afhandeling van het extra werk extra personele en financiële middelen nodig.


2.3.De Commissie, het ECHA en aangewezen nationale instanties vinden de coördinatie tussen EU en nationale instellingen doeltreffend


De lidstaten zijn in het algemeen tevreden over de coördinatie tussen aangewezen nationale instanties en de Commissie en tussen aangewezen nationale instanties en het ECHA. Verschillende aangewezen nationale instanties waardeerden de bijstand van de Commissie en het ECHA vanwege de snelheid en de kwaliteit ervan. Ook het ECHA vindt de samenwerking met aangewezen nationale instanties doeltreffend. Dit geldt tevens voor het oplossen van geschillen. De Commissie vond de samenwerking met aangewezen nationale instanties eveneens doeltreffend, met name voor wat betreft het overleg bij de PIC-vergaderingen met aangewezen nationale instanties, die twee keer per jaar plaatsvinden.


Het ECHA was tevreden over de samenwerking met de Commissie maar noemde een aantal verbeterpunten, zoals de voorbereiding van kennisgevingen van definitieve regelgeving, de voorbereiding van vergaderingen, de uitvoering van artikel 14, leden 6 en 7, en de procedure voor het bijwerken van bijlagen. De Commissie was eveneens tevreden over de samenwerking met het ECHA en legt daarbij de nadruk op de regelmatige uitwisseling met betrekking tot wetenschappelijke, technische en juridische vraagstukken die de uitvoering met zich meebrengt, in het bijzonder de juridische interpretatie van bepalingen en de praktische uitvoering ervan.


3.Bijwerking van bijlage I bij de PIC-verordening

Volgens artikel 23 moet de lijst van chemische stoffen in bijlage I ten minste één keer per jaar opnieuw door de Commissie worden beoordeeld op basis van de ontwikkelingen die binnen de EU-wetgeving – hoofdzakelijk in de Reach-verordening 6 , de biocidenverordening 7 en de verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen 8 – en uit hoofde van het verdrag plaatsvinden. Bijlagen bij de PIC-verordening worden gewijzigd via door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen.


In de verslagperiode zijn 21 stoffen opgenomen in deel 1 en 10 in deel 2 van bijlage I. Twaalf van deze stoffen zijn opgenomen naar aanleiding van een verbod op het gebruik ervan als bestrijdingsmiddel uit hoofde van de verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen en negen na opname in bijlage XVII van Reach. Zeven ervan zijn opgenomen in deel 3 van bijlage I naar aanleiding van de opname ervan in bijlage III van het Verdrag van Rotterdam.


Tabel 2: Stoffen die in de verslagperiode aan bijlage 1 zijn toegevoegd

[zie origineel document voor tabel]

Gedelegeerde handelingChemische stofWijziging van bijlage IGrondslag voor opname
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1078/2014 van de Commissie van 7 augustus 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012AzocyclotinDeel 1 en 2VoGBM
BitertanolDeel 1 en 2VoGBM
Cinidon-ethylDeel 1 en 2VoGBM
CyclanilideDeel 1 en 2VoGBM
CyfluthrinDeel 1 en 2VoGBM
CyhexatinDeel 1 en 2VoGBM
EthoxysulfuronDeel 1 en 2VoGBM
DidecyldimethylammoniumchlorideDeel 1VoGBM
OxadiargylDeel 1 en 2VoGBM
RotenonDeel 1 en 2VoGBM
WarfarineDeel 1VoGBM
Azinfos-methylDeel 3Bijlage III bij VvR
PerfluoroctaansulfonzuurDeel 3Bijlage III bij VvR
PerfluoroctaansulfonatenDeel 3Bijlage III bij VvR
PerfluoroctaansulfonamidenDeel 3Bijlage III bij VvR
PerfluoroctaansulfonylDeel 3Bijlage III bij VvR
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/2229 van de Commissie van 29 september 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/20121,1-DichlooretheenDeel 1Reach
1,1,2-TrichloorethaanDeel 1Reach
1,1,1,2-TetrachloorethaanDeel 1Reach
1,1,2,2-TetrachloorethaanDeel 1Reach
DibutyltinverbindingenDeel 1Reach
DioctyltinverbindingenDeel 1Reach
FenbutatinoxideDeel 1 en 2VoGBM
LoodverbindingenDeel 1Reach
PentachloorethaanDeel 1Reach
TrichloorbenzeenDeel 1Reach
Pentabroomdifenylether in handelskwaliteit, met inbegrip van: tetrabroomdifenylether en pentabroomdifenyletherDeel 3Bijlage III bij VvR
Octabroomdifenylether in handelskwaliteit, met inbegrip van hexabroomdifenylether en heptabroomdifenyletherDeel 3Bijlage III bij VvR


Op grond van artikel 11 van de PIC-verordening moet de Commissie het secretariaat van het Verdrag van Rotterdam schriftelijk in kennis stellen van de chemische stoffen die opgesomd zijn in deel 2 van bijlage I en die voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen. In de verslagperiode zijn drie kennisgevingen bij het secretariaat ingediend:


Tabel 3: In de verslagperiode naar het secretariaat verzonden PIC-kennisgevingen

[zie origineel document voor tabel]

Grondslag voor kennisgevingGemelde chemische stoffenDatum van kennisgeving
Verordening (EG) nr. 73/2013 van de Commissie (2014)Naled

April 2014
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1078/2014 van de CommissieBitertanolOktober 2016
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/2229 van de CommissieFenbutatinoxideOktober 2016


4.Werking van de PIC-verordening

4.1.Bewustmakingsactiviteiten en bijstand voor exporteurs door aangewezen nationale instanties en het ECHA hebben tot een betere naleving van de PIC-verordening geleid


Het ECHA moet exporteurs en importeurs bijstand, technische en wetenschappelijke richtsnoeren en hulpmiddelen verstrekken (artikel 6, lid 1). Hoewel niet wettelijk verplicht daartoe verleenden de meeste aangewezen nationale instanties in de verslagperiode ondersteuning aan nationale exporteurs en importeurs en verrichtten zij bewustmakingsactiviteiten.


Vijfentwintig lidstaten ontplooiden in de verslagperiode bewustmakings- en voorlichtingsactiviteiten voor exporteurs en importeurs. De meeste deden dat door middel van speciale webpagina's met informatie over de PIC-verordening en verwijzingen naar de webpagina's over de PIC-verordening en ePIC van het ECHA. Tien lidstaten openden bovendien een nationale helpdesk. Volgens bijna alle lidstaten hebben deze activiteiten ertoe geleid dat de PIC-verordening beter door exporteurs en importeurs wordt nageleefd. Zo stelden sommige aangewezen nationale instanties een toename vast in het aantal door de aangewezen nationale instanties ontvangen kennisgevingen van uitvoer, een toename van het aantal in ePIC geregistreerde bedrijven en een betere naleving van de verslagleggingsverplichtingen op grond van artikel 10.


In de verslagperiode publiceerde het ECHA zijn Richtsnoer voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 649/2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen en verschillende ePIC-gebruikshandleidingen (voor de verschillende gebruikersgroepen). Het verstrekte via zijn website, wekelijks e-News of zijn nieuwsbrief informatie aan exporteurs en importeurs en organiseerde een aantal workshops over de PIC-verordening, die hoofdzakelijk verband hielden met de initiële ontwikkeling van ePIC. Volgens het ECHA laat de toename van het aantal kennisgevingen van uitvoer dat door EU-exporteurs wordt verzonden en het aantal bedrijven dat de PIC-verordening uitvoert zien dat het bewustzijn en de naleving van de verordening in de verslagperiode aanzienlijk zijn verbeterd, deels door zijn eigen bewustmakingsactiviteiten en die van de aangewezen nationale instanties.


4.2.De werklast met betrekking tot de uitvoering van de PIC-verordening is onevenredig tussen de lidstaten verdeeld


De kennisgeving van uitvoer is het instrument van de PIC-verordening waarmee landen informatie uitwisselen over verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stoffen. Elke exporteur die in de EU gevestigd is moet een kennisgeving van uitvoer bij zijn aangewezen nationale instantie indienen indien hij voornemens is in deel 1 van bijlage I van de PIC-verordening opgenomen chemische stoffen uit te voeren naar een derde land. Wanneer de aangewezen nationale instantie de kennisgeving heeft gecontroleerd en geaccepteerd (zo nodig na herindiening), wordt deze doorgestuurd naar het ECHA, dat ook controleert of de kennisgeving aan de vereisten voldoet en deze doorstuurt naar de aangewezen nationale instantie van het invoerende land. Indien geen ontvangstbevestiging wordt ontvangen, zal het ECHA de kennisgeving opnieuw verzenden. Deze procedure vindt integraal plaats via ePIC en exporteurs moeten het door het systeem verstrekte kennisgevingsmodel gebruiken.


In de verslagperiode hebben de lidstaten 15 771 kennisgevingen van uitvoer naar het ECHA gestuurd en er 1 214 afgewezen. Het aantal verwerkte kennisgevingen van uitvoer verschilde aanzienlijk tussen lidstaten. Drie lidstaten hebben in de verslagperiode geen enkele kennisgeving van uitvoer verwerkt en vijf lidstaten minder dan tien kennisgevingen. De meeste kennisgevingen van uitvoer werden verwerkt door Duitsland (5 196 kennisgevingen), Frankrijk (3 358), het Verenigd Koninkrijk (1 829), Italië (1 321) en Spanje (1 265). De invoerende landen die de meeste kennisgevingen van uitvoer van de Unie ontvingen, waren Zwitserland (1 044 kennisgevingen), Turkije (984), Rusland (890), de VS (754) en China (601).


Voor bepaalde uitvoer die is vrijgesteld van de PIC-verordening of de verplichting tot kennisgeving van uitvoer, moeten exporteurs voor hun douaneaangifte een speciaal RIN-verzoek indienen bij hun aangewezen nationale instantie om de douaneafhandeling te vergemakkelijken.


In de verslagperiode werden door 17 lidstaten 7 072 speciale RIN-verzoeken geaccepteerd, die hoofdzakelijk gebruikt werden voor uitvoer die vanwege onderzoeks- of analysedoeleinden vrijgesteld was van de verordening. Elf lidstaten ontvingen dergelijke verzoeken in de laatste drie jaren niet. Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en België accepteerden de meeste speciale RIN-verzoeken (zie figuur 1).


3.

Figuur 1: Totaal aantal in de verslagperiode door aangewezen nationale instanties geaccepteerde kennisgevingen van uitvoer en speciale RIN-verzoeken



4.3.Exporteurs ondervonden moeilijkheden bij het invullen van het formulier voor kennisgeving van uitvoer


Volgens het ECHA en de aangewezen nationale instanties ondervonden exporteurs moeilijkheden bij het verstrekken van informatie over de uitvoer (bijv. contactgegevens van importeurs) en het voorgenomen gebruik van de chemische stof in het invoerende land. Met name het voorgenomen gebruik en de gebruikscategorie bij de uitvoer van biociden stelde exporteurs voor problemen. Twaalf aangewezen nationale instanties verklaarden ook dat exporteurs tegen problemen aanliepen wat betreft de beschikbaarheid van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) of CUS-nummers. Het ECHA meldde bovendien problemen met punt 6.1 van het formulier betreffende het overzicht van en de redenen voor de definitieve regelgeving en de datum van inwerkingtreding, waarbij door sommige exporteurs verkeerde informatie werd vermeld. Bovendien wezen verschillende aangewezen nationale instanties en het ECHA op problemen met de verstrekking van veiligheidsinformatiebladen in de juiste taal, de uitvoer van mengsels en in ePIC ingevoerde groepen chemische stoffen, die niet per definitie volledig zijn, waardoor onder exporteurs verwarring ontstond over de vraag of een chemische stof al dan niet onder de PIC-verordening valt.


4.4.Het aantal herindieningsverzoeken was in de periode van drie jaar naar verhouding hoog


In een naar verhouding groot aantal gevallen werd door de aangewezen nationale instanties of het ECHA om herindiening van een kennisgeving verzocht. In 2015-2016 verzochten zij om de herindiening van in totaal 2 503 kennisgevingen van uitvoer, waarvan er 566 van het ECHA afkomstig waren (334 in 2015 en 232 in 2016). De voornaamste redenen voor herindiening hingen samen met punt 6 van het kennisgevingsformulier (samenvatting van en redenen voor de definitieve regelgeving en datum van inwerkingtreding) en het veiligheidsinformatieblad (bijv. taal of niet bij de kennisgeving passend veiligheidsinformatieblad).


4.5.Er hebben zich geen grote vertragingen voorgedaan wat betreft de procedure voor kennisgeving van uitvoer


Hoewel een aantal aangewezen nationale instanties en het ECHA problemen meldde bij de naleving van de termijnen van de kennisgevingsprocedure, lag het aantal laattijdig verwerkte kennisgevingen laag. Het aantal kennisgevingen dat minder dan 25 dagen vóór de uitvoer door het ECHA werd ontvangen (de in de verordening vermelde uiterste termijn), bedroeg 4,9 % van het totale aantal kennisgevingen van uitvoer. Bovendien werden 171 kennisgevingen laattijdig door het ECHA naar de invoerende landen verzonden, ofwel 1,2 % van het totale aantal kennisgevingen dat in de verslagperiode naar invoerende landen is doorgestuurd. De redenen voor vertragingen hingen doorgaans samen met moeilijkheden bij het verwerken van kennisgevingen van uitvoer tijdens de winterseizoenspiek, bedrijven die herindieningstermijnen niet naleefden en door het ECHA te laat van de aangewezen nationale instanties ontvangen kennisgevingen.


4.6.Het aantal van niet-EU-landen ontvangen kennisgevingen van uitvoer is tussen 2014 en 2016 bijna verdubbeld


Het ECHA moet op grond van artikel 9 kennisgevingen van uitvoer die van derde landen zijn ontvangen, ter beschikking stellen in zijn database, de aangewezen nationale instantie van het uitvoerende land een ontvangstbevestiging sturen en de aangewezen nationale instantie van de lidsta(a)t(en) die de invoer ontvang(t)(en) hiervan een kopie verstrekken.


Het ECHA ontving in de verslagperiode 1 105 kennisgevingen van uitvoer van niet-EU-landen, hoofdzakelijk uit de VS en Zwitserland. Tussen 2014 en 2016 verdubbelde het aantal kennisgevingen bijna.


Tabel 4: Van niet-EU-landen ontvangen kennisgevingen van uitvoer en door het ECHA verzonden ontvangstbevestigingen in de verslagperiode

[zie origineel document voor tabel]

201420152016Totaal
Ontvangen kennisgevingen van uitvoer2094864101 105

4.7.De verslaglegging volgens artikel 10 verliep efficiënt


Artikel 10 legt exporteurs en importeurs verplichtingen op om de aangewezen nationale instantie gedurende het eerste kwartaal van elk jaar in kennis te stellen van de hoeveelheid chemische stoffen uit bijlage I van de PIC-verordening die in het voorgaande jaar is uitgevoerd naar of ingevoerd uit derde landen. Exporteurs moeten de aangewezen nationale instantie bovendien de naam en het adres van iedere importeur verstrekken. Aangewezen nationale instanties moeten deze informatie weer jaarlijks aan het ECHA verstrekken, die de gegevens vervolgens op EU-niveau samenvoegt en openbaar maakt via zijn database 9 .


Uit informatie van het ECHA en de aangewezen nationale instanties blijkt dat zich met betrekking tot de verslagleggingsprocedure volgens artikel 10 weinig problemen hebben voorgedaan. Ongeveer een derde van de aangewezen nationale instanties gaf aan met vertragingen bij de indiening van informatie door exporteurs of importeurs geconfronteerd te zijn, zonder dat dit evenwel invloed had op de uitvoering van de verslaglegging volgens artikel 10. Evenzo stuitte het ECHA op weinig problemen bij het verzamelen van informatie van de lidstaten voor zover aangewezen nationale instanties gegevens opnamen over de uitvoer van chemische stoffen uit bijlage I die voor onderzoek of analyse werden uitgevoerd en derhalve buiten de werkingssfeer van de PIC-verordening en de bijbehorende verslagleggingsverplichting vielen.


Uit hoofde van artikel 10 voor de verslaglegging verzamelde informatie wordt door de aangewezen nationale instanties, de douane of andere handhavingsautoriteiten in 16 lidstaten gebruikt. Acht aangewezen nationale instanties gaven aan de gegevens voor handhavingsactiviteiten te gebruiken en zes gaven aan deze te gebruiken voor Reach-handhavingsactiviteiten (bijv. kruiscontrole van de naleving van registratievereisten of controle van de naleving van beperkingen).


4.8.Voor zeven stoffen uit bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam zijn invoerbesluiten door de EU vastgesteld


De partijen worden op grond van artikel 10 van het verdrag verzocht een invoerbesluit vast te stellen voor iedere nieuwe chemische stof uit bijlage III en dit bij het secretariaat in te dienen. Overeenkomstig artikel 13 van de PIC-verordening wordt het invoerbesluit van de EU vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling die door de Commissie wordt opgesteld en voor advies aan het Reach-comité wordt voorgelegd, overeenkomstig de raadplegingsprocedure.


In de loop van de verslagperiode zijn invoerbesluiten vastgesteld door middel van twee uitvoeringsbesluiten van de Commissie.


Tabel 5: Tijdens de verslagperiode door de EU vastgestelde invoerbesluiten

[zie origineel document voor tabel]

UitvoeringshandelingChemische stoffenAard/status van het besluitInvoerbesluitRedenen van het besluit
Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 15 mei 2014Azinfos-methylNieuw besluitDefinitiefGeen toestemming voor invoerVerboden voor gebruik uit hoofde van VoGBM
Pentabroomdifenylether in handelskwaliteitNieuw besluitDefinitiefToestemming voor invoer uitsluitend onder bepaalde voorwaardenVerboden voor gebruik, specifieke vrijstellingen volgens POP-verordening
Octabroomdifenylether in handelskwaliteitNieuw besluitDefinitiefToestemming voor invoer uitsluitend onder bepaalde voorwaardenVerboden voor gebruik, specifieke vrijstellingen volgens POP-verordening
Perfluoroctaansulfonzuur, perfluoroctaansulfonaten, perfluoroctaansulfonamiden, perfluoroctaansulfonylverbindingenNieuw besluitDefinitiefGeen toestemming voor invoerVerboden voor gebruik, specifieke vrijstellingen volgens POP-verordening
Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 11 februari 2016MethamidofosNieuw besluitDefinitiefGeen toestemming voor invoerVerboden voor gebruik uit hoofde van VoGBM
EthyleenoxideWijzigt voorgaand besluitTussentijdsToestemming voor invoer uitsluitend onder bepaalde voorwaardenVerboden voor gebruik uit hoofde van VoGBM en beperkt uit hoofde van biocidenverordening
DDTWijzigt voorgaand besluitDefinitiefGeen toestemming voor invoerVerboden voor gebruik uit hoofde van POP-verordening


4.9.Verschillende aangewezen nationale instanties van derde landen ondervonden moeilijkheden bij het behandelen van verzoeken om uitdrukkelijke toestemming


Artikel 14 vereist de toestemming van het invoerend land voorafgaand aan de uitvoer van chemische stoffen die opgenomen zijn in deel 2 of 3 van bijlage I. De aangewezen nationale instantie van de exporteur kan echter per geval en in overleg met de Commissie beslissen ontheffing van de eis tot uitdrukkelijke toestemming te verlenen als een voor PIC-kennisgeving in aanmerking komende chemische stof wordt uitgevoerd naar een OESO-land (artikel 14, lid 6) of wanneer niet binnen 60 dagen een antwoord van het invoerende land is ontvangen, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan (artikel 14, lid 7).


Tijdens de verslagperiode hebben 19 lidstaten de procedure voor uitdrukkelijke toestemming uitgevoerd overeenkomstig artikel 14. Volgens hen bestond de grootste uitdaging erin dat verschillende invoerende landen moeilijkheden hebben ondervonden bij het behandelen van verzoeken om uitdrukkelijke toestemming doordat de aangewezen nationale instanties pas na de wachttijd van 60 dagen of helemaal niet reageerden. Voor 56 % van de 3 362 door aangewezen nationale instanties verwerkte verzoeken werd een antwoord ontvangen. Dit aandeel nam in de verslagperiode af (61 % in 2014, 58 % in 2015 en 51 % in 2016), terwijl het aantal toenam. Dit verklaart waarom het ECHA een aanzienlijk aantal herinneringen moest versturen. Voor 65 % van de verzoeken werd een eerste herinnering verstuurd en voor 42 % van de verzoeken een tweede.


Een gering aantal lidstaten moest beslissen om al dan niet een ontheffing van de eis tot uitdrukkelijke toestemming te verlenen (bijv. zes voor uitvoer naar een OESO-land en elf vanwege het uitblijven van een antwoord van de bevoegde instantie van het invoerende land) en uit informatie van de aangewezen nationale instanties blijkt dat er weinig problemen waren met de uitvoering. Hoewel het ECHA aangaf dat het in eerste instantie lastig was vast te stellen op welke gevallen artikel 14, lid 8, van toepassing was, bleef het aantal probleemgevallen tot een minimum beperkt.

4.10.Niet-naleving van de eisen om bij uitgevoerde chemische stoffen informatie te voegen betrof voornamelijk de verpakking en het veiligheidsinformatieblad


Artikel 17 bepaalt dat uitgevoerde chemische stoffen overeenkomstig de ter zake geldende voorschriften van de Unie verpakt en geëtiketteerd moeten worden, tenzij het invoerende land anders voorschrijft. Samen met de chemische stof moet aan iedere importeur een overeenkomstig bijlage II bij de Reach-verordening opgesteld veiligheidsinformatieblad worden toegezonden.


Nationale handhavingsinstanties in acht lidstaten hebben ervaren dat de voorschriften betreffende informatie bij uitgevoerde chemische stoffen niet werden nageleefd. Zes lidstaten gaven aan dat de niet-naleving hiervan verpakkingsvoorschriften uit hoofde van de CLP-verordening betrof, terwijl zes andere aangaven dat de voorschriften ten aanzien van veiligheidsinformatiebladen uit hoofde van de Reach-verordening niet werden nageleefd.


4.11.Alle lidstaten hebben een toezichtssysteem ingevoerd voor de in- en uitvoer van chemische stoffen die onder de PIC-verordening vallen


Volgens artikel 18 van de PIC-verordening moeten de lidstaten autoriteiten, zoals douaneautoriteiten, aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de in- en uitvoer van de in bijlage I opgenomen chemische stoffen. Alle lidstaten hebben deze autoriteiten aangewezen. De douane is betrokken bij de uitvoering van de PIC-verordening in alle lidstaten, behalve Malta en het Verenigd Koninkrijk. In vier landen is de douane de enige nationale handhavingsinstantie (Spanje, Kroatië, Italië en Slowakije). Andere handhavingsinstanties zijn veeleer diensten op het gebied van milieu, chemische stoffen en/of gezondheid. In negen lidstaten behoren de nationale handhavingsinstantie en de aangewezen nationale instantie tot dezelfde instelling.


In bijna alle lidstaten zijn nationale handhavingsinstanties die betrokken zijn bij de handhaving van de PIC-verordening ook betrokken bij de handhaving van andere wetgeving voor chemische stoffen, zoals de CLP-verordening (27 lidstaten), de Reach-verordening (25 lidstaten) en de biocidenverordening (22 lidstaten).


Het merendeel van de lidstaten (18) gaf aan dat handhavingsinstanties over voldoende middelen beschikken om aan hun verplichtingen uit hoofde van de PIC-verordening te voldoen. De lidstaten die ten aanzien van handhavingsinstanties problemen ondervonden qua beschikbare middelen, hadden doorgaans een tekort aan personele middelen.


In 16 lidstaten is een of andere vorm van handhavingsstrategie ingevoerd (inclusief procedureregels, schriftelijke instructies enz.) en in 15 lidstaten is regelmatige opleiding van inspecteurs ingevoerd. De meeste lidstaten hebben ook het sanctiesysteem beschreven dat zij toepassen bij overtredingen van de PIC-verordening. Aangewezen nationale instanties gaven doorgaans een beschrijving van een mix van handhavingsmaatregelen, zoals het in beslag nemen en onder zich houden van goederen, het uit de handel nemen, het opschorten van activiteiten enz. Tien lidstaten vermeldden dat handhavingsinstanties aanmaningsbrieven konden versturen met het verzoek om binnen een bepaalde termijn aan de eisen te voldoen. Ten aanzien van sancties voor overtredingen gaven 23 lidstaten aan dat zij voor specifieke overtredingen boetes opleggen, waarvan de hoogte vaak afhankelijk is van de ernst van de overtreding. In zeven lidstaten kan voor de zwaarste overtredingen een gevangenisstraf worden opgelegd.


4.12.Bijna alle lidstaten hebben handhavingsactiviteiten uitgevoerd en een hoge mate van overeenstemming vastgesteld


In de verslagperiode hebben 18 lidstaten controles van overeenstemming verricht en 15 lidstaten hebben ter plaatse bezoeken afgelegd in verband met de PIC-verordening.


4.

Figuur 2: Door lidstaten uitgevoerde handhavingsactiviteiten



Aantal lidstaten


Volgens gegevens van de aangewezen nationale instanties hebben douanediensten en andere nationale handhavingsinstanties in 17 lidstaten controles op de uitvoer van chemische stoffen uitgevoerd en in 11 lidstaten controles op de invoer van chemische stoffen die onderworpen zijn aan de PIC-verordening 10 . Het aantal uitgevoerde controles varieerde sterk tussen lidstaten, wat mogelijk verband houdt met de omvang van de in de landen plaatsvindende uitvoer en invoer van chemische stoffen die onder de PIC-verordening vallen, de inspectiestrategie of het soort controles (bijv. reactieve controles tegenover regelmatig toezicht). Drie lidstaten meldden overtredingen die tijdens douanecontroles werden ontdekt, maar het aantal overtredingen lag erg laag. Negen lidstaten meldden gevallen die aan het licht kwamen tijdens controles door inspecteurs en de ernst van de overtredingen varieerde sterk tussen deze lidstaten. Dit zou in sommige gevallen te maken kunnen hebben met het soort controles (tijdens reactieve controles komen bijvoorbeeld sneller overtredingen aan het licht). In dertien gevallen van overtredingen in vier lidstaten werden sancties opgelegd.


Tabel 6: Aantal door douanediensten en inspecteurs uitgevoerde controles en vastgestelde overtredingen in de verslagperiode 11

LidstaatControle door douanediensten op uitvoer en invoerDoor douanediensten vastgestelde overtredingenControle door inspecteurs op uitvoer en invoerDoor inspecteurs vastgestelde overtredingen
Oostenrijk5610168
Belgiën.v.t.n.v.t.2910
Bulgarije4630407
Finland3 633n.v.t.11
Frankrijk1233n.v.t.n.v.t.
Duitsland1 1214921
Hongarije350932
Italië1 2059n.v.t.n.v.t.
Litouwen0021
Nederland27506612
Verenigd Koninkrijk0011


De belangrijkste categorie van overtredingen die tijdens inspecties werden vastgesteld, betrof het gebrek aan overeenstemming tussen de chemische stof en de kennisgeving van uitvoer. Ook werden overtredingen met betrekking tot de eisen voor veiligheidsinformatiebladen en etikettering vastgesteld.


De coördinatie van handhavingsactiviteiten verloopt via het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie, waarbij zowel het ECHA als de aangewezen nationale instanties melding maken van positieve feedback op de activiteiten van het Forum. Sommige aangewezen nationale instanties waren ingenomen met de start van een proefproject over de handhaving van de PIC-verordening.


4.13.Het eerste verslag krachtens artikel 20 is gepubliceerd


Volgens artikel 20 moeten de Commissie, bijgestaan door het ECHA, en de lidstaten het aan andere landen verstrekken van wetenschappelijke, technische, economische en juridische informatie over chemische stoffen die onder de PIC-verordening vallen, vergemakkelijken. Het ECHA moet derhalve om de twee jaar een verslag opstellen met een overzicht van alle overgedragen informatie.


Het ECHA publiceerde het eerste overzicht van aan derde landen overgedragen informatie in november 2016 13 , dat betrekking had op de eerste twee jaren van uitvoering van de PIC-verordening (2014-2015). Het ECHA heeft geen moeilijkheden ondervonden bij het verzamelen van de overgedragen informatie bij de Commissie en de lidstaten. De enige uitdaging bestond in het vaststellen van de reikwijdte van het verslag met de Commissie en de lidstaten, omdat dit de eerste keer betrof. De Commissie ontving en reageerde op twee verzoeken om informatie in 2014-2015 en vier verzoeken in 2016.


4.14.Verschillende aangewezen nationale instanties en het ECHA hebben deelgenomen aan activiteiten inzake technische bijstand


Volgens artikel 21 moeten de Commissie, aangewezen nationale instanties en het ECHA samenwerken om de verlening van technische bijstand te bevorderen, met name om ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie te helpen bij het uitvoeren van het verdrag en het ontwikkelen van de infrastructuur, de capaciteiten en de deskundigheid die nodig zijn voor een goed beheer van chemische stoffen gedurende de gehele levenscyclus.


Vijf lidstaten namen deel aan samenwerkingsactiviteiten en zes aan projecten of internationale activiteiten met betrekking tot capaciteitsopbouw op het gebied van het beheer van chemische stoffen. De activiteiten van de aangewezen nationale instanties bestonden in het verschaffen van technische deskundigheid of technische informatie door middel van workshops, bezoeken, twinningprojecten enz. Het ECHA organiseerde of nam deel aan verschillende op capaciteitsopbouw gerichte activiteiten door kandidaat-lidstaten van de EU bij te staan of door toelichting te geven op de specifieke bepalingen van de PIC-verordening en de verschillen met de bepalingen van het verdrag voor instanties in niet-EU-landen.


4.15.ePIC-gebruikers vonden het IT-instrument in het algemeen gebruiksvriendelijk en toereikend vanuit het oogpunt van ondersteuning van hun werk


Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 649/2012 heeft het ECHA het IT-instrument (ePIC) ontwikkeld, en blijft het hieraan werken, om de uitvoering van de PIC-verordening te ondersteunen. ePIC werd in september 2014 na de inwerkingtreding van de verordening gelanceerd ter vervanging van de EDEXIM-database. De Commissie, aangewezen nationale instanties, handhavingsinstanties, het ECHA, exporteurs en importeurs en douanebeambten hebben allemaal toegang tot ePIC.


Over het algemeen wordt ePIC door aangewezen nationale instanties als gebruiksvriendelijk ervaren en hebben zij geen grote problemen ondervonden bij het gebruik ervan. De feedback aan het ECHA en aangewezen nationale instanties van gebruikers uit de industrie was doorgaans ook positief, evenals de feedback van douanediensten en handhavingsinstanties.


4.16.Relevante informatie en gegevens zijn openbaar gemaakt


De PIC-verordening omvat een aantal verzoeken om informatie en gegevens openbaar te maken, waar naar behoren door het ECHA aan is voldaan.


Het ECHA heeft een speciale webpagina over de PIC-verordening, waarop de wetgeving en de verschillende procedures inhoudelijk worden uitgelegd. Op de webpagina is ook het volgende te vinden:

·een link naar de wetstekst en wijzigingen daarop 14 ;

·artikel 10 gaat over de daadwerkelijk uitgevoerde en ingevoerde hoeveelheid chemische stoffen die onder de PIC-verordening vallen 15 ;

·artikel 20 gaat over informatie-uitwisseling 16 .


Overeenkomstig de PIC-verordening heeft het ECHA ook een databank opgezet, die het volgende omvat:

·de lijst van chemische stoffen die onder de PIC-verordening vallen 17 ;

·belangrijke informatie en statistieken over kennisgevingen van uitvoer 18 ;

·belangrijke informatie en statistieken over kennisgevingen van invoer 19 ;

·niet-vertrouwelijke gegevens over uitdrukkelijke toestemmingen ontvangen van niet-EU-landen 20 ;

·contactgegevens van aangewezen nationale instanties in EU-landen en niet-EU-landen 21 .


Voorts is er ook informatie over stoffen die onder de PIC-verordening vallen beschikbaar op de webpagina's 'Informatie over chemische stoffen' van het ECHA, waarop voor elke stof een informatiekaart te vinden is en voor sommige stoffen een uitgebreider profiel.


5.Conclusies

Verordening (EU) nr. 649/2012 geeft in de EU uitvoering aan het Verdrag van Rotterdam en heeft dezelfde doelen, namelijk gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen bij de internationale activiteiten met gevaarlijke chemische stoffen bevorderen en de gezondheid van de mens en het milieu tegen mogelijke schade beschermen door de uitwisseling van informatie over gevaarlijke chemische stoffen en over de handel hierin te vergemakkelijken. Verordening (EU) nr. 649/2012 gaat verder dan de eisen van het verdrag om een hoger niveau van bescherming te bieden aan met name ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie.


Uit dit verslag blijkt dat de door Verordening (EU) nr. 649/2012 ingestelde procedures goed werkten en een bijdrage leverden aan het bereiken van de hierin gestelde doelen. Een goede samenwerking tussen alle belanghebbenden vormde de basis voor de succesvolle uitvoering ervan. De procedure voor kennisgeving van uitvoer werkte naar behoren en voorzag de invoerende landen van belangrijke informatie over vele chemische stoffen en de uitvoer ervan. De bijna 8 000 kennisgevingen van uitvoer in 2016 en de aanhoudende stijging hiervan laten duidelijk zien hoe omvangrijk de informatie-uitwisseling is en hoezeer die omvang nog verder kan toenemen. De bijbehorende werklast kan alleen worden opgevangen met voldoende personele middelen: naast het feit dat de verwerkingscapaciteit en mate van ondersteuning op hetzelfde peil moeten blijven, moet ook het naar behoren functioneren van 'ePIC', de door het ECHA ontwikkelde en onderhouden IT-applicatie, worden gewaarborgd.


De procedure voor uitdrukkelijke toestemming, die verder gaat dan het verdrag als een standaardprocedure voor de uitvoer van bepaalde chemische stoffen, heeft geleid tot het grote aantal van 3 362 verzoeken om uitdrukkelijke toestemming die in de verslagperiode naar invoerende landen zijn verzonden. De ervaring leerde dat deze verzoeken voor veel invoerende landen een uitdaging vormden, met name omdat de procedure zelden gebruikt wordt uit hoofde van het verdrag en veel partijen mogelijk niet van het bestaan ervan op de hoogte zijn. Dit kan ertoe hebben geleid dat in een groot aantal gevallen uitvoer niet toegestaan was omdat niet op verzoeken om toestemming werd gereageerd. De mogelijkheid om onder bepaalde omstandigheden een vrijstelling aan te vragen, zorgde ervoor dat het aantal gevallen waarin uitvoer om deze reden werd geblokkeerd, tot een minimum beperkt bleef.


De exporteurs van chemische stoffen die onder de verordening vallen, waren doorgaans op de hoogte van hun verplichtingen en waren in staat deze na te komen. Indien zich problemen voordeden, zorgden de aangewezen nationale instanties en het ECHA voor de noodzakelijke bijstand, wat kan hebben bijgedragen tot het lage aantal overtredingen. De belangrijkste categorie van overtredingen die tijdens inspecties werden vastgesteld, betrof het gebrek aan overeenstemming tussen de chemische stof en de kennisgeving van uitvoer. Ook werden overtredingen met betrekking tot de eisen voor veiligheidsinformatiebladen en etikettering vastgesteld.


Over het algemeen voldeden de lidstaten aan hun verplichtingen. Dat neemt niet weg dat de hoge werklast aan het einde van elk jaar - ten gevolge van het grote aantal kennisgevingen van uitvoer - voor sommige lidstaten een uitdaging vormde en soms problemen met de naleving van termijnen tot gevolg had. De bijdrage van het ECHA aan de uitvoering strookte volledig met hetgeen op grond van de verordening werd geëist. Zijn sterke optreden stond aan de basis van de doeltreffende werking van de betreffende procedures. De Commissie heeft aan haar verplichtingen uit hoofde van de verordening voldaan. In de verslagperiode werden twee gedelegeerde verordeningen van de Commissie tot wijziging van bijlage I en twee uitvoeringsbesluiten van de Commissie ter vaststelling van EU-invoerbesluiten vastgesteld. Bovendien coördineerde de Commissie de bijdrage van de Unie aan de internationale activiteiten en vertegenwoordigde zij de Unie met betrekking tot het verdrag.


(1) Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen, PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60-106.
(2) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006, PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1-1355.
(3) Verordening (EU) nr. 649/2012 is sinds 1 maart 2014 van kracht.
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/770 van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een gemeenschappelijk formulier voor de indiening van informatie over de werking van de procedures overeenkomstig Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen, C(2016) 2068, PB L 127 van 18.5.2016, blz. 32–51.
(5) Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1115 van de Commissie van 7 juli 2016 tot vaststelling van een formulier voor de indiening door het Europees Agentschap voor chemische stoffen van informatie over de werking van de procedures overeenkomstig Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen, C(2016) 4141, PB L 186 van 9.7.2016, blz. 13-23.
(6) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees ECHA voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie, PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1–854.
(7) Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1–123.
(8) Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad, PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1–50.
(9) ECHA, Jaarlijkse verslaglegging over uitvoer en invoer van PIC-stoffen: https://echa.europa.eu/regulations/prior-informed-consent/annual-reporting-on-pic-exports-and-imports
(10) Eén aangewezen nationale instantie heeft geen informatie over uitvoer verstrekt, zes aangewezen nationale instanties hebben geen informatie over douanetoezicht op uitvoer verstrekt. Vijf aangewezen nationale instanties hebben geen informatie over invoer verstrekt; acht aangewezen nationale instanties hebben geen informatie over douanetoezicht op invoer verstrekt. Er moet voorzichtigheid worden betracht bij het vergelijken van gegevens tussen lidstaten, omdat er verschillen kunnen bestaan in de wijze waarop handhavingsactiviteiten worden vastgelegd.
(11) In de tabel worden alleen de lidstaten vermeld waar overtredingen zijn vastgesteld.
(12) Duitsland meldde één overtreding bij één controle, waarbij echter werd aangegeven dat douanecontroles niet worden bijgehouden.
(13) ECHA, Overview on the exchange of information under Article 20 of the PIC Regulation -Compilation of the information collected by the European Commission, assisted by the Member States and the European Chemicals Agency (ECHA) (Overzicht van de informatie-uitwisseling krachtens artikel 20 van de PIC-verordening - Overzicht van de door de Europese Commissie met ondersteuning van de lidstaten en het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) verzamelde informatie, niet in het Nederlands beschikbaar), 2016, beschikbaar op: https://echa.europa.eu/regulations/prior-informed-consent-regulation/reporting-on-information-exchange
(14) Wetgeving betreffende PIC: https://echa.europa.eu/regulations/prior-informed-consent/legislation
(15) Jaarlijkse verslaglegging over uitvoer en invoer van PIC-stoffen: https://echa.europa.eu/regulations/prior-informed-consent/annual-reporting-on-pic-exports-and-imports
(16) Verslaglegging over informatie-uitwisseling: https://echa.europa.eu/regulations/prior-informed-consent-regulation/reporting-on-information-exchange
(17) Chemische stoffen die onder de PIC-verordening vallen: https://echa.europa.eu/information-on-chemicals/pic/chemicals
(18) Kennisgevingen van uitvoer: https://echa.europa.eu/information-on-chemicals/pic/export-notifications
(19) Kennisgevingen van invoer: https://echa.europa.eu/information-on-chemicals/pic/import-notifications
(20) Uitdrukkelijke toestemmingen: https://echa.europa.eu/information-on-chemicals/pic/explicit-consents
(21) Aangewezen nationale instanties: https://echa.europa.eu/information-on-chemicals/pic/designated-national-authority