Toelichting bij COM(2018)596 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Verordening 649/2012 betreffende in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2018)596 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Verordening 649/2012 betreffende in- en uitvoer van gevaarlijke chemische ... |
---|---|
bron | COM(2018)596 |
datum | 17-08-2018 |
Inhoudsopgave
COM(2018) 596 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie die aan de Commissie is toegekend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen
over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie die aan de Commissie is toegekend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen
Verordening (EU) nr. 649/2012 1 (de PIC-verordening) geeft uitvoering aan het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel ("het Verdrag van Rotterdam"), dat op 11 september 1998 is ondertekend en bij Besluit 2003/106/EG van de Raad 2 namens de Europese Gemeenschap is goedgekeurd. De voorschriften en procedures voor de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen, met name de stoffen die zijn onderworpen aan de procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming uit hoofde van het Verdrag van Rotterdam, zijn vastgelegd in de PIC-verordening.
Bij artikel 23, lid 4, van de PIC-verordening is de Commissie de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen vast te stellen onder de in artikel 26 neergelegde voorwaarden, teneinde:
- een chemische stof toe te voegen aan deel 1 of 2 van bijlage I overeenkomstig artikel 23, lid 2, op grond van definitieve regelgeving op het niveau van de Unie, alsmede andere wijzigingen van bijlage I, met inbegrip van wijzigingen van bestaande vermeldingen [Artikel 23, lid 4, onder a)];
- een chemische stof die valt onder Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen 3 toe te voegen aan bijlage V, deel 1 [Artikel 23, lid 4, onder b)];
- een chemische stof waarvoor reeds een uitvoerverbod van de Unie geldt, toe te voegen aan deel 2 van bijlage V [artikel 23, lid 4, onder c)];
- bestaande vermeldingen in bijlage V te wijzigen [artikel 23, lid 4, onder d)];
- de bijlagen II, III, IV en VI te wijzigen [artikel 23, lid 4, onder e)].
Dit verslag dient om te voldoen aan de ingevolge artikel 26, lid 2, van de PIC-verordening aan de Commissie opgelegde verplichting. In artikel 26, lid 2, is bepaald dat de Commissie een verslag aan het Europees Parlement en de Raad moet overleggen over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie die door de PIC-verordening aan de Commissie is toegekend. Het verslag moet uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar van de delegatie, die aanving op 1 maart 2014, worden opgesteld. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn tegen die verlenging verzet.
Tijdens de door dit verslag bestreken termijn stelde de Commissie drie gedelegeerde handelingen vast om bepaalde niet-essentiële elementen van de PIC-verordening te wijzigen. Die gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld op basis van artikel 23, lid 4, onder a), van de PIC-verordening met vermelding van: "Om deze verordening aan te passen aan de technische vooruitgang is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake de toevoeging van een chemische stof aan deel 1 of 2 van bijlage I overeenkomstig lid 2 van dit artikel, op grond van een definitieve regelgevingsmaatregel op het niveau van de Unie en andere wijzigingen van bijlage I, met inbegrip van wijzigingen van bestaande vermeldingen." en op grond van artikel 23, lid 4, onder b), met vermelding van: "Om deze verordening aan te passen aan de technische vooruitgang is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake de toevoeging van een onder Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen vallende chemische stof aan deel 1 van bijlage V.".
De volgende handelingen werden vastgesteld:
2.1. Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1078/2014 van de Commissie 4
Deze rechtshandeling is vastgesteld op grond van artikel 23, lid 4, onder a), van de PIC-verordening. Over de in de gedelegeerde handeling gevolgde aanpak om te bepalen welke chemische stoffen in bijlage I moeten worden opgenomen en in welk deel zij moeten worden opgenomen, is in de vergaderingen van 11 oktober 2013 en 7 april 2014 overleg gepleegd binnen een groep van deskundigen (de 'PIC DNA-deskundigengroep'), bestaande uit vertegenwoordigers van de voor de PIC-verordening aangewezen nationale instanties van de lidstaten, het Europees Agentschap voor chemische stoffen, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. De PIC DNA-deskundigengroep is geraadpleegd over het ontwerp van een gedelegeerde verordening van de Commissie, dat vóór de bijeenkomsten beschikaar is gesteld. De Commissie stelde de gedelegeerde handeling op 7 augustus 2014 vast en informeerde het Europees Parlement en de Raad. Geen van beide instellingen maakte binnen de in artikel 26, lid 5, van de PIC-verordening bepaalde termijn van twee maanden bezwaar tegen de gedelegeerde handeling. Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 178/2014 van de Commissie werd op 15 oktober 2014 bekendgemaakt en is vanaf 1 december 2014 van toepassing.
2.2. Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2229 van de Commissie 5
Deze rechtshandeling is vastgesteld op grond van artikel 23, lid 4, onder a), van de PIC-verordening. Over de in de gedelegeerde handeling gevolgde aanpak om te bepalen welke chemische stoffen in bijlage I moeten worden opgenomen en in welk deel zij moeten worden opgenomen, is in de vergaderingen van 1 oktober 2014 en 21 april 2015 overleg gepleegd binnen de PIC DNA-deskundigengroep. De PIC DNA-deskundigengroep is geraadpleegd over het ontwerp van een gedelegeerde verordening van de Commissie, dat vóór de bijeenkomsten beschikaar is gesteld. De Commissie stelde de gedelegeerde handeling op 29 september 2015 vast en informeerde het Europees Parlement en de Raad. Geen van beide instellingen maakte binnen de in artikel 26, lid 5, van de PIC-verordening bepaalde termijn van twee maanden bezwaar tegen de gedelegeerde handeling. Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2229 van de Commissie werd op 3 december 2015 bekendgemaakt en is vanaf 1 februari 2016 van toepassing.
2.3. Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2018/172 van de Commissie 6
Deze rechtshandeling is vastgesteld op basis van artikel 23, lid 4, onder a), van de PIC-verordening en op basis van artikel 23, lid 4, onder b). Over de in de gedelegeerde handeling gevolgde aanpak om te bepalen welke chemische stoffen in bijlage I moeten worden opgenomen en in welk deel zij moeten worden opgenomen, is in de vergadering van 26 april 2016 overleg gepleegd binnen de PIC DNA-deskundigengroep. Die vergadering van de deskundigengroep heeft zich ook gebogen over de lijst van chemische stoffen in deel 1 van bijlage V. De PIC DNA-deskundigengroep is geraadpleegd over het ontwerp van een gedelegeerde verordening van de Commissie, dat vóór de bijeenkomst beschikaar is gesteld. Bovendien is de PIC DNA-deskundigengroep na die vergadering schriftelijk geraadpleegd. De Commissie stelde de gedelegeerde handeling op 28 november 2017 vast en informeerde het Europees Parlement en de Raad. Geen van beide instellingen maakte binnen de in artikel 26, lid 5, van de PIC-verordening bepaalde termijn van twee maanden bezwaar tegen de gedelegeerde handeling. Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/172 van de Commissie werd op 6 februari 2018 bekendgemaakt en is vanaf 1 april 2018 van toepassing.
De gedelegeerde bevoegdheden van de PIC-verordening om gedelegeerde handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 23, lid 4, onder c), d) en e), werden tijdens de verslagperiode niet uitgeoefend, daar er geen wijzigingen waren in de EU-regelgeving of krachtens het Verdrag die dit vereisten. Aangezien dergelijke wijzigingen op elk ogenblik kunnen plaatsvinden, is het belangrijk dat de Commissie bevoegd is om naar aanleiding van deze wijzigingen gedelegeerde handelingen vast te stellen om de PIC-verordening aan te passen aan de technische vooruitgang. In dit verband moet worden opgemerkt dat een nieuwe gedelegeerde handeling momenteel in voorbereiding is, die ook artikel 23, lid 4, onder c) en d), als rechtsgrondslag neemt.
Tot op heden heeft de Commissie bij drie gelegenheden en krachtens de twee hierboven genoemde rechtsgrondslagen gebruikgemaakt van de gedelegeerde bevoegdheden in het kader van de PIC-verordening. De Commissie is van mening dat de aan haar door artikel 23, lid 4, toegekende gedelegeerde bevoegdheden stilzwijgend moeten worden verlengd, met inbegrip van bevoegdheden die nog niet zijn uitgeoefend, aangezien de noodzaak om de PIC-verordening overeenkomstig de artikelen 23, lid 4, onder c), d) en e), aan te passen aan de technische vooruitgang op elk moment kan ontstaan. De tenuitvoerlegging van de PIC-verordening gaat door en er wordt technische en wetenschappelijke vooruitgang geboekt. Ontwikkelingen in de EU-regelgeving en krachtens het Verdrag moeten worden weerspiegeld en dat vereist aanpassingen van de bijlagen bij de PIC-verordening. Daarom moet de Commissie in de toekomst verdere gedelegeerde handelingen vaststellen om het rechtskader actueel te houden.
De Commissie voldoet hiermee aan de in artikel 26, lid 2, van de PIC-verordening genoemde verplichting om verslag te doen en verzoekt het Europees Parlement en de Raad nota te nemen van dit verslag.
(1)
Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60).
(2)
Besluit 2003/106/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande toestemming (PIC) ten aanzien van bepaalde chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (PB L 63 van 6.3.2003, blz. 27).
(3)
Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7).
(4)
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1078/2014 van de Commissie van 7 augustus 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 297 van 15.10.2014, blz. 1).
(5)
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2229 van de Commissie van 29 september 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 317 van 3.12.2015, blz. 13).
(6)
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/172 van de Commissie van 28 november 2017 tot wijziging van de bijlagen I en V bij Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 32 van 6.2.2018, blz. 6).