Toelichting bij COM(2018)252 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Visumcode bevat geharmoniseerde procedures en voorwaarden voor het verwerken van visumaanvragen en het afgeven van visa en vormt daarom een essentieel bestanddeel van het gemeenschappelijk visumbeleid. De code is op 5 april 2010 in werking getreden, met als overkoepelende doelstellingen het vergemakkelijken van legaal reizen, het bestrijden van illegale immigratie, het vergroten van de transparantie en de rechtszekerheid, het versterken van de procedurele garanties en het bevorderen van de gelijke behandeling van visumaanvragers.

Twee jaar nadat alle bepalingen van de verordening van toepassing werden, moest de Commissie op grond van de Visumcode een evaluatie verrichten van de toepassing ervan en deze aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen. De Commissie heeft op 1 april 2014 haar evaluatie gepresenteerd in een verslag 1 en een begeleidend werkdocument 2 van haar diensten. Op basis van deze evaluatie heeft de Commissie op dezelfde datum een voorstel 3 voor een herschikking van de Visumcode aangenomen met als doel reizen naar de EU via een versoepeling van het visumbeleid te stimuleren (en zodoende bij te dragen tot het toerisme, de handel, de groei en de werkgelegenheid in de EU) en de toepassing van de gemeenschappelijke voorschriften te harmoniseren. Vanwege verschillen tussen de standpunten van het Europees Parlement en de Raad is in de onderhandelingen echter geen vooruitgang geboekt. Inmiddels zijn de uitdagingen op het gebied van veiligheid en migratie echter toegenomen en is de aanpak van 2014 achterhaald. Als gevolg van deze factoren heeft de Commissie in haar werkprogramma voor 2018 aangekondigd dat zij het voorstel voor een herschikking zal intrekken 4 . Dit zal formeel gebeuren in april 2018.

Wat in het licht van het toenemende belang van de doelstellingen met betrekking tot migratie en veiligheid echter niet uit het oog mag worden verloren, is dat de overgrote meerderheid van de visumaanvragers geen migratie- en/of veiligheidsgerelateerd risico voor de EU inhoudt en de EU grote voordelen oplevert. Dit voorstel is daarom toegespitst op het stroomlijnen en verbeteren van de operationele aspecten van de visumprocedure en houdt rekening met de resultaten van de onderhandelingen over het voorstel tot herschikking van de Visumcode. Er is een aantal nieuwe elementen aan toegevoegd die naar voren zijn geschoven in de mededeling van de Commissie van september 2017 over de uitvoering van de Europese migratieagenda 5 en in het kader van het door de Commissie gepleegde overleg, zoals de behoefte aan voldoende financiële middelen om de behandeling van visumaanvragen door de lidstaten te ondersteunen, duidelijke regels voor de afgifte van meervoudige inreisvisa met een lange geldigheidsduur en het potentiële hefboomeffect van het visumbeleid in het overnamebeleid van de EU.

De Commissie zal in het voorjaar van 2018 een voorstel ter hervorming van het rechtskader voor het Visuminformatiesysteem presenteren om de veiligheid en efficiëntie van de visumprocedure te vergroten, met name door de technologische ontwikkelingen te benutten ten behoeve van de autoriteiten van de lidstaten en bonafide aanvragers, door informatielacunes op sommige gebieden op te vullen, door personencontroles te versterken en door de procedure te verbeteren en versnellen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het gemeenschappelijk visumbeleid bestaat uit een reeks geharmoniseerde voorschriften inzake:

–de gemeenschappelijke 'visumlijsten' van landen waarvan de onderdanen een visum nodig hebben om naar de EU te reizen, en van landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld 6 ;

–de Visumcode met de procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa voor kort verblijf;

–het uniforme model voor de visumsticker 7 , en

–het VIS 8 , waarin alle visumaanvragen en de desbetreffende besluiten van de lidstaten zijn geregistreerd, met inbegrip van de persoonsgegevens, foto’s en vingerafdrukken van de aanvragers.

De Visumcode zal door de voorgestelde wijzigingen en nieuwe elementen niet fundamenteel veranderen en zal dus trouw blijven aan de huidige beginselen voor de behandeling van visumaanvragen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde wijzigingen zijn erop gericht de veiligheid aan de buitengrenzen te handhaven en de goede werking van het Schengengebied te garanderen, en tegelijkertijd legaal reizen te faciliteren en het rechtskader voor de lidstaten te vereenvoudigen, bijvoorbeeld door de voorschriften voor consulaire samenwerking te versoepelen. Het gemeenschappelijk visumbeleid moet blijven bijdragen tot meer groei, maar moet ook in overeenstemming zijn met ander EU-beleid op het gebied van externe betrekkingen, handel, onderwijs, cultuur en toerisme.

De afgelopen jaren heeft zowel de gewijzigde situatie op migratiegebied als de toegenomen veiligheidsdreiging een verschuiving in het politieke debat over het Schengengebied in het algemeen en het visumbeleid in het bijzonder teweeggebracht, in de zin dat er anders wordt aangekeken tegen de balans tussen aandachtspunten op het gebied van migratie en veiligheid, economische overwegingen en de buitenlandse betrekkingen in het algemeen. Sinds de publicatie van de evaluatie van 2014 is de met de Visumcode nagestreefde doelstelling, met name het voorkomen van irreguliere migratie en veiligheidsrisico's, belangrijker geworden. De veranderde politieke context heeft de aandacht gevestigd op de rol van het visumbeleid als instrument om vooruitgang te boeken in betrekkingen met derde landen, zoals al was gebleken uit de ervaring met de visumliberalisering.

Om die reden is de EU meermaals opgeroepen om het visumbeleid doeltreffender in te zetten in haar samenwerking met derde landen, met name op het gebied van migratiebeheer. De Europese Raad formuleerde deze overweging in juni 2017 as volgt: 'waar nodig dient daarbij het visumbeleid ten aanzien van derde landen te worden heroverwogen'. Hierdoor zou werkelijke vooruitgang met het terugkeer- en overnamebeleid kunnen worden geboekt en rekening worden gehouden met de algemene betrekkingen van de Unie met de derde landen in kwestie. Omdat de Visumcode niet ontworpen is als hefboom ten aanzien van afzonderlijke derde landen, maar als een middel om de procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa te standaardiseren, is hij niet helemaal geschikt voor de nieuwe politieke context. In haar mededeling van september 2017 over de uitvoering van de Europese migratieagenda stelt de Commissie naar aanleiding van deze veranderde realiteit dat "bepaalde regels voor visumafgifte (bv. regels inzake visa met een lange geldigheidsduur en visumleges) [moeten] worden herzien om te waarborgen dat zij relevant kunnen zijn voor ons overnamebeleid". De bijgevoegde effectbeoordeling bevat een gedetailleerd onderzoek van de opties voor de juridische tenuitvoerlegging 9 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 77, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dit voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) 10 , die gebaseerd was op gelijkwaardige bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (artikel 62, lid 2, onder a), en onder b), ii)).

• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Artikel 77, lid 2, onder a), VWEU geeft de Unie de bevoegdheid maatregelen vast te stellen voor 'het gemeenschappelijk beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur'.

Dit voorstel valt binnen de grenzen die door deze bepaling worden gesteld. Het doel ervan is de verdere uitwerking en verbetering van de voorschriften van de Visumcode betreffende de voorwaarden en procedures voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen. Deze doelstelling kan niet volledig door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt, omdat een bestaand besluit van de Unie (de Visumcode) alleen door de Unie zelf kan worden gewijzigd.

Evenredigheid

Krachtens artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) mogen de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. De vorm die voor dit optreden wordt gekozen, moet het mogelijk maken de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en het voorstel zo doeltreffend mogelijk ten uitvoer te leggen.

De Visumcode is in 2009 in de vorm van een verordening vastgesteld om te waarborgen dat de Visumcode in alle lidstaten die het Schengenacquis toepassen, op dezelfde manier zou worden toegepast. Het voorgestelde initiatief betreft de wijziging van een verordening en moet daarom ook de vorm van een verordening krijgen.

Wat de inhoud ervan betreft, heeft dit initiatief tot doel de bestaande verordening te verbeteren op basis van de beleidsdoelstellingen die vooropstonden in het herschikkingsvoorstel van 2014. De drie nieuwe aspecten worden uit het oogpunt van evenredigheid geëvalueerd in de bijgevoegde effectbeoordeling 11 . Samengevat komt het op het volgende neer:

–de voorgestelde verhoging van de visumleges is evenredig omdat ze overeenstemt met de algemene EU-wijde inflatie sinds 2006 (toen het huidige niveau is vastgesteld);

–het standaard 'cascade'-systeem voor meervoudige inreisvisa dat voor het EU-niveau wordt voorgesteld, is evenredig, omdat het grotendeels overeenstemt met de bestaande praktijk in een aantal lidstaten en op een gunstigere of restrictievere manier kan worden aangepast aan plaatselijke omstandigheden, en

–de maatregelen die worden voorgesteld om de samenwerking op het gebied van de overname van irreguliere migranten te verbeteren, zijn evenredig, omdat de tenuitvoerlegging van het algemene mechanisme moet worden aangepast in het kader van een gerichte, flexibele en geleidelijke aanpak. De maatregelen moeten zorgen voor een versoepeling op het gebied van de procedure voor de afgifte van visa en het niveau van de leges, en houden geen beperking in van de mogelijkheid van de aanvrager om een visum te krijgen.

Keuze van het instrument

Dit voorstel betreft een wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode). Daarom is alleen een verordening geschikt als rechtsinstrument.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

De raadpleging van belanghebbende partijen wordt behandeld in de effectbeoordeling 12 bij dit voorstel.

Effectbeoordeling

Dit voorstel wordt ondersteund door een effectbeoordeling waarin vooral wordt ingegaan op de drie voornaamste probleemgebieden die door het voorstel worden bestreken. Andere elementen die verband houden met de versoepeling van de visumprocedures of de verduidelijking en stroomlijning van bestaande bepalingen, zijn overgenomen uit het herschikkingsvoorstel van 2014 13 . De meeste daarvan zijn procedureel van aard, laten bijgevolg weinig ruimte voor onderzoek naar verschillende beleidsopties en komen daarom niet uitvoerig aan bod in de effectbeoordeling.

Op basis van de beschikbare gegevens en de resultaten van de raadpleging van belanghebbenden en een openbare raadpleging zijn de effecten van de onderstaande beleidsopties onderzocht.

1.

Probleemgebied 1: onvoldoende financiële middelen ter ondersteuning van de behandeling van visumaanvragen


–optie 1A: status quo — ongewijzigde gemeenschappelijke visumleges van 60 EUR;

–optie 1B: nationale visumleges op basis van de administratieve kosten;

–optie 1C: verhoging van de gemeenschappelijk visumleges, met verschillende subopties: 80 EUR, 100 EUR, 120 EUR of een combinatie van 80 EUR voor een visum tot zes maanden en 120 EUR voor een meervoudig inreisvisum van één tot vijf jaar.

De voorkeur gaat uit naar een matige verhoging van de gemeenschappelijke visumleges tot 80 EUR. Deze optie is niet de meest doeltreffende – een forsere verhoging van de leges zou vanzelfsprekend meer financiële middelen genereren – maar zal toch resulteren in een behoorlijke toename van de inkomsten van de lidstaten (+26 %) en zal zodoende de integriteit van de behandeling van visumaanvragen en de veiligheid van het Schengengebied ondersteunen. Vergeleken met de prijs van een vliegreis naar Europa en andere reiskosten, zal deze matige verhoging van 20 EUR voor het overgrote merendeel van de visumaanvragers bovendien geen bepalende factor zijn die hen van de reis zou weerhouden. De negatieve gevolgen voor het reisgedrag en bijgevolg ook voor de toerisme- en reissector in de EU zullen minimaal zijn. De leges blijven, in vergelijking met andere landen, relatief laag en dus concurrerend.

2.

Probleemgebied 2: herhaalde visumprocedures voor regelmatige reizigers


–optie 2A: status quo — d.w.z. de lidstaten bepalen hun eigen aanpak voor de afgifte van meervoudige inreisvisa met een lange geldigheidsduur;

–optie 2B: aanbevolen beste praktijk;

–optie 2C: gemeenschappelijke cascades voor meervoudige inreisvisa met diverse subopties (algemene cascade voor meervoudige inreisvisa, een combinatie van een algemene cascade en landspecifieke cascades voor meervoudige inreisvisa, landspecifieke cascades voor meervoudige inreisvisa);

–optie 2D: standaard meervoudige inreisvisa met een geldigheidsduur van twee of vijf jaar.

De voorkeur gaat uit naar een uniforme cascade voor meervoudige inreisvisa op EU-niveau en de mogelijkheid om de cascade aan specifieke landen aan te passen. Deze optie is weliswaar niet de meest doeltreffende (in vergelijking met opties die als standaard meervoudige inreisvisa met een lange geldigheidsduur zouden voorschrijven), maar zal de beoogde stijging van het aantal afgegeven meervoudige inreisvisa fors stimuleren. Voorts biedt deze optie de mogelijkheid om voor alle derde landen een minimumstandaard te hanteren en tegelijkertijd voor specifieke derde landen gunstigere oplossingen toe te passen die zijn aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en migratierisico's. De daling van het aantal visumprocedures voor frequente reizigers zal bovendien kostenbesparingen opleveren voor zowel de lidstaten als de aanvragers. Voorts zal het concurrentievermogen van de Europese toeristische sector worden ondersteund omdat houders van een meervoudig inreisvisum gemakkelijker spontaan een reis zullen plannen.

3.

Probleemgebied 3: ontoereikend aantal irreguliere migranten die naar bepaalde landen van herkomst terugkeren


–optie 3A: status quo – de 'toolbox-aanpak' van de Raad (een door de Raad gecoördineerd mechanisme om binnen de grenzen van het bestaande rechtskader maatregelen inzake de visumprocedure toe te passen voor derde landen die geen medewerking verlenen op het vlak van overname);

–optie 3B: positieve prikkels in het kader van het visumbeleid;

–optie 3C: negatieve prikkels in het kader van het visumbeleid, met diverse subopties (een maximale benadering voor alle paspoorten vanaf het begin of een gerichte aanpak in twee fasen: eerst diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten, vervolgens gewone paspoorten).

De voorkeur gaat uit naar de aanpak met gerichte negatieve prikkels. Negatieve maatregelen op het vlak van visa, eventueel gecombineerd met maatregelen op andere beleidsgebieden, hebben de meeste kans om regeringen van derde landen over te halen tot samenwerking met de lidstaten op het gebied van de overname van irreguliere migranten. De flexibele aanpak (eerst gericht op de ambtenaren van het betrokken land of meteen op de algemene bevolking) is het meest geschikt en evenredig en zal de minste negatieve gevolgen met zich brengen voor het reizen, de economische sectoren en de positie en reputatie van de EU.

Het voorstel gaat nog steeds uit van de gerichte aanpak, maar in plaats van de tweefasebenadering in de rechtshandeling vast te leggen, biedt de tekst ruimte voor een flexibele toepassing van de maatregelen in de praktijk.

Grondrechten

De voorgestelde wijzigingen stroken met de grondrechten die zijn opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Aangezien de Visumcode inhoudelijk niet is gewijzigd sinds de evaluatie ervan in 2014 is gepubliceerd, zijn de evaluatiebevindingen in het algemeen nog steeds geldig. Zie ook bijlage 4 bij de bijgevoegde effectbeoordeling.

De voorgestelde wijzigingen betreffen de Visumcode en de uitvoering van de Visumcode wordt geëvalueerd door middel van het Schengenevaluatiemechanisme in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad 14 , zonder afbreuk te doen aan de rol van de Commissie als hoedster van de Verdragen (artikel 17, lid 1, VEU).

Gevolgen van de verschillende aan de Verdragen gehechte protocollen en van de associatieovereenkomsten met derde landen

In Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad 15 worden de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

Aangezien dit voorstel zijn rechtsgrondslag heeft in titel V van het derde deel van het VWEU, valt het onder het stelsel van 'variabele geometrie' dat vervat is in de protocollen betreffende de positie van Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk en in het Schengenprotocol. Dit voorstel bouwt voort op het Schengenacquis. Er moet dan ook worden nagegaan wat de gevolgen ervan zijn voor de diverse protocollen en Schengenassociatieovereenkomsten wat betreft Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, IJsland en Noorwegen, en Zwitserland en Liechtenstein. Tevens moeten de gevolgen voor de verschillende toetredingsakten in overweging worden genomen. De situatie van elk van deze staten wordt uitvoerig beschreven in de overwegingen 18-26 van dit voorstel.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 – Doelstelling en werkingssfeer

–Lid 1: horizontale wijziging: in de hele tekst is de verwijzing naar 'doorreis' als doel van de reis geschrapt, omdat het kunstmatige onderscheid tussen doorreis en verblijf (doorreis impliceert verblijf) wordt losgelaten (en het specifieke transitvisum is afgeschaft in de Visumcode, als aangenomen in 2009).

Artikel 2 – Definities

–Punt 2, onder a): zie uitleg bij artikel 1, lid 1.

–Punt 7: er is een verwijzing toegevoegd naar de betrokken rechtsgrondslag (Besluit nr. 1105/2011).

–Punt 11 is geschrapt, omdat het vanwege de beschrijving van het concept 'commerciële bemiddelaar' in artikel 45 overbodig is.

–Punt 12: een definitie van 'zeevarende' is toegevoegd, om ervoor te zorgen dat de versoepelde procedures voor al het op een schip werkzame personeel gelden.


Artikel 3 – Onderdanen van derde landen die in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum

–Lid 5, onder b) en c): er is een verwijzing naar de Caribische Koninkrijksdelen van Nederland toegevoegd.


Artikel 4 – Autoriteiten die bij de visumaanvraagprocedures kunnen worden betrokken

–Lid 2: er is een verwijzing toegevoegd naar het nieuwe artikel 36 bis, op grond waarvan visa aan de buitengrenzen kunnen worden afgegeven in het kader van een specifieke regeling.


Artikel 5 – Voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over aanvragen bevoegde lidstaat

–In lid 1, onder b), is voor voorgenomen reizen met meer dan één bestemming slechts één objectief criterium gehandhaafd voor het bepalen van de lidstaat die bevoegd is voor het onderzoeken van de visumaanvraag, namelijk de duur van het verblijf. De bedoeling hiervan is aanvragers van een visum meer duidelijkheid te verschaffen en onenigheid tussen de lidstaten over de bevoegdheid te voorkomen.

–Voorts wordt verduidelijkt welke lidstaat bevoegd is ingeval een persoon in een korte periode meerdere niet op elkaar aansluitende reizen naar verschillende lidstaten maakt en het aanvragen van een visum voor elke reis niet alleen onmogelijk zou zijn wegens tijdsgebrek, maar bovendien te omslachtig.


Artikel 8 – Vertegenwoordigingsregelingen

–Lid 2 is geschrapt om ervoor te zorgen dat de vertegenwoordigende lidstaat volledig verantwoordelijk is voor de behandeling van visumaanvragen namens de vertegenwoordigde lidstaat, en dat de behandeling van visumaanvragen door een andere lidstaat wordt gestroomlijnd – conform het beginsel van wederzijds vertrouwen waarop het Schengenacquis is gebaseerd.

–In lid 3 is bepaald op welke wijze aanvragen in ontvangst worden genomen en dossiers en gegevens aan andere lidstaten worden gezonden indien een lidstaat een andere lidstaat vertegenwoordigt louter voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verzamelen van biometrische kenmerken.

–Lid 4 is gewijzigd om rekening te houden met de schrapping van de mogelijkheid dat een vertegenwoordigde lidstaat voorschrijft dat hij wordt betrokken bij de afhandeling van zaken die door een andere lidstaat worden behandeld.

–Lid 7 schrijft de minimumtermijn voor waarbinnen de vertegenwoordigde lidstaat de Commissie moet melden dat een vertegenwoordigingsregeling van kracht wordt of wordt beëindigd.

–Lid 8 bepaalt dat de vertegenwoordigende lidstaat op hetzelfde tijdstip dat de kennisgeving van lid 7 plaatsvindt, zowel de andere lidstaten als de delegatie van de EU in het desbetreffende ambtsgebied in kennis moet stellen van het van kracht worden of beëindigen van de vertegenwoordigingsregelingen.

–Lid 10 is toegevoegd om langdurige onderbrekingen van de activiteiten en de manuele afgifte van visumstickers te voorkomen.


Artikel 9 – Praktische voorschriften voor het indienen van een aanvraag

–In lid 1 is de maximumtermijn voor het indienen van een aanvraag verlengd tot zes maanden, zodat reizigers hun reis beter kunnen plannen en tijden van grote drukte kunnen vermijden; vanwege hun specifieke arbeidsomstandigheden mogen zeevarenden tot negen maanden vóór hun voorgenomen reis een aanvraag indienen. Er is ook een minimumtermijn voor het indienen van een aanvraag bepaald, om de lidstaten in staat te stellen aanvragen naar behoren te beoordelen en hun werkzaamheden beter te organiseren.

–Lid 4 bevat duidelijker regels over wie namens de aanvrager een aanvraag mag indienen, en ook een verwijzing naar verenigingen of instellingen op beroeps-, cultuur-, sport- en onderwijsgebied, om deze te onderscheiden van commerciële bemiddelaars.

–Lid 5 is overgeheveld van het oude artikel 40, lid 4, en benadrukt het basisprincipe dat aanvragers voor het indienen van een aanvraag zich slechts naar één plaats hoeven te begeven.

Artikel 10 – Algemene voorschriften voor het indienen van een aanvraag

–Lid 1 is vervangen door een nieuwe tekst omdat de verplichting dat alle aanvragers hun visumaanvraag persoonlijk moesten komen indienen, als algemeen principe is losgelaten. Deze wijziging doet geen afbreuk aan de verplichtingen die voor de lidstaten voortvloeien uit Richtlijn 2004/38/EG, met name artikel 5, lid 2. Aanvragers dienen persoonlijk op het consulaat of bij de externe dienstverlener te verschijnen om hun vingerafdrukken af te geven met het oog op de opneming daarvan in het VIS.

–Lid 2 is geschrapt naar aanleiding van de wijziging van lid 1.


Artikel 11 – Aanvraagformulier

–In lid 1 wordt nu verwezen naar de mogelijkheid om het aanvraagformulier elektronisch in te vullen en te ondertekenen.

–Lid 1 bis is toegevoegd om te benadrukken dat de inhoud van het elektronische aanvraagformulier moet overeenstemmen met de inhoud van het uniforme aanvraagformulier in bijlage I en dat geen aanvullende vermeldingen mogen worden toegevoegd.

–Lid 3 is vereenvoudigd en bepaalt nu dat het aanvraagformulier in ieder geval altijd beschikbaar moet zijn in de officiële taal van de lidstaat waarvoor het visum wordt aangevraagd en het gastland.

–Lid 4 wordt geschrapt naar aanleiding van de wijziging van lid 3.


Artikel 14 – Bewijsstukken

–Lid 4 is gewijzigd om de inhoud van de nationale formulieren voor garantstelling en/of uitnodiging verder te verduidelijken en te harmoniseren.

–Lid 5 is vervangen om de grotere rol van de plaatselijke Schengensamenwerking weer te geven (artikel 48, lid 1).

–Lid 5 bis is toegevoegd om rekening te houden met de bepalingen van de uitvoeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 52, lid 2.


Artikel 15 – Medische reisverzekering

–In lid 1 is de verwijzing naar 'twee' binnenkomsten geschrapt als gevolg van de schrapping van dezelfde verwijzing in artikel 24, lid 1.

–Lid 2 verduidelijkt nu dat personen die een meervoudig inreisvisum aanvragen, alleen voor het eerste voorgenomen bezoek moeten aantonen dat zij in het bezit zijn van een medische reisverzekering.


Artikel 16 – Visumleges

–Lid 1: de visumleges worden verhoogd van 60 EUR tot 80 EUR, om te zorgen voor een betere dekking van de kosten van de lidstaten. Deze verhoging zal de lidstaten meer middelen opleveren (+26 %) en is niet van die aard dat zij, vergeleken met de reis- en andere kosten, het overgrote merendeel van de visumaanvragers van hun reisplannen zal afbrengen. Er wordt een mechanisme ingevoerd waarmee om de twee jaar wordt bekeken of de leges moeten worden herzien in het licht van criteria zoals de inflatie voor de EU als geheel. Dit maakt het mogelijk regelmatig toezicht op de situatie te houden en de leges te herzien wanneer dat nodig is. Met de voorgestelde legesverhoging kunnen de lidstaten onder meer zorgen voor voldoende consulair personeel om de visumaanvragen binnen het in artikel 23 vastgelegde tijdsbestek te behandelen.

–Lid 2: de visumleges voor minderjarigen (6-12 jaar) worden met 5 EUR verhoogd tot 40 EUR.

–Lid 3 is geschrapt omdat de verwijzing naar 'administratieve kosten' kunstmatig is, aangezien uit onderzoek is gebleken dat de exacte administratieve kosten niet kunnen worden berekend. De onnauwkeurige verwijzing naar regelmatige herzieningen wordt vervangen door een duidelijker herzieningsmechanisme in lid 8 bis.

–Lid 4, onder c): onderzoekers die deelnemen aan studiebijeenkomsten/conferenties, worden nu ook vrijgesteld van de betaling van visumleges en er is een verwijzing naar de juiste rechtsgrondslag toegevoegd.

–Lid 5 is geschrapt omdat algemene facultatieve vrijstellingen van de betaling van visumleges doorgaans op centraal niveau worden vastgesteld en lokale harmonisatie bijgevolg niet mogelijk is.

–Het mechanisme in het nieuwe lid 8 bis voorziet in een herziening met regelmatige tussenpozen (om de twee jaar) op basis van specifieke criteria.


Artikel 17 – Dienstverleningskosten

–In lid 1 is het verwarrende 'aanvullende' (bij dienstverleningskosten) geschrapt.

–Lid 3 is geschrapt omdat is gebleken dat een lokale harmonisatie van dienstverleningskosten die zijn vastgelegd in algemene, op centraal niveau gesloten contracten, niet haalbaar is.

–Het nieuwe lid 4 bis geeft externe dienstverleners de mogelijkheid hogere dienstverleningskosten in rekening te brengen wanneer zij werkzaam zijn in derde landen waarvan de onderdanen visumplichtig zijn en waar geen enkele lidstaat aanwezig is om visumaanvragen in ontvangst te nemen. Een hogere vergoeding dient ter dekking van de kosten voor de doorgifte van aanvraagdossiers en de teruggave van reisdocumenten aan/door het in een ander land gevestigde consulaat dat het dossier behandelt.

–Lid 5 is geschrapt omdat de lidstaten niet verplicht mogen worden aanvragers de mogelijkheid te bieden rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij hun consulaat, als zij een externe dienstverlener hebben ingeschakeld om visumaanvragen in ontvangst te nemen. Lidstaten die deze mogelijkheid willen aanbieden, kunnen dat alsnog.


Artikel 21 – Controle van de voorwaarden voor binnenkomst en risicobeoordeling

–Lid 3, onder e), is gewijzigd naar aanleiding van de wijziging van artikel 15, lid 2.

–In lid 4 wordt nu duidelijker het onderscheid gemaakt tussen vorige verblijven op grond van visa voor kort verblijf en andere soorten visa of verblijfstitels.

–Op grond van lid 8 kunnen de lidstaten nu via moderne communicatiemiddelen een gesprek met de aanvrager voeren in plaats van deze per se naar het consulaat te laten komen.


Artikel 22 – Voorafgaande raadpleging

–Op grond van het gewijzigde lid 2 moeten de lidstaten zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen zeven kalenderdagen antwoord geven op verzoeken om voorafgaande raadpleging.

–Lid 3 bepaalt dat de lidstaten verzoeken om voorafgaande raadpleging uiterlijk vijftien kalenderdagen voor de maatregel ingaat aan de Commissie moeten melden, zodat de aanvragers tijdig kunnen worden geïnformeerd en de andere lidstaten technische voorbereidingen kunnen treffen.

–Lid 5 is geschrapt omdat het overbodig is geworden.


Artikel 23 – Beslissing over de aanvraag

–De algemene beslissingstermijn is in lid 1 vastgesteld op maximaal tien dagen. Volgens het Visuminformatiesysteem neemt het nemen van een beslissing gemiddeld vijf dagen in beslag. Sommige lidstaten hanteren bewust korte beslissingstermijnen om reizigers aan te trekken, en buitensporige verschillen tussen de verwerkingstermijnen geven aanleiding tot 'visumshopping'. Als gevolg van de voorgestelde verhoging van de visumleges kunnen de lidstaten het personeelsbestand in de consulaten op peil houden of uitbreiden, zodat binnen het voorgeschreven tijdsbestek over de aanvragen kan worden beslist.

–Lid 2 maakt het nu mogelijk om de maximale termijn voor het nemen van een beslissing over een aanvraag te verlengen tot 45 dagen. Het tweede gedeelte van de zin vervalt als gevolg van de schrapping van de bepaling op grond waarvan vertegenwoordigde lidstaten konden eisen te worden geraadpleegd over door vertegenwoordigende lidstaten behandelde aanvragen (artikel 8, lid 4).

–Lid 3 is geschrapt omdat een termijn van zestig kalenderdagen om een aanvraag voor een visum voor kort verblijf te onderzoeken, buitensporig is.

–In lid 4 wordt een nieuw punt b bis) toegevoegd met een verwijzing naar luchthaventransitvisa; deze ontbreekt in de huidige Visumcode.

–Lid 4, onder d), vervalt als gevolg van het schrappen van de bepaling over raadpleging van de vertegenwoordigde lidstaat, die inhield dat bepaalde zaken ter behandeling werden overgedragen aan de vertegenwoordigde lidstaat en niet door de vertegenwoordigende lidstaat werden afgehandeld.


Artikel 24 – Afgifte van een eenvormig visum

–In de eerste zin van de tweede alinea van lid 1 wordt de vermelding van visa voor twee binnenkomsten geschrapt vanwege overbodigheid. De vermelding wordt gedekt door de term 'meervoudig' en kan de afgifte van meervoudige inreisvisa beperken.

–De derde alinea vervalt als gevolg van de schrapping van de verwijzing naar 'doorreis' in artikel 1, lid 1.

–De formulering van lid 1, vierde alinea, wordt verduidelijkt door 'extra' te schrappen, aangezien dit woord aanleiding heeft gegeven tot misverstanden over de berekening van de geldigheidsduur van de medische reisverzekering.

–Het geherformuleerde lid 2 bevat voorschriften voor een geleidelijke afgifte van meervoudige inreisvisa met een lange geldigheidsduur (een zogenoemde 'cascade'). Deze geharmoniseerde voorschriften zullen 'visumshopping' en frauduleus gedrag voorkomen, zoals wanneer aanvragers informatie over de werkelijke lidstaat van bestemming achterhouden om hun aanvraag te kunnen indienen bij het consulaat dat naar verluidt de visa met de langste geldigheidsduur afgeeft.

–Op grond van het nieuwe lid 2 bis kan worden afgeweken van lid 2, wanneer er redelijke twijfel bestaat over de vraag of de aanvrager tijdens de geldigheidsduur van het visum kan voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst.

–Het nieuwe lid 2 ter maakt een plaatselijke aanpassing van de 'cascade' mogelijk in het licht van plaatselijke omstandigheden en risico's op het gebied van migratie en veiligheid.

–Het nieuwe lid 2 quater dekt andere gevallen waarin visumaanvragers in aanmerking komen voor een meervoudig inreisvisum met een lange geldigheidsduur.

–Het nieuwe lid 2 quinquies heeft betrekking op de procedures voor deze plaatselijke 'cascades'. Er wordt verwezen naar de noodzaak om bij de beoordeling van de plaatselijke aanpassing rekening te houden met risico's op het gebied van migratie en veiligheid en met de medewerking die het derde land verleent op het gebied van de overname van irreguliere migranten.

Artikel 25 bis – Samenwerking op het gebied van overname

–Lid 1: de algemene bepalingen inzake het beperkte aantal bewijsstukken, de in artikel 16, lid 1, vastgestelde visumleges, de vrijstelling van de betaling van visumleges voor houders van een diplomatiek paspoort, de verwerkingstijd van tien dagen en de afgifte van meervoudige inreisvisa zijn niet van toepassing op onderdanen van derde landen die geen medewerking verlenen op het gebied van overname op basis van objectieve en relevante criteria. Hoe de beperkende maatregelen precies ten uitvoer worden gelegd, zal worden vastgesteld in de in lid 5 bedoelde uitvoeringshandeling.

–Lid 2: de Commissie moet de door derde landen verleende medewerking op het gebied van overname regelmatig beoordelen aan de hand van een aantal indicatoren.

–Lid 3: de lidstaten kunnen aan de hand van de in lid 2 opgenomen indicatoren kennisgeving doen wanneer zich ten aanzien van een bepaald derde land aanzienlijke en aanhoudende praktische problemen op het gebied van overname voordoen.

–Lid 4: de Commissie heeft een maand de tijd om de kennisgevingen van de lidstaten te beoordelen.

–Lid 5: indien de Commissie op basis van haar analyse van de kennisgevingen van de lidstaten meent dat er maatregelen nodig zijn, moet zij een uitvoeringshandeling vaststellen om de bepalingen in kwestie (cf. lid 1) tijdelijk op te schorten/toe te passen voor alle onderdanen of categorieën onderdanen van het betrokken derde land.

–Lid 6: de Commissie moet de daadwerkelijk door het derde land verleende medewerking op het gebied van overname voortdurend beoordelen teneinde de beperkende maatregelen aan te passen of in te trekken.

–Lid 7: uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van de uitvoeringshandeling moet de Commissie verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang van de samenwerking op het gebied van overname.


Artikel 27 – Invullen van de visumsticker

–Op grond van het nieuwe lid 1 wordt bijlage VII over het invullen van de visumsticker geschrapt en wordt de Commissie ertoe gemachtigd dergelijke voorschriften vast te stellen door middel van een uitvoeringshandeling.

–Lid 2 is gewijzigd ter versterking van de bepalingen over nationale vermeldingen op de visumsticker.

–Lid 4 bepaalt nu dat alleen visa voor één binnenkomst met de hand mogen worden ingevuld.

Artikel 29 – Aanbrengen van een visumsticker

–Lid 1 is gewijzigd naar aanleiding van de schrapping van bijlage VIII.

–In het nieuwe lid 1 bis wordt de Commissie ertoe gemachtigd de werkinstructies voor het aanbrengen van de visumsticker vast te stellen door middel van een uitvoeringshandeling.


Artikel 31 – Informatie aan de centrale autoriteiten van andere lidstaten

–Lid 2 is gewijzigd om te waarborgen dat de andere lidstaten tijdig op de hoogte worden gesteld, conform de wijzigingen in artikel 22 (voorafgaande raadpleging).


Artikel 32 – Weigering van een visum

–In lid 1, onder a), wordt in het nieuwe punt ii bis) een eerder over het hoofd gezien aspect in verband met luchthaventransit alsnog ingevoegd.

–Het nieuwe lid 3 bepaalt dat de lidstaten uitvoerige informatie over de beroepsprocedures moeten verstrekken en dat dergelijke procedures een doeltreffende voorziening in rechte moeten waarborgen (arrest HvJ in zaak C-403/16).

–Lid 4 vervalt als gevolg van de schrapping van de bepaling dat bepaalde zaken ter behandeling worden overgedragen aan de vertegenwoordigde lidstaat en niet door de vertegenwoordigende lidstaat worden afgehandeld.


Artikel 36 – Afgifte aan de buitengrenzen van visa aan transiterende zeevarenden

–Lid 2 is geschrapt.

–Er wordt een nieuw lid ingevoegd om de Commissie te machtigen tot het vaststellen van de werkinstructies voor de wijze waarop aan de grenzen visa aan zeevarenden dienen te worden afgegeven.


Artikel 36 bis – Specifieke regelingen voor het aanvragen van een visum aan de buitengrenzen

–Om korte toeristische reizen (maximaal zeven dagen) te stimuleren, is een nieuwe bepaling toegevoegd op grond waarvan kan worden afgeweken van de algemene voorschriften voor het afgeven van visa aan de buitengrenzen. De lidstaten krijgen de mogelijkheid om volgens strikte criteria visa af te geven aan de buitengrenzen in het kader van specifieke regelingen, waarvan de organisatorische procedures eerst ter kennis moeten zijn gegeven en gepubliceerd. De gedetailleerde bepalingen in dit verband moeten de risico's op het gebied van irreguliere migratie en veiligheid tot een minimum beperken, met name door dergelijke regelingen te beperken tot een looptijd van maximaal vier maanden en uitsluitend toe te passen op onderdanen van het land dat grenst aan de doorlaatpost op de landgrens of op onderdanen van een land dat een rechtstreekse veerverbinding heeft naar de doorlaatpost op de zeegrens. Speciaal opgeleid personeel moet in het kader van passende structuren nagaan of aan alle voorwaarden voor binnenkomst is voldaan. Het afgegeven visum is geldig voor de lidstaat van afgifte en uitsluitend voor één binnenkomst en een verblijf van ten hoogste zeven dagen. Alleen onderdanen van derde landen die een overnameovereenkomst hebben gesloten en waarvoor het mechanisme bedoeld in artikel 25 bis niet in werking is gesteld, komen in aanmerking voor deze regelingen.


Artikel 37 – Organisatie van de visumafdelingen

–Lid 3 is gewijzigd om elektronische archivering mogelijk te maken en om de minimumperiode voor archivering in te korten.


Artikel 38 – Middelen voor de behandeling van aanvragen en het toezicht op consulaten

–Het nieuw lid 1 bis moet ervoor zorgen dat de integriteit van de procedure voor de behandeling van visumaanvragen wordt gewaarborgd en dat adequaat toezicht op de integriteit wordt gehouden.


Artikel 40 – Consulaire organisatie en samenwerking

–De nieuwe, meer soepele regels bieden de lidstaten de mogelijkheid de benutting van hun middelen te optimaliseren, de consulaire aanwezigheid te verbeteren en de samenwerking uit te breiden.

–In lid 1 is de tweede zin wegens overbodigheid geschrapt, aangezien de indiening van aanvragen bij het consulaat niet langer het basisbeginsel is.

–De formulering van lid 2, onder b), is aangepast als gevolg van de schrapping van het oude artikel 41 en de afschaffing van de bepaling dat uitbesteding slechts 'in laatste instantie' is toegestaan.


Artikel 41 – Samenwerking tussen de lidstaten

–Dit artikel is geschrapt omdat de beschreven opties niet haalbaar zijn gebleken. Het herziene artikel 40 voorziet in de mogelijkheid voor de lidstaten om de samenwerking op een meer flexibele wijze uit te breiden.



Artikel 43 – Samenwerking met externe dienstverleners

–Lid 3 is geschrapt omdat de lidstaten doorgaans algemene contracten met externe dienstverleners afsluiten op centraal niveau.

–In lid 6, onder a), is de verstrekking van verplichte informatie aan aanvragers toegevoegd.

–Lid 6, onder e), is gewijzigd naar aanleiding van de wijziging van de artikelen 10 en 40.

–Lid 7 is gewijzigd om het deelnemersveld voor aanbestedingen uit te breiden.

–Lid 9 is gewijzigd om rekening te houden met nieuwe wetgeving inzake gegevensbescherming en om ervoor te zorgen dat de ter zake bevoegde autoriteiten voor gegevensbescherming van de lidstaten toezicht houden op de naleving van de gegevensbeschermingsregels door externe dienstverleners.

–Lid 11 is gewijzigd om te benadrukken dat de lidstaten moeten controleren of de externe dienstverleners alle in artikel 47, lid 1, bedoelde informatie aan de aanvragers verstrekken, en om de op de lidstaten rustende verplichting toezicht op de dienstverleners te houden, kracht bij te zetten.

–In het nieuwe lid 11 bis worden de lidstaten ertoe verplicht jaarlijks verslag aan de Commissie uit te brengen over de samenwerking met en het toezicht op de externe dienstverleners.



Artikel 44 – Versleuteling en beveiligde doorgifte van gegevens

–De leden 1, 2 en 3 zijn gewijzigd omdat in artikel 8 de verwijzingen naar de betrokkenheid van de vertegenwoordigde lidstaat zijn verwijderd.

Artikel 45 – Samenwerking van de lidstaten met commerciële bemiddelaars

–Lid 1 is gewijzigd als gevolg van de schrapping van punt 11 in artikel 2 (de definitie van commerciële bemiddelaar).

–Lid 3 is gewijzigd, omdat het slechts een herhaling is van de in artikel 21, lid 3, onder e), opgenomen algemene verplichting na te gaan of de aanvragers in het bezit zijn van een toereikende medische reisverzekering.

4.

Artikel 47


–Lid 1, onder c), is gewijzigd om rekening te houden met de schrapping van artikel 41.


Artikel 48 – Plaatselijke Schengensamenwerking

–Lid 1 is anders geformuleerd om het verplichte karakter van de plaatselijke Schengensamenwerking (PSS) te verduidelijken.

–Krachtens lid 1 bis (een wijziging van het oude lid 1, eerste zin en het bepaalde onder a) en b)) moet de PSS zorgen voor de voorbereiding van geharmoniseerde lijsten van bewijsstukken, en van de plaatselijke tenuitvoerlegging van het cascade-systeem voor meervoudige inreisvisa.

–Lid 2 wordt geschrapt en de inhoud ervan wordt opgenomen in lid 1 bis.

–Krachtens lid 3, onder a), moeten nu driemaandelijks (in plaats van maandelijks) statistieken over visa op lokaal niveau worden opgesteld.

–In lid 3, onder b), komt nu beter uit de verf welke aspecten in het kader van de PSS moeten worden besproken (en beoordeeld).

–Lid 6 bis bepaalt dat de Commissie uit de jaarverslagen die in het kader van de verschillende PSS-verbanden worden opgesteld, één jaarverslag distilleert en dit toezendt aan het Europees Parlement en de Raad.

–Artikel 50 vervalt als gevolg van de schrapping van de bijlagen VII, VIII en IX. De overige bijlagen zullen worden gewijzigd na een volledige wetgevingsprocedure.


Artikelen 50 bis en 50 ter – Bevoegdheidsdelegatie en urgentieprocedure

–Deze artikelen zijn ingevoegd in verband met artikel 290 VWEU.


Artikel 51 – Instructies voor de praktische toepassing van de visumcode

–Dit artikel is gewijzigd in verband met het bepaalde in artikel 52, lid 2.


Artikel 52 – Comitéprocedure

–Dit artikel is vervangen in verband met de bepalingen inzake de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011.

Artikel 2 – Monitoring en evaluatie

Dit artikel bevat standaardbepalingen inzake monitoring en evaluatie van rechtsinstrumenten.

5.

Artikel 3 - Inwerkingtreding


–Leden 1, 2 en 4: dit zijn de standaardbepalingen over inwerkingtreding en rechtstreekse toepasselijkheid. De verordening wordt met ingang van [zes maanden] na de inwerkingtreding toegepast.

6.

Bijlagen


–Bijlage I (aanvraagformulier) is vervangen om de inhoud ervan te vereenvoudigen en te verduidelijken.

–Bijlage V (door derde landen afgegeven verblijfstitels die de houders ervan vrijstellen van de transitvisumplicht voor luchthavens) is vervangen door actuele informatie.

–Bijlage VI (standaardformulier voor kennisgeving en motivering van het weigeren, nietig verklaren of intrekken van een visum) biedt nu ruimte voor meer gedetailleerde informatie over de weigeringsgronden en de procedures voor het instellen van beroep tegen een negatieve beslissing.

–De bijlagen VII, VIII en IX zijn geschrapt.

–Bijlage X (lijst van minimumvoorschriften die moeten worden opgenomen in het rechtsinstrument indien met externe dienstverleners wordt samengewerkt) is vervangen en bevat nu meer details met betrekking tot bepaalde aspecten die in het rechtsinstrument moeten worden opgenomen.